Franz_Hawlata

Rusalka van Robert Carsen in Parijs

TEKST PETER FRANKEN

Je ontkomt er niet aan, natuurlijk heeft ook Carsen een productie van deze prachtige opera op zijn naam staan. Zijn Rusalka zag ik in 2005 in de Bastille, een herneming van de premièrereeks uit 2002. Om het later nog eens op mijn gemak te bekijken heb ik vervolgens een opname op dvd van zo’n eerdere voorstelling aangeschaft. Bij die gelegenheid zong Renée Fleming de titelrol met Sergei Larin als haar tegenspeler.

Carsen brengt het verhaal zonder daar zelf inhoudelijk iets aan toe te voegen, zoals eigenlijk altijd. Hij is geen concepten regisseur maar een klassieke vakman die de enscenering ten volle gebruikt om er zijn eigen stempel op te drukken.

In een andere recensie vergeleek ik het lot van Rusalka met dat van Moravische plattelands meisjes die worden teruggestuurd na in de grote stad te zijn bezwangerd door hun werkgever. Een andere vergelijking is die van een hopeloos verliefde vrouw die tijdelijk niet in staat is tot enig rationeel denken in haar handelen. En die dan de pech heeft dat haar liefdesobject afkomstig is uit een volledig andere cultuur die door haar  sociale omgeving niet wordt geaccepteerd, op straffe van levenslange uitsluiting. Ze emigreert, komt in een omgeving waar ze de taal niet spreekt en kan daar niet assimileren. Terug naar huis betekent een bestaan als outcast. Zo heftig gaat het er bij Rusalka ook aan toe.

Carsen heeft met vormgever Michael Levine een toneelbeeld gecreëerd waarin de verschillen tussen de waterwereld en het paleis goed worden uitgelicht. Een enorm bassin wordt op halve hoogte gemarkeerd door een rand met uitstekende elementen die verticaal gedubbeld worden waardoor de suggestie van een waterspiegel wordt gegeven. Voor de vorm is er op de toneelvloer ook nog een ondiep klein bassin waarin de zangers kunnen rondhupsen. Er gaat immers niets boven echt water op het toneel in een opera over een waternimf.

Die spiegeling wordt voortgezet in de paleisscène. Alles speelt zich af in twee enorme slaapkamers, nu met de spiegeling links en rechts. Verder wordt een uniforme kostumering aangehouden: alle vrouwen gaan in prachtige witte bruidsjurken en alle mannen in double breast suits. Met dezelfde pruiken op lijken de Vreemde Prinses en Rusalka zo eveneens elkaar spiegelbeeld. Wellicht wordt hiermee gedoeld op de uitwisselbaarheid van het lot van de betrokkenen.

Het ballet in de feestscène eindigt met de gedeeltelijke ontkleding van de dames, nu in zwarte onderjurken. Voorspelbaar dragen de Prinses en Rusalka die ook onder hun bruidsjurk en in de derde akte verschijnt Jezibaba eveneens in zo’n onderjurk.

Het ziet er schitterend uit allemaal en houdt de aandacht prima vast. De productie is dan ook een blijvertje geworden in Parijs, nadien nog hernomen in 2015 en 2019.

Fleming schittert in de titelrol. Haar zang is van hoog niveau maar ze acteert ook zeer innemend waardoor je als toeschouwer je erg bij haar betrokken voelt ook al gedraagt ze zich feitelijk als een kip zonder kop. Wie gaat er nu akkoord met de voorwaarde dat je je stem moet opgeven om ‘aan land‘ te kunnen gaan.? Haar tegenspeler Sergei Larin doet nauwelijks voor haar onder, mooi gecast.

Eva Urbanova is als Rusalka lookalike zeer effectief in haar wraakneming. Als ik hem niet kan krijgen, dan zij ook niet. Franz Hawlata is een heel overtuigende vaderlijke Watergeest, een van zijn glansrollen.

In de kleinere rol van de Houtvester zien we niemand minder dan Michel Sénéchal,mooi typetje. Larissa Diadkova is als Jezibaba minder onaangenaam dan veelal het geval is, goede vertolking.

James Conlon heeft de muzikale leiding.



