cd/dvd recensies

Die Kaiserin in Salzburg

TEKST: PETER FRANKEN

Zoals bij veel werken van Strauss is Die Frau ohne Schatten een product van de samenwerking van de componist met Hugo von Hofmannsthal. Die wilde een sprookje schrijven, een soort moderne Zauberflöte. Dat heeft geleid tot een verhaal met de nodige ongerijmdheden.

Hugo von Hoffmansthal en Richard Strauss

Centraal staat de figuur van de Kaiserin, dochter van Keikobad, de heerser over het Geestenrijk. Zij verstond de kunst zich te veranderen in een dier en in de gedaante van een gazelle is ze de Kaiser, een hartstochtelijk jager, ten prooi gevallen. Daarbij is ze half mens geworden; ze is namelijk doorschijnend en heeft dus geen schaduw. Keikobad laat haar een jaar bij hem verwijlen. Als ze in die periode niet zwanger is geraakt, zal ze terugkeren in het Geestenrijk en zal de Kaiser tot steen worden.

Aangezien zwanger worden ondanks elke nacht geslachtsverkeer na een jaar nog niet is gelukt, gaat ze met haar voedster (Amme) naar de mensenwereld om een schaduw te kopen. Daar komt de vrouw van Barak in beeld, een jong meisje getrouwd met een veel oudere man in een huis met drie zich voortdurend misdragende broers. Zonder veel problemen kan ze worden overgehaald om te kiezen voor kinderloosheid in welvaart in ruil voor haar schaduw.

De Kaiserin krijgt echter medelijden met Barak en zijn vrouw en kan zichzelf er niet toe brengen het plan door te zetten. Daardoor verandert de Kaiser in steen, zoals voorspeld. Uiteindelijk loopt het met beide echtparen toch goed af, zo lijkt het.

De Kaiserin heeft een grote aria in de laatste akte waarin ze haar vader Keikobad toezingt en hem vertelt dat ze niet anders kan en niet anders wil, dan dat ze heeft gedaan: ‘Vater bist du es’. Het is het melodieuze hoogtepunt van deze opera die verder muzikaal niet de meest toegankelijke van Strauss’ werken is.

Het heeft er alle schijn van dat von Hofmannsthal licht gefascineerd was door het opmerkelijke karakter van Pauline, Strauss’ ruziezoekende echtgenote. Ze placht zich te gedragen als iemand die haar omgeving nooit goed genoeg vond en leek het vrijwel altijd slecht naar de zin te hebben. Strauss werd regelmatig overladen met onzinnige verwijten maar doordat hij tamelijk flegmatiek was wist hij er zo goed mee om te gaan dat het stel tot zijn dood in 1949 getrouwd is gebleven. In de lankmoedige Barak en zijn ruziezoekende vrouw zit een behoorlijke dosis huwelijksleven van Richard en Pauline.

Van de productie die Götz Friedrich maakte voor de Salzburger Festspiele van 1992 is een dvd uitgebracht. Friedrich en zijn decorbouwer Rolf Glittenberg hebben zich veel moeite getroost om een librettogetrouwe FroSch op het toneel te brengen daarbij de regieaanwijzingen van von Hofmannthal zo veel als mogelijk opvolgend. De kostumering van Marianne Glittenberg sluit daar perfect op aan. Het toneelbeeld oogt wonderschoon en door middel van snelle scènewisselingen achter gesloten doek wordt de strikte scheiding tussen de feeënwereld en de mensenwereld volledig in stand gehouden.

De ervaring van het bijwonen van een voorstelling is hoe dan ook vluchtig, je kan je er maar een deel van blijven herinneren. In dat opzicht is deze dvd een monument, een mogelijkheid die schitterende gebeurtenis in Salzburg opnieuw te beleven.

Cheryl Studer had in die tijd de bijnaam ‘Kaiserin’ en dat sloeg op haar vertolking van deze rol in Strauss grote opera en natuurlijk ook op haar helaas tijdelijke dominantie op het operatoneel. In deze productie maakt ze door haar optreden als Die Kaiserin die bijnaam en reputatie geheel waar. Naast schitterende zang weet Studer ook nadrukkelijk de inwendige strijd van haar personage zichtbaar te maken. Om te voorkomen dat haar geliefde in steen zal veranderen dwingt ze haar Amme om naar de mensenwereld af te dalen om daar een schaduw te kopen. Maar eenmaal in dat proces gaat ze steeds meer twijfelen, zozeer dat uiteindelijk ten overstaan van haar vader als een soort noodkreet klinkt ‘Ich will nicht’. Daarmee volgt ze haar ‘geweten’ of ‘moreel besef’, voor zover een half mens half fee wezen dat bezit. Feitelijk is ze al mens geworden en na die beproeving te hebben doorstaan laat haar vader Keikobad haar gaan en mag ze in vrede en vooral liefde leven met haar ontsteende Kaiser.

