cd/dvd recensies

For Eva Urbanová on her Birthday

In the accompanying textbook, I read that Eva Urbanová was coached by Renata Scotto, and this can clearly be heard. Her text handling and deep empathy are truly phenomenal and indicate a singing actress of great stature. The choice of her roles may also point to this, although I had to frown a little when I read, that at the Metropolitan Opera she sang Ortrud (Lohengrin) and Tosca at the same time.

That this is not exactly healthy for the voice you can hear in the opening aria from Smetana’s Libuše , a real tour de force alla Turandot, in which she sounds a little shrill. However, as the recital progresses (everything was recorded live during a concert in Prague), her voice becomes calmer and more balanced, culminating in the monologue of Kostelnicka (Jenufa).

That she also possesses another, more lyrical, side can be heard in a beautiful duet from Smetana’s Dalibor. By the way: this music is so very beautiful!



The choice of sung fragments is rock solid: most of the operas they come from are virtually unknown outside Urbanová’s homeland. She is assisted by a host of Czech singers who unfortunately are not able to reach her level. But that is not really a big deal. This CD is definitely worth your while; because of the superb music and because of this exceptionally interesting singer.

Monteverdi’s Poppea in twee opnamen uit de archieven

Poppaea Sabina, c.1550School of Fontainebleau(French, 16th century)Oil on panel

“Poppaea staat bekend als een van de grootste schoonheden van haar tijd. Tacitus beschrijft haar ook als een vrouw die alle menselijke eigenschappen bezat, behalve goedheid (‘Huic mulieri cuncta alia fuere, praeter honestum animum’ Ann. XIII, 45)”



KEUZE TUSSEN AUDI EN PONNELLE

Pierre Audi gaf zijn visitekaartje in Amsterdam af met de in 1990 uitgevoerde ‘Il Ritorno d’Ulisse in Patria’, het eerste deel van wat een indrukwekkende Monteverdi-cyclus zou worden. De opera’s werden in de loop van de jaren negentig voor de TV opgenomen, en zijn nu zowel los als in een prachtig ogende box verkrijgbaar.

Maar het was zijn uitvinding niet om de opera’s van Monteverdi als cyclus  te presenteren. Jean-Pierre Ponnelle (en Harnoncourt) gingen hem voor, en dat al dertig jaar geleden eerder

De uit jaren de zeventig stammende registraties uit Zürich zijn het resultaat van een nauwe samenwerking tussen de regisseur en de dirigent.. Door de zeer consequente regieopvattingen, het gebruik van een vast muziekensemble en dezelfde zangers, die in alle drie de opera’s één van de rollen vertolken, is een drieluik gecreëerd waarin alles op alles is ingestemd. Een volkomen eenheid, versterkt nog door de eendrachtige decors, kostuums en rekwisieten.

De opera’s werden in de studio verfilmd, zo’n half jaar na de opvoeringen, maar het geluid is daadwerkelijk afkomstig van de live voorstellingen.

Mijn gevoelens over het geheel zijn zeer gemengd. Van de ene kant bewonder ik de sfeervolle, authentieke decors en kostuums, maar ja, jaren zeventig hebben duidelijk een stempel op het geheel gelegd, en de make-up en pruiken zijn gewoon knudde, en inderdaad – very seventy’s. Het stoort. Wat ook stoort, en niet weinig ook, is het vibratoloze zingen van de meeste zangers.

Audi’s regie is gestileerd en zeer esthetisch, wat in de intimiteit van de huiskamer nog wordt versterkt. Anders dan Ponnelle werkte Audi met verschillende zangers, ensembles en dirigenten.

Over het algemeen zijn zijn zangers beter dan bij Ponnelle, al is zijn (zijn dirigent’s?) keuze voor een bepaalde stem type niet altijd gelukkig. 

Jean-Pierre Ponelle

Deze opera gaat over seks, wellust, machtsverlangen, jaloezie, moord en nog meer van dat soort zaken. Daar profileert Ponnelle zich ook naar. Zijn Poppea (Rachel Yakar) is bloedmooi, uitdagend en zeer geraffineerd. Nero, hier gezongen door een tenor (Erik Tappy) is, ondanks zijn sadistische trekjes, als was in haar handen.

Matti Salminen zet een zeer imposante Seneca neer, en Alexander Oliver is kostelijk als Arnalta. Ook de rest van de cast is heel erg goed.

