Olivier Messiaen was a very religious man and most of his works revolve around the Christian faith. For his only opera, about St Francis, he also wrote the libretto, which he considered his personal declaration of faith and a kind of testament. This was at least as important to him as the music itself. He worked on it for seven years; the premiere took place in 1983, in Paris.
The performance, with José van Dam in the lead role and conducted by Seiji Ozawa was released on CD, on the Cybélia label, unfortunately the recording is very hard to find these days. YouTube offers solace, there you can listen to some of it (with images!).
Below is a fragment:
LOTHAR ZAGROSEK
Two years later, in 1985, the opera was presented (albeit greatly shortened) in Salzburg, conducted by Lothar Zagrosek and featuring Dietrich Fischer-Dieskau as Francis, Rachel Yakar as the Angel and Kenneth Riegel as the Leper. It was broadcast live on ORF, and then released on Orfeo (C485 982).
KENT NAGANO
In 1998, ‘Francis’ returned to Salzburg, this time complete. Kent Nagano (when he was still Ozawa’s assistant he had once rehearsed the opera under Messiaen himself) conducted, and the lead role was performed by the now very grown-up José van Dam, seconded by Dawn Upshaw (the Angel) and Chris Merritt (the Leper). The opera was recorded live during the performances and released on four CDs a year later, so we now have the only complete performance of this wonderful work on CD. (DG 4451762).
This recording is also on You Tube:
The performance is a very solid one. Chris Merritt does not possess the most beautiful voice in the world, but he doesn’t have to. He is supposed to come across as vulnerable and plaintive, and he succeeds superbly. Kenneth Riegel on the Orfeo recording is perhaps slightly more impressive, but you’re not going to buy the opera for one scene, though I myself like to have that recording alongside it.
Dawn Upshaw is a radiant, mercurial Angel, more esoteric than Rachel Yakar on Orfeo, and otherworldly beautiful. Fiescher-Dieskau had already retired in 1985, but agreed to rehearse the role of Francis (well, half of it). The result is certainly not bad, but for me it is very lacking in idiom, and he does not even come close to matching van Dam’s performance.
The music is very pleasant to listen to and it exudes a certain serenity, which cannot be attributed to the influence of the Gregorian chants alone. Occasionally reminiscent of Debussy’s Peleas and Melisande, Poulenc also comes quite close.
And Messiaen would not be Messiaen without the frequent use of the ondes Martenot (played on both editions by his sister-in-law, Jeanne Loriod), and without the chirping of birds.
Saint Francois d’Assis is an opera that lends itself beautifully to listening to on CD. It is a true masterpiece, but when it plays in the background only you will still enjoy it. You can read the synopsis, occasionally watch the dialogues (which may also be read beforehand, nothing much is happening anyway) and then you know it all. You can fold the laundry and listen to it just fine. Or just sit an
Deze opera speelt zich af op Sicilië en voor een beter begrip van de inhoud is enige kennis van de regionale geschiedenis vereist. Sicilië maakte deel uit van het Romeinse Rijk en na de Romeinen kwamen de Vandalen gevolgd door de Ostrogoten, Byzantijnen en Arabieren. In de 11e eeuw werd het eiland veroverd door de Noormannen, feitelijk Vikingen, die een krachtig bewind wisten uit te oefenen. Spanjaarden uit Aragon, Fransen, Duitsers en later Spanjaarden van het huis Bourbon completeren de stoet. Het Franse bestuur was van korte duur. Het repressieve karakter van het régime leidde al na ongeveer twintig jaar tot een opstand waarbij alle Fransen werden verdreven of gedood. Op 31 maart 1282 sloeg de vlam in de pan nadat een Franse officier een Siciliaanse vrouw op weg naar het avondgebed zou hebben beledigd. De man werd in de kerk doodgestoken.
Deze gebeurtenis is in Verdi’s Les vêpres Siciliennes verwerkt, beter bekend als I vespri Siciliani. Het was een opdrachtwerk van de Parijse Opéra waar het in 1855 in première ging. In zijn oorspronkelijke vorm is het een grand opéra in vijf aktes met een groot ballet.
Het Franse libretto is van Charles Duveyrier en Eugène Scribe naar hun werk Le duc d’Albe, de opera waaraan Donizetti in 1840 had gewerkt maar die om uiteenlopende redenen onvoltooid was gebleven.
Het genre Grand Opéra heeft als inhoudelijk kenmerk dat de handeling losjes wordt bepaald door historische figuren tegen de achtergrond van grote gebeurtenissen die pogingen van de protagonisten om het leven naar hun hand te zetten bijna op voorhand doen mislukken. Zo ook Les Vêpres Siciliennes waarin Henri wordt vermorzeld tussen de intuïtieve liefde voor zijn vader Montfort en zijn afkeer voor de verpersoonlijking van de onderdrukking van het Siciliaanse volk, de Franse gouverneur Montfort. De overeenkomsten met Donizetti’s Le Duc d’Albe zijn heel duidelijk. Alleen de namen zijn veranderd.
