Leonard_Bernstein

‘The American dream’ in suburbia: Bernsteins A quiet place

Tekst: Peter Franken

Opera Zuid bracht in het Leonard Bernstein Centennial Year een nieuwe productie van deze kameropera uit 1986. De voorstelling was meeslepend, vol vaak rauwe emoties en schitterend geënsceneerd. Goed beschouwd is A Quiet Place een stuk over ‘the American dream’ in suburbia. De film Pleasantville uit 1998 geeft hiervan een heel integer beeld. Meestal overheerst echter de schone schijn, zoals dat lekker zwaar aangezet wordt in een tv-show als Happy Days. Dat het onder de oppervlakte meer weghad van een sociaal labyrint, heeft John Updike later geschetst in zijn roman Couples.

Het o zo fantastische leven in een slaapstad wordt in de opera bezongen door een jazztrio dat op de meest onverwachte momenten opduikt, van onder het aanrecht, van achter een zijmuur of van uit de kelder in het kleine witte huisje waar de hoofdpersonen Sam en Dinah hun door Life Magazine vereeuwigde idylle beleven, compleet met chlorofyl tandpasta. Who wants more? Het zijn de naoorlogse jaren onder de presidenten Truman en Eisenhower, toen in Nederland ‘geluk nog heel gewoon was’.

In werkelijkheid maken Sam en Dinah alleen maar ruzie. Ze zijn na tien jaar huwelijk zozeer van elkaar vervreemd dat ze beiden veinzen een lunchafspraak met een ander te hebben als ze elkaar toevallig in de stad treffen. Zij komt van een bezoekje aan haar psychiater, hij is even weg van kantoor. Eigenlijk moeten ze allebei die middag naar een toneelstukje op de school van hun zoontje Junior, die daarin een belangrijke rol speelt. Maar Sam geeft de voorkeur aan de finale van een handbaltoernooi en Dinah gaat naar een film. .

Dit deel van de opera is overgenomen uit Bernsteins eenakter Trouble in Tahiti uit 1951. Het brengt Sams herinneringen tot leven in de dagen die volgen op de begrafenis van Dinah, die omgekomen is bij een auto-ongeluk. De titel refereert aan de film die Dinah die middag van Juniors toneelstuk heeft gezien. Een escapistisch geheel, dat door haar uitgebreid wordt verteld. De kernscène ‘Island Magic’ laat Bernstein klinken als een parodie op de populaire musical South Pacific.

Dinahs begrafenis is de aanleiding voor het samenkomen van de leden van het volledig ontwrichte gezin. Sam en Dinah zijn ondanks alles zo’n veertig jaar bij elkaar gebleven. Junior is naar Canada geëmigreerd om de dienstplicht te ontlopen tijdens de Vietnam-oorlog. Zijn jongere zus Dede is hem later nagereisd en getrouwd met Juniors homofiele partner François, zodat ze de aan een psychose lijdende Junior samen kunnen beschermen.

De emoties lopen hoog op. Ze zijn vaak nogal rauw. Verwijten vliegen over en weer, trauma’s komen naar boven. Junior heeft een dwangneurose die hem voortdurend alles laat rijmen en in twee grote bluesnummers (een soort rap avant la lettre) veegt hij de vloer aan met zijn vader en later ook met het beeld dat François heeft van de relatie die hij ooit met zijn jonge zusje had. De als Junior uitblinkende bariton Michael Wilmering gaf het alles wat hij had, waardoor deze topnummers in volle glorie over het voetlicht kwamen.

Het stuk komt wat traag op gang doordat de openingsscène in het uitvaartcentrum nogal veel bijfiguren kent, die allemaal hun zegje moeten doen. Hier hadden Wadsworth en Bernstein zich nog wat meer mogen beperken. Zodra Sams gezin centraal komt te staan, krijgt de handeling veel vaart en die blijft er tot het einde in, als na een kortstondige verzoening er door een kleinigheid toch weer een knetterende ruzie ontstaat, vooral door toedoen van Junior, die in een vlaag van razernij het losbladige dagboek van zijn moeder de lucht ingooit. Vrij snel keert de rust echter terug, omdat iedereen beseft dat het zo niet kan blijven gaan. Men moet proberen tot elkaar te komen. Het is het einde van de opera: all is quiet in het witte huisje van Sam en Dinah, de ‘quiet place’ uit de titel.

Orpha Phelan (regie) en Madeleine Boyd (scenografie & kostuums) hebben gekozen voor een eenheidsdecor waarin door middel van minimale wijzigingen een wisseling van plaats en tijd aanschouwelijk wordt gemaakt. Het werkt wonderwel, een mooi voorbeeld van hoe je met relatief beperkte middelen heel effectief te werk kunt gaan. Alles ziet er doordacht uit, de toeschouwer kan zich probleemloos verplaatsen in elke scènewisseling. Matthew Haskins heeft gezorgd voor een uitgekiende belichting en Lauren Poulton voor een fraai uitgewerkte choreografie. Hoe iedereen beweegt, mag gerust voorbeeldig worden genoemd.

Het jazztrio bestaande uit Veerle Sanders, Jeroen de Vaal en Rick Zwart (mezzo, tenor, bariton) wordt ook ingezet ter ondersteuning van de handeling. Zo houden de mannen een handdoek voor Young Sam, die zich uitkleedt terwijl hij in een opblaasbadje staat, nadat hij met zijn team de finale van de handbalwedstijd heeft gewonnen. Terwijl hij zingt over mannen die geboren zijn als winnaars, waar anderen gedoemd zijn hun hele leven verliezers te blijven, gebruikt hij beide mannen als kapstok, waarbij Veerle hem een douchebad geeft met behulp van een tuingieter. Om het tijdsbeeld nog eens extra kleur te geven, mag Veerle zich helemaal uitleven in een dansnummer gestoken in een Playboy Bunny-kostuum.

Het trio vormde een geweldige ondersteuning voor de handeling. Enerzijds zorgde het voor comic relief, anderzijds leverde het ironisch commentaar op het gebeuren. En steeds uitstekend gezongen en met perfect uitgevoerde bewegingen. De ménage à trois bestaande uit Junior, Dede en hun beider partner François leverde een topprestatie. Zowel de moeilijk te zingen delen – meer praten – als de lyrische momenten kwamen uitstekend uit de verf.