Pierre Audi

Daarmee vergeleken is Audi’s versie een kuis aftreksel. Zijn regie is hier nog meer dan voorheen gestileerd en de enscenering sober en intiem. Zeer fraai om te zien, maar vrijwel emotieloos en op den duur gewoon saai. Zolang het over goden en mythologische figuren gaat, werkt die esthetisch esoterische aanpak prima, maar zodra de hoofdpersonen mensen van vlees en bloed zijn, lijkt het meer op een aderlating en wordt het drama anemisch.

Cynthia Haymon is zeer mooi als Poppea, maar ze lijkt meer op een onschuldig meisje dan op een bloeddorstige courtisane. Ook Brigitte Bailey’s Nerone ontbeert het aan uitstraling en Dominique Visse maakt een karikatuur van zijn rol als Arnalta.

Het prachtige slotduet ‘Pur ti miro, pur ti godo’ ontbreekt. Wellicht omdat het niet door Monteverdi zelf, maar later door diens leerling Francesco Sacrati werd gecomponeerd? Hoe dan ook, ik mis het wel.



Vandaar de bonussen:


La Gioconda in twee niet de beste opnamen maar met veel bonussen

Maddalena Mariani Masi (1850-1916) en Gioconda au deuxième acte de l’opéra lors de la création en 1876 (Alfredo Edel, Archivio storico Ricordi)

Een vrouw verscheurd tussen de liefde voor haar moeder en haar minnaar, die haar nota bene ontrouw is en eigenlijk nooit van haar heeft gehouden. Nee, het is geen alledaags thema voor een opera.

Francesco_Hayez, La vendetta di una rivale (Le Veneziane), après 1853, avant 1860

Dat zij uiteindelijk voor haar moeder kiest (na eerst haar minnaar geholpen te hebben om samen met zijn geliefde – haar rivale – te ontsnappen) wordt haar fataal, maar heeft ons met ‘Suicidio’ wel één van de mooiste aria’s uit de operageschiedenis gegeven.

Gioconda d’Amilcare Ponchielli
Estampe Jieben [sig.]; H. Ngerer & Goschl [sig.]
Date d’édition: 1876-1899

Ondertussen krijgen we passie, bedrog, moord en zelfmoord, voor elk wat wils. Melodrama? Me dunkt, van het beste kaliber!

Angelo, tyran de Padoue, costumes et décors de la création en 1835 au Théâtre Français, Gallica / BnF



La Gioconda van Amilcare Ponchielli is gebaseerd op Angelo, tyran de Padoue van Victor Hugo en het libretto is door niemand minder dan Arrigo Boito vervaardigd. Het is een zeer gepassioneerde, bij vlagen bombastische opera en bevat een keur aan (over)bekende aria’s. En natuurlijk het ballet, want wie ken de ‘urendans’ niet?

Toch wordt ‘La Gioconda’, al staat zij zeer hoog bij opera liefhebbers aangeschreven, tegenwoordig nog maar zelden opgevoerd. Het is inderdaad buitengewoon lastig om al die zes hoofdrollen goed te bezetten, maar zou het alleen daar aan liggen?

Violetta Urmana

Ik had mijn twijfels over Violetta Urmana’s Gioconda, maar zij zet een uitstekende straatzangeres neer. Zij klinkt betrokken en doorleefd, al is zij minder dramatisch dan haar illustere voorgangsters: Callas, Cerquetti, Milanov, Tebaldi of Scotto *…  Om maar een paar te noemen.:

Violetta Urmana zingt ‘Suicidio’

Luciana D’Intino is een mooie, lyrische Laura en Lado Ataneli een goede Barnaba, al mist hij de vileine trekjes (kwestie van goed acteren?) van een Milnes of Mittelmann.

Dat Plácido Domingo de rol van Enzo altijd al wilde opnemen is evident. Hij zong hem voor het eerst in 1970 in Madrid, met Angeles Gulin als Gioconda, en vertolkte hem later ook in Berlijn, London, New York en Wenen. 

Plácido Domingo zingt ‘Cielo e mar’ in Madrid 1970:

En nu dus ook op de cd en  het resultaat is zonder meer goed. Zijn vocale kracht is niet verminderd en zijn warme tenor, wonderlijk genoeg minder baritonal van timbre klinkt nog steeds als een klok.

Hui He

De Chinese Hui He (Gioconda) maakte haar Met debuut in 2010 als Aida, een rol die haar naar de grootste en belangrijkste podia ter wereld heeft gebracht. Zij beschikt over een bijzonder sterk spinto sopraan, met een enorme draagkracht en perfecte hoge noten. Haar Italiaans is uitstekend en haar inleving in de personage werkelijk adembenemend. Haar ‘Suicidio’ is vol passie, verdriet en twijfel en wordt – uiteraard – beloond met een open doekje.

