Pier_Luigi_Pizzi

Anna Caterina Antonacci: more then a diva in just two of her roles

© Askonaz Holt

CARMEN

Francesca Zambello


It happened to me in 2011, when the BBC brightened up a dull Christmas afternoon with an opera transmission from London’s Covent Garden. Carmen.  I got hooked. Antonio Pappano is an impassioned conductor and whips up the Royal Opera House orchestra to unprecedented heights, but this time my knocked-out feeling was caused by the unusually exciting direction and the phenomenal lead performers.

Francesca Zambello does not shy away from a lot of sentiment and provides a blatantly realistic spectacle, without updates and concepts. The action actually takes place in Seville and the eye is treated to a beautiful choreography and stunning costumes.

Anna Caterina Antonacci is a very spunky and sexy Carmen, very defiant but also confident and proud. Her gorgeous black eyes spit fire, and her beautiful appearance and great acting talent do not hide the fact that she can also sing: her powerful voice has a range of emotions. All in all: a real tragédienne. A real Carmen.



Ildebrando D’Arcangelo is a fantastic, virile Escamillo. His entrance on the big black horse is truly spectacular.


Jonas Kaufmann is easily one of the best José’s  I have ever experienced in my life. His spinto tenor sounds phenomenal in all registers, nowhere exaggerated and lyrical and whispery where necessary. He cannot be outdone as an actor either, and his more-than-attractive looks we’ll take as a bonus. You surely know by now: you must have this Carmen!

Trailer:


Adrian Noble



Carmen by Bizet, conducted by Sir John Eliot Gardiner Gardiner… who would have thought it possible? And yet it makes more sense than you think. Because with the 2009 performance, Gardiner brought the opera back to the site of its world premiere and the orchestra played the work with the instruments of that time.

Adrian Noble’s (brilliant!) direction is mainly focused on the characters, the staging is highly illustrative and the libretto is closely followed. It is realistic, beautiful and exciting. The unified décor is adapted to each scene, making you feel like you are actually present in all these different locations.

The voices are on the small side, but I don’t think that was a problem at the time at the Opéra Comique in Paris, let alone on DVD.

Andrew Richards is not the best José ever, but his interpretation of the role is phenomenal. He begins as a nice and very cuddly stranger and ends up as a kind of Jesus, with delusion in his eyes.

Unfortunately, Nicolas Cavallier (Escamillo) does not have enough sex appeal for a macho toreador, but he compensates a lot with his beautiful singing.



Anna Caterina Antonacci is one of the best Carmens these days. Beautiful, sexy, challenging and nowhere vulgar. Her deep, warm voice has all the colours of the rainbow.
Gardiner clearly feels inspired. His tempi are dizzying at times.


HANS HEILING



It was some 20 years ago that I, somewhat hesitantly, started to watch Hans Heiling. Never before did I hear the opera, let alone see it. From Heinrich Marschner I only knew Les Vampyrs. And, besides, I was a bit afraid of the production. After all the hassle with the ballet in most of the opera’s Pier Luigi Pizzi directed, I feared the worst. Well, that was a surprise! I immediately recognized Pizzi: his predilection for colour (mainly red in all its shades), excesses and physicality was evident here too, but it really worked here.

Hans Heiling (Jan Svatos in Czech) was a legendary king of spirits; his name is often found in Czech and German legends. He falls in love with an earthly girl and swears off his magic power to marry her.

However, she is in love with an ordinary boy and rejects him. Disillusioned (“only a human can try his luck on earth”) Heiling returns to his underground kingdom. A male equivalent of Rusalka, but without the tragic end.

There is insanely good singing and acting, there is not a single weak role. I already knew how formidable Anna Caterina Antonacci can be, but the (also to the eye) very attractive Markus Werba was a true discovery. Very exciting and dazzling. Recommended.

Over ongelovigen en het bedrog: Meyerbeers Il crociato in Egitto

Tekst: Peter Franken

Set design for act 1, scene 3, La Scala, Milan (1826) by Alessandro Sanquirico

Het label Dynamic scoort al jaren hoge ogen waar het gaat om de uitgave van onbekende opera’s die ooit succesvol zijn geweest. Il crociato in Egitto, een in vergetelheid geraakt werk uit 1823, past prima in die rij die door vele liefhebbers wordt gekoesterd.

Decorat (1824) de Francesco Bagnara pour Il crociato in Egitto (Acte II, escena 4)

Wie zegt Meyerbeer zegt  Grand Opéra, althans zo verging het mij tot ik op dit relatief vroege werk stuitte dat de afsluiting vormt van Meyerbeers Italiaanse periode. Il crociato in Egitto leunt muzikaal op de barok waar het eindeloze aria’s met een overmaat aan volstrekt onnodige coloraturen betreft. De opera verscheen echter in de periode dat Rossini met zijn historische opera’s Maometto Secondo en Semiramide kwam. En in die trend past Meyerbeers creatie perfect waar het gaat om de overige muzikale aspecten en vooral ook de keuze van het onderwerp.

De opera bestaat uit twee aktes en verhaalt over het wel en wee van kruisvaarders en hun eeuwige tegenstrevers de Mohammedanen, twee partijen die elkaar ‘infidels’ plegen te noemen. Uiteraard zit er wel een stukje persoonlijk drama in maar daarmee voldoet het libretto nog lang niet aan het formaat van de grand opéra, het genre waaraan Meyerbeer zijn blijvende roem dankt. Al was het maar omdat het verplichte grote ballet ontbreekt en dat het goed afloopt met het liefdespaar.

Centraal staat het personage Elmireno, een kruisridder waarvan wordt aangenomen dat hij in de strijd tegen sultan Aladino op de kust voor Damietta is gesneuveld. Hij was echter niet dood en heeft zich op wonderbaarlijke wijze weten in te dringen in die vijandelijke omgeving en is als een soort Mozes de favoriet en belangrijkste legeraanvoerder van de sultan geworden. Die ziet hem als zijn zoon en hij is voorbestemd Aladino op te volgen. Uiteraard zal hij dan trouwen met diens dochter Palmide.

Dat huwelijk liet zo lang op zich wachten dat Elmireno en Palmide er alvast een voorschot op hebben genomen. Ze zijn in het geheim getrouwd volgens de christelijke rite en hebben een zoontje van een jaar of drie dat buiten het oog van de wereld in de harem leeft en door alle vrouwen wordt gekoesterd.

Engraved portrait showing the singer Signor Velluti as Armando in Il Crociato in Egitto (The Crusader in Egypt), by Giacomo Meyerbeer (1791– 1864) , with a libretto by Gaetano Rossi (1774 – 1855), ca.1828. Harry Beard Collection.