Die Frau ohne Schatten wordt wel eens vergeleken met Die Zauberflöte omdat er twee koppels in voorkomen die beiden ‘beproevingen’ moeten doorstaan. Daarmee wordt Schikaneder teveel eer gegund. Zijn libretto is je reinste vaudeville, opgeleukt met beelden die ontleend zijn aan de vrijmetselarij om het een diepzinnig tintje te geven. Maar die beproevingen zijn scouting uitjes vergeleken met wat von Hofmannsthal zijn protagonisten voorschotelt. Liefde, zelfopoffering, kinderloosheid, het zijn serieuze thema’s en dat kan van Die Zauberflöte niet gezegd worden.

Marjana Lipovsek is een zeer goede Amme, een beetje creepy en overtuigend in haar afkeer van het mensengeslacht. Ze heeft tot het uiterste geprobeerd haar opdracht te vervullen maar wordt aan het eind afgedankt en veroordeeld tot een leven onder de mensen.  En dat alleen omdat ze de mentale ommezwaai van haar meesteres niet kan volgen. Studer en Lipovsek hebben duidelijk contrasterende stemmen waardoor hun vertolkingen ook vocaal duidelijk te onderscheiden zijn.

De Färberin van Eva Marton blijft daarbij achter. Haar kijvende bijdragen in de eerste en tweede akte zijn toch teveel precies dat: kijven. Pas in de derde akte klinkt Marton minder geforceerd maar daar heeft ze natuurlijk eindelijk wat langere zanglijnen van Straus gekregen.

Robert Hale is als Barak de lankmoedigheid zelve. Hij had die jonge bruid al meegekregen met een gebruiksaanwijzing en lijkt te wachten tot ze een beetje uit haar puberale kuren is gegroeid. Komt wel goed allemaal. Dat ze in werkelijkheid diep ongelukkig is ontgaat hem en dat maakt haar woedend. Dat het tussen die twee uiteindelijk wel goed lijkt te komen is minder voor de hand liggend dan de verlossing van het ‘hogere’ paar. Der Kaiser wordt uitstekend gezongen door Thomas Moser, acterend wordt er niet heel veel van hem gevergd.

Een opvallende bijrol is die van Bryn Terfel als Der Geisterbote, niets mis mee natuurlijk.

De vele bijrollen zijn goed bezet en de Wiener Philharmoniker levert een fenomenale prestatie onder leiding van een zeer geïnspireerde Georg Solti. Alsof de dagen van Karl Böhm herleefden.

De complete opera staat nog op YouTube:

Rusalka van Robert Carsen in Parijs

TEKST PETER FRANKEN

Je ontkomt er niet aan, natuurlijk heeft ook Carsen een productie van deze prachtige opera op zijn naam staan. Zijn Rusalka zag ik in 2005 in de Bastille, een herneming van de premièrereeks uit 2002. Om het later nog eens op mijn gemak te bekijken heb ik vervolgens een opname op dvd van zo’n eerdere voorstelling aangeschaft. Bij die gelegenheid zong Renée Fleming de titelrol met Sergei Larin als haar tegenspeler.

Carsen brengt het verhaal zonder daar zelf inhoudelijk iets aan toe te voegen, zoals eigenlijk altijd. Hij is geen concepten regisseur maar een klassieke vakman die de enscenering ten volle gebruikt om er zijn eigen stempel op te drukken.

In een andere recensie vergeleek ik het lot van Rusalka met dat van Moravische plattelands meisjes die worden teruggestuurd na in de grote stad te zijn bezwangerd door hun werkgever. Een andere vergelijking is die van een hopeloos verliefde vrouw die tijdelijk niet in staat is tot enig rationeel denken in haar handelen. En die dan de pech heeft dat haar liefdesobject afkomstig is uit een volledig andere cultuur die door haar  sociale omgeving niet wordt geaccepteerd, op straffe van levenslange uitsluiting. Ze emigreert, komt in een omgeving waar ze de taal niet spreekt en kan daar niet assimileren. Terug naar huis betekent een bestaan als outcast. Zo heftig gaat het er bij Rusalka ook aan toe.

Carsen heeft met vormgever Michael Levine een toneelbeeld gecreëerd waarin de verschillen tussen de waterwereld en het paleis goed worden uitgelicht. Een enorm bassin wordt op halve hoogte gemarkeerd door een rand met uitstekende elementen die verticaal gedubbeld worden waardoor de suggestie van een waterspiegel wordt gegeven. Voor de vorm is er op de toneelvloer ook nog een ondiep klein bassin waarin de zangers kunnen rondhupsen. Er gaat immers niets boven echt water op het toneel in een opera over een waternimf.

Die spiegeling wordt voortgezet in de paleisscène. Alles speelt zich af in twee enorme slaapkamers, nu met de spiegeling links en rechts. Verder wordt een uniforme kostumering aangehouden: alle vrouwen gaan in prachtige witte bruidsjurken en alle mannen in double breast suits. Met dezelfde pruiken op lijken de Vreemde Prinses en Rusalka zo eveneens elkaar spiegelbeeld. Wellicht wordt hiermee gedoeld op de uitwisselbaarheid van het lot van de betrokkenen.