Hugh Smith (Enzo) kennen we (?) nog uit Amsterdam, waar hij in 2004 een zeer sterke debuut bij ZaterdagMatinee maakte als Des Grieux in Manon Lescaut, met in de hoofdrol Charlotte Margiono. Daarna kwam hij nog één keer terug, voor de “disaster” ‘Norma’ bij DNO.

Hij is een echte “Italiaanse” (Smith is een Amerikaan) spinto, niet de subtielste ter wereld, maar zijn geluid mag er wezen: groot en rinkelend. In ‘Cielo e mar’ wil hij wel eens zijn hoge noten knijpen, maar de aria op zich staat als een huis. Mij doet hij een beetje aan Richard Tucker denken. Die rol van Enzo heeft hij al vaker gezongen, onder andere bij de New Israeli Opera:

In het duet met Laura (Luciana d’Intino) “Stella del marinar!”, gaat het een beetje mis, niet in laatste instantie door de dirigent – zijn tempi vind ik hier te langzaam. Bovendien mengen de twee stemmen hier niet echt. Best jammer, want d’Intino is ook zo’n ouderwetse mezzo met mooie borsttonen, warme laagte en een makkelijke hoogte. Haar stem geeft ook iets van een resonans, wat mij zeer prettig klinkt in de oren.

In ‘E un anatema’, Laura’s duet met Gioconda, gaat het er veel spannender aan toe: beide dames zijn aan elkaar gewaagd en het drama spuit er vanaf. Hier neemt de dirigent een zeer geslaagde revanche: de spanning is om te snijden en houdt het aan tot de laatste noten van de tweede akte.

Aan het einde van III bereikt Steckler een echte climax (vergeet het aandeel van het koor niet!) en in IV pakt hij echt uit en sleurt alles en iedereen mee, zowel in het zeer lyrisch gehouden trio ‘Ah, il cor mi si ravviva’ als in de zeer dramatische confrontatie van Gioconda met Barnaba. OPERA!

Lado Atanelli is misschien niet de beste, maar zeker een prima Barnaba, er zijn tegenwoordig zo weinig baritons die de rol nog kunnen zingen!

  • Over Scotto gesproken: vergeet haar La Gioconda uit San Francisco 1979 niet! Voor haar interpretatie van die rol heeft Scotto Emmy award gekregen. Het betekende ook een heftige ruzie met Luciano Pavarotti, die zij in haar autobiografie “More then a diva” niet eens bij de naam noemde. Hij werd “A certain tenor” genoemd.
    Het kwam allemaal goed.

Bonus 1 : 14 jaar oude Scotto (hier nog studerend als mezzo) in 1948!

Bonus 2: mijn geliefde Gioconda’s:


Callas (een van de vele):

Rosa Poncelle:

Anita Cerquetti:

Leila Gencer:

Montserrat Caballe:

Anna Caterina Antonacci: more then a diva in just two of her roles

© Askonaz Holt

CARMEN

Francesca Zambello


It happened to me in 2011, when the BBC brightened up a dull Christmas afternoon with an opera transmission from London’s Covent Garden. Carmen.  I got hooked. Antonio Pappano is an impassioned conductor and whips up the Royal Opera House orchestra to unprecedented heights, but this time my knocked-out feeling was caused by the unusually exciting direction and the phenomenal lead performers.

Francesca Zambello does not shy away from a lot of sentiment and provides a blatantly realistic spectacle, without updates and concepts. The action actually takes place in Seville and the eye is treated to a beautiful choreography and stunning costumes.

Anna Caterina Antonacci is a very spunky and sexy Carmen, very defiant but also confident and proud. Her gorgeous black eyes spit fire, and her beautiful appearance and great acting talent do not hide the fact that she can also sing: her powerful voice has a range of emotions. All in all: a real tragédienne. A real Carmen.



Ildebrando D’Arcangelo is a fantastic, virile Escamillo. His entrance on the big black horse is truly spectacular.


Jonas Kaufmann is easily one of the best José’s  I have ever experienced in my life. His spinto tenor sounds phenomenal in all registers, nowhere exaggerated and lyrical and whispery where necessary. He cannot be outdone as an actor either, and his more-than-attractive looks we’ll take as a bonus. You surely know by now: you must have this Carmen!

