Licinio_Refice

Refice’s Cecilia: music cutting through the soul

cecilia

There are those operas you just don’t know what to do with. You find them beautiful, divinely beautiful even, and you are moved to the depths of your soul. And that without understanding even a single word. Apparently the composer knows how to hit a sensitive chord, because as you listen you keep hoping that the heavenly music will never stop.
Heavenly is perhaps indeed the best word with which to describe Cecilia by Licinio Refice (1883 – 1954), an opera that most resembles a mystery play.
I am not insensitive to the miraculous, I grew up as a Jewish girl in a strongly Catholic Poland. But even as a child I was already aware that all those miracles were unattainable to me and therefore I found them extremely exciting and attractive.

cecilia-heilig

We know Saint Cecilia as the patron saint of music and church music, which, according to many hagiographers, is based on a misunderstanding. What we know of her comes mainly from the Legenda Aurea by Jacopo da Voragine, a reference book on the lives of saints, written in the thirteenth century. That book was the starting point for Refice’s opera. Refice, who was not only a composer and a conductor, but also a priest!

The legend (and the libretto) in short: the stunningly beautiful Cecilia went to martyrdom as a virgin, but not before she had persuaded her husband Vergilio (whom she never de facto made her husband) and his brother Tiburzio to come to the true faith. Both gentlemen share the same fate as Cecilia (beheading), with Cecilia being tortured first, which she endures in a miraculous way.

The premiere in Rome in 1934 was an unprecedented success and the opera was performed more than a thousand times until the rational took over from the mysterious. Cecilia’s  musical language is blatantly veristic, with sentiment increased to exeptional heights. You recognize fragments from Butterfly, but the rousing chords and the scents of roses and lilies, as captured in notes, remind me most of Zandonai and his Francesca da Rimini. One also tastes the atmosphere of Byzantium, that of La Fiamma of Respighi. I love it very much and I can completely lose myself in this music.

Until recently I only knew the opera from two shortened recordings, one with Renata Scotto and one with Renata Tebaldi, and from two arias sung by Claudia Muzzio.

Renata Scottio sings ‘Per amore di Gesù’:

The performance, recorded live in the Cathedral of Monte Carlo in 2013, is, as far as I know, the first complete commercial recording of the work and I am sorry to say that the performance is no more than satisfactory.

cecilia-denia

                                             Denia Mazzolla Gavazzeni

Denia Mazzolla Gavazzeni has for years been the greatest advocate of obscure and little-known veristic operas and for that alone she deserves the greatest praise. She has never been the best opera singer of the world; there was always a frayed edge to her voice and her high notes could sound unpleasantly metallic. But I could (and can!) forgive her these flaws. She was always able to strongly identify with her roles and her performances could be scorching at times. But now that her voice has lost its freshness, her Cecilia cannot convince me of her unearthly beauty. To produce the heavenly sounds he composed for Cecilia, Refice needed someone to sing with ‘God in the throat’. And that is lacking here.

Giuseppe Veneziano is a decent Valeriano, Corrado Cappitta is convincing in the double roles of Tiburzio and Amachio and Serena Pasquini sounds angelic enough for the “L’annunzio” sung by God’s Angel. Everyone really is trying their best, it is just not good enough for a top performance, which may also be due to the very prosaic and down to earth direction of Marco Fracassi.

Below: Claudia Muzio in two scenes from Cecilia: the prologue ‘Per amor di Gesu’, recorded in 1934, and the death scene, ‘Grazie, sorelle’, from 1935:

The fact that Refice has not yet been completely forgotten is due to ‘Ombra di Nube’ (Shadow of the clouds) a song that is still being sung and recorded, a.o. by Jonas Kaufmann:

And here again is Claudia Muzzio, for whom Refice originally composed the song. Now you can hear what Refice meant by ‘God in the throat’, this singer can and does give a tangible feeling to his deep faith and she is also able to make you believe that the ‘dark clouds will disappear naturally, making life beautiful again’.

Verismo past Jonas Kaufmann als een handschoen

kaufmann-verismo

In 2010 heeft Jonas Kaufmann een cd met aria’s uit verschillende veristische opera’s opgenomen. Met als slagroom op de taart het slotduet uit Andrea Chenier, gezongen met ‘onze eigen’ Eva-Maria Westbroek. Het is één van zijn beste solo-albums geworden: verismo past de Duitse tenor als een handschoen.

