Ettore_Bastianini

Renata Scotto: kort overzicht van de vele rollen die zij vervulde.

Renata Scotto, ‘la mia Divina Assoluta’ werd geboren op 24 februari 1934 in Savona. Haar operadebuut maakte zij op haar achttiende als Violetta (La Traviata). Haar  ‘officiële’ debuut was de volgende dag in in Milaan. Kort daarna zong zij in Savona Madama Butterfly.

Omdat er geen kans bestond om haar in Nederland te horen ben ik met een paar vrienden die ook fan waren naar Parijs gereisd, waar ze een recital gaf. Het was uitverkocht en ik herinner mij eigenlijk alleen maar de enorme rij voor haar kleedkamer: men wilde haar handtekening, men kwam met bloemen, bonbons, cadeaus…. Zoiets had ik in Nederlend nooit eerder gezien.


Maar er kwam een dag dat zij ook in Amsterdam mocht zingen! Op 19 oktober 1996 trad ze voor het eerst sinds 1963 in Nederland op. Tijdens de Amsterdamse ZaterdagMatinee zong zij voor de pauze Ravel (Pavane pour une infante défunte) en Chausson (Poème de l’amour et la mer) en na de pauze Poulencs La voix humaine. Zij heeft er een echte voorstelling van gemaakt: er was een tafel met de telefoon er op, en met de telefoonsnoer heeft ze zich aan het eind gewurgd. Wie er bij was zal het ooit vergeten.

Gedurende haar lange carrière trad Scotto op in opera’s geschreven door 18 componisten en haar repertoire omvatte zo’n vijfenveertig rollen. En daar komen nog studio-opnamen er bij. Ik kan onmogelijk alles bespreken vandaar dat ik mij maar tot een paar opnamen beperk. Wellicht kom ik er nog op terug?
De volgorde is willekeurig

LA WALLY

In 1953 deed zij auditie in La Scala voor de rol van Walter in Catalani’s La Wally met o.a. Renata Tebaldi en Mario del Monaco. Giulini zou dirigeren. Er wordt verteld dat hierna Victor de Sabata, één van de juryleden, zou zeggen: ” “Forget about the rest.”

La Wally ging in première op 7 december 1953, en Scotto werd teruggeroepen door vijftien keer het doek op te halen. Tebaldi en del Monaco kregen er elk zeven.

LA SONNAMBULA

In Edinburgh heeft de Milanese La Scala Luchino Visconti’s productie van La sonnambula opgevoerd, met Maria Callas als Amina. De productie was zo succesvol geweest dat La Scala had besloten nog een voorstelling toe te voegen. Maar Callas was moe, bovendien wilde zij graag naar het feest dat Elsa Maxwell voor haar gaf in Venetië. Dus vertelde zij de Scala-mensen dat ze de extra voorstelling beslist niet zal zingen voor de extra voorstelling. Desondanks heeft La Scala de extra voorstelling met Callas aangekondigd. Callas weigerde. Met een opzegtermijn van twee dagen, nam Scotto de rol van Amina over en verving haar op 3 september 1957. De voorstelling was een groot succes, en de 23-jarige Scotto werd een internationale operaster.

Deze opname met Alfredo Kraus is uit 1961

RIGOLETTO

Mijn grootste favoriet aller tijden is een Ricordi opname uit 1960 (tegenwoordig Sony 74321 68779 2), met Ettore Bastianini in de hoofdrol. Renata Scotto zingt een meisjesachtig naïeve Gilda, die uit liefde voor de verkeerde man omgetoverd wordt in een volwassen vrouw. Als geen ander snapt ze, dat het hele gedoe met wraak nergens toe kan leiden en offert zichzelf op, om al dat bloedvergieten en haat te stoppen.

Bastianini en Scotto in de finale:

LA TRAVIATA

Renata Scotto heeft (of moet ik zeggen: had?) iets wat weinig andere zangeressen bezaten: een perfecte techniek die haar in staat stelde om met coloraturen te strooien alsof het niets was. Haar hoge noten klonken weliswaar een beetje staalachtig maar waren ontegenzeggelijk loepzuiver. Zij bezat de gave om met haar stem (en niet alleen maar met haar stem!) te acteren, en door haar perfecte articulatie kon je niet alleen letterlijk volgen wat ze zingt, maar het ook begrijpen.

Haar wellicht mooiste (er bestaan meerdere opnames met haar) Violetta nam ze in 1963 op (DG 4350562), onder de zeer spannende leiding van Antonino Votto. Alfredo wordt er gezongen door de zoetgevooisde Gianni Raimondi, en Ettore Bastianini is een warme, inderdaad vaderlijke, Giorgio Germont.