Elmireno is in werkelijkheid Armando d’Orville, de favoriete neef van Adriano di Montfort,  het hoofd van de Ridders van Rhodos en voorbestemd hem op te volgen. Hij heeft voor hij uit de Provence vertrok een trouwbelofte gedaan aan zijn geliefde Felicia. Die heeft zich inmiddels bij Adriano in Rhodos gemeld en gaat gekleed als kruisridder.

Als Adriano zich met een gevolg van kruisridders waaronder Felicia meldt in Damietta voor een vredesmissie zijn de rapen gaar voor Elmireno alias Armando. Hij heeft zo ongeveer alles en iedereen bedrogen: de sultan Aladino, diens dochter Palmide, zijn verloofde Felicia en zijn oom Adriano. Verder leeft hij als moslim in het paleis van de sultan en is dus in de ogen van de kruisridders ook nog eens een afvallige.

Dat is geen situatie waaruit iemand zich op eigen kracht kan bevrijden. De enige mogelijkheid is om ’eervol’ zelfmoord te plegen of hopen dat zowel Aladino als Adriano hem opnieuw in genade aannemen, iets dat volledig tegenstrijdig is maar uiteindelijk na veel verwikkelingen en eindeloos durende aria’s toch gebeurt. De opera duurt in totaal ruim 200 minuten en gaat goed beschouwd nauwelijks ergens over. Maar muzikaal zijn er mooie momenten en in twee sessies op achtereenvolgende dagen is het beslist een aardige tijdbesteding de dvd’s eens af te spelen.

De opname komt uit 2007 en is gemaakt in Teatro la Fenice in Venetië. Het is een productie van Pier Luigi Pizzi die behalve voor de regie ook verantwoordelijk was voor de kostuums en de decors. Het ziet er smaakvol uit en Pizzi weet uit de schaarse handelingsmomenten nog wel de nodige actie te destilleren. Het blijft natuurlijk vreemd dat twee groepen elkaar met de dood bedreigen en dan gewoon het toneel aflopen zonder dat er iets gebeurt.

Elmireno wordt gezongen door ‘male soprano’ Michael Maniaci, uitstekend gedaan maar ik hou er niet van, zo’n kerel die een hoge stem opzet. Naar verluidt stond Meyerbeer op deze casting en was hij not pleased toen de rol bij een herneming werd gezongen door een tenor.

Degene die het meeste baat heeft bij de keuze van de componist is Adriano d Montfort. Die rol is nu de belangrijkste tenor partij en Fernando Portari maakt er iets moois van.

De rol van sultan Aladino is natuurlijk een bas. Hij heeft een klein groepje kruisvaarders in zijn macht en kan beschikken over leven en dood. Verder is hij een Mohammedaan en dus van de tegenpartij in de ogen van het 19e eeuwse publiek. Marco Vinco overtuigt door zijn zang en de boze blik die hij alles en iedereen toewerpt. Het libretto geeft hem nauwelijks ruimte om te acteren, daar moeten we het dus maar mee doen.

En dan de vrouwen. Coloratuursopraan Patrizia Ciofi is in haar element in de rol van de bedrogen Palmide maar mijn voorkeur gaat uit naar mezzo Laura Polverelli en niet alleen omdat ze zo’n mooie naam heeft. Ze weet vrij goed raad met de coloraturen waarmee Meyerbeer ook Felicia heeft opgezadeld maar overtuigt vooral in de rest van haar optreden. Ook acterend is haar nog wel het een en ander vergund, haar personage laat zelfs enige ontwikkeling zien.

De overige rollen zijn goed bezet, vooral die van Osmino die ook een oogje heeft op Padina, gezongen door tenor Iorio Zennaro. Koor en orkest van La Fenice staan onder leiding van Emmanuel Villaume.

Drie versies van Il crociato in Egitto

Waarom wordt Maometto secondo niet vaker uitgevoerd? | Basia con fuoco

Rossini’s Semiramide in Antwerpen 2010: waar de opera niet over gaat | Basia con fuoco

TOP-6 VAN 2024 VAN PETER FRANKEN

Kosky maakt een spannend avond van Il trittico

Hoewel Puccini’s drieluik Il trittico bestaat uit volledig op zichzelf staande eenakters doen veel regisseurs een poging er een verbindend element aan toe te voegen. Dood als rode draad ligt voor de hand maar ook verlangen speelt in alle drie een grote rol. Barrie Kosky heeft daar in zijn productie voor DNO nadrukkelijk van afgezien en vat de drie korte opera’s op als afzonderlijke gerechten in een drie gangen menu. Niettemin wordt, met kleine variaties, steeds hetzelfde decor gebruikt: twee hoge wanden die onder een hoek toneelbreed staan opgesteld.

Geslaagde Rossini double bill van Opera Zuid

Voor de pauze La scala di seta en erna Il Signor Bruschino, allebei opera’s uit Rossini’s vroege periode maar toch ook betrekkelijk kort voor zijn eerste grote succes Un Italiana in Algeri.

Beide stukken hebben een geijkte handeling: geheime liefdesrelaties, opdringerige voogden die een meisje willen uithuwelijken, persoonsverwisselingen en veel verstopwerk. Een klucht als het Franse toneelstuk Boeing Boeing komt aardig in de buurt. Muzikaal wordt het door Rossini in een fris jasje gezet, leuk om naar te luisteren zonder ook maar een moment te beklijven. Aansprekende solostukken ontbreken, die kwamen pas later in zijn carrière.

Prachtige Favorite uit Teatro Donizetti

Uit Teatro Donizetti in Bergamo komt een nieuwe opname die daar in 2022 is gemaakt. De Bluray verscheen in 2023 op het label Dynamic, zo langzamerhand de plek waar je als operaliefhebber het eerste gaat zoeken naar iets bijzonders.

Donizetti’s opera La favorite, geschreven voor Parijs in 1840, past goed in het genre ‘Grand Opéra’ dat toen de maat aller dingen was. Het werk bestaat weliswaar uit vier aktes in plaats van de gebruikelijke vijf, maar de thematiek past volledig binnen de traditie.

Cilea’s ‘Gloria’ op Bluray: een wereldpremière

Francesco Cilea (1866-1950) schreef vijf opera’s waarvan alleen de laatste drie enige bekendheid genieten. ‘L ’Arlesiana’ ging in 1897 in première en onderging daarna twee revisies, de laatste in 1937. Daarna volgde Cilea’s succesnummer ‘Adriana Lecouvreur’ (1902) en zijn laatste opera werd ‘Gloria’. De première was in 1907 en in 1932 publiceerde de componist een herziene versie waarvan in 2024 een opname op Bluray is verschenen. Het betreft een voorstelling uit 2023 in het Teatro Lirico di Cagliari. Het is opvallend hoeveel bijzondere opnames er de voorbije jaren in dat provinciale theater zijn gemaakt. Het is zo ongeveer de hofleverancier voor het label Dynamic.