Trailer:


Adrian Noble



Carmen by Bizet, conducted by Sir John Eliot Gardiner Gardiner… who would have thought it possible? And yet it makes more sense than you think. Because with the 2009 performance, Gardiner brought the opera back to the site of its world premiere and the orchestra played the work with the instruments of that time.

Adrian Noble’s (brilliant!) direction is mainly focused on the characters, the staging is highly illustrative and the libretto is closely followed. It is realistic, beautiful and exciting. The unified décor is adapted to each scene, making you feel like you are actually present in all these different locations.

The voices are on the small side, but I don’t think that was a problem at the time at the Opéra Comique in Paris, let alone on DVD.

Andrew Richards is not the best José ever, but his interpretation of the role is phenomenal. He begins as a nice and very cuddly stranger and ends up as a kind of Jesus, with delusion in his eyes.

Unfortunately, Nicolas Cavallier (Escamillo) does not have enough sex appeal for a macho toreador, but he compensates a lot with his beautiful singing.



Anna Caterina Antonacci is one of the best Carmens these days. Beautiful, sexy, challenging and nowhere vulgar. Her deep, warm voice has all the colours of the rainbow.
Gardiner clearly feels inspired. His tempi are dizzying at times.


HANS HEILING



It was some 20 years ago that I, somewhat hesitantly, started to watch Hans Heiling. Never before did I hear the opera, let alone see it. From Heinrich Marschner I only knew Les Vampyrs. And, besides, I was a bit afraid of the production. After all the hassle with the ballet in most of the opera’s Pier Luigi Pizzi directed, I feared the worst. Well, that was a surprise! I immediately recognized Pizzi: his predilection for colour (mainly red in all its shades), excesses and physicality was evident here too, but it really worked here.

Hans Heiling (Jan Svatos in Czech) was a legendary king of spirits; his name is often found in Czech and German legends. He falls in love with an earthly girl and swears off his magic power to marry her.

However, she is in love with an ordinary boy and rejects him. Disillusioned (“only a human can try his luck on earth”) Heiling returns to his underground kingdom. A male equivalent of Rusalka, but without the tragic end.

There is insanely good singing and acting, there is not a single weak role. I already knew how formidable Anna Caterina Antonacci can be, but the (also to the eye) very attractive Markus Werba was a true discovery. Very exciting and dazzling. Recommended.

Feruccio Busoni and La Nuova Commedia dell’ Arte

Umberto Boccioni: Portrait of Ferruccio Busoni, 1916


Feruccio Dante Michelangelo Benvenuto Busoni is, I think, one of the greatest cosmopolitan composers in the history of music. His father was an Italian and his mother a German. Busoni studied in Austria, married a Russian-Swedish lady and went on to live in Berlin. Well, most of the time, as he also lived in Vienna, Zurich and Bologna. And, oh yes, he also had Jewish roots. Not to mention all of those first names!

© Kirilll Gerstein

It seems he had a book collection that could have rivaled most libraries: no wonder he knew his classics! Busoni was also a great connoisseur and admirer of Carlo Gozzi, and after composing the incidental music for Gozzi’s play Turandot, Busoni decided to turn the whole into an opera.

At the same time (1916), he also composed Arlecchino, an opera based on a character from the Commedia dell’ Arte. The (German-language) libretto with many spoken dialogues was written by the composer himself. Both operas, which Busoni called ‘La Nuova Commedia dell’ Arte’, had their world premiere on 11 May 1917 at Zurich’s Stadttheater, conducted by the composer himself.


In 1992, the operas were recorded in Berlin and they were now being marketed (for the first time?). Joseph Protschka is a warmly timbred Kalaf and Linda Plech excels as Turandot.  Gerd Albrecht conducts very involved, paying close attention to the score.


BONUS

Both opera’s were performed in Wexford in 1998

Turandot:

Arlecchino:

Asmik Gregorian en Vladislav Sulimsky stelen de show in Warlikowski’s Macbeth

Tekst: Peter Franken

In 2023 stond er tijdens de Salzburger Festspiele een nieuwe productie van Macbeth op het programma in de regie van Krzysztof Warlikowski en decors en kostuums van Małgorzata Szczęśniak. Een opname van een van de voorstellingen is door Unitel uitgebracht op dvd.