Dede werd fraai geportretteerd door sopraan Lisa Mostin, onzeker, kwetsbaar, maar ook blij haar vader eindelijk weer te zien, al was het dan bij de kist van haar moeder. ‘I’m so pleased we’ve met’ zingt ze haar vader toe, alsof hij nieuw voor haar is. In de tuin zingt ze aandoenlijk over de verwildering, alsof Dinah haar einde had zien aankomen en maar vast was gestopt met dat eindeloze onkruid wieden.

Tenor Enrico Casari gaf herkenbaar uitbeelding aan de relatieve buitenstaander die zijn schoonvader voor het eerst ziet en verzeild raakt in een situatie waarin hij Junior er niet van kan weerhouden Dinahs begrafenis op stelten te zetten.

Old Sam was in handen van de zeer ervaren bas-bariton Huub Claessens, die zijn reputatie alle eer aandeed. Zijn jongere tegenhanger werd vertolkt door bariton Sebastià Peris, die deze rol ook al zong in Trouble in Tahiti tijdens het Opera Forward festival van De Nationale Opera (DNO). Goed gezongen en prima geacteerd – een onprettige persoon, die Young Sam.

Sopraan Turiya Haudenhuyse gaf gestalte aan Dinah. Ze zong net als Peris die rol ook bij DNO. Haudenhuyse gaf een mooie vertolking van een ‘desperate housewife’ jarenvijftig stijl, vaste klant bij een ‘shrink’ en haar frustraties wegschrijvend in een dagboek.

Mede doordat het stuk een gebroken ontstaansgeschiedenis heeft, treden er nogal wat verschillen in het muzikale idioom op. Wat terug gaat op Trouble in Tahiti is jazzy, vaak melodieus, zoals in Candide en West Side Story. Ook de instrumentatie doet geregeld sterk aan Bernsteins grootste succesnummer denken. De mantel die eromheen is gelegd waardoor A Quiet Place is ontstaan, is dertig jaar later stand gekomen en dat is goed te horen. Toch ook hier herkenbaar idioom en jazzy momenten.

Dirigent Karel Deseure wist dit muzikale palet volop kleur te geven. Hij gaf uitstekend leiding aan de prachtig spelende philharmonie zuidnederland. Behind the scenes

Behind the scenes

Trailer

foto’s van de productie © Joost Milde

TROUBLE IN TAHITI: film van Tom Cairns

Coming home: 75 years Israel Philharmonic Orchestra

The Israel Philharmonic Orchestra turned 75 years old on december 24, 2011 The anniversary was celebrated abundantly with a concert that was enough to make anyone’s mouth water. The festivities took place in Hangar 11 in Tel Aviv, an exceptionally beautiful location situated in the old port of the city. 

First of all, there was Zubin Mehta. The conductor of Indian origin has devoted heart and soul to the orchestra, for which he was rewarded by being named Music Director for Life in 1981. His performance of Beethoven’s Eighth was rock solid, but the contributions of the soloists surpassed the orchestral virtuosity.

Evgeny Kissin was brilliant in Chopin’s First Piano Concerto. The sound, unmistakably Polish and highly romantic brought the audience to tears. As for me, on my comfortable couch in Amsterdam, my TV screen got suspiciously hazy. 

Both violinists, Julian Rachlin and Vadim Repin were genial in their own way, and a match for each other. In contrast to Rachlin’s slightly emphatic, full-blooded, romantic sound,  Repin’s tone was more transparent. I need to add that Chausson’s Poème played by Repin is in a different league than Saint-Saëns‘ Introduction et Rondo Capriccioso, but the Sarabande from Bach’s second Partita was as wax in Rachlin’s hands.

Bronislam Huberman

In addition there is a documentary on the early years of the orchestra. What we get to see here is invaluable. Bronisław Huberman and his idealistic plan, with which he not only created one of the greatest orchestras in the world but saved hundreds of lives as well.

Arturo Toscanini in action.

A young Bernstein performing for the young army. Moving family histories….

On 20.11.48, a few days after its liberation, the IPO performed a moving concert on Beer Sheba’s dunes and senior orchestra members remember the young Leonard Bernsten playing and conducting the orchestra before 5,000 soldiers within earshot of the retreating Egyptian forces.”

© US Library of Congress, Bernstein Photo Collection

I doubt this documentary will ever be shown on TV. So go to the store and buy the dvd. Put your feet up, take the time for it, enjoy, and be moved.

Trailer:

SAINT-SAËNS, BACH, CHOPIN, CHAUSSON, BEETHOVEN
Julian Rachlin, Vadim Repin (viool), Evgeny Kissin (piano)
Israel Philharmonic Orchestra olv van Zubin Mehta
Euroarts 2059094 • 95’(concert) + 52’(documentaire)

One of the finest performances of Mozart’s Sinfonia Concertante, with Itzhak Perlman and Pinchas Zukerman, made at the 1982 Huberman Festival. The Israel Philharmonic is conducted by Zubin Mehta:

English translation Remko Jas

Bernstein’s Mass:Theatre piece for singers, players and dancers

Bernstein Mass

Did you know that the FBI shadowed Leonard Bernstein for decades? He was suspected of having communist sympathies. One of the reasons was – at least according to The New Yorker – the planned premiere in 1971 of his Mass, an eleven-part ‘Theatre piece for singers, actors and dancers’, based on the Latin mass, with English texts by Stephen Schwartz (and Bernstein himself) and dedicated to the assassinated President J.F. Kennedy.

According to the FBI, Bernstein “concocted a left-wing plot to embarrass the, then-President, Nixon, with an ‘anti-war’ composition.”

Berstein Schwartz
L) L-R Gordon Davidson, Leonard Bernstein, Stephen Schwartz (R) Leonard Bernstein, Stephen Schwartz; Opening Night; Kennedy Center for the Performing Arts – 1971
©2018 Stephen Schwartz.

It is a story – briefly put – about a boy who is forced by his friends to become a priest while he prefers to honour God with his guitar and his songs: ‘Sing God a simple song…. for God is the simplest of all’. At the end, he desecrates the altar and regains his trust in God.