Het ballet in de feestscène eindigt met de gedeeltelijke ontkleding van de dames, nu in zwarte onderjurken. Voorspelbaar dragen de Prinses en Rusalka die ook onder hun bruidsjurk en in de derde akte verschijnt Jezibaba eveneens in zo’n onderjurk.

Het ziet er schitterend uit allemaal en houdt de aandacht prima vast. De productie is dan ook een blijvertje geworden in Parijs, nadien nog hernomen in 2015 en 2019.

Fleming schittert in de titelrol. Haar zang is van hoog niveau maar ze acteert ook zeer innemend waardoor je als toeschouwer je erg bij haar betrokken voelt ook al gedraagt ze zich feitelijk als een kip zonder kop. Wie gaat er nu akkoord met de voorwaarde dat je je stem moet opgeven om ‘aan land‘ te kunnen gaan.? Haar tegenspeler Sergei Larin doet nauwelijks voor haar onder, mooi gecast.

Eva Urbanova is als Rusalka lookalike zeer effectief in haar wraakneming. Als ik hem niet kan krijgen, dan zij ook niet. Franz Hawlata is een heel overtuigende vaderlijke Watergeest, een van zijn glansrollen.

In de kleinere rol van de Houtvester zien we niemand minder dan Michel Sénéchal,mooi typetje. Larissa Diadkova is als Jezibaba minder onaangenaam dan veelal het geval is, goede vertolking.

James Conlon heeft de muzikale leiding.



Foto’s © Opéra Bastille

Renée Fleming sings Berg, Wellesz and Zeisl. A must buy!

Fleming Berg Zeisl

There is no shortage of recordings of Berg’s Lyric Suite. Both in the version for string quartet and in the version for chamber orchestra: the choices are many. Whether it was Berg’s intention we cannot really know for certain, but we assume it was: the last movement, the Largo Desolato,  may also be sung.

Theodor Adorno, Berg’s pupil and confidant, considered the work to be an almost latent opera and that makes sense. Adorno was one of the few who knew about Berg’s affair with the married Hanna Fuchs, for whom he composed the work. For Berg, Fuchs was not only his lover and muse, but also his Isolde and his Lulu.

Hanna Fuchs

It is not the first time, by the way, that the poem by Baudelauire, the source of inspiration for the last part of the quartet, is actually sung. The Kronos Quartet and Dawn Upshaw had already recorded the version in 2003, there is also a recording by Quator Diotima with Sandrine Piau. The “Emersons”, however, offer us both versions: with and without vocals.

The decision to link Berg’s Lyric Suite to the songs of Egon Wellesz is nothing less than genius. Both composers had received their training from Schönberg, who had taught them not only the twelve-tone technique, but also to use a large dose of expressionism. Something you hear very clearly in the cycle Sonette der Elisabeth Barrett Browning.

Fleming Wellesz door Kokoschka
Egon Wellesz painted by Oskar Kokoschka

That the songs are not performed more often is not only strange, but also a great shame. Of course, this has everything to do with the “once forbidden and then forgotten” attitude, which has also been fatal for Eric Zeisl. His short song Komm Süsser Tod makes us long for more: couldn’t there be some Zeisl added to the CD? It’s not the lack of space: at just 56 minutes, the CD is very short.

Fleming Zeisl
Eric Zeisl pfoto made by Gertrud Zeisl © Dr. Barbara Zeisl-Schoenberg

Renée Fleming’s creamy, cultured soprano and her mannerism fit the songs like a glove. The result is a beautiful cross between Gustav Klimmt and Max Beckmann. The very imaginative and expressive performance by the Emerson String Quartet adds to the overall experience. A must!

Alban Berg, Egon Wellesz, Eric Zeisl
Lyric Suite; Sonette der Ellisabeth Barrett Browning; Komm Süsser Tod
Renée Fleming, soprano; Emerson String Quartet
Decca 4788399

Karajans zwanenzang: Un ballo in maschera

TEKST: PETER FRANKEN

Ballo Solti Schelsinger

Als de kroon op zijn reeks grote Verdi producties tijdens de Salzburger Festspiele had Herbert von Karajan voor de editie van 1989 Un ballo in maschera (1859) geprogrammeerd. Tevoren was er een opname gemaakt voor de cd uitgave en voor de Festspiele werd John Schlesinger aangetrokken om een opulente productie op het toneel te zetten. Karajan overleed echter tijdens de repetitieperiode en werd op de valreep vervangen door Georg Solti waardoor de voorstellingenreeks werd gered, en met groot succes.

In 1990 werd de productie hernomen en daarvan is een opname gemaakt die op dvd werd uitgebracht. Als je daar zo’n dertig jaar later op terugkijkt valt op dat Schlesinger er een wel erg museale enscenering voor heeft gemaakt, natuurlijk wel helemaal in Karajans straatje. Maar zelfs voor 1989 oogt het uiterst gedateerd. Let wel, de spraakmakende Ring van Chéreau dateert van 15 jaar daarvoor en die oogt nu heel klassiek.