Respighi’s Maria Egiziaca is een juweeltje

Na het succes van zijn grote opera La Campana Sommersa (1927) schreef Respighi een

theaterwerk met een wat onbestemde vorm. Maria Egiziaca heeft als ondertitel ‘Mysterie in drie aktes’ en houdt het midden tussen een oratorium en een opera. Aangezien de inhoud voldoende aanknopingspunten biedt voor een scenische uitvoering kreeg het werk na de première in concertvorm (New York 16 maart 1932) als snel een geënsceneerde première in Teatro Goldoni te Venetië, op 10 augustus 1932. Het werk stond op het programma van het Internationale Festival van Moderne Muziek. In maart 2024 ging Maria Egiziaca in het Teatro Malibran in Venetië als onderdeel van de programmering van Teatro Fenice. Het betreft een productie van Pier Luigi Pizzi die op 94-jarige leeftijd nog weer eens liet blijken waar hij zijn grote reputatie in de operawereld aan te danken heeft. De opname van de voorstelling op 10 maart 2024 is door Dynamic uitgebracht op dvd, een scenische wereldpremière op video.

Respighi’s Maria Egiziaca is een juweeltje

Tekst: Peter Franken

Na het succes van zijn grote opera La Campana Sommersa (1927) schreef Respighi een theaterwerk met een wat onbestemde vorm. Maria Egiziaca heeft als ondertitel ‘Mysterie in drie aktes’ en houdt het midden tussen een oratorium en een opera.

Porto di Alessandria, grotta dell’ abate Zosimo, porta del Tempio di Gerusalemme; Autore: Nicola Benois

Scènefoto van de première

Aangezien de inhoud voldoende aanknopingspunten biedt voor een scenische uitvoering kreeg het werk na de première in concertvorm (New York 16 maart 1932) al snel een geënsceneerde première in Teatro Goldoni te Venetië, op 10 augustus 1932. Het werk stond op het programma van het Internationale Festival van Moderne Muziek.

In maart 2024 ging Maria Egiziaca in het Teatro Malibran in Venetië als onderdeel van de programmering van Teatro Fenice. Het betreft een productie van Pier Luigi Pizzi die op 94-jarige leeftijd nog weer eens liet blijken waar hij zijn grote reputatie in de operawereld aan te danken heeft. De opname van de voorstelling op 10 maart 2024 is door Dynamic uitgebracht op dvd, een scenische wereldpremière op video.

Jacopo Tintoretto: Santa Maria Egiziaca

Librettist Claudio Guastalla baseerde zich op het leven van de legendarische heilige Maria van Egypte die geleefd zou hebben eind 5e en begin 6e eeuw. In de door Sophronius van Jerusalem in de 7e eeuw geschreven hagiografie wordt verteld dat ze als meisje van 12 wegliep van huis en gedurende 17 jaar in Alexandrië een uiterst losbandig leven leidde. Ze prostitueerde zichzelf uit een onverzadigbaar verlangen naar seksuele bevrediging zonder daar geld voor te vragen. Met bedelen en het spinnen van vlas hield ze zichzelf in leven. Omdat ze Alexandrië beu is en op de mannen daar is uitgekeken onderneemt ze een ‘anti-pelgrimage’ naar Jeruzalem. Dus niet met een religieuze bedoeling maar om te profiteren van al die pelgrims die daar op hoogtijdagen verblijven. Je krijgt de indruk dat Maria een nymfomane is.

Het libretto volgt Maria’s vermeende levensloop vrijwel op de voet. We zien haar bij aanvang aan de kade in Alexandrië, verlangend uitkijken over het water. Ze raakt in gesprek met een pelgrim die op het punt staat om naar Jeruzalem te vertrekken en geeft aan dat ze dat ook wel wil maar geen geld heeft om de reis te bekostigen. Maria gaat er echter van uit dat ze haar lichaam wel zal kunnen inzetten als betaling voor de overtocht, dit tot afgrijzen van de pelgrim die haar vervloekt en maakt dat hij weg komt.

Als Maria een schipper benadert toont hij geen interesse. Maar met al haar ervaring om willekeurig welke man die op haar pad komt te verleiden weet ze hem en zijn bemanning met gemak op andere gedachten te brengen. Wat wil je nog meer? Een scheepshoer aan boord die je alleen kost en inwoning hoeft te verschaffen.

Trittico con angeli, bozzetto per Maria Egiziaca (1931). Archivio storico Ricordi

Eenmaal in Jeruzalem gaat Maria op zoek naar nieuwe veroveringen. Dat brengt haar als vanzelf bij de Heilig Grafkerk, de plek waar pelgrims samen drommen. Als ze er naar binnen wil gaan houdt een onzichtbare kracht haar tegen. Ze ervaart een vluchtig beeld van een engel en zakt ineen bij de deur. Het is een keerpunt in haar leven en ze besluit boete te doen om haar zielenheil veilig te stellen.

Wat volgt is een leven van tientallen jaren als woestijnheilige waarin ze leeft van wat het dorre land haar biedt. Als ze haar einde voelt naderen zoekt ze de bewoonde wereld op en komt daar bij de Abt Zosimo. Ze roept hem van een afstand en waarschuwt dat ze naakt is. Hij werpt haar zijn mantel toe en ze praten verder. Tot slot geeft hij haar absolutie waarna ze sterft in het graf dat hij voor zichzelf had bedoeld. Zoals het de hagiografie van een katholieke heilige betaamt doorloopt Maria het gehele spectrum van opperste verdorvenheid via uitputtende penitentie tot volledige absolutie, een waar voorbeeld voor gevallen vrouwen en zij die op het punt staan te tuimelen.

Pizzi is zoals gebruikelijk verantwoordelijk voor de gehele productie: regie, decors en kostuums. Alleen de fraaie goed gedoseerde videobeelden komen niet voor zijn rekening maar zijn van Fabio Barettin. De eerste akte toont een gestileerde kade met een videobeeld van water op de achtergrond. Een overmaatse roeiboot suggereert een zeewaardig zeilschip. In de tweede akte maakt de zee plaats voor een groot kruis als achtergrond. Later ook beelden van zwevende objecten en vuurverschijnselen. In de derde akte is het toneel vrijwel leeg met een woestijn als aanvullend beeld.