To me, the work with its strong reminiscences of ‘Hair’ and ‘The Age of Aquarius’ feels quite dated, and the rock-solid performance under Yannick Nézet-Séguin can’t do anything to change that.



Yannick Nézet-Séguin on Bernstein and his Mass:


I am very surprised that the Mass has not been released on DVD. For although the composition is really strong and the purely vocal/instrumental part may be called grandiose: the whole still lacks an essential part of what Bernstein had in mind.



LEONARD BERNSTEIN
Mass
A Theatre piece for singers, players and dancers
Diverse solisten en koren
The Philadelphia Orchestra olv Yannick Nézet-Séguin
DG 4835009 (2cd’s)

In memoriam Christa Ludwig, Old Lady in Candide

Tekst: Peter Franken

Vrijwel iedereen in de operawereld heeft zo zijn favoriete herinneringen aan Christa Ludwig die vorige week overleed. In mijn geval zijn dat Aldagisa en Fricka. Maar een geheel andere kant van deze sympathieke mezzo krijgen we te zien in haar vertolking van Old Lady in Bernsteins Candide. In de opname die op dvd verscheen van de concertante uitvoering op 13 december 1989 geeft ze de gehele cast als comédienne het nakijken, met inbegrip van Lenny himself.

Van Candide kende ik tot voor kort eigenlijk alleen maar Cunegondes coloratuuraria ‘Glitter and be gay’ maar recent bekeek ik de gehele dvd. Iedereen heeft het geweldig naar de zin tijdens de voorstelling, dirigent Bernstein nog het meest. Hij zal opgelucht geweest zijn dat na 35 jaar zijn levenswerk nu eindelijk voltooid was. Hij overleed tien maanden later en gelet op de aard van zijn ziekte zal hem tijdens de opname al wel duidelijk zijn geweest dat zijn leven op een einde liep.

Profile in courage | The Economist

Lilian Hellman pikte Voltaires verhaal op naar aanleiding van het McCarthyism dat de US in de jaren ’50 teisterde en het nummer ‘What a day, what a day, for an Auto-da-fé’ over de Spaanse Inquisitie herinnert nog daaraan. In 1956 ging Candide op Broadway met Hellmans libretto. Hierna volgden versies in 1973, 1982 en uiteindelijk 1988 en toen zag de maestro dat het eindelijk goed was.

Voltaires idee dat deze wereld de beste was van alle mogelijke werelden kwam voort uit de gedacht dat indien er sprake was een schepper, dat de beste van alle mogelijke scheppers moest zijn. Zodoende is er voor alles een goede reden te geven, kwestie van het grote geheel voor ogen houden. Zelfs de slang heeft een positieve inbreng gehad, zonder welke de zondeval niet had kunnen plaatsvinden. En dan zou de mensheid ook niet van zonden verlost kunnen worden en dan waren we nog veel verder van huis geweest.

De verwoestende aardbeving die in 1755 Lissabon trof was voor Voltaire ‘the last straw’. De wereld en zijn bewoners vormden slechts een rampzalige vertoning. En om dat in te wrijven laat Voltaire in zijn schelmenroman Candide de meest vreselijke dingen gebeuren. Die worden echter zeer achteloos verteld. In Bernsteins Candide komt die achteloosheid vaak over als baldadige meligheid, zeg maar sophomoric humour. Maar het wordt gebracht als onderdeel van een flitsende komedie en ondersteund door onweerstaanbare muziek.

Moord en doodslag, verkrachting en geseling, verdrinking en wederopstanding, het volgt elkaar in hoog tempo op. Daarnaast kleinere steekjes zoals Cundegonde die in Parijstegelijkertijd de minnares is van een rijke Jood en de aartsbisschop, op dinsdag, donderdag en zaterdag respectievelijk woensdag, vrijdag en zondag.  Op maandag is ze vrij en beseft ze gedoemd te zijn tot sprankelen en blijheid. Na June Andersons vertolking van dit bravoure stuk gaat het dak eraf.

Zij krijgt al snel hierna gezelschap (en concurrentie) van Christa Ludwig in the Old Lady’s tango ‘I am easily assimilated’, een hilarisch nummer waarin Ludwig zich geheel en al uitleeft. An het begin van de tweede akte zingen beide dames het kostelijke duet ‘We are women’. Samen met de ouverture zijn dit in muzikaal opzicht de nummers die eruit springen.

Waarmee niet gezegd is dat Nicolai Gedda tekortschiet in zijn serenade ‘My love’ maar zijn muziek is gewoon minder interessant dan die van de beide dames.

Dat kan ook gezegd worden van Jerry Hadley die de titelrol vertolkt, uitstekend gezongen maar hij blijft een beetje een bijfiguur in een verhaal dat met al zijn krankzinnige wendingen vooral de aandacht doet uitgaan naar steeds weer nieuwe personages en situaties waardoor je de constante factor Candide bijna over het hoofd ziet.

Uiteindelijk komt Candide tot de conclusie dat de wereld niet helemaal goed of slecht is maar dat je er maar het beste van moet maken. En hij besluit met zijn Cunegonde ergens een boerderijtje te beginnen. Geen Hof van Eden, want daarin hoefden Adam en Eva niets te doen, maar een aards paradijsje waarin gewerkt moet worden om in leven te blijven.

Leornard Bernstein dirigeert zelf het London Symphony Orchestra & Chorus en staat daarnaast vooral te genieten van het optreden van zijn solisten, soms zelfs met de armen over elkaar of een beetje meeswingend. Uiteindelijk is het toch vooral zijn triomf.

In conversation with Marilyn Horne

Horne

It’s so simple: you dial a phone number. A dark, warm, sweet voice answers the call with: “Hello, with Marilyn”. And gone are the nerves. We talk much longer than the half hour time limit I’ve got. And there is plenty of laughter.

On 16 January 2003 she turned seventy and at the same time she celebrated her official debut fifty years ago. To mark the occasion, she released a CD, which she compiled herself. ” Have you heard it yet?” she asks. ” I’ m quite proud of it. It contains both studio and live recordings. All chosen by myself”.