In 1989 stond I vespri Siciliani op het programma van La Scala. In de hoofdrollen Giorgio Zancanaro als Monforte, Cheryl Studer als Elena en Ferruccio Furlanetto als Procida. Chris Merrit vertolkte de rol van Arrigo, de Italiaanse versie van Henri. Zoals gezegd wordt deze opera vrij zelden gespeeld, een lot dat het werk deelt met een reeks vroege Verdi’s. Maar voor een opera die vlak na Verdi’s succesnummer La traviata kwam is dat op zijn zachtst gezegd opmerkelijk.
Toen ik na vele jaren de dvd van de opname uit 1989 nog eens afspeelde, werd me echter toch wel veel duidelijk. Alles wat La traviata na een moeilijke start tot een megasucces heeft gemaakt, ontbreekt in Vespri. La traviata is een aansprekende liefdesgeschiedenis met een schitterende rol voor de prima donna en een ontroerend duet van Violetta met Germont sr. De rol van Alfredo is routine Verdi, het gaat om de sopraan en de bariton. Verder is de opera heel compact, er staat geen noot teveel in.
In Vespri komt de liefdesgeschiedenis van Arrigo en Helena nauwelijks uit de verf. De scènes van Montfort worden nodeloos gerekt, zeker in de briefscène lijkt er geen einde aan te komen. Het ballet in de derde akte kan natuurlijk gemakkelijk worden geschrapt maar zelfs dan blijft er een onnodig lang werk over waarin de componist de protagonisten zich moeizaam laat voortslepen. Mijn conclusie is dan ook dat dit werk terecht wordt genegeerd, het is eerder een curiosum dan een aansprekende latere Verdi.
De enscenering in La Scala is basaal. Een plein met een blauwe achtergrond, de zee. Een kamer in het paleis van de gouverneur, een balzaal en een gevangenis waarin zich een beul meldt met een heuse grote hakbijl. De gebeurtenissen spelen zich af in de 13e eeuw maar de kostumering duidt op de periode waarin de opera is ontstaan. De Fransen zien er schitterend uit in hun uniformen waarin hemelsblauw is gecombineerd met roomwit. Elena loopt in een zwarte jurk, ze is in de rouw vanwege haar broer. Het volk is aanwezig in een ‘Cavalleria’ kostumering.
Men heeft in deze productie het ballet zeer serieus genomen. Het wordt in zijn volle lengte uitgevoerd en is aardig om te zien. Ook al wordt er uitstekend gedanst, het blijft natuurlijk een showstopper.
Zancanero laat een goede Montfort horen al heeft hij toch wel wat moeite de spanning vast te houden als Verdi hem langer laat zingen dan op dat moment wenselijk is. Chris Merritt biedt een uitstekende vertolking van de geplaagde Arrigo die echter te veel moet lamenteren over zijn genadeloze lot. Hoe goed hij ook zingt, zijn personage gaat irriteren.
Helena is in mijn beleving een van de minst aansprekende rollen die Verdi een prima donna heeft toebedacht. Ze is feitelijk onnodig voor het verhaal. De roof van aanstaande bruiden door Franse soldaten is voldoende om de vlam in de pan te laten slaan.
Het loyaliteitsprobleem van Arrigo speelt tussen hem en Procida. Helena is er tussen gewurmd omdat Verdi anders zonder sopraan kwam te zitten. Dat gezegd hebbende moet ik vaststellen dat Cheryl Studer zich uitstekend weet te weren. De opname dateert uit haar ‘wonder years’ toen ze gezien werd als the voice of the century. Met name het bekende ‘Mercè, dilette amiche’ in de vijfde akte gaat haar heel goed af.
Ferrucio Furlanetto overtuigt als verpersoonlijking van het geschonden Siciliaanse zelfbeeld, een echte revolutionair. Sowieso is het altijd een genoegen deze man te horen zingen.
Riccardo Muti heeft de muzikale leiding. Het zal vooral aan hem te danken zijn dat deze productie er überhaupt is gekomen.
Olivier Messiaen was een zeer religieuze man en de meeste van zijn werken staan in het teken van het christelijke geloof. Voor zijn enige opera, over de heilige Franciscus, heeft hij ook het libretto geschreven dat hij als zijn persoonlijke geloofsbelijdenis en een soort testament beschouwde en dat voor hem minstens net zo belangrijk was als de muziek. Daar heeft hij zeven jaar aan gewerkt, de première vond plaats in 1983, in Parijs.
De uitvoering, met José van Dam in de hoofdrol en gedirigeerd door Seiji Ozawa werd ooit op cd uitgebracht, op het merk Cybélia, helaas is de opname tegenwoordig zeer moeilijk te krijgen. You Tube biedt soelaas, daar kunt u het een en ander (met beeld!) beluisteren.