De kostuums zijn zeer goed gekozen. Pelgrim en abt in lange witte gewaden, zeelui in zwarte pakjes met blote benen. Maria draagt in de eerste akte een lange groene jurk met een split tot boven aan haar dijen waardoor ze haar benen goed kan gebruiken in de verleidingsscène. In de tweede akte gaat ze in een wit gewaad, nog steeds met split. Ze is immers nog steeds op oorlogspad. In de derde akte komt ze op gehuld in een badhanddoek, naaktheid suggererend. Het oogt allemaal weldoordacht, zonder onnodige franje en esthetisch geheel verantwoord.

Het werk kent twee symfonische tussenspelen die Pizzi benut om een ballet in te lassen. Het eerste tussenspel laat een ballerina als dubbel voor Maria participeren in een seksuele ontmoeting met twee zeelui. Het waren geen loze beloften die ze deed om aan boord te komen.

Het tweede tussenspel toont opnieuw de ballerina, aan de waterkant van wat vermoedelijk de Jordaan voorstelt. Ze is naakt en besprenkelt zichzelf met water, een doopritueel. Op zijn oude dag heeft Pizzi in Maria Novella Della Martira een nieuwe danseres gevonden die qua uiterlijke schoonheid niet onderdoet voor zijn vroegere favoriet Letizia Giuliani.

Alles draait natuurlijk om Maria en die rol is toevertrouwd aan sopraan Francesca Dotto. Behalve naar haar kwaliteiten als zangeres zal Pizzi bij het besluit om haar te casten beslist ook naar haar uiterlijk hebben gekeken: ‘she looks the part’. Dotto speelt haar personage als een seksueel roofdier dat op geoefende wijze een voor een de bemanningsleden om haar vinger windt. Intussen zingt ze op onberispelijke wijze de begeleidende sensuele teksten.

In de tweede akte treft ze een leproos, een bedelaar en een blinde vrouw. Bij de Grafkerk stuit ze op diezelfde pelgrim van het begin die haar opnieuw vervloekt. Dotto laat haar zelfverzekerde houding langzaamaan varen en geeft tegen het einde van de akte goed vorm aan haar mentale instorting. In de derde akte is ze een wijze oude vrouw die haar einde velt naderen. Alle drie die aspecten van haar Maria weet Francesca wonderwel te tonen, haar optreden is een kunststukje en draagt de voorstelling.

De kleinere rollen komen voor rekening van Simone Alberghini (pelgrim, Zosimo), Vincenzo Constanza (schipper, leproos) Michele Galbiati (matroos), Luigi Morassi (matroos, bedelaar), Ilaria Vanacore (blinde vrouw, stem van een engel) en William Corro (stem uit de zee).

Orkest en koor van La Fenice staan onder leiding van Manlio Benzi. De partituur doet zowel recht aan Respighi’s reputatie als symfonicus en als operacomponist. Benzi laat beide aspecten volledig tot hun recht komen.

Deze opname is een absolute aanrader, een rariteit maar wat voor een. Het wachten is nu op Respighi’s laatste grote opera La Fiamma. Christof Loy regisseerde dit werk in het najaar van 2024 in Deutsche Oper Berlin. Een opname daarvan zal te zijner tijd op dvd worden uitgebracht, zo heeft DOB laten weten. Ik kijk er naar uit.


Productiefoto’s: © Roberto Moro.

Complete opname van de opera op Hungaroton:

Erkend Europa in de hoofdrol

Tekst: Peter Franken

Antonio Salieri (175-1825) schreef meer dan veertig opera’s, lange tijd allemaal vergeten. Nadat Salieri als persoon weer enigszins in de belangstelling kwam te staan zijn er voorstellingen geweest van zijn opera’s Tarare en Falstaff, beiden op dvd verkrijgbaar. Inmiddels is daar een derde bijgekomen: Europa riconosciuta.

Poster van de première bij de inauguratie van La Scala op 3 augustus 1778

Dit werk werd in 1778 geschreven ter gelegenheid van de opening van het Nuovo Regio Ducal Teatro di Milano, tegenwoordig La Scala. Sindsdien werd het nooit meer opgevoerd.

Riccardo Muti besloot in 2004 de opera nieuw leven in te blazen ter gelegenheid van de heropening van de Scala, nadat het theater een aantal jaren gesloten was geweest in verband met een grondige renovatie. Vreemd genoeg heeft het twaalf jaar geduurd voordat de opname van die première op dvd werd uitgebracht.

Dat Europa riconosciuta (‘Europa erkend’) meer dan twee eeuwen veronachtzaamd is, heeft niets te maken met de kwaliteit van het werk. Het is een uiterst fraai voorbeeld van een klassieke opera seria met een mythologisch thema, zoals er zo veel zijn geschreven. Maar om het goed te bezetten is een heksentoer. De muziek is geschreven voor twee coloratuursopranen, de koninginnen Semele en Europa, die allebei in staat moeten zijn tot vocale acrobatiek van de hoogste orde, met een F en voor Europa zelfs een hoge G als topnoot.

Riccardo Muti zou vermoedelijk nooit zijn plan om de opening van 1778 te emuleren hebben doorgezet als hij niet had kunnen beschikken over iemand als Diana Damrau voor de rol van Europa. Als Semele werd de toen nog zeer jonge Désirée Rancatore aangetrokken, en ook hierin had Muti een gelukkige hand.

De oorspronkelijk voor castraat geschreven partijen van Asterio en Isséo werden heel mooi vertolkt door respectievelijk de mezzosopranen Genia Kühmeier en Daniela Barcellona. Giuseppe Sabbatini vertolkte de rol van ‘bad guy’ Egisto, met een bijna baritonale laagte in de passages waarin zijn minder prettige karakter doorklinkt.

“The Abduction of Europa” by Johann Heinrich Tischbein the Elder (1722–1789)

In de Griekse mythologie is Europa een Fenicische prinses die door Zeus – in de gedaante van een stier – wordt ontvoerd naar Kreta, waar zij hem twee kinderen baart. Wat aardser is de operaversie, waarin Europa wordt ontvoerd door koning Asterio, die haar meeneemt naar zijn rijk op Kreta, daar met haar trouwt en een zoontje bij haar krijgt.

De problemen ontstaan als het koppel terugkeert naar Fenicië om Europa’s rechten op de troon op te eisen. Die zijn inmiddels overgegaan op haar nicht Semele, die haar positie wil versterken door de veldheer Isséo naast zich te plaatsen als koning. Het geval wil echter dat Isséo en Europa op het punt stonden te trouwen toen zij ontvoerd werd. Het weerzien leidt tot veel problemen, waar Egisto, een andere Fenicische veldheer, een slaatje uit probeert te slaan.