Horne cd 70

“Seventy, my God, where did the time go? I made my debut in opera when I was twenty years old, but I sang my entire life. I actually made my debut when I was two years old, so I’ve been singing for almost 50 years. My father was a semi-professional singer, a tenor with a beautiful voice. He was my first teacher, my mentor. I started singing lessons when I was 5 years old, something I won’t recommend to anyone. Too early.”

When she was twenty her father died. And she left for Europe. Was there any connection?
“Pure coincidence. My European plans were already fixed for some time. He developed an acute form of leukaemia, and at that time you died of it quickly. He was diagnosed on Sunday and was already dead on Wednesday. But I was on my way to Europe. With a Dutch ship by the way, which was called ‘Maasdam’.”

HorneNorma

Marylin Horne started out as a soprano and then became one of the greatest mezzo’s in history.
“Young girls don’t have low notes, and I was a young girl. As I got older, I was asked more and more if I was sure that I was a soprano, well, I was sure of that. In the Gelsenkirchen opera I sang heavy soprano roles, like Minnie in La Fanciulla del West. And Marie in Wozzeck, a role that brought me fame and happiness. I sang it in Covent Garden, and later in Los Angeles. Luckily there are pirate recordings so I can listen to them now. I am very grateful to the ‘pirates’ because I never recorded my own performances. And it’s live. When you’ re an opera singer, you sing opera live, on stage.”

Marilyn Horne sings Marie in Wozzeck in a pirate recording from 1966:

Her repertoire is huge: from Gesualdo to contemporary music, opera, songs and musicals.

“And film” she adds. “In fact, I sang everything that was possible. I was a kind of chameleon, able to change the necessary colours. Looking back at my career, I wonder: why was I in such a hurry? I strongly advise my students against that.”

More good advice?
“Work on your technique, that’s the most important thing”.

Did she have an example? An idol?
“In my childhood Lily Pons. Especially in her aria from Lakmé. And in my puberty, Renata Tebaldi. Still, by the way.”

Does she have an explanation for the immense popularity of opera in recent years?
“Yes, I do! The subtitles!”

The subtitles?
“Absolutely! Listen, a few days ago I was in the MET, for La Bohème. I myself once sang both Mimi and Musetta and now for the first time I could follow what the others had to say”.

Marilyn Horne sings Musetta in 1962:

She laughs and starts coughing. She didn’t catch a cold, did she?
“A little bit. But I do take care of myself. And in a moment I get in a cab and drive to the pool, because I’m addicted to aquarobics”.

Will she ever come to the Netherlands again?
“I’d love to, because it’s been so long! I don’t even remember when it was last! But you have to be asked for that first, don’t you?”

Marilyn Horne sings ‘Somewhere’ from Bernstein’s West Side Story:

Translated with http://www.DeepL.com/Translator

In gesprek met Marilyn Horne

Horne

Het is zo simpel: je draait een telefoonnummer. Er wordt opgenomen en een donkere, warme, lieve stem zegt: “hallo, met Marilyn”. En weg zijn de zenuwen. We praten veel langer dan het toegestane half uur. En er wordt veel gelachen.

Op 16 januari 2003 werd zij zeventig en tegelijkertijd vierde ze haar officiële debuut, vijftig jaar geleden. Om het te vieren kwam er een cd uit, die zij zelf heeft samengesteld. “Had je het al gehoord?” vraagt ze. “Want ik ben er best trots op. Er staan zowel studio als live opnamen op. Allemaal zelf gekozen”.

Horne cd 70

“Zeventig, mijn god, waar is de tijd gebleven? Mijn debuut in de opera maakte ik toen ik twintig jaar oud was, maar ik heb mijn hele leven gezongen. En in feite debuteerde ik toen ik twee jaar oud was, dus ik zing al bijna 70 jaar. Mijn vader was een semiprofessionele zanger, een tenor met een prachtige stem. Hij was mijn eerste leraar, mijn mentor. Ik begon met de zanglessen toen ik 5 jaar oud was, iets, wat ik overigens niemand zal aanbevelen. Te vroeg.”

Toen ze twintig was stierf haar vader. En zij vertrok naar Europa. Was er enig verband?

“Puur toeval. Mijn Europese plannen stonden al een tijd vast. Hij kreeg een acute vorm van leukemie, en in die tijd stierf je er snel aan. Zondag kreeg hij de diagnose en woensdag was hij al dood. Maar ja, ik was al onderweg naar Europa. Met een Nederlands schip overigens, dat ‘Maasdam’ heette”.

HorneNorma

Marylin Horne is als sopraan begonnen om daarna één van de grootste mezzo’s uit de geschiedenis te worden.
“Jonge meisjes hebben geen lage noten, en ik was een jong meisje. Toen ik ouder werd, werd me steeds vaker gevraagd of ik er zeker van ben, dat ik een sopraan ben, Nou, daar was ik dus zeker van. In de opera van Gelsenkirchen zong ik zware sopraanrollen, zoals Minnie in La Fanciulla del West. En Marie in Wozzeck, een rol die mij roem en geluk heeft gebracht. Ik zong het in de Covent Garden, en daarna in Los Angeles. Gelukkig bestaan er piratenopnamen van en zo kan ik er weer naar luisteren. Ik ben de ‘piraten’ dus bijzonder dankbaar want zelf nam ik mijn optredens nooit op. En het is live en als je een operazanger bent dan doe je de opera live, op de bühne.”

Marilyn Horne zingt Marie in Wozzeck in een piratenopname uit1966:

Haar repertoire is immens: van Gesualdo tot de modernen, opera, liederen, musicals.
“En film” voegt ze eraan toe. “In feite zong ik alles wat mogelijk was. Ik was een soort kameleon, was in staat de benodigde kleuren te veranderen. Nu ik terugkijk naar mijn carrière vraag ik me af: waarom was ik zo gehaast? Dat raad ik mijn studenten absoluut af.”

Meer goede adviezen?
“Werk aan je techniek, dat is het allerbelangrijkste”.

Had ze een voorbeeld? Een idool?
“In mijn kinderjaren Lily Pons. En dan voornamelijk in haar aria uit Lakmé. En in mijn puberteit Renata Tebaldi. Nog steeds trouwens.”