En denk maar niet dat de voorstellingen vroeger, toen alles nog volgens het boekje gebeurde, statisch en saai waren! In 1973 was La Scala op tournee in Japan, en daar, in Tokyo, werd een legendarische voorstelling van La Traviata opgenomen (VAI 4434).

De hoofdrollen werden vertolkt door de toen nog ‘volslanke’ Scotto en de 27-jarige (!) José Carreras. DVD vermeldt geen naam van de regisseur, wellicht was er ook geen, en de zangers (en de dirigent) hebben het allemaal zelf gedaan? Hoe dan ook, het resultaat is werkelijk prachtig, ontroerend en to the point. Ik ga er verder niets meer over vertellen, want deze opname is een absolute must voor iedere operaliefhebber.

Finale van de opera:

L’ELISIR D’AMORE

De dvd met Renata Scotto, Carlo Bergonzi en Giuseppe Taddei (Hardy Classic Video HCD 4014) wil ik speciaal de jongere generatie aanbevelen. Het zijn niet alleen de prachtige stemmen van weleer die imponeren (Scotto, Bergonzi, Taddei – wie zingt ze dit nog na?), het oog krijgt ook het een en ander om te genieten.

Denk maar niet dat ze het toneel opkomen, hun aria met het gezicht naar het publiek zingen en buigen, want dan komt u bedrogen uit. Het is theater pur sang en een beter acterende zangeres dan Scotto moet nog geboren worden.

Renata Scotto zingt ‘Prendi, per me sei libero’:

TURANDOT



Hier kan ik heel erg kort over zijn: betere Liu bestaat niet. Renata Scotto is een zeer broze en ontroerende Liu wat in een schitterent contrast staat met de zee macho en verleidelijke Calaf van Corelli en ijzingwekkende Turandot van Birgit Nilsson

MADAMA BUTTERFLY


Voor mij een absolute ‘numero uno’ is de in 1966 bij EMI (tegenwoordig Warner 0190295735913) verschenen opname onder Sir John Barbirolli. Je kan je een lyrischer of juist een meer dramatische Cio Cio San indenken; eentje met minder metaal in haar stem of eentje met kinderlijker stem. Maar geen andere zangeres wist zo het complexe wezen van het meisje te doorgronden en haar verandering van een naïef kind in een volwassen, door immens verdriet gebroken vrouw zo te karakteriseren

LUCIA DI LAMMERMOOR

Renata Scotto heeft de rol nooit in de studio vastgelegd. Er zijn wel verschillende piratenopnames met haar in omloop, met als Edgardo onder anderen Luciano Pavaratti, Alfredo Kraus, Carlo Bergonzi en Gianni Raimondi.

Van die vier is de opname met Raimondi me het dierbaarst, niet in de laatste plaats vanwege de zeer energieke en dramatisch evenwichtige directie van Claudio Abbado. Het werd opgenomen in La Scala in december 1967 en is ooit op Nuova Era (013.6320/21) verschenen. Helaas is die opname zeer moeilijk verkrijgbaar, maar wie zoekt….

Scotto’s interpretatie van de gekwelde heldin is wel op dvd beschikbaar (VAI 4418). De productie is in 1967 in Tokio opgenomen. Het circuleerde jarenlang op piratenvideo, maar aangezien de geluids- en beeldkwaliteit bijzonder matig was, zijn er met de commerciële uitgave heel veel operaliefhebbers bijzonder blij gemaakt. Het geluid is een beetje scherp, waardoor Scotto’s hoge noten nog metaliger klinken dan normaal, maar: who cares?

Haar interpretatie is zowel zangtechnisch als scenisch van een ongekend hoog niveau. Met een kinderlijk verbaasde uitdrukking (mijn broer doet het mij aan?) op haar gezicht stemt ze in, al is het niet zonder morren, met het gedwongen huwelijk met Arturo (een in alle opzichten afgrijselijke Angelo Marchiandi).

Hieronder Scotto zingt ‘Il dolce suono’. Doe het haar na!

LA BOHÈME

Met La Bohème uit de Met 1977 (DG 0734025) werd er geschiedenis geschreven: het was de allereerste rechtstreekse transmissie uit het Newyorkse operahuis op TV. De productie was in handen van Pier Luigi Pizzi, die toen nog niet geobsedeerd was door overmaat aan ballet en de kleur rood.

Hoewel ik nooit een groot fan van Pavarotti was, kan ik niet ontkennen dat hij hier een fris geluid produceert en dat zijn hoge noten staan als een huis. Acteren was nooit zijn ‘cup of tea’, maar hier doet hij zijn best.

Echt spannend wordt het bij de binnenkomst van Mimì: in 1977 was Renata Scotto op haar ongekende hoogtepunt. Zij spint de mooiste pianissimi en haar legato en mezza voce zijn om te huilen zo mooi. De rest van de cast is niet meer dan adequaat, maar de jonge James Levine dirigeert alsof zijn leven ervan afhangt!