De productie toont de gebruikelijke stijlkenmerken van dit roemruchte tweetal: verrijdbare doorzichtige ruimtes waarbinnen zich scènes afspelen die feitelijk elders gesitueerd moeten worden, veel kinderen als figurant, een veelheid aan acteerwerk van personen die tijdelijk buiten de directe handeling vallen; vaak ook nog aangevuld met videobeelden. Verder een mix van tijdsgewrichten om de spanning erin te houden. Je komt ogen tekort op het enorme toneel van het Großes Festspielhaus, zeker als videokijker.

Asmik Grigorian komt op als de Lady, prachtig gekleed en gekapt in de stijl van een jaren ’30 filmdiva uit Babelsberg. Ze neemt plaats op een extreem lange bank van het soort dat vroeger in stationswachtkamers stond, maar dan langer. Dan komt een man in een witte jas haar halen en verdwijnt ze achter een gordijn. Je krijgt nog net te zien dat ze in een grote stoel gaat zitten. Het betreft een gynaecologisch onderzoek en de uitslag bevalt haar in het geheel niet: infertiliteit.

Ze verscheurt het onderzoeksrapport en verbrandt de snippers in een wasbak, ondertussen het ene na het andere zang technische hoogstandje ten beste gevend. Acteren en zingen gaan voor Grigorian altijd samen. Ik had haar in deze uitmonstering graag in een film van Zarah Leander willen zien terwijl ze zingt ‘Kann denn Liebe Sünde sein?’ of ‘Eine Frau wird erst schön durch die Liebe.’

De gasten bij het banket zitten voor het merendeel op een tribune. Slechts een klein aantal mag plaatsnemen aan een eenvoudige tafel. Macbeth raakt volledig de kluts kwijt als hij het gezicht van Banco op en ballon ziet, mooi geacteerd door Vladislav Sumlinsky. Met hem gaat het hierna snel bergafwaarts, zijn Lady blijft nog wat langer overeind maar ook haar wacht de volledige onttakeling. Prachtig om te zien hoe Grigorian gaandeweg verandert van kille berekenende vrouw in een psychisch wrak, geholpen natuurlijk kostumering, kap en grime.

De heksen zijn talrijk, blind maar ziende en gemaskerd. Voor de moord op de kinderen van Macduff laat Warlikovski er een stuk of twintig aanrukken, gekleed in wit ondergoed. Hun moeder wordt getoond als een lookalike van Magda Goebbels en ze laat dan ook getrouw haar evenbeeld een beker met gifdrank rondgaan. Als laatste neemt ze zelf een paar slokken.

De titelrol wordt vertolkt door de bariton Vladislav Sulimsky die meer oogt als bureaumanager dan als krijgsman wat hem goed van pas komt in het uitbeelden van iemand die niet overloopt van blind vertrouwen in de toekomst, reden voor zijn vrouw om hem lafheid te verwijten. Ten onrechte natuurlijk en voor een deel slechts bedoeld om hem niet te veel te laten overpeinzen. Het loopt slecht met hem af: hij eindigt als castraat in een rolstoel. Vocaal is hij de evenknie van zijn Lady en met Salzburgs eigen diva Grigorian naast je wil dat wel wat zeggen.

Banco, vertolkt door Tareq Nazmi heeft betrekkelijk weinig te zingen en zijn aria ‘Come dal ciel precipita’ is dan ook de belangrijkste bijdrage van dit personage. Heel fraai gezongen, je ziet deze bas node gaan zo vroeg in de opera.

Met zijn ‘Ah, la paterna mano’ weet Jonathan Tetelman als Macduff tijdelijk de show te stelen, wat een geweldige tenor is dat.

Ster van de voorstelling is zoals verwacht Asmik Grigorian als Lady Macbeth al moet ze die eer delen met Sulimsky. ‘De weg naar de macht is geplaveid met misdaden; wee hem wiens schreden onzeker zijn of die onderweg omkeert’, aldus Lady Macbeth. Aanvankelijk is zij het die de drijvende kracht is in het streven naar macht en het behouden daarvan. Maar al die moorden beginnen haar geestelijke weerbaarheid te slopen en dat ‘maakt haar schreden onzeker’. Uiteindelijk komt ze al slaapwandelend aan haar einde.

Grigorian zet de toon in ‘Vieni, t’affretta’ en laat haar Lady onbeschaamd triomf vieren in ‘La luce langue’ en ‘Si colmi il calice’.

La luce langue:

Vanaf dat moment raakt ze de controle kwijt en verandert ageren in reageren tot het moment dat ze aan het slaapwandelen slaat, geen schim meer van zichzelf. Grigorian is schitterend in die grote scène: ‘Una macchia è qui tuttora’ waarbij ze een bureaulamp aan een lang snoer met zich mee sleept. Een aardig detail: die lamp staat immers in het libretto?