Heeft ze een verklaring voor de immense populariteit van de opera in de laatste jaren?
“Ja zeker! De boventitels!”

De boventitels?
“Absoluut! Luister, een paar dagen geleden was ik in de MET, naar La Bohéme. Zelf heb ik ooit zowel Mimi als Musetta gezongen en nu kon ik voor het eerst volgen wat de anderen te zeggen hadden”.

Marilyn Horne zingt Musetta in 1962:

Ze lacht en begin te hoesten. Ze is toch niet verkouden geworden?
“Een beetje wel. Maar ik let wel goed op mezelf. En zo meteen stap ik in de taxi en rijd naar het zwembad, want ik ben verslaafd aan aquarobics”.

Komt ze ooit nog naar Nederland?
“Zou ik best willen, want het is al zolang geleden! Ik weet niet eens meer wanneer het voor het laatst was! Maar ja, daar moet je eerst voor gevraagd worden, nietwaar?”

Marilyn Horne zingt ‘Somewhere’ uit Bernsteins West Side Story

HIS SONG WILL NOT BE SILENCED *

kol-david

Gerrit van Honthorst (1590-1656), King David Playing the Harp (1611), Centraal Museum, Utrecht, Holland

A question of conscience: is there such a thing as Jewish music? If so, what is it? Is it klezmer?  The Chassidic Nigunim? The Spanish romanceros, the Yiddish songs, the synagogal chants, the psalms? And: can classical music be Jewish? Is it up to the composer? Is the music Jewish if the composer is Jewish? Or is it due to the themes used by him/her? A small quest.

Music played an important role in the lives of the ancient Hebrews. Just like most peoples of the East they were very musical and music, dance and singing were of great importance to them: both in daily life and in the synagogal services. They also played different instruments: for example, one of the women of Solomon brought more than a thousand different musical instruments from Egypt.

After the destruction of The Temple all instruments disappeared from the synagogues- except for the sjofar – and only in the 19th century did they return there. Unfortunately there is little written music from before the year 1700. However, in 1917 the oldest known music manuscript to date was found – it dates from around ±  1100.

KOL NIDRE

ZIJN LIED ZAL NIET VERSTOMMEN *

The best-known prayer from the Jewish liturgy is undoubtedly Kol Nidre: a request for forgiveness and for the annulment of all vows made to God and to oneself during the past year. The prayer was said to have originated before the destruction of the Temple, but there are also legends that put the origin of the prayer in the hands of the Marranos (Spanish Jews, who converted to the Catholic faith under the pressure of the Inquisition, but remained Jewish at heart).

It is certain that Rabbi Jehuda Gaon already introduced Col Nidre in his synagogue in Sura in 720. It is also a fact that the melody, as we know it, has some affinity with a well-known Catalan song. Over the years it has been arranged by several cantors, the most famous version dates from 1871 and was made by Abraham Baer.

The melody became a source of inspiration for many composers: the best known of them is the work for cello and orchestra by Max Bruch.

The motifs of Kol Nidre can also be found in Paul Dessau’s symphony and in the fifth movement of the String Quartet Op. 131 by Ludwig van Beethoven. And then we should not forget Arnold Schönberg’s “Kol Nidre” for speaking voice, choir and orchestra. He composed it in 1939, commissioned by one of the Jewish organizations.

http://www.schoenberg.at/index.php/de/joomla-license-sp-1943310035/kol-nidre-op-39-193

INFLUENCES

Jewish folk music cannot be grouped together under one denominator and has many traditions: after their dispersion Jews ended up in different parts of Europe, Asia and Africa. The greatest development of their own culture manifested itself strangely enough in places where Jews had the least freedom. Jewish folk music was actually music from the ghetto. Where Jews lived in reasonable freedom, their own “self” faded away.

In the countries around the Mediterranean Sea lived the so-called Sephardim (from Sfarad, Hebrew for Spain). They sang their romanceros in Ladino, a kind of corrupted Spanish. After their expulsion from Spain and later Portugal, they were influenced by the music of their new host country.

Below: ‘Por Que Llorax Blanca Nina’, a Sephardic song from Sarajevo.

In countries such as Poland and Russia, Jews lived in a constant fear of persecution that often degenerated into pogroms. Chassidism emerged as a kind of “counter-reaction”, a movement based on mysticism, spiritualism and magical doctrines. It proclaimed the joy of life, a kind of bliss, which could be achieved through music, dance and singing. Only in this way could direct contact with God be achieved. Hasidic music was strongly influenced by Polish, Russian and Ukrainian folklore. With later also the music of vaudevilles and the waltzes of Strauss. However, the character of the works remained Jewish.

Bratslav nigun – Jewish tune of Bratslav (by Vinnytsia), Ukraine:

In turn, the Chassidic melodies have had an enormous influence on classical composers: just think of Baal Shem by Ernest Bloch or Trois chansons hebraïques by Ravel.

Below: Isaac Stern plays ‘Baal Shem’ by Bloch:

JOSEPH ACHRON

ZIJN LIED ZAL NIET VERSTOMMEN *

Courtesy of the Department of Music, Jewish National & University Library, Jerusalem, Achron Collection.

Arnold Schoenberg firmly believed that Joseph Achron was the most underrated composer of his generation. Schoenberg praised his originality and claimed Achron’s music was destined for eternity. Yet, despite his enthusiastic praise, Joseph Achron never became a household name. Violin buffs no doubt know his Hebrew Melody, a much loved encore of many violinists, starting with Heifetz.

Hebrew Melody is inspired by a theme Achron heard as a young boy in a synagogue in Warsaw. It is one of his earliest compositions,  dating from 1911, and his first ‘Jewish’ work.  In the year he composed it Achron joined the Society for Jewish Folk Music. His career as a composer properly started in the twenties of the last century.  In Saint Petersburg, Achron joined the composers of the New Jewish School. Several years later he moved to Berlin, where he got acquainted with the works of the French impressionists, and the Second Viennese School.

In 1924 he made a trip of several months to Palestine. He not only performed there, but also collected a huge variety of folk music. The notes he took during this trip were later used for several of his compositions. In his Violin Concerto No. 1,  Op. 60 (1925) several Yemenite themes can be heard. In the 1930s he fled, like Schoenberg, Korngold and many other Jewish composers from Europe, to Hollywood, where he died in 1943.