Scotto zingt ‘Si mi chiamano Mimì’



Musetta was niet echt een rol waar we Scotto mee associëren. Zij zelf eigenlijk ook niet, maar ze nam de uitdaging met beide handen aan. In de Zefirelli Met-productie uit 1982 zong zij een Musetta uit duizenden. Naast de zeer ontroerende José Carreras en Teresa Stratas was zij de onbetwiste ster van deze opname (DG 073 4539 9)

Scotto als Musetta:

LUISA MILLER


In 1979 zong Renata Scotto bij de Metropolitan Opera haar eerste Luisa en ze deed dat met de voor haar gebruikelijke toewijding. Maar voordat ze aan haar eerste grote aria kon beginnen, zorgde een ‘grapjas’ voor een schandaal door keihard ‘brava Maria Callas’ te roepen.

Sherrill Milnes, hier in de gedaante van Luisa’s vader, nam de door emoties bevangen Scotto in zijn armen en redde zo haar concentratie. En de voorstelling

Dat alles was live op tv uitgezonden en zo kwam het op de in omloop zijnde piratenvideo’s terecht. De mijne koesterde ik al jaren, en inmiddels is de voorstelling door Deutsche Grammophon op dvd uitgebracht, met de nodige cuts, waaronder dat beroemde incident. Jammer, maar het gaat tenslotte niet om de incidenten maar om de opera en de uitvoering. En daar is dus helemaal niets mis mee.

In het filmpje hieronder bespreken de hoofdrolspelers (Scotto, Domingo, Milnes en Levine) de opera van Verdi en de productie van 1979:

ANDREA CHENIÉR

Mijn dierbaarste cd-opname is in 1976 door RCA (GD 82046) vastgelegd. De cast is om te likkebaarden: Renata Scotto zingt Maddalena, Sherrill Milnes is Gérard en in de kleine rollen horen we o.a. Jean Kraft, Maria Ewing, Michel Sénéchal en Gwendolyn Killebrew. James Levine, die het National Philharmonic Orchestra dirigeert, snapt precies waar het in de opera over gaat. Om te huilen zo mooi.

Scotto zingt ‘La Mamma morta’:

MANON LESCAUT



Hier kan ik heel kort zijn: schaf de Menotti productie met Renata Scotto en Plácido Domingo uit de Metropolitan Opera (1980) aan en dan bent u voor uw verdere leven klaar. Er bestaat geen andere productie die daar zelfs in de buurt kan komen en ik verwacht niet dat het binnenkort gaat gebeuren. Scotto zingt en acteert Manon zoals geen ander eerder heeft gedaan en met Domingo samen zorgt zij voor een avondje ouderwets janken. De zeer realistische, natuurgetrouwe en o zo spannende productie van Menotti kan gewoon niet mooier. (DG 0734241)

IL TRITTICO

In november 1981 heeft Scotto alle drie de heldinnen gezongen in de Metroolitam Opera in New York, Levine dirigeerde. Ooit heeft een piraat het in zijn geheel uitgebracht en het stond kortstondig op YouTune. Helaas. Wel kunnen we fragmenten van alle drie vinden..

Il Tabarro

Suor Angelica:

Gianni Schicchi:

Op cd is de opname onder Maazel uit 1977mijn eerste keus. Zeker vanwege Angelica van Scotto, daar komt gewoon niemand bij in de buurt. Tel daarbij Marylin Horne als haar kwaadaardige tante en de jonge Cotrubas als de spring in het veld zuster Genovieffa. Ook in Il Tabarro is het Scotto die alle aandacht opeist als Giorgetta, daarbij goed geholpen door de zeer macho Domingo en Ingvar Wixell in één van zijn beste rollen..

LA GIOCONDA

Maar vergeet ook La Gioconda uit San Francisco 1979 niet! Voor haar interpretatie van de=ie rol heeft Scotto Emmy award gekregen. Het betekende ook een heftige ruzie met Luciano Pavarotti, die zij in haar autobiografie “More then a diva” niet eens bij de naam noemde. Hij werd “A certain tenor”. Het kwam allemaal goed.

FRANCESCA DA RIMINI

Wat niemand ook mag missen is Francesca da Rimini van Zandonai uit de MET

La forza del destino: discografie

Forza poster

La Forza del Destino (De macht van het noodlot) gaat over – hoe raad u het? – de macht van het noodlot. En over de gewroken eer.

Alvaro, Peruaanse prins van een Inca afkomst reist incognito door Spanje om eerherstel van zijn ter dood gebrachte ouders te bewerkstelligen. Onderweg wordt hij verliefd op een dochter uit een welgestelde adellijke familie, de liefde is wederzijds, maar de kans om te kunnen trouwen nihil: zie hier de ultieme liefdesdrama. De geliefden besluiten te vluchten en vanaf hier neemt noodlot het heft in handen en bezorgt ons een onwaarschijnlijke reis door tijd en plaatsen.