Tijdens de Festspiele van 2025 zal deze productie worden hernomen in Salzburg en dan is Asmik weer van de partij.

De Wiener Philharmoniker staan onder leiding van Philippe Jordan

Trailer:

Foto’s van de productie: © Bernd Uhlig

Songs (and a bit more) of Nicolae Bretan




The chance that you have ever heard of Nicolae Bretan (1887 – 1968) is not very high. That’s not because of his music, because this Romanian composer/conductor/music critic and singer (he was trained as a baritone) produced many wonderful works. In 1944, Bretan wife’s family, who were Jewish, were transported to the Nazi extermination camp at Auschwitz and murdered.

After World War II, he worked for a short time as the director of the National Opera in Bucharest, but because he refused to join the Communist Party he was excluded from the composers’ union, which meant that his works were no longer allowed to be performed. The turning point came in the 1980s: a   was then established (partly through the initiative of his daughter), and the English firm Nimbus started recording his compositions at a steady pace.


I own three of his four operas: ‘Horia’ (NI 5513/4) and ‘Golem and Arald’ (NI 5424), which I have always enjoyed listening to, and I can heartily recommend them to any opera lover.


Some time ago Nimbus (NI 5810) released a CD with a selection of his songs (he composed more than 200!), beautifully sung by the baritone Alexandru Agache.

They remind me a bit of songs by Puccini, but with a Romanian-Hungarian sauce. Not really masterpieces, but very pleasant to listen to. Because of their wistfulness, they also exude a certain melancholy, and before you know it, they make you a little sad. Since Agache’s voice does not have too many color nuances, it can get a bit monotonous in the long run. So listen in moderation, I would say.

Bonus

In the Jardin de Luxembourg
Ruxandra Donose – Mezzosoprano and  Julius Drake – Piano



Requiem:

Bust of Bretan in Cluj-Napoca Central Park

Does anyone still remember Inessa Galante?

© De Ster

The case of Inessa Galante is a glaring example of what might be called a ˜victim of commerce”. Her first recital Debut, released in 1995, became (incidentally: quite rightly) a huge success, which was mainly due to the Ave Maria by ˜Giulio Caccini”

Pure deception, it later turned out, as the song, that became a huge hit (did you know it is in the Top 100 music for funerals?) turned out to have been composed around 1970 by one Vladimir Fyodorovich Vavilov, a Russian composer, lute player and guitarist.



Debut stayed at number one on all the charts after which Galante had to record several CDs with more of the same.





A crying shame! Anyone who witnessed her live could confirm that she was much more than just another studio product. Her Violetta’s and Lucia’s are unforgettable and I am extremely sorry that none of it has been recorded for DVD/BR.  But, lucky us, there is YouTube!

La Traviata:

Galante in Pique Dame:



She made her debut at the famed Wigmore Hall in January 2000. The BBC recorded it and the (still existing?) label Campion put it on CD, for which I am very grateful to both.



At her London performance, Galante sang songs by Russian composers, all coated with melancholy and longing. Her voice lends itself perfectly to them, and with her ability to dose emotion and put the accents in the right places, she turned them into real mini chamber operas. Just listen to her sigh at the end of Glinka’s ‘Zhavaronok’ (Lark), all in complete accordance with the text. And, like me, you may barely be able to suppress your tears at Tolstoi’s poem, so brilliantly set to music by Tchaikovsky (Sred’ shumnava bala).

Inessa Galante possesses a splendour of a soprano, with a healthy dose of morbidezza. Roger Vignoles is an exemplary ˜partner in crime”. (Campion RRCD 1348)

Her album with Jewish Folksongs by Goldins and Rachmaninovs Romantic Songs is, for me, absolutely irresistible

BONUS:

Inessa Galante and Kevin Grout live in the Netherlands 2004

Mahhler: Last part of 2nd symphony: Inessa Galante, Nathalie Stutzmann; Orchestre National de France/Myung-Wun Schung

Over ongelovigen en het bedrog: Meyerbeers Il crociato in Egitto

Tekst: Peter Franken

Set design for act 1, scene 3, La Scala, Milan (1826) by Alessandro Sanquirico

Het label Dynamic scoort al jaren hoge ogen waar het gaat om de uitgave van onbekende opera’s die ooit succesvol zijn geweest. Il crociato in Egitto, een in vergetelheid geraakt werk uit 1823, past prima in die rij die door vele liefhebbers wordt gekoesterd.