Herbert von Karajan had gekozen voor de originele versie die zich afspeelt aan het hof van de Zweedse koning Gustavo III einde 18e eeuw. Dat komt een stuk overtuigender over dan de versie die Verdi door de censuur werd opgelegd en waarbij de hoofdrol wordt vertolkt door de Engelse gouverneur van Boston. Daar klinkt overigens nog wel iets van door als Gustavo tegen het einde zijn vriend en rivaal in de liefde voor Amelia ‘terug naar zijn vaderland wil sturen, zodat een oceaan hem van diens echtgenote zal scheiden’. Voor iemand die Anckarström heet kan er toch nauwelijks een ander vaderland denkbaar zijn dan Zweden, en daar is hij al.

Het libretto wordt tot in de kleinste details gevolgd en de kostumering is zo ‘authentiek’ dat je plaatsvervangend medelijden krijgt met het Zweedse hof van twee eeuwen eerder, wat een drama om altijd maar weer in die zware pakken en jurken rond te moeten lopen. Zelfs de lichtvoetige Oscar gaat gekleed als ware hij de belangrijkste hoveling in plaats van een page. De decors blijven niet bij die kostumering achter en ogen zonder meer indrukwekkend, maar ook erg museaal.  Gelukkig was er een topcast voor aangetrokken waardoor het toch allemaal blijft boeien.

Op zich is het verhaal vrij eenvoudig. Gustavo gedraagt zich als de spreekwoordelijke verliefde man die geen enkele remming wenst te ervaren om bij zijn geliefde te geraken. Daarmee brengt hij Amelia in gevaar maar dat schijnt hem niet te deren. Evenmin laat hij zich weerhouden door het feit dat Amelia’s echtgenoot zijn beste vriend is die over hem waakt en daar een dagtaak aan lijkt te hebben, zoveel vijanden heeft de verlichte despoot Gustavo inmiddels gemaakt.

Josephine Barstow geeft een mooie vertolking van de handenwringende eveneens verliefde Amelia, die echter wel redelijk helder blijft denken, ook al helpt het haar niet. In het middenregister komt haar stem niet erg goed door maar het merendeel van de partij wordt in het hoge register gezongen dus blijft het probleem beperkt. Florence Quivar is een heel goed Ulrica, acteert ook uitstekend in een setting die wat voodoo-achtig overkomt bij aanvang.

Veel aandacht ging indertijd uit naar de Oscar van Sumi Jo. Zij was in 1989 Karajans nieuwste protegée die naar zou blijken ook zonder hem een bliksemcarrière wist te maken als belcantozangeres. Met de rol van Oscar heeft ze niet de minste moeite en het is leuk haar acterend aan het werk te zien.

Leo Nucci ziet als Renato zijn huwelijk en zijn relatie met Gustavo in rook opgaan en geheel in lijn met het vaste gebruik in de opera zweert hij wraak. Gustavo zal zijn verraad met de dood moeten bekopen. Dat deze inmiddels een decreet heeft getekend waarmee het vertrek van de familie Anckarström wordt geregeld, ver weg van elke verleiding, komt te laat en is sowieso een gebaar zonder inhoud. Gustavo heeft de reputatie van Renato en Amelia vernietigd, daar valt niets aan te depanneren. Tegelijkertijd heeft hij zichzelf evenmin een dienst bewezen door zijn puberale gedrag.

De fenomenaal zingende Nucci staat tegenover de excellerende Plácido Domingo die de hoofdrol extra glans weet te geven door zijn optreden. Laten we deze Ballo postuum maar zien als Karajans zwanenzang in Salzburg. Het had een mooi afscheid kunnen zijn.

zie ook: 2 x ‘Gemaskerde moord’ op Plácido Domingo alias koning Gustaaf III

Folk Stories: teleurstellende eerste solo cd van Cora Burggraaf

In 2013 heeft Cora Burggraaf haar debuut-cd uitgebracht bij Challenge Classics: volksliedjes van zeven verschillende componisten, in vijf verschillende talen. Het is een interessante selectie, maar met de uitvoering ben ik minder gelukkig.

Wie Cora Burggraf in haar beginjaren, toch echt niet zo lang geleden heeft gehoord die vergeet haar niet zo gauw. Een sprankelende jonge vrouw met dito stem en vol joie de vivre. Goed thuis zowel in liederen als in opera en begenadigd met meer dan gemiddelde acteervermogen. Ooit wilde zij zich meer op het acteren toeleggen, wat resulteerde in een onvergetelijke Ophelia tijdens de Rotterdam Operadagen 2009.

