cd/dvd recensies

Peter Frankens TOP TIEN 2023

1 Das Wunder der Heliane Reisopera

Annemarie Kremer voltrok Helianes wonder, ze is in mijn beleving de Heliane van deze eeuw. Prachtige productie van de Reisopera en mijn keuze voor ‘opera van het jaar’.


Annemarie Kremer voltrekt Helianes Wunder

2 Dr. Atomic USC Lustrum

De première op 13 juli in de enorme Werkspoorkathedraal was een enorm succes, zozeer dat menig professioneel operahuis er jaloers van zou worden. Alweer zo’n geweldig project van de lustrumcommissie van het Utrechts Studenten Concert

recensie van Neil van der Linden:

Dansen op de bom. Dr Atomic in Utrecht

3 Animal Farm DNO

Raskatovs muziek is lastig te duiden. Met name voor de pauze klonk het rauw en agressief, de revolutionaire fase. Later kwam alles in rustiger vaarwater, een afspiegeling van de stille repressie die de overhand krijgt. Een zeer geslaagde wereldpremière door DNO

Spectaculaire wereldpremière van Animal Farm

4 Maria Stuarda DNO

Maria Stuarda vind ik inhoudelijk de mooiste van het drietal Tudor opera’s, zeker in de laatste akte waarin Maria’s einde zich aankondigt en ze daarmee in het reine komt. Het is van een ingehouden schoonheid zonder showaria’s. De première van deze DNO productie met Kristina Mkhitaryan in de titelrol werd door het publiek met gejuich ontvangen.

Recensie van Lennaert van Anken:

Amsterdam brengt een wisselvallige Donizetti die meer erkenning verdient

5 Orphée aux enfers Opera Zuid

Opera Zuid brengt Orphée aux enfers als geslaagd muzikaal pandemonium.

Opera Zuid brengt Orphée aux enfers als geslaagd muzikaal pandemonium

6 La Voix Humaine Katia Leventhal

Levental toonde in deze voorstelling geheel zoals ik me Elle voorstel, een nog vrij jong ogende vrouw maar niet iemand die een eerste liefdestragedie te verwerken krijgt. Haar wanhoop zal eerder veroorzaakt worden door een gevoel van déjà vu, hoe krijg ik mezelf nu weer op de rails. Prachtige vertolking van dit topstuk uit het 20e eeuwse repertoire.

Ekaterina Levental is Elle in Poulencs La voix humaine

7 L’isola disabitata DNOA

Onderdeel van een groot drieluik door DNOA met een doorleefde rol van Maria Warenberg als Constanza en Kenneth Montgomery voor Het Orkest van de Achttiende Eeuw, een van zijn laatste projecten zou later blijken. RIP KM.

8 Rusalka DNO

Een leuk onderhoudend concept dat Rusalka situeert in Hollywood met een van mijn persoonlijke favorieten Annette Dasch als de Vreemde Prinses.

Rusalka goes to Hollywood

9 Katia Kabanova dvd Salzburg 2022 (verschenen 2023)

Corinne Winters maakte in 2022 haar debuut in Salzburg en wel als Katia in Katia Kabanova. Haar vertolking van de titelrol is aandoenlijk mooi, zoals iedereen kan bevestigen die de in 2023 verschenen opname op BluRay heeft gezien


Katia Kabanova was een triomf voor Corinne Wintershttp://Kabanova

10 Il Trittico dvd Salzburg 2022 (verschenen 2023)

Publiekslieveling Asmik Grigorian ontbrak natuurlijk niet tijdens de Salzburger Festspiele van 2022. Ze zong alle de drie de rollen in Il Trittico. Bij haar Suor Angelica hield ik het niet droog bij het afspelen van de BluRay van deze voorstelling, evenee

Asmik Grigorian als verbindend element in Il Trittico

Juan Diego Flórez is een fenomenale Werther in Zürich

Tekst:  Peter Franken

De productie van Werther die Tatjana Gürbaca in 2017 maakte voor Opernhaus Zürich is op BluRay uitgebracht zodat alle liefhebbers van stertenor Juan Diego Flórez kunnen meegenieten van diens vertolking van Massenets titelheld. De opname is een absolute aanrader.

Het libretto is gebaseerd op Goethes personage uit Die Leiden des jungen Werthers. Het accent ligt in de operaversie van dit verhaal echter meer op de emotionele problemen van Charlotte, de vrouw waarop Werther zo hopeloos verliefd is. Charlotte heeft haar stervende moeder twee dingen gezworen: dat ze de zorg voor de jongere kinderen uit het gezin op zich zou nemen en dat ze met Albert zou trouwen, een degelijke burgerman met goede financiële vooruitzichten.

Dat is nogal wat voor een jonge meid, je op twee fronten door middel van een eed voor de rest van je leven committeren. Geen wonder dat het direct mis gaat als Charlotte kennis maakt met de wat excentrieke intellectueel Werther, een melancholieke jongeman die maar twee emoties lijkt te kennen: ‘himmelhoch jauchzend oder zum Tode betrübt’.