Foto’s © Opéra Bastille

Capriccio van Richard Strauss: laat het maar aan Carsen over en dan komt het vanzelf goed

capriccio

Van Richard Strauss en zijn medelibrettist Clemens Kraus kreeg Capriccio de ondertitel ’Konversationsstück für Musik’, en dat is precies, wat het is: een langgerekte conversatie. Het onderwerp van de eindeloze gesprekken en discussies die de hoofdpersonen voeren is net zo oud als de wereld: wat is belangrijker, muziek of woorden. En het kabbelt maar door, en het kabbelt maar door ..

Nooit heb ik het geduld kunnen opbrengen om het helemaal uit te luisteren, daarvoor was er voor mij veel te veel geklets en te weinig actie. Zelfs het lieflijke sextet aan het begin van de opera ervoer ik als langdradig.

Afijn: u hebt allang door dat Capriccio niet tot mijn favoriete opera’s behoort. En toch moest ook ik er aan geloven! Al moet ik toegeven, dat het niet zozeer aan de – om de erepalm met het libretto strijdende – muziek lag als aan de meer dan voortreffelijke zangers. En aan de regie. Laat het maar aan Carsen over en dan komt het vanzelf goed want die Canadese tovenaar kan zelfs een telefoonboek in een spannende thriller omtoveren.

Carsen verplaatste de handeling naar het door de nazi’s bezette Parijs in 1942, het tijdstip van het ontstaan van  de opera. Als decor dient het gehele Palais Garnier, inclusief het majestueuze trapportaal, de lange gangen en de loges in de zaal. Ik neem aan dat er videotechniek aan te pas is gekomen, maar echt snappen doe ik het niet.

Met ingehouden adem kijk ik dus naar de Gravin, die vanuit haar loge bewonderend kijkt naar haar op de bühne zingende alter ego. Een werkelijk ingenieuze ingeving voor de slotscène, waarin zij oorspronkelijk haar lange laatste monoloog voor de spiegel moest zingen.

Aan het begin van de opera wordt er gewag van gemaakt dat de tekst en muziek zijn als broer en zus, en zo eindigen ook de twee rivalen, de componist Flamand en de dichter Olivier, broederlijk in de logebank van de opera gezeten, vertederd kijkend naar hun gezamenlijk kind, een symbiose van woorden en noten. Een opera.

Een betere Madeleine dan Renée Fleming is amper te bedenken. Met haar eindeloze legato, haar ronde, romige sopraan en (niet in de laatste plaats) haar scenische présence zet ze een gravin met narcistische trekjes neer: beeldschoon, zelfbewust, afstandelijk en zeer bewonderenswaardig.

Haar broer, vertolkt door Dietrich Henschel is aan haar gewaagd en al lijkt hij fysiek niet op haar, zijn trekjes verraden familiebanden.

Het is moeilijk, zo niet onmogelijk tussen de beide verliefde heren te kiezen, want zowel Gerald Finley (Olivier) als Rainer Trost (Flamand) zien er zeer aantrekkelijk uit in hun verzorgde pakken, en noch op hun stemmen, noch op hun acteren valt iets op aan te merken.

Anne Sofie von Otter is onherkenbaar als de diva Clairon: haar entree, waarbij zij, begeleid door een Nazi officier met veel stampei binnenkomt, roept herinneringen op aan de grote actrices uit de jaren veertig. Franz Hawlata is een fenomenale La Roche, en de kostelijke Robert Tear zet een vermakelijke Monsieur Taupe neer.

De personen regie is zo geniaal, dat je gewoonweg vergeet dat dit een opera en niet de echte wereld is. Iedereen beweegt en acteert zeer natuurlijk en de kostuums zijn verblindend mooi. Waren er niet de af en toe zeer prominent in beeld gebrachte nazi’s, dan kon men zich in een utopische wereld van serene rust wanen.

Zag de wereld van Richard Strauss er toen zo uit? Wellicht was dat de boodschap? De conclusie laat ik aan u over.

De slotscène van de opera:

Richard Strauss
Capriccio
Renée Fleming, Anne Sofie von Otter, Rainer Trost, Dietrich Henschel, Gerald Finley, Franz Hawlata, Robert Tear e.a.
Orchestre et Choeur de l’Opéra national de Paris olv Ulf Schirmer
Regie: Robert Carsen
Arthaus Musik 107529