Mijn impressie van toen:

“De voorstelling met de titel Ophelia was buitengewoon interessant. Het was een onewomanshow, met en door de Nederlandse mezzo Cora Burggraaf. De productie – eigenlijk een toneelstuk gelardeerd met liederen, van o.a Strauss, Brahms, Berlioz en Chausson, maar ook Nick Cave’s ‘Wild rose’ – kwam op de initiatief van de zangeres tot stand en het eindresultaat was fascinerend.

Persoonlijk had ik meer muziek en minder tekst gewild, maar het concept van de avond was boeiend, wat we aan de veelzijdige zangeres hadden te danken. Het einde, waarin zij ‘La Mort d’Ophelie’ van Berlioz zong in de pose van de beroemde schilderij van John Everett Millais was van een ontroerende schoonheid. “

Voor haar eerste solo cd, ‘Volksvertellingen’, heeft ze bij zeven verschillende componisten ‘geshopt’ en van hun zettingen van volksliedjes een spannende collectie samengesteld, die ze in vijf verschillende talen zingt.

Burggraaf heeft een heel erg prettige stem, wat je al in de gesproken intro hoort. Maar in de liederen klinkt ze soms hinderlijk kinderlijk. Af en toe zingt ze ook tegen de toon aan, wat ik eigenlijk minder erg vind dan de naïeve benadering van de door haar gezongen liederen.

In de ‘Ierse Volksliedjes’ van Beethoven pakt haar benadering goed uit, maar Respighi overtuigt mij maar matig, bij Bartók mis ik het ritme en bij Mahler de sardonische humor. Echt mis gaat het echter bij ‘The bonny Earl o’ Moray’ van Britten. Het is geen kinderliedje.

Ik had het niet erg gevonden als het gezongen werd door een volksliedzangeres, maar aan een klassiek geschoold iemand stel ik hogere eisen. Begrijp mij goed: het is niet zo dat het resultaat echt slecht is – ik denk dat ik diep onder de indruk zou komen als ik in het theater of bij een houtvuur hoorde. Maar thuis, op mijn bank en met de centrale verwarming aan, verlang ik naar iemand die mij toezingt in plaats van mij dingen te vertellen.

De begeleiding is absoluut superieur. Simon Lepper volgt haar zonder morren, de klank van zijn piano is mild en toegestemd op haar wensen. En Liza Ferschtman en Floris Meijnders (Beethoven) doen precies dat wat van ze verwacht wordt: goed spelen.

Folk Stories: liederen van  Bartók, Beethoven, Brahms, Britten, Mahler, Respighi, Sibelius en J.Vogel (Ketelbinkie)
Cora Burggraf (mezzosopraan), Simon Lepper (piano), Lisa Ferschtman (viool), Floris Meijnders (cello)
Challenge Classics CC72346

Piano trios from Armenia: really superb!

armenian piano trios

What do we know about Armenian classical music? How many Armenian composers does the average music lover know? Few, I’m afraid. Except for Aram Khachatourian and his Gayaneh. But this composer also owes his relative fame to the ‘sabre dance’ and the opening tune of the once so popular TV series The Onedin Line.

Armenian Mnsurian
Tigran Mansurian

And that is sad. All the more so when you consider that the Armenian culture, with its own alphabet and also its own musical notation, is one of the oldest in Europe. Fortunately, more attention has been paid to it recently, which is mainly thanks to (from origin) Armenian musicians. For example, the viola player Kim Kashkashian recorded a CD with the music of Komitas and Tigran Mansurian back in 2003.

Below: Kim Kashkashian, Jan Garbarek and Ivan Avaizovsky play Mansurian’s Lachrymae:



The latter can also be found on the CD with Armenian piano trios, recorded by Et’Cetera in 2004, with, apart from Mansurian’s ‘Five Bagatelles’, compositions by Arno Babadjanian, Gayaneh Tchebodarian and Krikor Hakhinian.

Below, the piano trio by Arno Babadjanian:



All pieces on this CD were composed between 1945 and 1985 and are all very rhythmic and extremely pleasant to listen to. Personally I have some difficulty with Hakhinian’s trio, perhaps because of its ‘baroque’ character, but I soon came to terms with that.

Levon Chillingirian, a violinist born in Cyprus to Armenian parents, is known as the leader of the Chillingirian Quartet. Here he is assisted by Viviane Spanoghe (cello) and André De Groote (piano).

I can heartily recommend this CD! The pieces played are not only interesting, they are also exceptionally beautiful and the performances are more than excellent.

Below, ‘Moderato’ from the Five Bagatelles by Mansurian:

Don Giovanni in Salzburg

TEKST: PETER FRANKEN

In 2008 maakte Klaus Guth een nieuwe productie van Mozarts populaire meesterwerk voor de Salzburger Festspiele. En in april 2016 ging deze controversiële Don Giovanni bij DNO. Bij die gelegenheid maakte ik een tekst voor de achterkant van het toenmalige Vrienden Bulletin waarin commentaar werd geleverd op een reisje dat Don Giovanni en Leporello gemaakt zouden kunnen hebben van Sevilla naar Burgos en weer terug. Daarbij vielen de volgende veroveringen te noteren: Soledad in Almeria (994), Mercedes in Almeria (995) Dulcinea in La Mancha (996), Raquel in Toledo (997), Pilar in Madrid (998), Esperanza in Madrid (999), Paloma in Segovia (1000), Elvira in Burgos (1001), Susanna in Sevilla (1002), Anna in Sevilla (1003).