Werther wordt op slag verliefd op Charlotte en vanaf dat moment bestaat er voor hem geen andere vrouw meer. Dat hij haar niet kan krijgen omdat ze niet ‘vrij’ is betekent dat hij na het geluk van een kortstondige illusie de rest van zijn leven dodelijk bedroefd zal blijven, en feitelijk ook wil blijven. In emotioneel opzicht is het verhaal wat Werther betreft afgelopen en voorspelbaar eindigt het in zelfmoord.

Voor Charlotte is de ontmoeting met Werther echter het begin van een geestelijke martelgang. Ze geeft toe een ogenblik te zijn vergeten dat ze zich door een eed aan Albert heeft verplicht. Maar Werther is haar onder de huid gekropen en dat leidt tot een voortdurend ‘schwanken’ van Charlottes gevoelens.

Werther lijdt doordat hij eendimensionaal reageert en dat ook cultiveert. Charlotte lijdt doordat ze in een fuik is gelopen waar ze de rest van haar leven niet meer uitkomt als ze zich conformeert aan de heersende burgerlijke moraal en de eed aan haar moeder gestand wil doen.

De opera begint met het optreden van de Baljuw (Bailli) die de jongere kinderen een Kerstliedje laat instuderen, in de zomer. Hij wordt een beetje op de hak genomen door twee vrienden Johann en Schmidt die zich in hun manier van leven wat minder aan de burgerlijke fatsoensnormen gelegen laten liggen dan de wat stijve weduwnaar. Cheyne Davidson geeft adequaat gestalte aan de Baljuw en het door hem gedirigeerde kinderkoortje klinkt voortreffelijk.

Albert heeft aanvankelijk begrip en geduld voor Charlottes problemen aangaande de compromisloze liefde van Werther voor haar, maar tegen het einde is hij het zat en beveelt Charlotte om zijn pistool aan Werther uit te lenen, wel wetend dat die man zichzelf van kant wil maken.

Dat maakt Albert niet tot een gemakkelijk neer te zetten personage maar Audun Iversen weet hier, ook vocaal, goed raad mee. Mélissa Petit is een opgewekte lieftallige Sophie, na Charlotte de oudste in het gezin en dus ook degene die de zorg voor de jongere kinderen van haar overneemt nadat ze met Albert is getrouwd.

Maar uiteindelijk draait alles om Werther en Charlotte. Flórez zingt in de eerste akte zijn opkomstaria ‘O Nature, pleine de grâce’ op een wijze die goed recht doet aan de schwärmerische tekst die de figuur Werther zo typeert. En zijn vertolking van het bekende ‘Pourquoi me réveiller?’ in de derde akte is ronduit hartverscheurend. Tegenover hem staat Anna Stephany als een prachtige Charlotte. Haar vocale hoogtepunt komt in de derde akte met de briefscène ‘Werther! Qui m’aurait dit..’.

Bij Gürbaca is het altijd even afwachten in hoeverre het libretto herkenbaar gevolgd wordt. Ditmaal houdt ze zich voorbeeldig aan de verhaallijn en veroorlooft zich slechts minimale afwijkingen als daarmee de dynamiek van de handeling wordt vergroot. Het resultaat is een pakkende voorstelling die van begin tot eind emotioneel zeer beladen is. Vaak blijft dat onder de oppervlakte maar in de derde akte zien we Charlotte bij het optuigen van de kerstboom uit pure frustratie een doos ballen kapot stampen. Ze is dan in afwachting van Werther: komt hij met Kerst terug of blijft hij voor altijd weg?

Hij heeft het op verschillende momenten allebei zo laten weten, nu moet blijken welke keuze hij heeft gemaakt. En als hij komt, wat zal er dan gebeuren? Prachtig spel van Stephany en later ook van Flórez als hij haar weerstand eindelijk weet te breken. Werthers lange sterfscène wordt door Flórez grotendeels lopend gespeeld waardoor ook hier veel mogelijkheden tot interactie met Stephany ontstaan.

Het decor van Klaus Grünberg is een overmaats poppenhuis met veel deuren en bewegende panelen. Het biedt doorlopend plaats aan de handeling, zowel binnen als buiten, en op een gegeven moment schuift er weer eens een wandje weg en zien we iemand achter een orgel. Het geheel is eenvoudig en inventief. De kostumering van Silke Willrett is tamelijk eigentijds met regionale accenten, goed verzorgd.

De Philharmonia Zürich staat onder leiding van dirigent Cornelius Meister.

Aida and Plácido Domingo


Radames was among Domingo’s favourite roles. No wonder. Here he could really ‘show it all’, because the hero is very complex. He is a ‘macho with a lot of muscles’ and a vulnerable boy at the same time, and he is torn between duty and passion. Unfortunately, the two are not compatible.


To sing Radames well you need not only a cannon of a voice but also an intellectual ability. And he has both.