‘Va coll’aura scherzando’:  Desirée Rancatore (Semele) en Giseppe Sabbatini (Egisto):

Europa geeft Isséo te kennen dat hij haar uit zijn hoofd moet zetten en met Semele moet trouwen. Als hij aarzelt, maant zij hem zich te vermannen en een voorbeeld aan haarzelf te nemen. Zij heeft zich geschikt in haar lot, heeft trouw gezworen aan haar echtgenoot en is nu moeder van diens kind. Maar als Isséo afdruipt, laat Europa haar werkelijke gevoelens zien in de aria ‘Numi, respiro… Ah, lo sento’. Dit is een absolute showstopper, op zich al voldoende reden om deze dvd aan te schaffen.

Aangezien er bij de feestelijke opening van het seizoen, tevens heropening van het theater, liefst ook een rol moest zijn weggelegd voor het ballet van La Scala werd aan het einde van de eerste akte een groot dansnummer ingelast.

Gedurende bijna twintig minuten was een omvangrijk corps de ballet in fantasiekleding – eind achttiende eeuw, met Grieks ogende hoofdtooi – te zien, gevolgd door een optreden van twee solisten. Niet onaardig, maar zonder enige relevantie met de opera. Hiervoor was balletmuziek opgediept die Salieri ooit voor een andere gelegenheid had gecomponeerd.

De regie van deze productie was in handen van Luca Ronconi. De decors en kostuums waren ontworpen door Pier Luigi Pizzi. Pizzi had ruim gebruikgemaakt van de nieuwe technische mogelijkheden die het theater bood na de renovatie. Al met al zijn er zo’n twintig scènewisselingen bij geopend doek, allemaal heel snel en feilloos uitgevoerd.

Tijdens de ouverture is een schip te zien dat in tweeën splijt, een metafoor voor schipbreuk. Verder zijn er veel gesloten trappen op beweegbare plateaus. In de tweede akte is er als achtergrond een stellage met open trappen tegen de achterwand.

Alle hoofdfiguren zijn schitterend gekleed, waarbij Semele als regerend koningin wordt verwend met meerdere glitterjurken, bij elke verschijning weer een andere.

Het koor en het orkest gaven onder leiding van Muti de solisten de noodzakelijke ondersteuning. Het publiek reageerde luidruchtig enthousiast. Niettemin is sindsdien van Europa riconosciuta niets meer vernomen, tot deze dvd door Erato werd uitgebracht. Een mooie gelegenheid om met het werk van Salieri nader kennis te maken. 

Thaïs or how the whore of Babylon became the saint


Who does not know ‘Méditation’, the sentimentally sweet but oh-so-beautiful piece of violin music? Most often it will make you cry.

Méditation in Josef Hassid’s performance:



However, not many people have ever heard, let alone seen, the opera in which this piece acts as a kind of interlude in the second act.



Recordings of the complete work are still scarce, I only know of three myself (with Anna Moffo, Beverly Sills and Renée Fleming), of which the one with Sills, Sherrill Milnes and Nicolai Gedda (Warner 0190295869069) is dearest to me.

Below Beverly Sills and Sherrill Milnes in the final scene of the opera:



Pier Luigi Pizzi’s production from La Fenice had previously been released on CD and I found it particularly strong musically and mainly vocally. I was therefore particularly curious as to whether the visuals added anything to it on Dynamic’s DVD. To which I can now say a resounding “yes”.



The sets are sparse, yet the stage seems to be completely full of them. Because of the colours (with very predominant red) perhaps, but also because of the dominant place they occupy on stage. For instance, Thaïs’ rose-covered bed, on which she – as if she were the Venus of Urbino or one of the versions of Danaë, also by Titian – lies very voluptuously. This bed is very prominently in the centre of the stage.



In the third act, when the fun life has ended and the penance begins, the roses are nowhere to be seen (a bed of thorns?) and her posture is as chaste as her white robe.



The costumes are a story apart: very opulent, oriental and barely concealing. Eva Mei doesn’t go as far as her colleague Carol Neblett, who went completely out of her clothes in New Orleans in 1973, but her see-through little nothing of a dress, from which her breasts keep escaping almost unnoticed, leaves nothing to the imagination.

Perhaps she was inspired by the very first Thaïs, Sybil Sanderson, whose breasts were also ‘accidentally’ visible during the premiere performance in 1894? Then again, it is all about the greatest (and most beautiful) courtesan in Alexandria!

Eva Mei is very virtuoso and very convincing as Thaïs . So is Michele Pertusi as Athanael. There is a lot of ballet, though. Also where it really shouldn’t be, which is very distracting at times.




Thaïs from Toronto: unearthly beautiful orchestral playing




Recordings of Thaïs are still scarce so any new releases are more than welcome. Especially if the performance is good, and this new recording on Chandos most certainly is. At least: to some extent.

The Toronto orchestra sounds so incredibly beautiful that you cannot help falling in love with it. Sir Andrew Davis truly extracts the impossible from his musicians: I have not heard the score performed so beautifully before. The pianissimi, the way they manage the quiet passages to perfection, the subcutaneous tension. Hats off! Hats off also to the violinist who manages to add new layers to the ‘Meditation’. So beautiful!

Unfortunately, the singers lag a bit behind. Erin Wall is a beautiful soprano with a crystal-clear voice, but a ‘Whore of Babylon’? More like a rather childishly naive girl.

Joshua Hopkins has the right voice for Athanael but he goes the wrong way when it comes to ‘earthly desires’. Andrew Staples is a good Nicias but he too fails to fully convince me.


s

Annemarie Kremer is een Violanta uit duizenden

Tekst: Peter Franken

Korngold schreef deze eenakter toen hij pas 18 jaar was en het werk werd bij de première in 1916 zeer goed ontvangen. Vier jaar later kwam het echt grote succes in de vorm van Die tote Stadt, de opera waaraan Korngolds naam voor altijd verbonden zou blijven.

De muziek van Violanta wijst nadrukkelijk vooruit naar Die tote Stadt maar er zijn beslist ook al orkestrale passages in te horen die later vooral met filmmuziek zouden worden geassocieerd. Niet een grote carrière in Wenen maar in Hollywood stond voor deze wonderboy kennelijk in de sterren geschreven.

Van de voorstellingenreeks in januari 2020 in Teatro Regio Torino werden opnamen gemaakt die door Dynamic op Blu-ray zijn uitgebracht. Kremer overtuigt als titelheldin in deze vroege Korngold.