Jossif Hassid plays Jewish Melody by Achron:

OWN JEWISH SOUND

As early as the end of the nineteenth century a ‘Jewish national school of music’ was established in Petersburg (and later in Moscow). The composers united in it tried to compose music that would be faithful to their Jewish roots. Their music was anchored in the Jewish traditions of a mainly Hasidic nigun (melody).

The movement was not limited to Russia, think of the Swiss Ernest Bloch and the Italian Mario Castelnuovo-Tedesco who, in search of their roots, developed a completely individual, ‘Jewish style of composing’.

joods-cast

Mario Castelnuovo-Tedesco

Synagogal songs were a source of inspiration for Sacred Service by Bloch, Sacred Service for the Sabbath Eve by Castelnuovo-Tedesco, Service Sacré pour le samedi matin by Darius Milhaud and The Song of Songs by Lucas Foss.

joods-milhaud

Darius Milhaud

Below Darius Milhaud: Service Sacré pour le Samedi Matin:


Castelnuovo-Tedesco also used the old Hebrew poetry of the poet Moses-Ibn-Ezra, which he used for his song cycle The Divan of Moses Ibn Ezra:


In the USA it was (among others) Leonard Bernstein, who very deliberately used Jewish themes in his music (Third symphony, Dybbuk Suite, A Jewish Legacy).

Less well known are Paul Schoenfield and his beautiful viola concerto King David Dancing Before the Ark:

And Marvin David Levy who used Sephardic motifs in his cantata Canto de los Marranos:

The Argentinean Osvaldo Golijov (1960, La Plata) combines Jewish liturgical music and klezmer with the tangos of Astor Piazzolla in his compositions, both classical and film music. He often works with the clarinettist David Krakauer and for the Kronos Quartet he has composed a very intriguing work The Dreams and Prayers of Isaac the Blind:


DMITRI SHOSTAKOVICH

shosty

Soviet composer Dmitri Shostakovich’s once brilliant career took a dive after the official party paper criticized one of his operas in 1936. Shostakovich responded with his powerful Fifth Symphony.

The reason why the non-Jewish Shostakovich used Jewish elements in his music is not entirely clear, but at least it produced beautiful music. He wrote his piano trio op.67 as early as 1944. At the first performance, the last movement, the ‘Jewish part’, had to be repeated. It was also the last time it was played during Stalinism.

Piano trio op.67, Recorded in Prag 1946, with David Oistrakh, violine, Milos Sadlo, violoncello and Dmitri Shostakovich, piano

In 1948 he composed a song cycle for soprano, mezzo-soprano and tenor From Jewish Folk Poetry – recorded many times and (rightly!) very popular.

Old Melodia recording of the cycle:

In 1962 he composed the 13th symphony Babi Yar, after a poem by Yevgeny Yevchenko. Babi Yar is the name of a ravine in Kiev, where in 1941 more than 100,000 Jews were murdered by the Nazis.


In 1990, the Milken Archive of American Jewish Music Foundation was established to record all the treasures of Jewish music composed in the course of American history. The archive now consists of more than 700 recorded musical works, divided into 20 themes.

The CDs are distributed worldwide by the budget label Naxos. No one interested in the (history of) Jewish music should ignore them.

* This sentence is mentioned on the memorial stone, placed at the Muiderberg cemetery, in memory of the conductor Sam Englander, murdered by the Nazis, and his Amsterdam Jewish Choir of the Great Synagogue.

Translated with http://www.DeepL.com/Translator

in German: SEIN LIED WIRD NICHT VERSTUMMEN *|

in Dutch: ZIJN LIED ZAL NIET VERSTOMMEN *

A Quiet Place door Opera Zuid: productie van het jaar?

Door Peter Franken

 

QuietJM--20181105-2212

© Joost Milde

Goed beschouwd is A Quiet Place een stuk over The American Dream in suburbia. De film Pleasantville uit 1998 geeft hiervan een heel integer beeld. Meestal overheerst echter de schone schijn zoals dat lekker zwaar aangezet wordt in een tv show als Happy Days. Dat het onder de oppervlakte meer weghad van een sociaal labyrint heeft John Updike later geschetst in zijn roman Couples.

QuietJM--20181105-2023

© Joost Milde

Het o zo fantastische leven in een slaapstad wordt in de opera bezongen door een jazztrio dat op de meest onverwachte momenten opduikt, vanonder het aanrecht, vanachter een zijmuur of vanuit de kelder in het kleine witte huisje waar de hoofdpersonen Sam en Dinah hun door Life Magazine vereeuwigde idylle beleven, compleet met chlorofyl tandpasta. Who wants more? Het zijn de naoorlogse jaren onder de presidenten Truman en Eisenhower, toen in Nederland ‘Geluk nog heel gewoon was’.

In werkelijkheid maken Sam en Dinah alleen maar ruzie en zijn na tien jaar huwelijk zozeer van elkaar vervreemd dat ze allebei veinzen een lunchafspraak met een ander te hebben als ze elkaar toevallig in de stad treffen. Zij komt van een bezoekje aan haar psychiater, hij is even weg van kantoor waar hij net weer geweldig bezig is geweest, een echte winnaar. Eigenlijk moeten ze allebei die middag naar een toneelstukje op de school van hun zoontje Junior die daarin een belangrijke rol speelt. Maar Sam geeft de voorkeur aan de finale van een handbaltoernooi en Dinah gaat naar een film.

TROUBLE IN TAHITI: film van Tom Cairns

Dit deel van de opera is overgenomen uit Bernsteins eenakter uit 1951 Trouble in Tahiti. Het brengt Sams herinneringen tot leven in de dagen die volgen op de begrafenis van Dinah die omgekomen is bij een auto ongeluk. De titel refereert aan de film die Dinah die middag van Juniors toneelstuk heeft gezien. Een escapistisch geheel dat door haar uitgebreid wordt verteld. De kernscène ‘Island Magic’ laat Bernstein klinken als een parodie op de populaire musical South Pacific.