Decorat (1824) de Francesco Bagnara pour Il crociato in Egitto (Acte II, escena 4)

Wie zegt Meyerbeer zegt  Grand Opéra, althans zo verging het mij tot ik op dit relatief vroege werk stuitte dat de afsluiting vormt van Meyerbeers Italiaanse periode. Il crociato in Egitto leunt muzikaal op de barok waar het eindeloze aria’s met een overmaat aan volstrekt onnodige coloraturen betreft. De opera verscheen echter in de periode dat Rossini met zijn historische opera’s Maometto Secondo en Semiramide kwam. En in die trend past Meyerbeers creatie perfect waar het gaat om de overige muzikale aspecten en vooral ook de keuze van het onderwerp.

De opera bestaat uit twee aktes en verhaalt over het wel en wee van kruisvaarders en hun eeuwige tegenstrevers de Mohammedanen, twee partijen die elkaar ‘infidels’ plegen te noemen. Uiteraard zit er wel een stukje persoonlijk drama in maar daarmee voldoet het libretto nog lang niet aan het formaat van de grand opéra, het genre waaraan Meyerbeer zijn blijvende roem dankt. Al was het maar omdat het verplichte grote ballet ontbreekt en dat het goed afloopt met het liefdespaar.

Centraal staat het personage Elmireno, een kruisridder waarvan wordt aangenomen dat hij in de strijd tegen sultan Aladino op de kust voor Damietta is gesneuveld. Hij was echter niet dood en heeft zich op wonderbaarlijke wijze weten in te dringen in die vijandelijke omgeving en is als een soort Mozes de favoriet en belangrijkste legeraanvoerder van de sultan geworden. Die ziet hem als zijn zoon en hij is voorbestemd Aladino op te volgen. Uiteraard zal hij dan trouwen met diens dochter Palmide.

Dat huwelijk liet zo lang op zich wachten dat Elmireno en Palmide er alvast een voorschot op hebben genomen. Ze zijn in het geheim getrouwd volgens de christelijke rite en hebben een zoontje van een jaar of drie dat buiten het oog van de wereld in de harem leeft en door alle vrouwen wordt gekoesterd.

Engraved portrait showing the singer Signor Velluti as Armando in Il Crociato in Egitto (The Crusader in Egypt), by Giacomo Meyerbeer (1791– 1864) , with a libretto by Gaetano Rossi (1774 – 1855), ca.1828. Harry Beard Collection.

Elmireno is in werkelijkheid Armando d’Orville, de favoriete neef van Adriano di Montfort,  het hoofd van de Ridders van Rhodos en voorbestemd hem op te volgen. Hij heeft voor hij uit de Provence vertrok een trouwbelofte gedaan aan zijn geliefde Felicia. Die heeft zich inmiddels bij Adriano in Rhodos gemeld en gaat gekleed als kruisridder.

Als Adriano zich met een gevolg van kruisridders waaronder Felicia meldt in Damietta voor een vredesmissie zijn de rapen gaar voor Elmireno alias Armando. Hij heeft zo ongeveer alles en iedereen bedrogen: de sultan Aladino, diens dochter Palmide, zijn verloofde Felicia en zijn oom Adriano. Verder leeft hij als moslim in het paleis van de sultan en is dus in de ogen van de kruisridders ook nog eens een afvallige.

Dat is geen situatie waaruit iemand zich op eigen kracht kan bevrijden. De enige mogelijkheid is om ’eervol’ zelfmoord te plegen of hopen dat zowel Aladino als Adriano hem opnieuw in genade aannemen, iets dat volledig tegenstrijdig is maar uiteindelijk na veel verwikkelingen en eindeloos durende aria’s toch gebeurt. De opera duurt in totaal ruim 200 minuten en gaat goed beschouwd nauwelijks ergens over. Maar muzikaal zijn er mooie momenten en in twee sessies op achtereenvolgende dagen is het beslist een aardige tijdbesteding de dvd’s eens af te spelen.

De opname komt uit 2007 en is gemaakt in Teatro la Fenice in Venetië. Het is een productie van Pier Luigi Pizzi die behalve voor de regie ook verantwoordelijk was voor de kostuums en de decors. Het ziet er smaakvol uit en Pizzi weet uit de schaarse handelingsmomenten nog wel de nodige actie te destilleren. Het blijft natuurlijk vreemd dat twee groepen elkaar met de dood bedreigen en dan gewoon het toneel aflopen zonder dat er iets gebeurt.