Daar er niets gebeurt zonder reden, hier de belangrijkste: dankzij het ietwat warrige, maar o zo mooie drama heeft Verdi ons leven verrijkt met één van de mooiste opera’s ooit, met onvergetelijke aria’s en duetten en dé ouverture. En dan te bedenken dat het voorspel er aanvankelijk niet in zat!

Bij de première in 1862 in Sint Petersburg werd de opera nog vooraf gegaan door een korte prelude. Pas zeven jaar later, toen Verdi de opera nog eens ter hand heeft genomen, verving hij de prelude door de ons overbekende ouverture.

Petersburg 1995

Forza Gergiev

Van de eerste, Petersburgse versie bestaat een zeer goede uitvoering: de door Valeri Gergiev gedirigeerde en met de sterzangers van het Mariinski Theater bezette opname uit 1995. Deze opname is een absolute must. Niet alleen omdat het om de oorspronkelijke versie gaat, maar ook omdat de uitvoering weergaloos is.

Gergiev dirigeert zeer ferm en de drama is zinderend. Gegam Grigorian is een fenomenale Alvaro, voor mij is hij zonder meer één van de allerbeste vertolkers van die rol.

Galina Gorchakova overtuigt als een verscheurde Leonora en Nikolai Putilin is een prima Carlo. De opname is waarschijnlijk moeilijk verkrijgbaar, maar u kunt het in zijn geheel beluisteren op Spotify.


 

Richard Tucker

Forza Tucker solo

Richard Tucker als Alvaro © Sedge LeBlang/Opera News Archives

De Amerikaanse tenor was één van de beste Alvaro’s in de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw. Als je goed naar zijn opnamen luistert dan weet je meteen waarom: Tucker beschikte over een grote, goed gevoerde en sterk resonerende spinto-tenor, met warme en emotionerende ondertonen. Hij heeft de rol vaak gezongen en daar bestaan een paar opnamen van.

.

In 1954 zong hij de rol tegenover Leonora van Maria Callas. Hoe ik ook mijn best niet doe: van haar Leonora word ik niet echt warm. Sterker, zij irriteert mij. Maar toegegeven, haar ‘La Vergine degli Angeli’ klinkt prachtig, iets wat ik voornamelijk op conto van de ongekend ontroerend dirigerende Tulio Serafin schrijf.

Terug naar Tucker: luister even naar ‘Solenne in quest’ora‘, het duet tussen Alvaro en Carlo (schitterende Carlo Tagliabue):

wedden dat je de hele wereld vergeet? (Warner 5646340002)


 

 Forza Gre

Zes jaar later, in 1960 zong Richard Tucker de rol van Alvaro in Buenos Aires. Zijn grote aria ‘La vita è inferno’ klinkt nog indrukwekkender dan bij Serafin. Wie hier niet geroerd door raakt, heeft geen hart. Zo denkt ook het Argentijnse publiek er zeer hoorbaar over en trakteert hem op een enorm applaus.

Zijn Leonora is niemand minder dan onze eigen Gré Brouwenstein. Het is heel erg jammer dat de kwaliteit van de opname veel te wensen overlaat, want wat Brouwenstein hier laat horen is op zijn minst bijzonder.

Aldo Protti is een niet helemaal overtuigende Carlo, maar Mignon Dunn is een meer dan spannende Preziosilla. Fernando Previtali dirigeert zeer behoedzaam (Archipel WLCD 0310)

Forza Price Tucker

We schuiven nog eens vijf jaar vooruit. In 1965 mocht Tucker zijn Alvaro in de studio van RCA opnemen. In die opname klinkt hij iets minder betrokken dan in Buenos Aires, geen wonder, live is immers live. Hij klinkt ook milder, alsof hij heeft besloten in zijn lot te berusten. Wat eigenlijk ook zo was.

Leonora werd onvoorstelbaar prachtig gezongen door Leontyne Price en Robert Merrill (Carlo) geeft een openbare masterclass in het ‘Verdi-zingen’.

Robert Merrill zingt ‘Morir! Tremenda cosa!’

Tel daarbij een speelse en sexy Preziosilla van Shirley Verett en uw avondje ‘Noodlot’ kan niet meer stuk.

Thomas Schippers dirigeert voortreffelijk (ooit RCA, tegenwoordig waarschijnlijk Briljant Classics).