Dinah’s begrafenis is de aanleiding voor het samenkomen van de leden van het volledig ontwrichte gezin. Sam en Dinah zijn ondanks alles zo’n veertig jaar bij elkaar gebleven. Junior is naar Canada geëmigreerd om de dienstplicht te ontlopen tijdens de Vietnam oorlog. Zijn jongere zus Dede is hem later nagereisd en getrouwd met Juniors homofiele partner Francois, zodat ze de aan een psychose lijdende Junior samen kunnen beschermen.

QuietJM--20181105-1941

© Joost Milde

De emoties lopen hoog op, zijn vaak nogal rauw, het gaat er hard aan toe. Verwijten vliegen over en weer, trauma’s komen naar boven. Junior heeft een dwangneurose die hem voortdurend alles laat rijmen en in twee grote blues nummers, een soort rap avant la lettre, veegt hij de vloer aan met zijn vader en later ook met het beeld dat Francois heeft van de relatie die hij ooit met zijn jonge zusje had. De als Junior uitblinkende bariton Michael Wilmering gaf het alles wat hij had waardoor deze topnummers in volle glorie over het voetlicht kwamen.

QuietJM--20181106-3165

© Joost Milde

Het stuk komt wat traag op gang doordat de openingsscène in het uitvaartcentrum nogal veel bijfiguren kent die allemaal hun zegje moeten doen. Hier hadden Wadsworth en Bernstein zich nog wat meer mogen beperken. Zodra Sams gezin centraal komt te staan, krijgt de handeling veel vaart en die blijft er tot het einde in als na een kortstondige verzoening er door een kleinigheid toch weer een knetterende ruzie ontstaat, vooral door toedoen van Junior die in een vlaag van razernij het losbladige dagboek van zijn moeder de lucht ingooit. Vrij snel keert de rust echter terug omdat iedereen beseft dat het zo niet kan blijven gaan, men moet proberen tot elkaar te komen. Het is het einde van de opera: all is quiet in het witte huisje van Sam en Dinah, de ‘quiet place’ uit de titel.

Orpha Phelan (regie) en Madeleine Boyd (scenografie & kostuums) hebben gekozen voor een eenheidsdecor waarin door middel van minimale wijzigingen een wisseling van plaats en tijd aanschouwelijk wordt gemaakt. Het werkt wonderwel, een mooi voorbeeld van hoe je met relatief beperkte middelen heel effectief te werk kunt gaan. Alles ziet er doordacht uit, de toeschouwer kan zich probleemloos verplaatsen in elke scènewisseling. Matthew Haskins heeft gezorgd voor een uitgekiende belichting en Lauren Poulton voor een fraai uitgewerkte choreografie. Hoe iedereen beweegt mag gerust voorbeeldig worden genoemd.

Quiet jazzJM--20181105-2188

© Joost Milde

Het jazztrio bestaande uit Veerle Sanders, Jeroen de Vaal en Rick Zwart (mezzo, tenor, bariton) wordt ook ingezet ter ondersteuning van de handeling. Zo houden de mannen een handdoek voor Young Sam die zich uitkleedt terwijl hij in een opblaasbadje staat nadat hij met zijn team de finale van de handbalwedstijd heeft gewonnen. Terwijl hij zingt over mannen die geboren zijn als winnaars terwijl anderen gedoemd zijn hun hele leven verliezers te blijven, gebruikt hij beide mannen als kapstok terwijl Veerle hem een douchebad geeft met behulp van een tuingieter.

En om het tijdsbeeld nog eens extra kleur te geven mag Veerle zich helemaal uitleven in een dansnummer gestoken in een Playboy Bunny kostuum. Het trio vormde een geweldige ondersteuning voor de handeling, enerzijds zorgde het voor comic relief, anderzijds leverde het ironisch commentaar op het gebeuren. En steeds uitstekend gezongen en met perfect uitgevoerde bewegingen.

De ménage à trois bestaande uit Junior, Dede en hun beider partner Francois leverde een topprestatie. Zowel de moeilijk te zingen delen, meer praten, als de lyrische momenten kwamen uitstekend uit de verf. Tenor Enrico Casari gaf herkenbaar uitbeelding aan de relatieve buitenstaander die zijn schoonvader voor het eerst ziet en verzeild raakt in een situatie waarin hij Junior er niet van kan weerhouden Dinah’s begrafenis op stelten te zetten.

QuietJM--20181105-1662

© Joost Milde

Dede werd fraai geportretteerd door de sopraan Lisa Mostin, onzeker, kwetsbaar, maar ook blij haar vader eindelijk weer te zien, als was het dan bij de kist van haar moeder. ‘I’m so pleased we’ve met’ zingt zij haar vader toe, alsof hij nieuw voor haar is. In de tuin zingt ze aandoenlijk over de verwildering, alsof Dinah haar einde had zien aankomen en maar vast was gestopt met dat eindeloze onkruid wieden.

QuietJM--20181105-2043

© Joost Milde

Old Sam was in handen van de zeer ervaren bas-bariton Huub Claessens die zijn reputatie alle eer aandeed. Zijn jongere tegenhanger werd vertolkt door de bariton Sebastiàn Peris I Marco die deze rol dit jaar ook al zong in Trouble in Tahiti tijdens het Opera Forward festival van DNO. Goed gezongen en prima geacteerd: een onprettig persoon die Young Sam.

De sopraan Turiya Haudenhuyse gaf gestalte aan Dinah. Ze zong net als Peris die rol ook als bij DNO in Trouble in Tahiti. Haudenhuyse een mooie vertolking van een ‘desperate housewife’ jaren ’50 stijl, vaste klant bij een ‘shrink’ en haar frustraties wegschrijvend in een dagboek.

Mede doordat het stuk een gebroken ontstaansgeschiedenis heeft, treden er nogal wat verschillen in het muzikale idioom op. Wat terug gaat op Trouble in Tahiti is jazzy, vaak melodieus zoals in Candide en West Side Story. Ook de instrumentatie doet geregeld sterk aan Bernsteins grootste succesnummer denken. De mantel die eromheen is gelegd waardoor A Quiet Place is ontstaan, is dertig jaar later stand gekomen en dat is goed te horen. Toch ook hier herkenbaar idioom en jazzy momenten.