De vocale lijnen liggen gemakkelijk in het gehoor maar zijn zo geschreven dat zelfs iemand als Annemarie Kremer die er vaak genoeg blijk van heeft gegeven de hoogte niet te duchten bij vlagen behoorlijk moet forceren. Kennelijk heeft de jonge Korngold hier iets teveel de oren laten hangen naar een werk als Elektra. In Die tote Stadt behandelt hij zijn solisten in elk geval een stuk vriendelijker.

Violanta gaat over een lover boy die vrouwen in het verderf stort in het Italië van de 17e eeuw. Deze Alfonso is de bastaardzoon van de koning van Napels die zichzelf als het ware heeft moeten opvoeden nadat zijn moeder in het kraambed stierf.

Hij heeft een ongelukkig leven geleid en is op zoek naar ware liefde maar in de tussentijd vult hij zijn bestaan met ‘lege seks’. Violanta’s zuster Nerina die als novice in een klooster zat is door Alonso verleid waarna ze zichzelf heeft verdronken.

Tijdens het carnaval in Venetië weet Violanta de daar aanwezige Alonso weg te lokken uit een zwerm vrouwen en hem incognito een afspraak voor die avond bij haar thuis te geven. Ze haat Alonso tot in het merg en wil hem door haar man Simone laten doden. Maar tegelijkertijd vreest ze een mogelijke omslag in haar gevoelens, liefde en haat zijn beiden irrationeel en zodoende inwisselbaar als intiem contact zijn intrede doet.

En dat is precies wat er gebeurt. Alfonso vertelt zijn tranentrekkende verhaal en zij gaat door de knieën, ook al omdat haar leven als oppassende nette vrouw van een hooggeplaatste officier leeg en ongelukkig is.

Annemarie Kremer en Norman Reinhardt in ‘Reine Liebe’:

Als haar man Simone op het afgesproken teken binnenkomt om Alfonso aan het zwaard te rijgen, vangt ze de klap voor hem op. Stervend bedankt ze haar echtgenoot dat hij haar weer tot zijn vrouw heeft gemaakt, keurig en net zoals het hoort, liever dood dan geschonden. Alfonso kijkt het even aan en verwijdert zich dan stilletjes.

Pier Luigi Pizzi neemt zoals gebruikelijk niet slechts de regie maar de gehele productie voor zijn rekening. De enscenering komt overeen met de ontstaansperiode van de opera, aanvang 20e eeuw. Fraaie kostuums en een decor met veel toneelrood waarin een brede rode sofa het kernpunt vormt.

De blik op Venetië wordt gegeven in de vorm van een grote ronde opening op het achtertoneel. Dat is tamelijk realistisch gedaan, zoals van Pizzi te verwachten, met de suggestie van langsvarende gondels.

De rol van de uiteindelijk toch bedrogen echtgenoot Simone komt voor rekening van de Duitse bariton Michael Kupfer-Radecky, verdienstelijk maar niet bijzonder. Het grote duet ‘Warum sagst du mir das?’ waarin Violanta haar plan ontvouwt en tegelijkertijd haar zorg uitspreekt dat het beoogde slachtoffer misschien al onder haar huid is gekropen, volbrengt hij met moeite. Ja, eigenlijk had Korngold hier misschien beter een tenor voor kunnen schrijven.

Die rol is echter gereserveerd voor de grote verleider met het treurige verhaal. Alfonso wordt bij vlagen erg mooi vertolkt door de Amerikaanse tenor Norman Reinhardt maar ook hij heeft z’n moeilijke momenten.

Overigens is dit een personage waar ik geen moment enige sympathie voor kon opbrengen en dat zegt vooral iets over Violanta.

Deze vrouw is moeilijk te duiden. In een interview wordt Pizzi de vraag gesteld of Freud hier een passende invalshoek kan leveren, waarop hij antwoordt ’laten we die maar niet wakker maken’. Pizzi ziet het niet zo gecompliceerd, Violanta is ongelukkig en daardoor ten minste tijdelijk vrij gemakkelijk van het door haar steeds verkozen rechte pad te brengen.

Kremer staat ongeveer een uur onafgebroken op het toneel en heeft veel te zingen. En dat doet ze uitstekend, ook met prachtig acteerwerk. Dat het hier en daar niet allemaal even mooi klinkt kunnen we haar niet euvel duiden, dat is te wijten aan de onervarenheid van de jonge componist.

Interview met Annemarie Kremer:

Niemand staat boven de wet: I due Foscari van Verdi

Tekst: Peter Franken

Francesco Hayez, L’ultimo abboccamento di Jacopo Foscari con suo padre, il doge Francesco Foscari, (1840). Firenze, Palazzo Pitti

Verdi’s zesde opera had première op 3 november 1844 in Teatro Argentino in Rome. Het libretto van Francesco Maria Piave is gebaseerd op een tragedie van Lord Byron getiteld The two Foscari en is een witte raaf onder de operalibretti uit de 19e eeuw. Het is namelijk niet alleen geloofwaardig maar ook nog eens maatschappelijk relevant. Zoiets treffen we zelden, bij Verdi goed beschouwd alleen nog maar in La traviata.

Michelangelo Grigoletti – Der Doge Francesco Foscari schickt seinen Sohn Giacomo in die Verbannung (“I due Foscari”) – 3040 – Kunsthistorisches Museu

De opera speelt zich af in de 15e eeuw en draait om de geschiedenis van de heersende Doge Foscari die zich gedwongen voelt zijn zoon te veroordelen, niemand staat immers boven de wet.

Vader en zoon Foscari hebben elkaar al een tijd niet meer gezien omdat zoon Jacopo in afwachting van een definitieve veroordeling tijdelijk was verbannen. Nu komt de Raad van Tien bijeen en acht Jacopo schuldig aan moord en illegale contacten met vreemde heersers. De Doge kan alleen nog maar zijn plicht doen door het vonnis uit te spreken. Bij wijze van clementie ziet de Raad af van de doodstraf maar neemt genoegen met definitieve verbanning met achterlating van vrouw en kinderen.

Het hele verhaal loopt op hoofdlijnen in de pas met de gang van zaken in de Republiek Venetië. Op dat punt is de handeling volledig geloofwaardig. De relevantie zit hem in de nadruk die op de juridische onschendbaarheid van de Republiek wordt gelegd en als vanzelf boven het persoonlijk belang van de Doge wordt gesteld. Hij bezit niet de bevoegdheid om gratie te verlenen, zoiets als een ‘presidential pardon’, want dat zou maar tot willekeur en misbruik kunnen leiden.