De cd is, met maar 61 minuten, aan de korte kant. Op zich heb ik daar niets op tegen, zeker ook omdat de cd, naast de bekendere en minder bekende stof, ook een tweetal absolute rariteiten bevat. Denk alleen maar aan Ombra di Nube van Licinio Refice.

Kaufmann begint bijzonder sterk met een echte tranentrekker, ‘Giulietta, son io’ uit Giulietta e Romeo van Zandonai. De aria lijkt geschapen voor zijn prachtige stem. Hiermee kan hij laten zien waar hij over beschikt en dat is niet weinig. In sommige recensies worden hem zowat goddelijke kwaliteiten toegemeten, een omschrijving waar ik toch best een beetje huiverig voor ben, maar nu weet ik het niet zo zeker meer

Af en toe (Pagliacci, Mefistofele) doet hij mij aan Plácido Domingo denken. Op zich merkwaardig, want hun stemmen lijken in het geheel niet op elkaar. Maar misschien is het de combinatie van zuivere lyriek met power en zeggingskracht? Ook het acteren met de stem heeft hij gemeen met de ‘grootste aller tenoren’ (de term komt van BBC Magazine).

Hij neemt je mee in het verhaal, sleurt je er doorheen om je na afloop met tranen en verbijstering achter te laten. Een prestatie, die inderdaad alleen de grootsten van de grootsten kunnen leveren, zeker als je enkel aria’s en niet de complete opera zingt.

Wat ik ook zo ontzettend mooi aan hem vind is de warmte die hij uitstraalt, soms voelt het gewoon als een warme bad.

En dan het orkest! Onder leiding van Antonio Pappano, die het grote gebaar niet schuwt, dompelt het Orchestra dell’Accademia Nazionale di Santa Cecilia uit Rome je in een weelde van klank en emoties,

Zijn er dan helemaal geen minpuntjes? O ja, zeker! Niet voor alle aria’s is Kaufmanns stem geschikt. Zo zet hij ‘Lamento di Frederico’ uit L’Arlesiana van Cilea veel te zwaar aan waardoor zijn hoge noten wat afgeknepen klinken.

Er is ook iets raars met het duet met Eva-Maria Westbroek. Ik kan mij natuurlijk vergissen, maar het klinkt alsof hun stemmen apart (en ook nog eens in aparte ruimtes) zijn opgenomen en dan aan elkaar geplakt.

Jonas Kaufmann over het zingen van verismo:

Het is best zware en zeer emotionele stof, verismo, en na 61 minuten ben je echt moe, van het luisteren alleen. Maar het geeft niet. Dit is OPERA. Op zijn best!


 

Verismo Arias
Zandonai, Giordano, Cilea, Leoncavallo, Mascagni, Boito, Ponchielli, Refice
Jonas Kaufmann (tenor), met medewerking van Eva-Maria Westbroek
Orchestra e coro dell’Accademia Nazionale di Santa Cecilia, Roma olv Antonio Pappano
Decca 4782258

Zie ook:
JONAS KAUFMANN zingt PUCCINI

 

DU BIST DIE WELT FÜR MICH. Jonas Kaufmann zingt operette.

CECILIA

IS VERISMO DOOD? Deel 1: Cavalleria Rusticana

IS VERISMO DOOD? deel 2

 

Cecilia: muziek die door de ziel snijdt

cecilia

Er zijn van die opera’s waar je niet zo goed raad mee weet. Je vindt het mooi, goddelijk mooi zelfs en je raakt tot in het diepst van je ziel door ontroerd, zonder ook maar één woord van te hebben verstaan. Blijkbaar weet de componist een gevoelige snaar bij je te raken, want luisterend hoop je alleen maar dat de hemelse muziek nooit meer gaat ophouden.

Hemels is wellicht ook de beste woord waarmee je Cecilia van Licinio Refice (1883 – 1954), een opera die het meeste weg heeft van een mysteriespel, kan beschrijven.
Daar ben ik niet ongevoelig voor. Opgegroeid als Joods meisje in het sterk katholieke Polen was ik mij als kind al bewust dat al die wonderen voor mij onbereikbaar en daardoor buitengewoon spannend en aantrekkelijk waren.

cecilia-heilig

 De heilige Cecilia kennen wij als de patrones van de (kerk)muziek, wat, volgens veel hagiografiekenners op een misverstand berust. Wat we van haar weten, komt voornamelijk uit de Legenda aurea van Jacopo da Voragine, een in de dertiende eeuw geschreven naslagwerk over het leven der heiligen. Dat boek vormde het uitgangspunt voor de opera van Refice, die in het gewone leven behalve componist en dirigent ook priester was.