Dirigent Karel Deseure wist dit muzikale palet volop kleur te geven. Hij gaf uitstekend leiding aan de prachtig spelende philharmonie zuidnederland. Dat gezegd hebbend moet wel worden benadrukt dat het echte theatermuziek is. Het is minder geschikt om als op zichzelf staand stuk te beluisteren. Omgekeerd betekent dit dat hoge eisen worden gesteld aan de enscenering, die moet het tot een aansprekend geheel maken. Wel, dat is hier bijzonder goed gelukt. Deze Quiet Place is een fantastische productie, de voorstelling is er een met een gouden rand. Opera Zuid heeft hiermee een geweldige troefkaart in handen voor een succesvolle tournee langs de Nederlandse theaters met een uitstapje naar Luxemburg.

Bezocht op 9 november in Maastricht

Deze recensie verscheen eerder op https://www.operamagazine.nl/featured/46096/a-quiet-place-met-een-gouden-rand/

Voor Trouble in Tahiti zie:  TROUBLE IN TAHITI: film van Tom Cairns

 

Leonard Bernstein: Mass. A Theatre piece for singers, players and dancers

Bernstein Mass

Wist u dat de FBI Leonard Bernstein tientallen jaren heeft geschaduwd? Hij werd verdacht van communistische sympathieën. Eén van de redenen daartoe was – dat beweerde althans The New Yorker – de in 1971 geplande première van zijn Mass, een op de Latijnse mis en Engelse teksten van Stephen Schwartz (en Bernstein zelf) gebaseerde elfdelige ‘Theaterstuk voor zangers, toneelspelers en dansers’, opgedragen aan de vermoorde president J.F. Kennedy. Volgens de FBI zou Bernstein “een links complot hebben bedacht om de toenmalige president Nixon voor schut te zetten met een ’anti-oorlogscompositie’.”

Berstein Schwartz

(L) L-R Gordon Davidson, Leonard Bernstein, Stephen Schwartz (R) Leonard Bernstein, Stephen Schwartz; Opening Night; Kennedy Center for the Performing Arts – 1971
©2018 Stephen Schwartz.

Het is een verhaal – even kort door de bocht –  over een jongen die door zijn vrienden gedwongen wordt om priester te worden terwijl hij God het liefst met zijn gitaar en zijn liedjes eert: ‘Sing God a simple song…. for God is the simplest of all’. Aan het eind ontheiligt hij het altaar en krijgt zijn vertrouwen in God terug.

Voor mij is het werk met zijn sterke reminiscenties aan ‘Hair’ en ‘The Age of Aquarius’ behoorlijk gedateerd en daar kan de ijzersterke uitvoering onder Yannick Nézet-Séguin niets aan doen.

Yannick Nézet-Séguin over Bernstein en zijn Mass:

Dat de Mis niet op dvd is uitgebracht, dat verbaast mij zeer. Want hoe sterk de compositie op zich ook is en hoe grandioos het puur vocaal/instrumentale gedeelte: je mist een wezenlijk deel van wat Bernstein voor ogen stond.


LEONARD BERNSTEIN
Mass
A Theatre piece for singers, players and dancers
Diverse solisten en koren
The Philadelphia Orchestra olv Yannick Nézet-Séguin
DG 4835009 (2cd’s)

 

TROUBLE IN TAHITI: film van Tom Cairns

Bernstien tahiti film

 

Het was tijdens zijn huwelijksreis in 1951 dat Leonard Bernstein met het componeren van zijn eerste opera ‘Trouble in Tahiti’ is begonnen.

Bernstein-wedding-500x657

Leonard Bernstein with Felicia Cohn Montealegre at their wedding on Sept. 9, 1951. Bernstein’s suit had previously belonged to Serge Koussevitzky. (Courtesy Music Division/Library of Congress

Hij tekende niet alleen voor de muziek, maar ook voor het libretto, dat volgens zijn biograaf Humphrey Burton sterk autobiografisch was en geënt op het huwelijk van zijn ouders. Bernstein zelf omschreef het als een “licht werkje, geïnspireerd door populaire songs” en droeg het stuk op aan zijn goede vriend Marc Blitzstein, die hem de eerste beginselen van het muziektheater had bijgebracht

 

Bernstein en Blitstein

Bernstein with composer and friend Marc Blitzstein. Photographer unidentified. (Music Division)

Het werk mag dan licht zijn, lichtvoetig is het beslist niet. Beschouw het als een satirische karikatuur  op het leven van een doorsnee Amerikaans echtpaar in een buitenwijk (Suburbia) in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Voor de buitenwereld vormen zij een gelukkig koppel maar in het echt zijn ze diep ongelukkig, zowel met elkaar als met het leven dat zij leiden. Ondanks de verworvenheden van de welvaart.

De opera begint met – en wordt becommentarieerd door – een vocaal trio dat het idyllische leven van de Amerikaanse middenklasse bezingt. Een soort hedendaags Grieks koor die meer doet denken aan de Andrew Sisters, denk ook aan de radiocommercials uit die tijd.

De Britse regisseur Tom Cairns verfilmde de opera in 2001 voor de televisie in de stijl die zo kenmerkend was voor de komedies uit de jaren vijftig met Doris Day in de hoofdrol.

Karl Daymond is niet te versmaden als een zowel vocaal en scenisch onnavolgbare Sam en Stefanie Novacek is een meer dan een overtuigende Dinah.

Tom Randle, Toby Stafford-Allen en Mary Hegarty (het Griekse koor) zingen en acteren op het hoogst mogelijk niveau. Een absolute must.

Leonard Bernstein
Trouble in Tahiti
Karl Daymond, Stefanie Novacek, Tom Randle, Toby Stafford-Allen, Mary Hegarty
City of London Sinfonia olv Paul Daniel
Regie: Tom Cairns
Opus Arte OA 0838 D

A Quiet Place door Opera Zuid: productie van het jaar?

WONDERFUL TOWN

‘WEST SIDE STORY’ revisited

Koninklijk Concertgebouworkest speelt THE BEST OF BERNSTEIN

ROBERTA ALEXANDER zingt Bernstein