He made his debut with Aida in 1968 in Hamburg and he has since sung the opera thousands of times. There are many recordings on the market, both studio and live. I would like to dwell on a recording that will not evoke an ‘aha’ moment for most of you – also because at first glance the cast is not idiomatically perfect.

The fact that Anna Tomowa-Sintow was one of Karajan’s favourite singers had its advantages and disadvantages. She was a welcome guest in Salzburg and her name appears on many recordings conducted by the maestro. But it also meant that she was primarily rated as a Mozart and Strauss singer, while she had so much more to offer. Her Desdemona and Amelia were legendary and after her Munich Aida, Leonie Rysanek praised her performance for its pure beauty.

Fassbaender is really surprising and particularly convincing as Amneris. Just listen to what she does with the single word ‘pace’ at the end of the opera. The opera was recorded by Bayeriche Rundfunk on 22 March 1979 and released on Orfeo (C583 022).



Also noteworthy is the recording from Munich 1972, with a now almost forgotten Verdi singer, Martina Arroyo. As Amneris, we hear Fiorenza Cossotto and Cappuccilli and Ghiaurov complete the excellent cast conducted by Claudio Abbado.





The recording from Vienna 1973 (Bela Voce BLV 107.209), under Riccardo Muti, is also of particular interest. In the leading role we meet Gwyneth Jones and Amneris is sung by an exceptional mezzo: Viorica Cortez.

Of Domingo’s studio recordings the 1970 RCA release (probably from the catalogue), is probably the best. How could it be otherwise, when you know that the conductor is Erich Leinsdorf and the other roles are sung by Leontyne Price, Sherrill Milnes, Grace Bumbry and Ruggero Raimondi. The whole thing almost pops out of your speakers.

Il Postino: wonderful opera, wonderful performance, wonderful production….

What started with a Chilean novel in 1983 turned into an opera in Los Angeles in 2010. Composer Daniel Catán followed the success of the book and two film adaptations with a wonderfully lyrical and poetic opera: Il Postino. Highly recommended.

First there was a novel, Ardente Patience (Burning Patience), written by Chilean Antonio Skármeta. The book became widely known when it was filmed in 1983, by the author himself. The film won a large number of national and international awards, including Le Grand Prix du Jury in Biarritz.

However, it did not become a real hit until 1994, when it was filmed for the second time by Michael Radford, this time under the title Il Postino (The Postman). The film gained cult status – you didn’t count if you hadn’t seen it.

It is a (fictional) story about a young postman Mario who discovers the world of poetry. Inspired and encouraged by his only “customer”, an exiled world-famous poet and communist activist (Pablo Neruda), Mario writes poems to his beloved Beatrice.

Years later, during his return to Cala di Scotto, once his place of exile, Neruda meets Pablito, Mario’s little son, who never knew his father – he was killed during a communist demonstration.

The delightfully nostalgic and moving “feel-good movie”, in which tears also flow profusely, has also conquered the world of classical music. In 2010, the opera Il Postino had its world premiere in Los Angeles, with none other than Plácido Domingo in the role of Neruda.

Daniel Catán

It was the last opera by Mexican composer Daniel Catán, who died in 2011 at 61. Catán himself produced the libretto for his opera.

With its flowing melodies and recognisable arias and duets, Catán’s music is nothing short of beautiful. Not only for us, the audience, but also for the singers. I quote George Loomis, one of the New York Times’ music critics: “His operas let singers do what they have been trained to do, and what they do in the theatre when not performing operas by contemporary composers.

And so it is, although, especially with Il Postino, I myself would prefer to use the word “poetic”. Not because one of the main characters is a famous poet, but mainly because of the language used in the libretto, to which the music is “moulded”.

Just listen to the duet “Metaforas”, in which Neruda explains to the young postman the art of using metaphors. “Is the whole world just a metaphor then?” asks Mario, who discovers that he too can write poetry… “You’ll get the answer tomorrow,” says Neruda, but we can already read it on his face.

The super-romantic love duet between Mario and Beatrice melts your heart. It could have walked right out of La bohéme and I love that. Indeed, I am touched by it.

In one of the opera’s first scenes, we are introduced to Neruda and his wife Matilde. Endearingly, he sings of how she managed to turn their “asylum” into a home (the duet ‘Los Manos’).

In a very erotic aria ‘Desnuda’, he sings of her beauty and undresses her with his eyes. What follows is a very poetic love scene, in which we are shown just enough to tickle our fancy.

Domingo is a dreamy Neruda. His very warm voice is full of love and passion, he transports, inspires and endears. He has hundreds of facial expressions at his disposal… and he can tango!

Cristina Gallardo-Domas (Matilde) occasionally sounds a little shrill in the upper registers, but her intensity and her role interpretation make up for everything. She is also a beautiful woman, a prototype of a South American with too big eyes and too big a mouth, behind which you can suspect one and all passion.

In Mario, Charles Castronovo has found the role of a lifetime. With his lyrical tenor – and his acting talent! – he portrays a real-life young man: shy and romantic but one with many ambitions and perseverance to achieve his goal.

