Een gewetensvraag: bestaat er zoiets als Joodse muziek? Zo ja: wat is het? Is het de klezmer? De chassidische nigoenim? De Spaanse romanceros, de Jiddische liedjes, de synagogale gezangen, de psalmen? En: kan klassieke muziek Joods zijn? Ligt het aan de componist? Is de muziek Joods als de componist Joods is? Of ligt het aan de door hem/haar gebruikte thema’s? Een kleine zoektocht.
Muziek speelde een belangrijke rol in het leven van de oude Hebreeërs. Net als de meeste volkeren van het Oosten waren zij zeer muzikaal en muziek, dans en gezang waren voor hen van groot belang: zowel in het dagelijkse leven als in de synagogale diensten. Men bespeelde ook verschillende instrumenten: zo nam één van de vrouwen van Solomon meer dan duizend verschillende muziekinstrumenten uit Egypte mee.
Na de vernietiging van De Tempel verdwenen – op de sjofar na – alle instrumenten uit de synagogen en pas in de XIX eeuw keerden zij er terug.
Er bestaat helaas weinig geschreven muziek van voor het jaar 1700. Wel werd in 1917 het tot nu toe oudst bekende muziekmanuscript gevonden – het dateert van ± 1100.
KOL NIDRE
Het bekendste gebed uit de joodse liturgie is ongetwijfeld Kol Nidre: verzoek om vergeving en om nietigverklaring van alle geloften gedaan jegens God en jegens zichzelf die men gedurende het afgelopen jaar op zich heeft genomen.
Het gebed zou nog voor de verwoesting van de Tempel zijn ontstaan, maar er bestaan ook legenden die de oorsprong van het gebed in de handen leggen van de Maranen (Spaanse Joden, die zich onder dwang van de inquisitie tot het katholieke geloof bekeerden, maar in het hart Joods bleven): zo werd de vergeving gevraagd voor de gedwongen gemaakte geloftes.
Zeker is dat Rabbi Jehuda Gaon al in 720 de Kol Nidre introduceerde in zijn synagoge te Sura. Het is ook een feit dat de melodie, zoals wij die kennen, enige verwantschap vertoont met een bekend Catalaans lied. In de loop der jaren werd het door verschillende voorzangers bewerkt, de bekendste versie stamt uit 1871 en werd gemaakt door Abraham Baer.
De melodie werd een inspiratiebron voor vele componisten: de bekendste ervan is het werk voor cello en orkest van Max Bruch.
De motieven van Kol Nidre vinden wij ook in de symfonie van Paul Dessau en in het vijfde deel va het strijkkwartet op. 131 van Ludwig van Beethoven. En dan moeten wij ook het “Kol Nidre” van Arnold Schönberg voor spreekstem, koor en een orkest niet vergeten. Hij componeerde het in 1939, op bestelling van een van de Joodse organisaties.
http://www.schoenberg.at/index.php/de/joomla-license-sp-1943310035/kol-nidre-op-39-1938
INVLOEDEN
Joodse volksmuziek is niet onder één noemer te brengen en kent een tal van tradities: na hun verstrooiing belandden Joden in verschillende delen van Europa, Azië en Afrika.
De grootste ontwikkeling van de eigen cultuur manifesteerde zich merkwaardig genoeg in de centra, waar Joden de minste vrijheid hadden. Joodse volksmuziek was dus eigenlijk muziek van het getto. Daar, waar Joden in een redelijke vrijheid leefden, vervaagde hun eigen “ik”.
In de landen rondom de Middellandse Zee woonden de zgn. Sefardim (van Sfarad, Hebreeuws voor Spanje). Hun romanceros zongen zij in het ladino, een soort verbasterd Spaans. Na hun verdrijving uit Spanje en later uit Portugal werden zij beïnvloed door de muziek van hun nieuwe gastland.
Hieronder: ‘Por Que Llorax Blanca Nina’, een Sefardisch lied uit Sarajevo
In landen zoals Polen en Rusland leefden Joden in een voortdurende angst voor vervolgingen die niet zelden ontaardden in pogroms. Als een soort “tegenreactie” ontstond er het chassidisme, een beweging die gebaseerd was op het mysticisme, spiritualisme en magische doctrines. Het verkondigde de levensvreugde, een soort van gelukzaligheid, die bereikt kon worden door middel van muziek, dans en gezang. Alleen zo kon het directe contact met God bereikt worden. Chassidische muziek werd sterk beïnvloed door de Poolse, Russische en Oekraïense folklore. Met later ook de muziek van vaudevilles en de walsen van Strauss. Het karakter van de werken bleef echter Joods.