Elmireno wordt gezongen door ‘male soprano’ Michael Maniaci, uitstekend gedaan maar ik hou er niet van, zo’n kerel die een hoge stem opzet. Naar verluidt stond Meyerbeer op deze casting en was hij not pleased toen de rol bij een herneming werd gezongen door een tenor.

Degene die het meeste baat heeft bij de keuze van de componist is Adriano d Montfort. Die rol is nu de belangrijkste tenor partij en Fernando Portari maakt er iets moois van.

De rol van sultan Aladino is natuurlijk een bas. Hij heeft een klein groepje kruisvaarders in zijn macht en kan beschikken over leven en dood. Verder is hij een Mohammedaan en dus van de tegenpartij in de ogen van het 19e eeuwse publiek. Marco Vinco overtuigt door zijn zang en de boze blik die hij alles en iedereen toewerpt. Het libretto geeft hem nauwelijks ruimte om te acteren, daar moeten we het dus maar mee doen.

En dan de vrouwen. Coloratuursopraan Patrizia Ciofi is in haar element in de rol van de bedrogen Palmide maar mijn voorkeur gaat uit naar mezzo Laura Polverelli en niet alleen omdat ze zo’n mooie naam heeft. Ze weet vrij goed raad met de coloraturen waarmee Meyerbeer ook Felicia heeft opgezadeld maar overtuigt vooral in de rest van haar optreden. Ook acterend is haar nog wel het een en ander vergund, haar personage laat zelfs enige ontwikkeling zien.

De overige rollen zijn goed bezet, vooral die van Osmino die ook een oogje heeft op Padina, gezongen door tenor Iorio Zennaro. Koor en orkest van La Fenice staan onder leiding van Emmanuel Villaume.

Drie versies van Il crociato in Egitto

Waarom wordt Maometto secondo niet vaker uitgevoerd? | Basia con fuoco

Rossini’s Semiramide in Antwerpen 2010: waar de opera niet over gaat | Basia con fuoco

Roberta Alexander at her most touching

In 1998, Roberta Alexander had already been exclusively associated with the Dutch label Et’cetera for 15 years and this had to be celebrated lavishly. This, of course, also included a nice present. A present for Roberta, but also (or mainly) for us, the music lovers and her big fans.

The idea behind the CD came from Alexander herself. She collected songs that her mother, also Roberta Alexander and herself a celebrated singer, used to sing at her recitals. The daughter faced an almost impossible task: which songs to include and which not? No, not easy.

Most of the songs belong to the ˜lighter genre”: encores, spirituals and arrangements of folk songs, and most of the composers, except a few, were virtually unknown at the time. The biggest surprise for me was Richard Hageman. Born in Leeuwarden (Netherlands) he achieved great success in America as a composer (his opera Caponsacchi was performed at the Metropolitan Opera in New York in 1937), conductor and accompanist. His composition ˜Do not go, my love” on a poem by Rabindranath Tagore, is among the very best songs on this CD, and all of them are beautiful!



Actually, you should listen to this CD on your own (or with your lover), with a lit candle, a glass of red wine in your hand and your eyes closed. Roberta Alexander creates a very intimate atmosphere, she sings with restrained emotion. Moving.

Brian Masuda, her partner on the piano, joins in, leaving the listener simply spellbound. This CD can go with you to a desert island.

Because it was an anniversary, Et’cetera added another present: a CD with the highlights of the singer’s collaboration with her label: Roberta Alexander … a retrospective.





In the 15 years Roberta Alexander worked with Klaas Posthuma, who died in 2001, she recorded no fewer than 12 recitals for the company Et’Cetera, which he founded, including the one with songs by Leonard Bernstein.


It was recorded back in 1986, but almost 20 years later, in 2004, it experienced its second youth, as it was then re-released by Et’cetera as a tribute to its founder. Whatever the reason: most importantly, the CD was finally available in the shops again, because it is truly a wonderful recital.


I don’t know what the reason is (too American?), but Bernstein’s songs are still too little performed and too little recorded. A pity! They are witty and beautiful, and, if performed well and with a sense of rhythm and humour, – but isn’t that true of everything? – they give the listener tremendous pleasure.


Roberta Alexander possesses a lyrical soprano with a well- grounded core and a high dose of drama, which once made her exceptionally suited to roles such as Vitellia in La Clemenze di Tito, Elvira in Don Giovanni and Jenůfa. She had  previously shown her affinity with