Amanda Squitieri is a sparkling Beatrice and Ron Daniels’ direction is definitely sublime – his character direction is to die for! The production is very cinematic and a little reminiscent of de Sica’s Italian neorealism with Almodovár’s colours.

Wonderful opera, wonderful performance, wonderful production….

Trailer:

MARSCHNER’S “IVANHOE” OR THE TEMPLAR AND THE JEWESS



Heinrich Marschner … For many Dutch opera goers, no more than a name. No wonder: when was he last performed here?

I myself have a huge soft spot for his romantic horror fairy tales Der Vampyr and Hans Heilings but Der Templer und die Jüdin? No, I have never heard of it.

Yet the opera was once a successful work. Indeed, after its premiere on 22 December 1829, it became Marschner’s most popular and frequently performed opera (200 times in 70 years). And it is not just any opera, Der Templer und die Jüdin is a great romantic opera like they have long since ceased to be made.

The libretto is based on Sir Walter Scott’s Ivanhoe (1819), the first great historical novel in literary history. The story is very simple and complicated at the same time. You have the bad guys (the Normans = French) and the good guys (The Saxons = English).

There is a king (Richard Lionheart), who, after ‘visiting’ the Holy Land with crusaders, has to re-fight his throne, preferably incognito. And there is a Templar who falls in love with a beautiful Jew. He kidnaps her to win her heart (and more), but she wants nothing to do with him. Against her better judgment, she has fallen in love with a wounded knight (Ivanhoe, but no one knows that). Unfortunately for her, Ivanhoe has been piling on his cousin for years, whom he is not allowed to marry because she is destined for another.

A lot of turmoil ensues. Poor Rebecca is condemned to be burned at the stake, but an anonymous paladin saves her life. It turns out to be Ivanhoe. He marries his beloved and everyone (except the templar, who is now dead) lives happily ever after….

A dragon of a story? Perhaps, but to me it reminds me of the good old days, when good always triumphed. Of the times when, with the sound of the crackling wood in the fireplace in the background and a cup of chocolate milk in your hand, you nestled on the sofa to listen to a delightful radio play on the radio.

The comparison with a radio play does not come out of the blue. There is no libretto in the opera released by the Myto company. There is not even a synopsis! The whole story is narrated by a kind of ‘ZDF lady’. So her warm voice and involved recitation remind me strongly of (and sometimes long for!) the old-fashioned radio plays. It has something. Especially when combined with the dull mono sound – the opera was recorded (live?) in Vienna in 1961. I can imagine a Hi-Fi freak not liking this, but for me it’s a pure, childlike delight.

The music is, as befits a great romantic opera – grand, sweeping, with growling violins and ominous cellos. There are (church) bells and natural sounds. One thinks Weber, Schubert (Fierrabras!) and early Wagner. And, of course, Marschner himself.

The performance? As far as the sound allows to judge it properly: the baritone Georg Uggl is a fantastic Brian de Bois Gilbert (the Templar from the title) and Liana Synek is a very moving Rebecca. Her beautiful, high soprano deserves to be heard. But actually they all sing well, all these (to me) unknown greats.

The Grosses Orchester der RAVAG (the predecessor of ORF) is conducted by Kurt Tenner and as a bonus you get the highlights, sung in Italian (!), from Der Vampyr, recorded in Milan in 1953. Nice!

Le Grand Macabre door La Fura dels Baus is briljant

Tekst: Peter : Peter Franken

György Ligeti schreef Le Grand Macabre in de periode 1974–1977 als opdrachtwerk voor de Koninklijke Opera Stockholm waar het werk in 1978 zijn première beleefde. Het libretto schreef de componist zelf waarbij hij zich baseerde het toneelstuk La Balade du Grand Macabre van Michel de Ghelderode uit 1934. In 1996 werd het werk in een herziene Engelstalige versie heruitgebracht. Deze wordt hieronder besproken.

Het stuk absurdistisch noemen is bijna een eufemisme, de meest ongerijmde scabreuze scènes volgen elkaar op in duizelingwekkende vaart. Centrale personages zijn de dood in de persoon van Nekrotzar die verderf komt zaaien en bij het einde teleurgesteld is dat er nog mensen in leven zijn gebleven. Verder de door hem tot slaaf gemaakte Piet the Pot, het oversekste liefdespaar Amanda en Amando, de sadistische Mescalina en haar echtgenoot de astronoom Astramadors, Prince Go-Go en natuurlijk de chef van de geheime politie Gepopo die gezongen wordt door een coloratuursopraan die tevens de rol van Venus vervult. Dit is een van de lijfstukken van Barbara Hannigan.