Bratslav nigun – Jewish tune of Bratslav (by Vinnytsia), Ukraine:
Op hun beurt hebben de chassidische melodieën enorme invloed op klassieke componisten gehad: denk alleen al aan Baal Shem van Ernest Bloch of Trois chansons hebraïques van Ravel.
Hieronder: Isaac Stern speelt ‘Baal Shem’ van Bloch:
JOSEPH ACHRON
Courtesy of the Department of Music, Jewish National & University Library, Jerusalem, Achron Collection.
Arnold Schoenberg zei ooit over hem, dat hij de meest onderschatte onder de hedendaagse componisten was. Hij roemde zijn originaliteit, en was er zeker van dat zijn muziek een absolute eeuwigheidswaarde had. Toch is Joseph Achron niet echt beroemd geworden.
De doorgewinterde vioolliefhebber kent ongetwijfeld zijn Hebrew Melody: een zeer geliefde toegift uit het repertoire van menig violist, te beginnen met Heifetz. Het werk is geïnspireerd op een thema die Achron ooit in een synagoge in Warschau hoorde toen hij
nog maar een kleine jongen was. Hij schreef het in 1911, het was één van zijn eerste composities en tevens zijn ‘kleur bekennen’: hij werd lid van de Vereniging voor de Joodse Muziek.
Zijn loopbaan als componist begon echter pas in de jaren twintig. In St. Petersburg sloot hij zich aan bij de componisten die verenigd waren in de “Nieuwe Joodse School”. In 1924 maakte hij reis van enkele maanden naar Palestina, waar hij niet alleen optrad, maar ook alle volksmuziek verzamelde, die hij tegenkwam. De aantekeningen die hij toen maakte, werden later in zijn composities gebruikt, zo zijn er in zijn vioolconcert op. 30 enkele Jemenitische thema’s te bespeuren. In de jaren dertig vluchtte hij, gelijk Schoenberg, Korngold en veel andere Joodse componisten uit Europa, naar Hollywood, waar hij in 1943 overleed.
Jossif Hassid speelt Jewish Melody van Achron:
EEN EIGEN JOODS GELUID
Al tegen het einde van de negentiende eeuw ontstond er in Petersburg (en later ook in Moskou) een Joodse nationale school van de muziek. De componisten erin verenigd trachtten muziek te componeren, die trouw zou zijn aan hun Joodse wortels.
De belangrijkste vertegenwoordigers ervan waren, behalve Joseph Achron, Michail Gnessin en Alexandr Krein.Hun muziek was verankerd in de Joodse tradities van voornamelijk een chassidische nigoen (melodie).
De beweging bleef niet beperkt tot Rusland, denk aan de Zwitser Ernest Bloch en de Italiaan Mario Castelnuovo–Tedesco die op zoek naar hun roots een volkomen eigen, ‘Joodse stijl van componeren’ hebben ontwikkeld.
Synagogale gezangen vormden inspiratiebron voor o.a. Sacred Service van Bloch, Sacred Service for the Sabbath Eve van Castelnuovo-Tedesco, Service Sacré pour le samedi matin van Darius Milhaud en The Song of Songs van Lucas Foss.
Hieronder Darius Milhaud: Service Sacré pour le Samedi Matin
Castelnuovo-Tedesco greep ook naar de oude Hebreeuwse poëzie van de dichter Moses-Ibn-Ezra, die hij gebruikte voor zijn liederencyclus The Divan of Moses Ibn Ezra:
In USA was het (onder anderen) Leonard Bernstein, die heel bewust joodse thema’s in zijn muziek ging toepassen (3e symfonie, Dybbuk Suite, A Jewish Legacy).
Minder bekend zijn Paul Schoenfield en zijn prachtige altvioolconcert King David dancing before the ark:
En Marvin David Levy die sefardische motieven gebruikte in zijn cantate ’Canto de los Marranos’:
De Argentijn Osvaldo Golijov (1960, La Plata) weet in zijn – zowel klassieke als filmcomposities Joodse liturgische muziek en klezmer met de tango’s van Astor Piazzolla te combineren. Hij werkt vaak met de klarinettist David Krakauer en voor het Kronos Quartet heeft hij een zeer intrigerend werk ‘The Dreams and Prayers of Isaac the Blind’ gecomponeerd:
DMITRI SJOSTAKOWITSJ
Wat voor reden de niet Joodse Sjostakowitsj had om joodse elementen in zijn muziek te gebruiken is niet helemaal duidelijk, maar het leverde in ieder geval prachtige muziek op. Zijn piano trio op.67 schreef hij al in 1944. Bij de eerste uitvoering ervan, moest de laatste, het ‘Joodse deel’ herhaald worden. Het was tevens de laatste keer dat het gespeeld werd tijdens het stalinisme.
In 1948 componeerde hij een liederencyclus voor sopraan, mezzosopraan en tenor Uit de Joodse Volkspoëzie – inmiddels al vele malen opgenomen en (terecht!) zeer geliefd.