Feruccio Furlanetto zingt de ‘Katalogus aria’tijdens de Wiener Opernfest. Soile Isokoski is Donna Elvira

‘Madamina, il catalogo è questo’ zingt Leporello nadat zijn werkgever zich uit de voeten heeft gemaakt en hem achterlaat met de ondankbare taak Donna Elvira in te lichten over de feiten. Gelet op de aantallen zal het niet de eerste keer zijn dat hij met dit klusje wordt opgezadeld. Het zijn inmiddels al 2065 namen van de meest uiteenlopende vrouwen die hij in zijn boekje heeft staan en er zal er vast wel eerder eentje om opheldering hebben gevraagd, misschien dat meisje uit La Mancha wel. Zo te zien is Don Giovanni Burgos al snel ontvlucht en in Sevilla is hij blijven steken bij een zekere Anna, Donna Anna, we kennen haar maar al te goed.

Amsterdam, December 2006. Pietro Spagnoli (Don Giovanni) and Cora Burggraaf (Zerlina)

Wordt Zerlina nummer 1004? Of dat het geval is hangt af van de regie. In het beruchte ‘beddenpaleis’ dat het duo Jossi Wieler en Sergio Morabito in 2006 voor DNO maakte werd op dit punt niets aan de verbeelding overgelaten. Zerlina werd ter plekke verkracht en de rode vlek op haar witte trouwjurk gaf aan dat het in meer dan een opzicht goed raak was geweest. Ook Guth laat de toeschouwer op dit punt niet in het ongewisse.

Trailer van Don Giovanni in de regie van Martin Kušej:

Hoezeer het hier gaat om kwantiteit wordt aanschouwelijk als we ons een beeld vormen van zijn voorkeuren. Die zijn er niet, alles telt. Moeder, dochter, kleindochter, alle generaties komen in aanmerking. In zijn productie voor de Salzburger Festspiele van 2002 laat Martin Kušej niets aan de verbeelding over door een grote groep schaars geklede vrouwen van alle leeftijden bijna permanent te laten figureren. Dan blijft er van enige romantische fascinatie met deze rondneukende edelman weinig over.

Karajan Salzburg 1987

De jaarlijkse grote Karajan productie in Salzburg betrof dat jaar Don Giovanni, een opera die daar met grote regelmaat op het programma staat. De maestro had zelf de artistieke supervisie maar liet het regisseren over aan Michael Hampe. Mauro Pagano was verantwoordelijk voor de decors en de kostuums en dat levert mooie plaatjes op.

Statige binnenruimtes, zwaar uitgevoerd met enorme zuilen en trappen, een onbekommerd vrolijk ogend stadspleintje waarop het merendeel van de buitenscènes zich afspeelt, en een impressie van een planetarium met grote bollen die planeten en andere hemellichamen voorstellen tegen een achtergrond die rood kleurt als de titelheld door het hellevuur wordt verzwolgen.

De kostumering is periodegetrouw en het libretto wordt zoals te verwachten tot in de kleinste details gevolgd. Een opname van een voostelling in juli van dat jaar is op dvd uitgebracht, eigenlijk de perfecte kennismaking met deze opera.

De inleiding van Karl Löbl:

Net als in Don Carlos een jaar eerder is er sprake van een topcast. De titelrol is in handen van Samuel Ramey, zowel visueel als qua zang een perfecte keuze. Hij oogt niet dreigend of demonisch maar is gewoon een solipsist die met charme, goud en waar nodig een klein beetje geweld de wereld naar zijn hand pleegt te zetten. Zijn sociale status helpt hem daarbij natuurlijk ook enorm.

Giovanni’s trouwe hulpje wordt vertolkt door Ferrucio Furlanetto, een rol waarin hij lijkt te wonen, zo natuurlijk gaat het hem allemaal af.

De dame waarmee ze het meeste te stellen hebben is natuurlijk Donna Elvira, feitelijk de vrouwelijk hoofdpersoon. Niet voor niets is er in Sevilla in de wijk Santa Cruz een klein pleintje naar haar vernoemd, en dat terwijl ze eigenlijk uit Burgos kwam.

Julia Varady is een goede keuze voor de getergde vrouw met schwankende emoties. Ze ziet Giovanni als haar officiële echtgenoot en kan van die gedachte gewoon niet los komen. Varady laat dit prima zien en horen, haar aria’s tonen de zozeer uiteenlopende emoties van woede, hoop en medeleven heel duidelijk en zijn vocaal om door een ringetje te halen.