Barbara Hannigan in 2011:

In de eerste scène maken we kennis met Piet the Pot die plotseling bezoek krijgt van Nekrotzor die het einde van de wereld aankondigt. Tussendoor is het koppel Amanda en Amando bij voortduring bezig met het enige waarvoor ze lijken te willen leven: seks. Dat is ook het leidmotief van de volgende scène die draait om de SM-relatie van haaibaai Mescalina en haar man de astronoom Astradamors. Als ze zich beklaagt over te weinig weerwerk regelt de net opgedoken Venus (bij een astronoom is alles mogelijk) een nieuwe groot geschapen minnaar. Dat blijkt Nekrotzar te zijn en Mescalina overleeft de daarop volgende geslachtsdaad niet.

Daarna verplaatst de handeling zich naar het paleis van Prins Go-Go die zich op zijn kop laat zitten door twee ministers: de White and Black Minister, die tussendoor ook elkaar het leven zuur maken. De chef van de geheime Dienst Gepopo komt verslag doen van dreigende ontwikkelingen in het land. Vervolgens verzamelen de meeste personages zich en is er een ruig feest in afwachting van de beloofde apocalyps. Die blijft echter uit en men vraagt zich in gemoede af of men nu dood is of nog steeds leeft. Ook Nekrotzar kan aanvankelijk niet geloven dat zijn missie is mislukt. Hij krimpt zienderogen en verdwijnt in het niets. In een gezamenlijk slot, vergelijkbaar met het einde van A rakes progress, zingen de protagonisten dat je vooral moet genieten van het leven zonder te tobben over een naderend einde. Uiteindelijk gaat iedereen een keer dood, dus wat zal het.

La Fura dels Baus staat bekend om producties die stuk voor stuk technische hoogstandjes zijn. Van een voorstelling in het Gran Teatre de Liceu is door ArtHaus een opname op Blu-ray uitgebracht en bij het afspelen daarvan keek in mijn ogen uit. Het is absoluut briljant wat decorontwerper Alfons Flores heeft gecreëerd. En dat het ‘werkt’ komt mede door de prachtige kostuums van Lluc Castels, de videoprojecties van Franc Aleu en de belichting van Peter van Praet. Alex Ollé en Valentina Carrasco hebben zich volledig kunnen concentreren op het regieconcept.

We zien een reusachtig beeld van een naakte vrouw in een wat verwrongen kruiphouding alsof ze zich ergens onmachtig naar toe probeert te slepen. Haar borsten rusten op de toneelvloer en een van de tepels blijkt als deurtje te kunnen fungeren. Amando en Amanda trekken zich via die opening terug omdat ze zich teveel door hun omgeving gestoord voelen.

Op een gegeven moment verandert het beeld in een zeer gedetailleerd skelet, kwestie van projectie en belichting. Of toch niet, het lijkt net zo echt als dat beeld. Daarna draait het om en kijken we naar het achterwerk waarbij niet geheel verrassend, gelet op de teksten die worden gedebiteerd, de bilspleet wordt gebruikt als toneelopening. Maar soms opent zich de gehele bilpartij en is er een compleet interieur te zien.

Foto van de première van het toneelstuk

Hoewel ik inmiddels aardig vertrouwd ben met 20e eeuwse muziek in de opera bevind ik me bij het beluisteren van Le Grand Macabre nog steeds behoorlijk buiten mijn comfort zone. Het is vooral theater, zeer absurdistisch en onderhoudend. Niets ten nadele van alle uitvoerenden met inbegrip van het orkest onder leiding van Michael Boder, maar de muziek neem ik maar op de koop toe.

We zien op deze opname Chris Merritt als Piet the Pot, Werner van Mechelen als Nekrotzar, Frode Olsen als Astramadors en Francisco Vas als Prince Go-Go in de belangrijkste mannenrollen. De vrouwen worden vertolkt door Ning Liang (Mescalina), Inés Moraleda (Amando), Ana Puche (Amanda) en Barbara Hanningan (Venus). Hannigan is natuurlijk ook van de partij als Gepopo, geweldig leuk om te zien. Tenslotte Francisco Vas en Simon Butteriss als respectievelijk de White en de Black Minister.

De complete productie:

Susanna’s secret

Susanna has a secret. Does she have a lover? That’s exactly what her jealous husband Gil thinks. In the house there is a smell of smoke, so…? Well, no. Susanna doesn’t have a lover and the cigarettes? She smokes them herself. So that’s her secret. It all meant nothing, but Ermanno Wolf-Ferrari managed to turn the sneering story into one of the funniest comic operas ever.

His music is divinely beautiful. More, in fact. In his notes, he managed to capture all moods. Angry, happy, troubled, angry, happy… You can hear it. Genius. That the opera is still rarely performed has everything to do with our contempt for anything that smells of verismo. For the peace of mind of verismo-haters: no, Il Segreto di Susanna is not a verismo opera, it is more like a commedia dell’arte. Or, flatly put, a delightful interlude.

The live recording from 2006 is excellent. Ángel Ódena is a more than convincing husband and Judith Howarth a sweet-voiced Susanna. For me, the latter is (the only) immediate downside of the recording: Surely Susanna could be a bit more outspoken! Those who know the recording with Renata Scotto know what I mean.