Anderzijds is de Raad van Tien een staatsorgaan dat de bevoegdheid heeft de doodstraf te eisen. De historie leert dat de Raad een keer een Doge heeft laten executeren. Hier ontbreekt de scheiding van rechtsprekende, wetgevende en bestuurlijke macht waardoor de Raad feitelijk meer macht heeft dan de Doge en op termijn een soort seculiere inquisitie wordt. Parallellen met gebeurtenissen in het heden liggen voor de hand. Dit is een opera die zich als geen ander leent voor een update naar de huidige tijd.

Jacopo doet vergeefs een beroep op clementie maar zijn vader kan hem niet helpen, hij is immers de Doge. En voor de wet is iedereen gelijk, schuldig is schuldig ongeacht positie of familie. Jacopo’s vrouw Lucrezia, zelf afkomstig uit een Dogenfamilie, gaat tot het uiterste om de Raad van Tien en de Doge tot andere gedachten te bewegen maar zonder succes.

Als Jacopo is vertrokken krijgt de Doge kort na elkaar twee berichten. Zijn zoon is vrij snel na de afvaart op zee overleden, de omstandigheden worden niet vermeld. Vervolgens wordt hem een brief bezorgd waarin staat dat een zekere Erizzo op zijn sterfbed de moord heeft bekend waarvan Jacopo werd beschuldigd. Na die twee donderslagen komt de Raad van Tien om het aftreden van de Doge te eisen. Hij heeft rust nodig, kan zich beter terugtrekken en zich bij zijn familie voegen, wat daar nog van resteert. Hem worden de regalia van zijn ambt ter plekke ontnomen. Dat wordt de arme man teveel en hij overlijdt aan geestelijke uitputting.

De productie in de Scala uit 1988 die op dvd is uitgebracht is van Pier Luigi Pizzi en ziet er sober maar stijlvol uit. Pizzi laat de Doge in de openingsscène een lange trap oplopen om zijn troon te bereiken. Het trage tempo laat blijken dat een ambtstermijn van zeven lustra, 35 jaar, de oude Foscari heeft getekend. Komt bij het vroege verlies van drie zonen, Jacopo is als enige nog in leven.

Ook de scène in de gevangenis is effectief vormgegeven, feitelijk alleen een vermoeden van een traliehek als achtergrond. Gondeliers op een niet zichtbare lopende band suggereren de wedstrijd die het decor vormt van het begin van de derde akte.

Pizzi neemt ook de kostuums voor zijn rekening. De Doge in een lange goudkleurige jas met muts, Lucrezia is een chique blauwe jurk, de raadslieden in lange rode jassen. Omdat ze tevens het koor vormen zijn het er overigens wel meer dan tien.

Alberto Cupido is in zeer goede vorm en brengt een fraai gezongen Jacopo. Lucrezia wordt vertolkt door de Amerikaanse sopraan Linda Roark-Strummer. Ze heeft geen enkele moeite met haar partij en haar voordracht klinkt precies zoals je van een operapersonage mag verwachten dat strijdt voor de liefde van haar leven. In dat opzicht heeft deze Lucrezia in het duet met haar schoonvader wel iets van Violetta .

Maar alle aandacht gaat uiteindelijk toch uit naar Renato Bruson als de Doge. Hij acteert zeer geloofwaardig als een oude afgeleefde man, getekend door een lang en zwaar leven. Aanvankelijk laat hij ook zijn stem wat oud klinken, een beetje broos. In zijn woede uitbarsting aan het einde laat Bruson zich echter helemaal gaan, totdat hij het hopeloze van zijn verzet tegen de Raad van Tien inziet en zijn personage bij wijze van spreken voor de ogen van de toeschouwers laat instorten. Zijn overlijden is vervolgens iets waar je op kan wachten, een ander einde is niet meer denkbaar. Bruson maakt hier een hartverscheurende scène van die het sluitstuk vormt van een geweldig optreden.

Renato Bruson zingt “Questa dunque è l’iniqua mercede”

“O vecchio cor, che batti”


Veteraan Gianandrea Gavazzeni heeft de muzikale leiding. Koor en orkest van Teatro alla Scala maken er een mooie Verdi van.

Un giorno di regno

Tekst: Peter Franken

Na het succes van zijn eersteling Oberto ontving Verdi een opdracht van de Scala voor een komische opera. Hij kreeg een bestaand libretto aangeleverd over een edelman die zich tijdelijk moet voordoen als Koning Stanislas van Polen zodat de echte Stanislas veilig naar zijn land kan terugreizen om daar tot koning te worden gekozen door de Diet. We hebben dus feitelijk te maken met een simulant en een pretendent. De simulant gaat geheel op in zijn rol en begint over zijn gastheer, de baron van Kelbar ergens in Bretagne, en diens entourage te regeren alsof zijn macht reëel is en zijn beloften enige waarde hebben.

Een extra complicerende factor is de markiezin van Poggio, de (vroegere?) verloofde van de zogenaamde Stanislas die nog immer op hem verliefd is en maar niet kan begrijpen dat de man van haar keuze voorgeeft haar niet te kennen.

Op zich is dit genoeg materiaal voor een amusante opera, er zijn minstens zo armzalige libretto’s bekend die het succes van het voltooide werk niet in de weg hebben gestaan. Denk bijvoorbeeld aan Rossini’s Le comte Ory en Donizetti’s Don Pasquale. Wel oubollig natuurlijk, zelfs in 1840 toch al wel een beetje uit de tijd. 3

Muzikaal doet de componist hier een grote stap terug. Waar ik in zijn Oberto een echte Verdi meen te horen, zij het met Rossiniaanse invloeden en wellicht ook wel een beetje Donizetti, zijn de rollen hier volledig omgedraaid. Un giorno di regno klinkt als een opera van Rossini waarin we moeten wachten tot de markiezin diep in de tweede akte met haar aria ‘Ma voi tacete’ iets laat horen dat met enige goede wil aan Verdi doet denken.

De muziek is nogal eenvoudig, veel unisono zang van de protagonisten, zelfs regelmatig met een compleet koor van bedienend personeel erbij. Het koppeltje Giulietta en Eduardo zorgt voor extra verwikkelingen, er moet immers te allen tijde een dubbele bruiloft worden gevierd aan het einde van zo’n stuk, en valt muzikaal volledig in de Rossini-Donizetti groef. Die twee zorgen voor de hoge noten in het geheel.

Als onderdeel van het project alle Verdi’s op het toneel te brengen en in 2013 op dvd uit te geven ter gelegenheid van Verdi’s 200e geboortejaar bracht Teatro Regio di Parma dit zelden gespeelde werk in een productie van Pier Luigi Pizzi.