 De legende (en het libretto) in het kort: de bloedmooie Cecilia ging als maagd de martelaarsdood tegemoet, maar niet voordat zij haar echtgenoot Vergilio (die zij nooit de facto tot man heeft gemaakt) en zijn broer Tiburzio tot het ware geloof heeft overgehaald. Beide heren valt hetzelfde lot ten deel als Cecilia (onthoofding), waarbij Cecilia eerst nog gemarteld wordt, iets wat ze wonderlijk weet te doorstaan.

De première in 1934 in Rome was een ongekend succes en de opera werd meer dan duizend keer opgevoerd tot het nuchtere het van de mysterieuze overnam.

Cecilia is in haar muzikale taal onbeschaamd veristisch, met tot in het maximum opgevoerd sentiment. Men hoort er flarden Butterfly in, maar de opzwepende akkoorden en de in noten gevangen geuren van rozen en lelies doen mij het meest aan Zandonai denken en zijn Francesca da Rimini. Men proeft ook de sfeer van Byzantium, die uit La Fiamma van Respighi. Ik vind het heel erg mooi en ik kan me er totaal in verliezen.

Tot voor kort kende ik de opera alleen maar uit twee verkorte opnamen, één met Renata Scotto en één met Renata Tebaldi, en van twee aria’s, gezongen door Claudia Muzzio.

Hieronder Renata Scotto zingt ‘Per amore di Gesù’:

De, in 2013 in het kathedraal van Monte Carlo live opgenomen uitvoering is, voor zo ver ik weet de eerste complete commerciële opname van het werk en het spijt mij om te zeggen dat de uitvoering niet meer dan bevredigend is.

cecilia-denia

Denia Mazzolla Gavazzeni

Denia Mazzolla Gavazzeni is sinds jaren de grootste pleitbezorgster van de obscure en weinig bekende veristische opera’s en alleen al daarvoor verdient zij de grootste lof. Zij is nooit de beste operazangeres ter wereld geweest, er zat altijd een rafeltje aan haar stem en haar hoogte kon wel eens onaangenaam metalig klinken. Maar dat alles kon (en kan!) ik haar vergeven. Ze wist zich altijd met haar rollen te identificeren en haar vertolkingen konden bij vlagen verschroeiend zijn.

Dat is nog steeds het geval, maar nu haar stem aan frisheid heeft ingeboet weet haar Cecilia mij niet zo goed van haar onaardse schoonheid te overtuigen. Voor de hemelse klanken die Refice voor Cecilia heeft gecomponeerd wilde hij iemand met `God in zijn keel` hebben. Dat mis ik.

Giuseppe Veneziano is een fatsoenlijke Valeriano, Corrado Cappitta overtuigd in zijn dubbelrol van Tiburzio en Amachio en Serena Pasquini klinkt engelachtig genoeg voor de door God’s Engel gezongen ‘L’annunzio’.
Iedereen doet werkelijk zijn best, het is alleen niet voldoende voor de topuitvoering, wat ook aan de zeer prozaïsche en down to earth directie van Marco Fracassi kan liggen.

Hieronder Claudia Muzio in twee scènes uit Cecilia: de proloog ‘Per amor di Gesu’, opgenomen in 1934:

en de sterfscène van Cecilia, ‘Grazie, sorelle’, uit 1935

Dat Refice nog niet helemaal vergeten is, ligt aan ‘Ombra di Nube’ (Schaduw van de wolken) een liedje dat nog steeds gezongen en opgenomen wordt, o.a. door Jonas Kaufmann:

En hier nogmaals Claudia Muzzio, voor wie Refice het lied heeft gecomponeerd.
Hier hoor je wat Refice met zangeres met `God in haar keel`, bedoelde, een zangeres die zijn diepe geloof gestalte kon geven en je kon doen geloven dat de “donkere wolken vanzelf verdwijnen, waardoor het leven weer mooi wordt”

Licinio Refice
Cecilia
Denia Mazzola Gavazzeni, Giuseppe Veneziano, Corrado Cappitta, Serena Pasquini e.a.
Orchestra Filharmonica Italiana; Coro La Camerata di Cremona onder leiding van Marco Fracassi
Bongiovanni GB 2472/73-2