Oude Melodia opname van de cyclus:
In 1962 componeerde hij de 13esymfonie de Babi Jar, naar en gedicht van Jevgenij Jevtoesjenko Babi Jar is de naam van een ravijn in Kiev. In 1941 werden er door de nazi’s meer dan 100.000 Joden vermoord.
In 1990 werd de stichting The Milken Archive of American Jewish Music opgericht om alle schatten van de Joodse muziek, ontstaan in de loop van de Amerikaanse geschiedenis, op te nemen. Het archief bestaat inmiddels uit (onder andere) meer 700 opgenomen muziekwerken, verdeeld in 20 thema’s.
De cd’s worden wereldwijd gedistribueerd door een budgetlabel Naxos. Niemand, die geïnteresseerd is in de (geschiedenis van) Joodse muziek kan daar omheen.
* Deze zin staat vermeld op de herinneringssteen, die op de begraafplaats Muiderberg is geplaatst, ter nagedachtenis aan de door de nazi’s vermoorde dirigent Sam Englander en zijn Amsterdamse Joodsche Koor van de Grote Synagoge
Deutsche übersetzung: SEIN LIED SOLL NICHT VERSTUMMEN *
In English: HIS SONG WILL NOT BE SILENCED *
Prachtig overzicht!
LikeGeliked door 1 persoon
Dit artikel las ik een jaar geleden en heb deze ook opgeslagen op mijn computer. Basia ik zal zeker enkele regels aanhalen in mijn cd-boekje wat bij mijn joodse dubbel Cd-box uit komt! Wat zijn het mooie liederen die ik nu hoor!?
LikeLike
Ik heb, denk ik, wel achterhaald waarom Sjostakovitsj in de finale van zijn 2e pianotrtio joodse muziek heeft gebruikt. Ik heb dat ook vermeld in een toelichting bij een concert van het Trio Wanderer in het Muziekgebouw aan het IJ.
Hier komt ie: Dmitri Sjostakovitsj: Pianotrio nr. 2 in e kl. op. 67
In 1944 overleed de briljante muziekrecensent en musicoloog Ivan Sollertinsky plotseling aan een hartaanval. Hij was pas 41 en Sjostakovitsj verloor met hem zijn beste vriend. ‘Woorden schieten tekort om duidelijk te maken hoe groot die klap voor me was. Hij was mijn allerbeste vriend. Dankzij hem ben ik geworden wie ik nu ben’. Nog jaren daarna vroeg Sjostakovitsj zich na het voltooien van al zijn composities af: ‘Wat zou Ivan hiervan gevonden hebben?’ Zoals Tsjaikovski en Rachmaninov dat al eerder deden, besloot Sjostakovitsj om zijn vriend te herdenken in een trio. Maar al schrijvend besloot hij zijn rouwbeklag uit te breiden. Veel van zijn joodse vrienden waren door de Duitsers vermoord en er begonnen net verhalen binnen te druppelen over de gruwelijke praktijken van de SS. Die liet joodse gevangenen eerst hun eigen massagraf graven en dwong ze daarna een vrolijk dansje te maken voordat ze er met kogels doorzeefd invielen. Als je met dit beeld voor ogen luistert naar de klezmer gedeeltes in de finale van het trio worden die huiveringwekkend morbide. En morbide muziek was Sjostakovitsj’ specialiteit. Het eerste deel begint ijselijk hoog op de cello, ‘in de eeuwige hars’, zoals strijkers vaak zeggen. Met die stratosferisch hoge noten haal je als componist een strijker uit zijn comfort zone en dat creëert spanning, ook bij de luisteraar. Dat hoge fluitende thema, dat weer terugkeert in de volgende twee delen, vormt het begin van een uitgebreide, genadeloze voorbode van ellende. Het scherzo is een stampende, duivelse dodendans met wat wrange humor. Oorspronkelijk schreef Sjostakovitsj er ‘Allegro ma non troppo’ boven, maar later veranderde hij de tempoaanduiding in ‘Allegro con brio’. Sneller dus. Hij deed dat in een even zielige als ineffectieve poging om het hypersombere en macabere karakter van zijn trio wat af te zwakken. De strenge Sovjet autoriteiten eisten van kunstenaars revolutionair optimisme, en al helemaal in oorlogstijd. Het meest elegisch van karakter is het derde deel, largo. De hamerslagen van de piano in het begin worden gevolgd door diep treurige melodieën van viool en cello. Dit deel werd gespeeld tijdens Sjostakovitsj’ begrafenis in 1975.
Thijs Bonger
LikeGeliked door 1 persoon
Bedankt voor je reactie Thijs! Zeer interessant!
LikeLike