Plácido Domingo

Forza Arroyo

In de opname uit Buenos Aires uit 1972 komen we Fernando Previtali weer eens tegen. Twaalf jaar later nam hij de tempi iets sneller, waardoor in ieder geval de ouverture wat prettiger klonk. Leonore werd gezongen door de Amerikaanse Martina Arroyo, een prachtige donker gekleurde sopraan.

Forza Domingo 1972

Plácido Domingo als Alvaro, 1972

De rol van Alvaro markeerde het Argentijnse debuut van Plàcido Domingo en dat is de voornaamste reden voor het beluisteren van deze zeer slecht klinkende opname (Arkadia HP 612.3). Wat u hoort is een jonge, krachtige stem, misschien een tikkeltje te onstuimig maar o zo verschrikkelijk mooi!


FOrza Price Domingo Levine

In 1976 werd de opera door de toenmalige RCA opgenomen, met in de hoofdrollen, naast Plácido Domingo en een fenomenale Leontyne Price (Leonora) een niet minder spectaculaire Sherrill Milnes als Carlo. Domingo en Milnes waren een “match made in heaven”: hun stemmen kleurden mooi bij elkaar en ze wisten elkaar te stimuleren.

Domingo en Milnes zingen ‘Solenne in quest’ora’ in een recital in 1983, Levine dirigeert:

Bonaldo Giaiotti was al bij Previtali in Buenos Aires een zeer goede Fra Guardiano, maar hier kun je pas zijn geweldige stem naar waarde schatten. Vergeet ook Preziosilla van Fiorenza Cossotto en de spannende directie van Levine niet!


Forza Freni

Tien jaar later mocht Domingo zijn Alvaro nog een keer in de studio herhalen, nu onder leiding van Riccardo Muti en deze opname mag in uw verzameling beslist niet ontbreken. Er zijn weinig dirigenten die Verdi zo op de huid weten te dirigeren, zeker tegenwoordig.

Mirella Freni is een niet echt idiomatische Leonora, maar zij zingt ontegenzeggelijk mooi, zoals altijd eigenlijk.

Domingo klinkt hier volwassener, edeler, meer ‘prinswaardig’, zeg maar, maar dat naïef-jeugdige, dat is hij hier een beetje kwijt. Giorgio Zancanaro is een mooie Carlo, maar zelf had ik graag wat meer expressie gehoord. Met Sesto Bruscantini is de rol van Fra Melitone grappiger dan het eigenlijk de bedoeling was, denk ik (ooit EMI)

DVD

Napels 1958

Forza Tebaldi dvd

En op dvd? Hier kan ik heel erg duidelijk over zijn: koop de opname uit Napels 1958 (Hardy Classics HCD 4002). Never mind de fletse zwart-wit beelden en de slechte mono-geluid: deze opname moet u hebben!

Het begin alleen al: pam! Pam! Pam! Die staat! Francesco Molinari Pradelli kent zijn vak. Wat zich erna ontpopt is een wereld die allang niet meer bestaat, een wereld vol volmaakte (opera)magie.

Bij haar eerste aria al, ‘Me pellegrina ed orfana’ laat Renata Tebaldi je met je mond open en ogen vol tranen achter. Wakker geschud worden we pas als haar minnaar in de gedaante van Franco Corelli via het balkondeur haar kamer en onze harten binnenloopt.

Kijk: met deze Alvaro zou ik zelfs naar de hel kunnen lopen, mocht de hel bestaan. Dat je onderweg de duivel zelf in de gedaante van Ettore Bastianini (Carlo) tegenkomt maakt de feest alleen maar compleet.

Hieronder zingt Tebaldi ‘La vergine degli angeli’:

Alle duivels! Dat, dames en heren, dat heet zingen. Daar neem je de boordkartonnen decors en de – helaas – vele coupures voor lief.

München 2015

Forza Kaufmann

Arme zangers. Tegenwoordig moeten ze voornamelijk mooi zijn en zich naar de wensen van de regisseur schikken. Mochten ze nog kunnen zingen dan is dat meegenomen, noodzakelijk is het niet.

Nu moet ik eerlijkheidshalve zeggen dat regisseurs vaak hun best doen om het zingen zo goed mogelijk te belemmeren. Zo’n regisseur is de Oostenrijkse Martin Kušej. In München 2015 maakte hij van ‘La Forza del destino’ een soort psychologische familiedrama aan tafel (te veel naar Tcherniakov gekeken?), gelardeerd met religieus fanatisme.

Het kan dus aan de regie liggen dat Jonas Kaufmann (Alvaro) sterk onder zijn niveau presteert.