Het wat suffe adellijke koppel dat maar geen koppel wil worden is in handen van Gösta Winbergh als Don Ottavio en Anna Tomowa Sintow als Donna Anna. Zeer goede zang van beiden maar het lijkt erop dat Hampe hen heeft verteld dat acteren slechts optioneel is.

Die optie wordt in elk geval beter benut door Kathleen Battle als een wispelturig dorpsmeisje dat ook nog heel aardig kan zingen. Alexander Malta komt als Masetto naast haar wel erg over als een bruidegom uit noodzaak. Je zult toch een keer moeten trouwen als je al bijna 17 bent?

Paata Burchuladze vervult de in mijn ogen nogal ondankbare rol van Commendatore. Typisch een rol waarbij je tussendoor rustig een boek kan gaan lezen of een vreemde taal leren.

Karajan had in 1986 de opera al opgenomen met zijn eigen Berliner Philharmoniker. Op deze studio opname ontbreekt Varady, daar zingt Agnes Baltsa de rol van Elvira. In Salzburg stond Karajan voor de Wiener Philharmoniker, ook een orkest waar hij goed mee vertrouwd was natuurlijk.

Mooie beelden, geen concept, gewoon Da Ponte en Mozart, de Salzburger Festspiele zijn inmiddels wel behoorlijk veranderd.

Don Giovanni; Wolfgang Amadeus Mozart

Anne Schwanewilms en Wagner

Anne Schwanewilms geldt als één van de grootste sopranen van haar tijd, zeker in het Duitse Fach. Strauss, voornamelijk, maar ook Wagner is aan haar besteed.

Ooit heeft Orfeo Schwanewilms’ lezing van de Vier letzte Lieder opgenomen, gekoppeld aan fragmenten uit Arabella, Capriccio en Der Rosenkavalier. Het was een mooie cd, die echter niet de aandacht kreeg die h

Een encore zou daarom niet misstaan. Of een opname van liederen van Franz Schreker, om in dezelfde sfeer te blijven. Daar is Schwanewilms namelijk ook goed in thuis.

Dat zij juist (in de Strauss-jaar nota bene) voor Wagner heeft gekozen vond ik een beetje vreemd. Natuurlijk kan zij ook Wagner zingen (wat eigenlijk niet?) en er is weinig op haar cd aan te merken, maar toch… Ik vind haar Elisabeth in Tannhäuser een beetje schreeuwerig, alsof de partij boven haar macht ligt, al is dat beslist niet zo. Misschien klinkt zij voor mij niet naïef genoeg?

De Wesendonck-Lieder liggen haar beter, maar het mooist vind ik haar in Isoldes Liebestod. Hier komt haar sensuele stem het beste tot zijn recht.

Het ORF Vienna Radio Symphony Orchestra speelt heel erg mooi. Wellicht iets minder mysterieus dan gebruikelijk, maar die ‘down to earth’-lezing bevalt mij zeer. De jonge Cornelius Meister, toen nog maar 34, haalt klanken en kleuren uit de partituur die ik er niet eerder in hoorde.

Hieronder de trailer van de opname:

ORF Vienna Radio Symphony Orchestra olv Cornelius Meister
Capriccio C 5174

About Paul Hermann, the ‘Hungarian Casals’

Hermann cd

The exact date and place of his death still remain unknown. The last that was heard of Paul (Pál) Hermann (1902-1944) was that he got arrested during a big street razzia in Toulouse in April 1944 and was deported from the Drancy transit camp to Auschwitz, and from there on to Lithuania.  After that, no trace of Hermann was ever found.

Hermann en Székely
Paul Hermann and Zoltán Székely

The Jewish Hermann was born in Budapest, where he studied at the Franz Liszt Academy with, amongst others, Béla Bartók, Zoltán Kodály and Léo Weiner. His close friendships with violinist Zoltán Székely and pianist Géza Frid originated during these years.

Hermann vrouw
Hermann wth his wife and daugher

After a concert in the Netherlands Hermann met the Dutch Ada Weevers whom he married, and with whom he lived in Berlin until 1933. After Hitler’s rise to power, the family moved to Ouddorp in the Netherlands (interesting fact: Hermann spoke and wrote excellent Dutch). After the tragic death of Hermann’s wife he first moved to Brussels, then to Paris.

Hermann cello

Although Hermann was most widely known as a cellist he was a talented composer as well. He made his international breakthrough with Kodály’s Sonata for solo cello. Dutch newspapers would call him the ‘Hungarian Casals’ when he regularly performed at the Concertgebouw in the late 1930’s.

After the war, as so many of his fellow victims,  he was forgotten.

Portraits of composers who were persecuted and forbidden during World War II:

Thanks to the Leo Smit Foundation it is now possible to listen to his music again, for which I would like to say a big thank you!

His Grand Duo from 1930, originally composed for and performed by Zoltan Szekely, now gets an outstanding performance by Burkhard Maiss and Bogdan Jianu, What an unbelievably beautiful work this is!