De aandacht gaat hier vooral uit naar de prima donna Anna Catarina Antonacci die het toneel in bezit neemt zodra ze verschijnt. Haar zang is uitstekend maar wat ze extra inbrengt is een onverwacht talent voor

Guido Loconsolo geeft een aardige vertolking van ‘Stanislas’ en krijgt goed tegenspel van Andrea Porta als de baron van Kelbar. Alessandra Marianelli is een prima zingende doortastende Giulietta die door roeien en ruiten gaat om met Eduardo te kunnen trouwen in plaats van met diens gefortuneerde oom. Neef en oom komen voor rekening van respectievelijk Ivan Magri en Paolo Bordogna.

Guido Loconsolo:

Pizzi heeft het gehele project op zich genomen: regie, decors en kostuums, waardoor een consistent geheel is ontstaan. Zijn naam staat bijna garant voor stijlvolle ensceneringen en hij doet die reputatie eer aan. Koor en orkest zijn van Teatro Regio di Parma en Donato Renzetti heeft de muzikale leiding.

De première op 5 september 1840 in de Scala was een flop. Het werk werd direct van het tableau gehaald. In dat opzicht komt het begin van Verdi’s carrière als operacomponist aardig overeen met dat van zijn tijdgenoot Wagner. Diens eersteling Die Feen is al herkenbaar als een echte Wagner. Maar Das Liebesverbot is, in de woorden van Nike Wagner die ik daarnaar vroeg tijdens het Wagnercongres in Amsterdam, een ‘perfecte Lortzing’. En ook die opera kwam niet verder dan de première.

De complete opera staat ook op YouTube:

De Operastudio Nord Rhein Westfalen brengt op 9, 11 en 18 juni een geënsceneerde voorstelling van dit zelden gespeelde werk.

Zie ook:

Un Giorno di Regno – 2022.23 · Musiktheater im Revier (musiktheater-im-revier.de)

Wereldpremière van Mercadante’s Francesca da Rimini

Tekst: Peter Franken

Paolo and Francesca da Rimini by Dante Gabriel Rossetti (1862)

Het verhaal van Francesca da Polenta en Paolo Malatesta is gebaseerd op personages uit de 13e eeuw. Een gangbare versie hiervan gaat als volgt: ‘Guido da Polenta was in oorlog met de familie Malatesta. Toen er vrede werd gesloten, wilde Guido deze consolideren door zijn dochter te laten huwen met de erfgenaam van de Malatesta’s, Giovanni Malatesta (Gianciotto), zoon van Malatesta da Verucchio, heer van Rimini. Giovanni was een dapper man, maar invalide en misvormd. Guido wist wel dat Francesca een huwelijk met Giovanni zou weigeren en daarom had hij de bruiloft zo georganiseerd dat Francesca dacht dat ze met Giovanni’s knappe broer Paolo (‘il bello’) zou trouwen.

William Dyce – Francesca da Rimini

Francesca werd verliefd op Paolo en had pas in de gaten dat ze met zijn broer was getrouwd de ochtend na de huwelijksnacht. Francesca en Paolo werden vervolgens verleid door het elkaar voorlezen lezen van het verhaal van ridder Lancelot en koningin Guinevere en werden minnaars. Hoewel Paolo gewoon met iemand anders trouwde duurde zijn affaire met Francesca een jaar of tien totdat Giovanni het stel uiteindelijk in Francesca’s slaapkamer betrapte en hen beiden vermoordde.’

Francesca da Rimini dateert uit 1831 en was Saverio Mercadantes 30e opera. De jonge componist stond in die tijd waarneembaar nog onder invloed van Rossini en Bellini en had Donizetti als directe rivaal voor de aandacht van het publiek. Zijn Francesca is een uitgesproken belcantowerk en in theatraal opzicht tamelijk gedateerd. De componist neemt werkelijk alle tijd voor de afwikkeling van de (beperkte) dramatische handeling waardoor de opera maar liefst 200 minuten duurt.

Door een samenloop van omstandigheden kwam het in 1832 niet tot een uitvoering en Francesca lag tot 2016 te wachten op het moment dat ze eindelijk aan de wereld kon worden getoond. De wereldpremière vond plaats tijdens het Festival della Valle d’Itria onder leiding van Fabio Luisi. Hij dirigeerde een festivalorkest (Orchestra Internazionale d’Italia) en het koor van de opera in Cluj-Napoca. De uitvoeringslocatie was de voorhof van het hertogelijk paleis in Martina Franca (Puglia).

Pier Luigi Pizzi was aangetrokken voor de regie en de kostumering. Het decor beperkte zich tot een plankier voor de wand van het paleis en een catwalk waarop de zangers tussen orkest en publiek in het nodige konden zingen. Feitelijk gebeurt er heel weinig in deze versie, het is vooral veel zang. Om die reden heeft Pizzi een ballet aan het koor toegevoegd en natuurlijk is ook zijn favoriete ballerina Letizia Giuliani van de partij.

Alle zangers, ook de koorleden, zijn gestoken in lange gewaden die flink wapperen de hele avond. Er moet wel een bries met windkracht 5 hebben gestaan. Gelukkig heeft dit geen invloed op de geluidskwaliteit, die is onberispelijk.

Francesca gaat in het rood, Paolo in het blauw en Lanciotto in zwartblauw met gele voering. Guido draagt een paarse mantel en Fez-achtige hoge hoed. Daarmee moet de toeschouwer het doen, de belichting is schaars en op een boekje en enkele zwaarden na zijn er ook geen rekwisieten. Francesca en Paolo zitten intiem op de grond elkaar voor te lezen uit Lancelot en Guinevere.

Paolo komt voor rekening van de indrukwekkend mooi zingende mezzo Aya Wakizono. De duetten met Francesca, een schitterende Leonor Bonilla, krijgen hierdoor nadrukkelijk een Aldagisa Norma tintje. Beiden zingen lang uitgesponnen teksten, feitelijk zoals in een barok opera, zonder veel ophef of gedoe. Pas als Paolo voor het klooster staat te zingen waaruit hij zijn Francesca op de valreep wil bevrijden is er sprake van Rossiniaanse opwinding. Niettemin blijft het wel degelijk boeien, de muziek is werkelijk oorstrelend en Luisi doet de partituur alle eer aan.

Tenor Merto Sungu neemt aanvankelijk wat teveel hooi op zijn vork met een serie geïmproviseerde coloraturen maar beperkt zich later tot de reguliere partij die al lastig genoeg is. Daarmee weet hij veel indruk te maken.

Bariton Antonio di Matteo weet acterend en zingend te overtuigen als Francesca’s vader Guido. Een opname van de (winderige) première is op Blu-ray uitgebracht door Dynamic.