Anja Harteros zingt onwaarschijnlijk prachtig, maar om er van te kunnen genieten moet men de ogen dicht doen (Sony 8875160649))

 

En, omdat ik het voornamelijk over de ‘heren’ heb gehad: als uitsmijter mijn geliefde uitvoering  van ‘La Vergine degli angeli’ door Leyla Gencer:

Rigoletto: discografie

Rigoletto,_Vocal_score_illustration_by_Roberto_Focosi_-_Restoration

‘Bella Figlia dell’Amore’ scène, afgebeeld door Roberto Fossi in één van de vroegste edities van de score

“Dit is mijn beste opera”, zei Giuseppe Verdi na de première. En voegde er aan toe dat hij “waarschijnlijk nooit nog zo iets moois zou kunnen schrijven”. Dat het met het ‘nooit’ wel meeviel, dat weten we nu wel, maar toen moest er toch echt een soort elektrische schok door het publiek zijn gegaan. Zelfs nu, meer dan 170 jaar na de première blijft Rigoletto de opera-hitlijsten ever aan te voeren. Ik vraag mij dan ook oprecht af of er nog operaliefhebbers bestaan die niet minstens één opname van de ‘Verdi-cracker’ op de plank hebben staan.

rigoletto-set-designs-for-the-first-production-by-giuseppe-and-pietro-bertoja-1851

Ontwerp van Giuseppe Bertoja voor de wereldpremiere van Rigoleto (tweede scène van de eerste akte)

CD’S

Ettore Bastianini

Rigoletto Scotto Kraus

Mijn grootste favoriet aller tijden is een Ricordi opname uit 1960 (tegenwoordig Sony 74321 68779 2), met een absoluut niet te evenaren Ettore Bastianini in de hoofdrol. Zijn Rigoletto is zo warm en menselijk, en zo vol opgekropte frustraties, dat zijn roep om “vendetta” niet anders dan logisch is.

Renata Scotto zingt een meisjesachtig naïeve Gilda, die door de liefde voor de verkeerde man omgetoverd wordt in een volwassen vrouw. Als geen ander snapt ze, dat het hele gedoe met wraak nergens toe kan leiden en offert zichzelf op, om al dat bloedvergieten en haat te stoppen.

Alfredo Kraus is een Duca uit duizenden: elegant en afstandelijk, hoffelijk en koud als een kikker. Niet zozeer gemeen, maar totaal ongeïnteresseerd en daardoor des te gevaarlijker.

Een sonore Yvo Vinco (Sparafucile) en lekker ordinair verleidelijke Fiorenza Cossotto (Maddalena) zijn ook niet te versmaden, en het geheel wordt zeer geïnspireerd gedirigeerd door Gianandrea Gavazzeni. Jammer genoeg is het geluid niet al te best, maar een echte liefhebber neemt het voor lief.

Bastianini en Scotto in de finale:

Piero Cappuccilli

Rigoletto Giulini

Mijn andere grote favoriet is de in 1980 opgenomen uitvoering onder Carlo Maria Giulini (DG 457 7532). Ileana Cotrubas is de vleesgeworden Gilda. Ze is niet echt een stemacrobaat à la Gruberova, geen kwinkelerende ‘kanarie’ als Lina Palliughi, beslist minder dramatisch dan Callas (terecht, een Gilda is geen Leonora) en wellicht niet zo briljant als Sutherland, maar wat een inlevingsvermogen! Wat een inzet! Wat een tekstbegrip! Haar Gilda, in tegenstelling tot die van Scotto, wordt nooit volwassen, en haar offer is tienermeisjes eigen: onzinnig en zinloos en zo des te ontroerender.

De Duca wordt gezongen door Plácido Domingo, niet echt mijn favoriet voor die rol, al valt er op zijn zang helemaal niets aan te merken. Piero Cappuccilli is een werkelijk fenomenale Rigoletto, zo worden ze niet meer gemaakt.

Maar we moeten Giulini niet vergeten, want zo liefdevol zoals hij met de partituur omgaat… Nee.. mooier kan niet.


Tito Gobbi

.

De opname met Maria Callas uit 1955 (Warner Classics 0825646340958) onder leiding van Tulio Serafin klinkt behoorlijk dof. Giuseppe Di Stefano is een zowat perfecte Duca: een verleidelijke macho, vriendelijk en totaal onbetrouwbaar. Dat zijn hoge noten in ‘Questa o Quella’ er wat uitgeknepen uitkomen, ach… het zij hem vergeven.

Tito Gobbi is gewoon onnavolgbaar. Waar vind je nog een bariton met zoveel uitdrukkingen tot zijn beschikking? Dit is geen zingen meer dit is een les in met je stem acteren! Waar u de opname ook voor zou moeten hebben is Nicola Zaccaria als Sparafucile. Onvergetelijk.

En Callas? Tja…. te volwassen, te dramatisch, te aanwezig.

Gobbi en Callas zingen ‘Si, vendetta! Tremenda vendetta’:

Sherrill Milnes

Rigoletto Pavarotti

Joan Sutherland is een ander verhaal. Licht van stem, sprankelend en onbeschrijfelijk virtuoos maar een onnozele teenager? Nee.