As a bonus, we get Wolf-Ferrari’s youth work, a Serenade for strings. And beautiful it is! The excellent playing Oviedo Filarmonia is under the very enthusiastic direction of Friedrich Haider.

Recording with Renata Scotto:

Eindelijk een scenisch pakkende Francesca op dvd

Tekst: Peter Franken

Francesca da Rimini door Dante Gabriel Rosetti (1855)

Riccardo Zandonai (1883-1944) schreef meer dan tien opera’s waarvan alleen Francesca da Rimini enige bekendheid geniet. De opera ging in 1914 in première en heeft sindsdien een leven in de luwte geleid. Zijn librettist Tito Ricordi baseerde zich op een toneelstuk van Gabriele d’Annunzio waarbij hij zich vooral concentreerde op de liefdesaffaire van de protagonisten.

Het verhaal van Francesca da Polenta en Paolo Malatesta is gebaseerd op personages uit de 13e eeuw. Paolo, bijgenaamd Il bello, wordt naar Francesca gestuurd als huwelijksmakelaar voor zijn oudere broer, de weinig aantrekkelijke manke Giovanni. De twee worden op slag verliefd en beginnen een affaire. Ze worden echter ontmaskerd door Malatestino, de jongste broer van het stel en die zorgt ervoor dat Giovanni het koppel in flagrante weet te betrappen. Beiden worden samen aan het zwaard geregen en sterven in hun laatste omhelzing.

Francesca wordt wel de Italiaanse Tristan genoemd. Ook hier de aantrekkelijke jonge man die een bruid moet werven voor een onaantrekkelijke partij. Giovanni in de rol van Marke en Malatestino als Melot. Belangrijk verschil is echter dat Francesca willens en wetens in de waan wordt gebracht en gelaten dat ze daadwerkelijk met Paolo gaat trouwen. Ze wordt glashard door beide families bedrogen, met inbegrip van Paolo.

I

n het drieluik dat Christof Loy voor Deutsche Oper Berlin maakte over eigenzinnige vrouwen in opera’s van begin vorige eeuw heeft hij Francesca een plaats gegeven naast Els (der Schatzgräber) en Heliane (Das Wunder der Heliane). Daarbij heeft Loy zich laten leiden door de gedachte dat een mannetjesputter als d’Annunzio geen middeleeuwse zwijmelpartij met fatale afloop voor ogen heeft gestaan toen hij de zoveelste bewerking van dit verhaal schreef.

We kunnen het de auteur niet meer vragen maar voor Loy was het aanleiding om Francesca neer te zetten als een zelfbewuste manipulatieve vrouw die niet door het leven wenst te gaan als willoos slachtoffer van een complot. Het kale feit dat haar familie zijn toevlucht nam tot dit bedrog geeft al aan dat ze een sterke wil heeft en met geen mogelijkheid te bewegen was geweest tot een huwelijk met Giovanni.

We zien Paolo en Francesca samen, op slag verliefd. Ze geeft hem een roos, ze kussen elkaar en zij tekent ongezien het contract dat haar wordt voorgehouden. Vervolgens wordt dit aan Giovanni voorgelegd, die ook op het toneel aanwezig is.

Bariton Ivan Inverardi is een grote zwaargebouwde man en oogt middelbaar. Met zijn lange haar en slecht zittend pak zet Loy hem neer als maffia capo. Dus niet mank maar gewoon onaantrekkelijk voor de mooi jonge Francesca. Dat valt des te meer op doordat verder iedereen er tip top bijloopt in maatkostuums en strakke jurken.

De proloog loopt direct over in de oorlogsscène waarbij Francesca Paolo op een soort zelfmoordmissie stuurt, als boetedoening voor zijn bedrog. Hier zien we weer een overeenkomst met Tristan, die door Isolde op het matje wordt geroepen omdat de rekening tussen hen beiden nog niet vereffend is. Maar ze drinken uit hetzelfde glas waarmee hun liefde feitelijk bevestigd wordt.

Voor Francesca is dat echter niet genoeg, ze wil dat alle broers haar schoothondje worden. Na Giovanni laat ze ook de jongste broer Malatestino uit datzelfde glas drinken. Met list en bedrog is ze deze Malatesta familie binnengehaald, nu zijn ze alle drie verliefd op haar en heeft ze de vernedering kunnen afschudden.

Tussen Paolo en Francesca gaat het er hevig aan toe, eigentijds en niet met alleen maar smachtende blikken en machteloze gebaren. Pech is dat de jonge Malatestino het in de gaten krijgt en jaloers als hij is op Paolo probeert hij Francesca uit haar tent te lokken. Ze heeft dat weliswaar door maar gaat er te vrij mee om. In deze scène is er opvallend veel fysiek contact tussen die twee. Malatestino voelt zich als een kleine jongen behandeld en ‘gaat het zeggen’.

Loy’s regie heeft er een pakkende voorstelling van gemaakt die Francesca toont in een ongebruikelijke vierhoeksverhouding met fatale afloop, niet in de laatste plaats door haar eigen toedoen. En dat maakt de uitgebrachte Blu-ray tot iets bijzonders, een absolute aanrader.

De cast is goed verzorgd, over de volle breedte. Van de hofdames en de intriganten tot de drie broers Malatesta en hun gemeenschappelijk liefdesobject Francesca. Malatestino heeft een betrekkelijk kleine rol maar tenor Charles Workman laat hem door zijn overtuigende vertolking veel groter lijken dan hij is. Zowel tegenover Francesca als Giovanni laat hij duidelijk blijken hen een slag voor te zijn en dus niets te vrezen heeft, hoe onaangenaam zijn gedrag ook mag wezen.

Ivan Inverardi als Giovanni is een overtuigende potentaat. Zijn zang is dienovereenkomstig, overheersend en bedreigend zonder ook maar ergens zichzelf te overschreeuwen.

Het liefdespaar komt voor rekening van de nieuwe coryfee Jonathan Tetelman en de gelauwerde Sarah Jakubiak die eerder ook Heliane voor Loy vertolkte. Tetelman is een knappe keren, ideaal voor Paolo il Bello, en hij zingt de sterren van de hemel.

Een geweldige tenor en mooie aanwinst. Jakubiak draagt de voorstelling, er is vrijwel geen scène waarin ze niet op het toneel te vinden is. Ze geeft zich helemaal en het resultaat is indrukwekkend. Uitstekend gezongen en geweldig geacteerd.

Carlo Rizzi heeft de muzikale leiding. Koor en orkest van DOB. Uitgebracht op Naxos.

Making of:

Fotomateriaal: © Monika Rittershaus

Pelly en Pichon brengen zeer geslaagde Lakmé in de Comique

Tekst: Peter Franken

Léo Delibes (1836-1891) schreef meer dan twintig opera’s en operettes waarvan alleen Lakmé niet in de vergetelheid is geraakt. Het werd geschreven in de jaren 1881-82 op een libretto van Edmond Gondinet en Philippe Gille. De première vond plaats op 14 april 1883 in de Opéra Comique.

Pierre Loti

Het verhaal is ontleend aan de roman Le mariage de Loti van Pierre Loti. Deze Franse marineofficier kan worden gezien als een van de eerste schrijvers die hun materiaal wisten te verwerven ‘by going native’. Tijdens een verblijf van enige maanden op Tahiti wist Loti zijn taken als officier te combineren met een onderdompeling in de lokale gemeenschap, naar verluidt omdat zijn commandant belangstelling had voor antropologie en in Loti een nuttige bron van informatie zag. Het boek in kwestie is een pastiche van de liefdesrelaties die Loti had met verschillende inheemse vrouwen, tegen de achtergrond van exotisch Polynesië.

In het libretto van Lakmé is de handeling verplaatst naar Brits Indië. Centraal staat de kortdurende onmogelijke liefde tussen een Engelse officier en de dochter van een Brahmaanse priester. Lakmé woont met haar vader in de bloementuin bij een heiligdom waar de mythische lotusbloem groeit. Vreemdelingen is het ten strengste verboden dit heiligdom te betreden. Tot haar ontzetting treft Lakmé op een dag de Engelse officier Gérald in de tuin aan. Hij is onder de indruk van de prachtige omgeving en raakt ook al snel onder de bekoring van de exotische schoonheid die aan hem verschijnt. Hij verklaart haar zijn liefde en Lakmé is onvoldoende standvastig om hem af te wijzen.

Als haar vader, de priester Nilakantha, ontdekt dat het heiligdom is ontwijd, zweert hij wraak: de indringer moet sterven. Hij draagt Lakmé op om op de markt een lied te zingen teneinde Gérald naar zich toe te lokken en zodoende zijn identiteit te onthullen. Uiteindelijk is het echter niet Gérald maar Lakmé die het kortstondige liefdesavontuur met de dood zal moeten bekopen. Delibes heeft zeer pakkende melodieën geschreven voor koor en orkest en met name in de solostukken van Gérald en Lakmé heeft hij alles uit de kast gehaald om de zangers te laten schitteren.

In oktober 2022 ging deze opéra comique in het huis waar het werk ooit in première ging: Salle Favart in Parijs. Voor die gelegenheid maakte Laurent Pelly een nieuwe productie die alle kenmerken vertoont die hem zo geliefd hebben gemaakt. Het toneelbeeld is eenvoudig maar zeer goed doordacht met doeken waarmee een ruimtelijk effect wordt verkregen, een scherm waarop silhouetten worden geprojecteerd tijdens de aria over de Pariah, een kooi van houten vlechtwerk waarin Lakmé ‘woont’ en sobere kostumering.

De Indiërs lopen in gebroken wit, de Britten in anonieme donkere kleding en Lakmé is gekleed in een witte jurk. Aanvankelijk zijn dat meerdere lagen maar gaandeweg worden ze afgepeld wat haar bewegingsvrijheid zeer ten goede komt. Een minpuntje is de witblonde pruik waarmee Lakmé is getooid, geen enkele Indiase vrouw ziet er zo uit en het doet ook afbreuk aan het uiterlijk van sopraan Sabine Devieilhe.