Hieronder een fragment:
LOTHAR ZAGROSEK
Twee jaar later, in 1985, werd de opera (zij het sterk ingekort) in Salzburg gepresenteerd, gedirigeerd door Lothar Zagrosek en met Dietrich Fischer-Dieskau als Franciscus, Rachel Yakar als de Engel en Kenneth Riegel als de melaatse. Het werd rechtstreeks op de ORF uitgezonden, en daarna op Orfeo (C485 982) uitgebracht.
In 1998 kwam ‘Franciscus’ in Salzburg terug, ditmaal compleet. Kent Nagano (hij heeft ooit, toen hij nog de assistent van Ozawa was, de opera onder Messiaen zelf ingestudeerd) dirigeerde en de hoofdrol werd vertolkt door de inmiddels zeer met de rol vergroeide José van Dam, gesecondeerd door Dawn Upshaw (de Engel) en Chris Merritt (de melaatse).
KENT NAGANO
De opera werd tijdens de voorstellingen live opgenomen en een jaar later op vier cd’s uitgebracht, waardoor we thans over de enige complete uitvoering van dit prachtige werk op cd kunnen beschikken. (DG 4451762).
De uitvoering staat als een huis. Chris Merritt beschikt niet over de mooiste stem ter wereld, maar dat hoeft ook niet. Hij hoort kwetsbaar en klagerig over te komen, en dat lukt hem voortreffelijk. Kenneth Riegel op Orfeo is wellicht iets indrukwekkender, maar je gaat de opera niet voor één scène aanschaffen, al vind ik het fijn om die opname ernaast te kunnen hebben.
Dawn Upshaw is een stralende, kwikzilverige Engel, esoterischer dan Rachel Yakar op Orfeo, en buitenaards mooi. Fiescher-Dieskau was in 1985 al met pensioen, maar stemde toe om de rol van Franciscus (nou ja, de helft ervan) in te studeren. Het resultaat is beslist niet slecht, maar voor mij zeer weinig idiomatisch, en hij komt niet eens in de schaduw van de prestatie van van Dam.
De muziek ligt zeer prettig in het gehoor en er straalt een zekere sereniteit van af, wat niet alleen aan de invloed van de gregoriaanse gezangen geweten kan worden. Af en toe doet zij aan Peleas en Melisande van Debussy denken, ook Poulenc komt om de hoek kijken.
En Messiaen zou Messiaen niet zijn zonder veelvuldig gebruik van ondes Martenot (op beide uitgaven bespeeld door zijn schoonzus, Jeanne Loriod), en zonder het getjilp van vogels.
Saint Francois d’Assis is een opera die zich prachtig leent voor het beluisteren op cd. Het is een echte meesterwerk, toch kan je hem prima op de achtergrond hebben. Je leest de synopsis, kijkt af en toe naar de dialogen (die kunnen ook vooraf gelezen worden, zoveel gebeurt er heus niet) en dan weet je het wel. Je kan er prima bij was opvouwen. Of voor zich zitten staren. Je wordt er rustig van.
Naxos durft wel! Nu we amper nog nieuwe opera-opnames op cd kunnen verwachten (afgezien van de bekendste hits met de grootste sterren), hebben ze Schönbergs Moses und Aron in 2003 live in Stuttgart opgenomen en uitgebracht.
Moses und Aron, één van de belangrijkste opera’s van de twintigste eeuw, is onvoltooid gebleven. Het stuk werd in 1954 voor het eerst (postuum) opgevoerd in Hamburg, maar een echte hit is het nooit geworden, ondanks de zeer sterke dramatische expressie en de mogelijkheden die ze aan de conceptueel werkende regisseurs biedt.
Schönberg zelf beschouwde het als zijn belangrijkste werk. Het was ook zijn antwoord op het oprukkende antisemitisme en zijn (noodgedwongen) hervonden Joodse identiteit.
De hoofdrollen zijn toebedeeld aan een bariton (Moses), die zich van het Sprechgesang bedient, en een hoge, belcanteske tenor (Aron), die als een spreekbuis dient voor zijn broer. Want Moses mag dan vol ideeën zitten, verwoorden kan hij ze niet (‘O wort, du wort, das mir fehlt’).
Ronald Kluttig werkte een paar jaar als assistent van Lotar Zagrosek, en dat is aan hem te horen: zijn benadering van de complexe partituur is zeer persoonlijk en betrokken.
Het koor zingt fenomenaal, Wolfgang Schöne is een prachtige, kernachtige Moses en de ‘ruim intonerende’ Chris Merritt neem ik wel voor lief.
Arnold Schönberg
Moses und Aron
Wolfgang Schöne, Chris Merritt; Stuttgart State Orchestra and Chorus olv Roland Kluttig
Naxos 8660158-59