Luciano Pavarotti is denk ik één van de beste en de meest ideale Duca’s uit de geschiedenis. Er zit iets aantrekkelijk vulgair in zijn stem wat hem seksueel begeerlijk maakt waardoor zijn ettelijke veroveringen makkelijk zijn te verklaren.

Sherrill Milnes is een ontroerende nar, die maar nergens een echte nar wil worden: hoe goed hij zijn best ook niet doet, hij blijft een liefhebbende vader.


Matteo Manuguerra

Rigoletto Deut

Tegenwoordig kent bijna niemand hem meer, maar in de jaren zeventig gold de in Tunesië geboren Manuguerra als één van de grootste vertolkers van zowel het belcanto als het verisme. En Verdi, uiteraard, want zijn mooie, warme, soepel gevoerde stem stelde hem in staat om makkelijk van genres te wisselen.

Maar goed, deze piratenopname (het is ook als cd te koop) beluistert u natuurlijk voornamelijk vanwege Cristina Deutekom. Luister even hoe zij in het kwartet ‘Bella figlia dell’amore’ met een adembenemend portamento naar de hoge D gaat vanuit het borstregister. Dat doet niemand haar na. Daarvoor neemt u de schreeuwerige en ondermaatse Duca van Giuliano Ciannella op de koop toe. Het geluid is abominabel slecht, maar ja: je bent een fan of niet?

DVD’S

John Dexter

Rigoletto Dmingo dvd

De productie uit 1977 uit de Metropolitan Opera (DG 0730939) is – uiteraard – traditioneel. Aanvankelijk had ik moeite met de close ups, waardoor al die opgeplakte neuzen en dik geschminkte gezichten veel te zichtbaar waren. Maar gaandeweg gaf ik me gewonnen aan de prachtige regie en scenografie die me, samen met de echte zestiende-eeuwse kostuums, al gauw deden denken aan de schilderijen van Giorgione. Dat dat inderdaad de bedoeling was, bleek aan het eind, gemodelleerd naar zijn ‘La Tempesta’, inclusief het landschap en de door de bliksems getekende hemel. Maar voor het zover was, knielde Rigoletto met de dode Gilda (in het blauw, jazeker!) in zijn armen gelijk  de “Piëta” van Michelangelo, en zocht ik naar een zakdoek want inmiddels was ik in tranen uitgebarsten.

Cornell MacNeil kende zijn betere dagen en begon nogal vals, maar halverwege de eerste akte was er niets meer op zijn zang aan te merken. En in de tweede akte zong hij zowat de indrukwekkendste ‘Cortigiani’ die ik ooit hoorde, daarbij geweldig geholpen door de zeer spannende begeleiding van Levine. Let u maar op, hoe hij het woord ‘dannati’ uitspreekt. Kippenvel.

Het is een enorm plezier om een jonge Domingo te zien en horen: lang, slank en knap, en met een stem die hoorbaar geen beperkingen heeft, maar …. Een Duca wordt hij nergens. Hoe hij ook zijn best doet – zijn ogen blikken vrolijk en aardig, en zijn lippen krullen zich voortdurend in een vriendelijke glimlach. Een “lover boy”, dat wel, maar zonder kwade bedoelingen. En dat weet hij zelf, want hij heeft die rol maar heel erg weinig gezongen. Eigenlijk haat hij Duca, dat zegt hij tenminste in een interview in een “bonus” op de DVD.

Ileana Cotrubas is onvoorstelbaar ontroerend en haar interpretatie is nog indrukwekkender dan op de cd. Ook hier klinkt ze als een jong en onschuldig meisje, maar in de laatste akte wordt ze een soort Madonna, die zich voor de hertog (lees: de mensheid) gaat opofferen. Dat blijkt ook uit haar nadrukkelijk gezongen “per lui”, en dat verklaart ook de logica van het ‘omgekeerde’ Piëta. (DG 0730939)

Fragment uit de tweede akte:

Charles Roubaud

Rigoletto Verona

Veel goeds heb ik gehoord over de voorstelling in de arena in Verona in 2001. De recensies van de voorstellingen waren lovend, en ook over de DVD (Arthaus Musik 107096) was men in het algemeen zeer positief. Het zal dus aan mij liggen, maar ik vind het maar niks.

Het decor is zeer spaarzaam en doet heel erg minimaal aan op het grote toneel. Het doet nog het meest denken aan blokkendozen, maar als de camera dichterbij komt (en soms komt die te dichtbij!) blijken het muren te zijn, die aan het einde heel erg vernuftig dichtgaan – net een toneeldoek, wel een leuke vondst. De kostuums zijn min of meer oké, maar echt schitterend kan ik ze ook niet vinden. En de bochel van Rigoletto is ronduit bespottelijk.