Tenor Frédéric Antoun weet indruk te maken met zijn vertolking van de in een vreemde andere wereld verstrikt geraakte Gérald. Zoals het een verliefde man betaamt komt hij pas tot stilstand als hij met z’n kop tegen een muur aanknalt. In dit geval is dat metaforisch in de persoon van zijn kompaan Frédéric, mooie rol van bariton Philippe Estèphe, die daarbij wordt geholpen door wat kenmerkende geluiden van een troep militairen in de verte.

Sabine Devieilhe was mij nog onbekend, vooral vanwege haar gebruikelijke repertoire dat wat buiten mijn aandachtsgebied valt, denk aan Rameau, Händel en Bach. Voor deze rol maakt ze haar stem bewust vrij klein, zo heb ik kunnen vaststellen na het beluisteren van een paar youtube fragmenten. Het past ook bij de Comique, je moet daar zelfs een fluisterende zanger kunnen horen. Ze gaat helemaal los maar met complete beheersing: prachtige coloraturen die ijl en bijna etherisch klinken zo nu en dan om vervolgens aan te zwellen tot een volume dat meer geëigend is voor een duet.

Zoals het een Lakmé betaamt, het werk is immers speciaal geschreven voor sterzangeres Marie van Zandt, is deze opname alleen al volledig de moeite waard om Devieilhe in de titelrol te kunnen beleven. Overigens krijgt ze alle ruimte van haar echtgenoot Raphaël Pichon die zijn eigen orkest Pygmalion dirigeert. Liefdevolle begeleiding is de ruimste zin van het woord.

Bariton Stéphane Degout vertolkt de rol van de priester Nilakantha zonder meer goed maar ik had hier liever iemand gehoord die wat barser kan klinken. Mezzo Ambroisine Bré geeft in de eerste akte mooi partij in het Bloemenduet. Leuk om Mireille Delunsch hier terug te zien als Mistress Bentson. Ik koester haar heel bijzondere opname van La traviata. De kleine rol van Hadji komt voor rekening van François Rougier die daar iets heel ontroerends van weet te maken.

Het orkest Pygmalion speelt vooral oudere muziek op periode instrumenten en is in zijn geheel feitelijk het instrument van oprichter Raphaël Pichon. Van dit ensemble maakt ook een koor deel uit en dat is op deze opname natuurlijk ook te horen. De begeleiding is doeltreffend, mooi verzorgd en vooral heel ingehouden. Het komt het totale klankbeeld zeer ten goede.

Eindelijk een nieuwe opname van dit schitterende werk op Blu-ray, ik keek er al jaren naar uit. Zeer aanbevolen.

Over Sabine Devieilhe:

Mirages: Sabine Devieilhe zorgt voor de perfecte illusie

Fotomateriaal ©  Stefan Brion

Meyerbeer’s Robert le Diable from Salerno is unimaginably good!

A little longer and Brilliant Classsics will become a true rival to Opera Rara. They snatch one unknown/unloved/forgotten opera after another from oblivion and their catalogue makes a sincere opera lover’s mouth water. Add to this many recordings of better, or well-known titles that have become classics but have long since disappeared from the market, and it should become clear: Brilliant Classics is a publisher to take seriously. Especially because its price tag is particularly friendly to consumers.

The difference with Opera Rara lies mainly in the very brief presentation at BC. And you don’t have to expect the first and/or complete score of a work with them either.

Meyerbeer’s Robert le Diable, recorded live in Salerno in March 2012, has therefore been updated. Some things have been cut, but what remains is three hours of unadulterated fun, in which you can take turns to horror, grief and love.

The very first performance after World War II – abridged and in Italian – was only in 1968, during Maggio Musicale Fiorentino. The magnificent cast (Merighi, Christoff, Scotto and Malagù) was under the direction of Nino Sanzogno and the live recording was released on a “bootleg”.

Bryan Hymel has pretty much become the face of French Grand Opera by now. After Berlioz’s Le Troyens, he has also included Robert in his repertoire, a role he also recently performed in London.

His firm but supple tenor, with its slightly nasal timbre, also sounds a bit French. Occasionally he reminds one a little of the young Domingo, but for now he lacks his power and, especially in the high part, he is sometimes inclined to ‘bleat’

About Patricia Ciofi I can be brief: phenomenal and breathtaking. With her “Robert, toi que j’aime”, she gives listeners goosebumps and tears in their eyes. Carmen Giannatasio (Alice) is not inferior to her. With a very sublime and movingly sung “Va, dit-elle”, she provides another highlight of the opera.

Alastair Miles is a good Bertram, though one can hear his best years are perhaps behind him; and Martial Defontaine is a very idiomatic Raimbout.

Daniel Oren clearly has “feeling” for the repertoire and is unconditionally committed to it.