The sad songs Hermann composed in an impressionistic style after his wife’s death are sung very movingly by Irene Maessen.

The String Trio and the Piano Trio date from the early 1920’s when Hermann still was a student at the Liszt-Academy. It comes as no surprise that both works, which fall easy on the ears, have a prominent role for the cello.

This String trio is also to be found on the cd Silenced Voices, beautifully played by Black Oak Ensemble (Cedile Records CDR 90000 189).

Hermann’s very rhythmic Toccata for piano for piano can be heard on the cd with piano works by Jewish composers, excellently played by Marcel Worms

English translation Remko Jas

All photos:  © courtesy Leo Smit Foundation

Robert Carsens Tosca in Zürich

TEKST: PETER FRANKEN

Tosca 1907

Een van de eerste Tosca’s die ik in het theater zag was die van Robert Carsen in Antwerpen, januari 1992. De productie was onderdeel van zijn inmiddels legendarische Puccini reeks voor de Vlaamse Opera.

Complete opera, opgenomen in Antwerpen op 21 november 1991:

In 2009 maakte Carsen een nieuwe Tosca voor Opernhaus Zürich waarvan een opname op BluRay is uitgebracht.

De opera speelt zich zoals bekend af op drie locaties in Rome en wel gedurende de middag, avond en nacht van 17 en 18 juni 1800. Op 17 juni ontvangt Scarpia het bericht van Napoleons nederlaag in de slag bij Marengo. Kort daarna wordt dit gecorrigeerd, Napoleon heeft alsnog de overwinning behaald en de volgende 14 jaar zal Rome onder Franse overheersing komen te staan.

Napoleon was al eerder met zijn troepen in Rome geweest en had in 1796 aldaar een republiek ingesteld.

Die werd bestuurd door zeven consuls waaronder Liborio Angelucci die vermoedelijk model heeft gestaan voor het personage Angelotti. Maar toen de Fransen zich in september 1799 terugtrokken werd de stad bezet door troepen van het Koninkrijk Napels. Vandaar dat in de opera wordt gesproken over de koningin die Cavaradossi wellicht op Tosca’s verzoek gratie zou kunnen verlenen.

Tosca Giraldoni+as+Scarpia
de eerste Scarpia: Eugenio Giraldoni

Scarpia is een type zoals Fouché in Parijs, hoofd van de geheime politie en een overlever die ongetwijfeld al voor die republikeinse periode de bloedhond van het pauselijk gezag is geweest. De overige personages zijn bijkomende theatercreaties, een diva en een kunstschilder. Die heb je nodig voor een liefdesaffaire. De waaier van markiezin Attavanti is te vergelijken met het zakdoekje in Otello, dat wordt door Scarpia letterlijk zo aangegeven. Bij de pathologisch jaloerse Tosca werkt dat als een trein.

Carsen heeft de handeling op ingehouden wijze gemoderniseerd. Het tijdsbeeld is dat van een politiestaat ergens midden 20e eeuw. Om Thomas Hampson als Scarpia wat dreigender te maken heeft men hem het uiterlijk gegeven van een Fernando Rey lookalike, heel effectief. Hij weet zijn rol overtuigend te vertolken, goede zang en acterend als een gewetenloze eenling die volledig door macht is gecorrumpeerd.

Vroeger waren stoelen op het toneel zo ongeveer Carsens handelsmerk. In de kerk maakt hij dankbaar gebruik van de mogelijkheid er een flink aantal neer te zetten, old habits… Verder is alles zeer sober, bakstenen muren, een kapel achter een houten schot. Ook het schilderij van Maria Magdalena is tamelijk basaal en duikt later op in Scarpia’s vertrek. Hij vernielt het met een groot mes en laat het raamwerk op de grond kletteren. Het mes blijft daar liggen en Tosca kiest daarom juist die plek uit om zich door haar kwelgeest te laten nemen. Zodoende komt dat grote mes niet zomaar uit de lucht vallen, mooie oplossing.

Cavaradossi wordt prima gezongen door Jonas Kaufmann. Acterend worden er door Carsen geen al te hoge eisen aan hem gesteld en dat is maar goed ook. Anders is dat bij Emily Magee die vrij spel krijgt om alle facetten van Tosca’s onstuimige karakter de vrije loop te laten. Ze is onevenwichtig en onzeker ondanks haar grote reputatie als zangeres, ziet overal rivalen in de liefde. Als ze Cavaradossi in bescherming wil nemen acteert ze als een tijgerin om vervolgens als een ballon leeg te lopen wanneer dit niet helpt.

Haar ‘Vissi d’arte’ is een klaagzang aan haar god en haar schutspatroon Maria. Ze heeft hen zoveel geschonken, zeg maar verwend en is dit wrede lot nu haar beloning? Het is bijna het equivalent van Jezus’ klacht aan het kruis. Magee maakt er echt iets moois van, schitterend gezongen ook.

Paolo Carignani heeft de muzikale leiding.

Alle voorstelling foto’s © Suzanne Schwiertz.