Leo Nucci behoort tot de grote Verdi baritonen van onze tijd maar op de dvd klinkt zijn stem alles behalve fraai en in zijn eerste scènes lijkt het alsof hij aan sprechgesang doet. Zeker, zijn portrettering is  beslist indrukwekkend te noemen, maar ik heb hem al beter gezien. Het publiek is wel degelijk enthousiast, en dwingt hem ‘La Vendetta’ aan het eind van de tweede acte te bisseren.

Het is niet de laatste toegift deze avond: ook Aquiles Machado (Duca) herhaalt met zichtbaar plezier zijn, in mijn oren uitgebrulde, ‘La donna e mobile’. Het schijnt een traditie te zijn.

Dat hij er niet uitziet….. tja, daar kan hij niets aan doen. Erger is het dat zijn Duca niet meer is dan een domme macho (what’s in a name?) en dat zijn luide, op zichzelf prima lyrische stem met solide hoogte maar één kleur kent.

De Albanese Inva Mula doet werkelijk haar best om zo mooi mogelijk te zingen en zo mooi mogelijk er uit te zien, en dat lukt haar wonderwel. Alle coloraturen zijn er, en ook al die hoge noten. Haar pianissimo is adembenemend, daar is dus niets op aan te merken. Maar – het laat me koud, zo bestudeerd klinkt het.

Marcello Viotti klinkt niet echt geïnspireerd en zijn haastige tempi leiden tot een lelijke ‘Cortigiani, vil razza dannata’, normaliter één van de ontroerendste momenten uit de opera.

Leo Nucci en Inva Mula in ‘Si Vendetta’:

Gilbert Deflo

Rigoletto Nucci

Soms denk ik dat sommige operaregisseurs al dat gedoe met actualisering en conceptualisme zelf moe zijn geworden en teruggrijpen naar waar het allemaal om gaat: de muziek en het libretto. Zo ook de Belgische Gilbert Deflo, die in 2006 in Zürich een Rigoletto heeft gerealiseerd waarbij je het, was het verhaal daar niet te droevig voor, zou willen uitschreeuwen uit puur kijkplezier (Arthouse Musik 101 283). Hij (en zijn team) creëerden een ouderwets mooie, intelligente enscenering, met veel verrassende details en spaarzame, maar doeltreffende decors. De prachtige kostuums kunnen van alle tijden zijn, maar de hoofdpersonages wijken niet van het libretto af: de nar heeft een bochel en de bijbehorende complexen, het meisje is naïef en opofferingsgezind, en de verleider bijzonder aantrekkelijk en charmant.

Piotr Beczała, met zijn voorkomen van een vooroorlogse filmamant roept (ook qua stem) reminiscenties op van Jan Kiepura. Elena Moşuc is een zeer virtuoze, meisjesachtige Gilda, en Leo Nucci overtreft zichzelf als een verbitterde en gekwelde Rigoletto – voor zijn hartverscheurend gezongen ‘Cortiggiani’ wordt hij terecht beloond met een open doekje.

Nello Santi belichaamt de oude belcantoschool, die men tegenwoordig nog maar zelden hoort.

Beczala, Nucci, Mosuc en Katharina Peets in ‘Bella Figlia del’amore’:

Michael Mayer

Rigoletto Beczala Damrau

Tijden veranderen en het ‘regietheater’ heeft inmiddels ook de New-Yorkse Metropolitan bereikt. Ze gaan nog niet zo ver als hun Europese collega’s, maar actualiseren of het libretto naar een concept kneden mag inmiddels wel.

In 2013 maakte Michael Mayer er een “Rat Pack ‘Rigoletto’” die zich in de vijftiger jaren Las Vegas afspeelt en waarin Piotr Beczała (Duca), gewapend met een witte smoking en een microfoon, gemodelleerd is naar Frank Sinatra (of is het Dean Martin?). Beczała speelt zijn rol van de verleidelijke entertainer voor wie ‘questa of quella’ inderdaad om het even zijn meer dan voortreffelijk.

Diana Damrau blijft een kwestie van smaak: virtuoos maar verschrikkelijk chargerend.

Zjeljko Lučić laat mij zijn voorgangers niet vergeten, maar tegenwoordig is hij zonder meer één van de beste Rigoletto’s. De jonge bas Štefan Kocán is een echte ontdekking. Wat een stem! En wat een presence! De productie is leuk en boeiend, maar je kan niet ontkennen dat je de logica vaak ver moet zoeken.

Piotr Beczała zingt ‘Questa o quella’:

 ‘La Donna e mobile’ in anderhalve minuut, gezongen door vijf tenoren:

Victor Borge geeft een speciale behandeling aan  ‘Caro Nome’: