
Moritz von Schwind: Der Sängerkrieg
Als jonge zanger kun je bij wijze van spreken iedere week aan een zangconcours meedoen. Overal worden mogelijkheden geboden om jezelf in de spotlights te zingen. Goed nieuws voor het vele talent dat er is. Maar er zijn ook kanttekeningen te plaatsen.
Er wordt beweerd dat ‘het publiek’ gek is op concoursen en daar geloof ik zonder meer in. Al in de oudheid wist men de gemoederen met brood en spelen rustig te houden; en er werden allerlei wedstrijden georganiseerd, ook voor zangers, dichters en filosofen. De traditie leefde voort, en de zangwedstrijden hebben hun weg ook naar de opera gevonden. Denk alleen aan Die Meistersinger of Tannhaüser. Voor je zangkunst werd je altijd beloond. Ooit mocht je de mooie bruid mee naar huis nemen, tegenwoordig is je prijs tastbaarder geworden. Een somma geld, een engagement in een operahuis en – waar iedereen, al is het stiekem, van droomt – roem en een grote carrière. Geen wonder dus, dat er zo veel concoursen bestaan.
Maar: zijn het er inmiddels niet te veel? Moet er niet een leeftijdsgrens worden gesteld? Kan je een zanger die inmiddels aan grote huizen zingt met een beginnende collega vergelijken? Leveren ze ook datgene op, waar de veelal zeer jonge mensen op hebben gehoopt? Worden ze er door in hun carrière geholpen? Je wint en dan? En hoe ga je met je verlies om?
Allemaal vragen die mij deden besluiten om het fenomeen ‘zangcompetitie’ onder de loep te nemen en met direct betrokkenen te gaan praten,
Maartje Rammeloo (sopraan):

© Sarah Wijzenbeek
In 2008 was Maartje Rammelo één van de halvefinalisten van het IVC, waar ze uiteindelijk de Staetshuijs Fonds Prijs won. Ook tijdens het Belvedere in 2013 behaalde ze de halve finale. Verder won ze een engagement in Essen. Rammeloo was finaliste bij het Montserrat Caballé Concours in Zaragosa en bij het Wilhelm Stennhammer concours in Zweden.
“Meedoen aan concoursen geeft een dubbel gevoel. Het inspireert en is opwindend, maar uitslagen zijn óf vreselijk voorspelbaar of volkomen bizar.
Je doet altijd mee om het beste uit jezelf te laten zien en hoopt dat dit voldoende is om een jury te overtuigen van je kwaliteit: maar hoe kun je de kunde en artisticiteit van een musicus beoordelen in een wedstrijd? In een auditie voor een productie heeft een artistiek team een concept en een idee over wie een rol zou moeten spelen. Maar in zo’n wedstrijd vergelijken meerdere juryleden met ieder zijn/haar eigen smaak appels met peren: een Figaro met een Tosca, een Händel counter met een Wagner sopraan.
En dan heb je het nog niet eens over het gekonkel en de verborgen agenda’s van sommige juryleden, het chauvinisme in regionale wedstrijden en het exotisme/de commercie om soms voor zangers te kiezen die niet per se de beste performance geven, maar wel erg interessant zijn vanwege afkomst of uiterlijk.
Waarom dan meedoen? Het geeft je een kans nieuw repertoire uit te proberen en feedback te krijgen. Daarbij is het een kans om voor te zingen voor de belangrijkste mensen uit het vak, voor wie je ‘in real life’ nooit een auditie geregeld krijgt zonder een geniale agent die je er binnen loodst.
Ik heb nog geen wedstrijd gedaan waar ik niet óf werk óf contacten óf zinnige feedback aan over heb gehouden. En dat is uiteindelijk wat we willen: werken! Zingen! Voor een publiek staan!
De prijzen maken het makkelijker om je vak uit te oefenen. In financieel opzicht, want ons vak maakt in de eerste jaren zeker niet rijk, en daarnaast qua bekendheid, wat weer voor meer werk kan zorgen. Maar net zo goed zijn er prijswinnaars genoeg waarvan we nooit meer wat horen en zangers die nog nooit een concours hebben gewonnen die nu een wereldcarrière hebben. Uiteindelijk gaat het om de lange adem, niet om het snelle succes…
Wat wel altijd erg lastig is met concoursen, is het vaststellen van je repertoire. Allereerst zijn er maar weinig zangers honderd procent zeker van hun ‘fach’. Het merendeel twijfelt toch telkens weer waar juryleden mij in zouden willen horen.
Daarbij heeft elk concours weer z’n eigen eisen. Zo veel aria’s in het totaal, waarvan zoveel van de lijst met verplichte werken, waarvan je eerste ronde maar zoveel minuten mag duren en de jury in de volgende ronde zo veel aria’s kiest enz. enz. Vreselijk moeilijk. Want je wilt zo veel mogelijk laten horen. Verschillende talen, verschillende stijlen, verschillende technieken en onderwerpen.
Er zijn ook een aantal concoursen die meer dan alleen het wedstrijdelement bieden. Ik stimuleer mijn eigen leerlingen nu ook om daar naar te zoeken. Concoursen als het IVC die met dingen als een jongerenjury, masterclasses, concertjes en lezingen er een echt zangfestival van maken. En dat zijn ook vaak de concoursen die contact houden met je in de jaren erna. Die begaan zijn met de verdere ontwikkeling van de zangers. Maar dat zijn er erg weinig helaas…
Ik heb inmiddels geleerd dat als je zingt waar jij je lekker bij voelt en wat je echt goed kan, dan is er na afloop van je optreden tenminste één iemand blij. Namelijk jij.
Maartje Rammeloo zingt ‘I want magic!’ uit The Streetcar named Desire van André Previn:
Piotr Barański (countertenor):

© Cornelia Helfricht
In 2012 was Piotr Barański halvefinalist bij het IVC in Den Bosch.
“Lange tijd wilde ik niets van concoursen weten, ik vond mijzelf er niet het type voor. Je moet je niet alleen goed voorbereiden, maar ook zeker zijn van jezelf en het beste van jezelf aan de jury laten zien, je moet presteren terwijl je onder stress staat. Daar moet je goed tegen kunnen en niet iedereen kan dat.
En toch – concoursen zijn heel erg belangrijk. Je krijgt de kans om je aan een breder publiek te presenteren, om nieuwe, belangrijke mensen te leren kennen – en in ons beroep moeten we het van connecties en netwerken hebben. En het is natuurlijk heel erg belangrijk dat je je kan laten zien aan dirigenten, agenten, intendanten en casting directeuren, die op zoek zijn naar nieuwe talenten.
Er zijn helaas concoursen waar de eliminaties en de eerste voorrondes achter gesloten deuren plaats vinden en alleen de finales zijn toegankelijk voor het publiek. De kansen om iets van zo’n concours op te steken zijn dan minimaal.
De criteria van de jury zijn niet altijd even duidelijk en de resultaten kunnen zeer controversieel zijn. Ik ken zangers die, zingend op hetzelfde niveau, op het ene concours de hoogste prijzen winnen, terwijl bij het andere niet verder komen dan de voorrondes.
Wat voor mij heel belangrijk is, is de feedback. Het is van het grootste belang voor de verdere ontwikkeling van een zanger om tenminste een paar woorden met de juryleden te wisselen, iets wat inderdaad bij IVC gebeurde en wat mij ontzettend heeft geholpen. Een gezonde, constructieve kritiek is onontbeerlijk en opbouwend.”
Piotr Barański (countertenor) en Hans Eijsackers (piano) in “Lullaby” uit ‘Songs and Dances of Death’ van Modest Mussorgsky
Reinild Mees (pianiste):

© Janica Draisma
“De uitkomsten van zangconcoursen zijn al tamelijk onvoorspelbaar – hoe een carrière daarna verloopt is nog meer koffiedik kijken! Een optreden (want dat is het zingen op een concours in feite) is en blijft een momentopname, ook voor degenen die luisteren en/of beoordelen. Er zijn zoveel factoren die meespelen: leeftijd, ervaring, muzikaliteit, stemvak, repertoire, taalbeheersing enzovoort enzovoort dat het soms moeilijk is om te bepalen welk aspect doorslaggevend is.
De voorbereidingen voor een concours, het uitzoeken en het werken aan het repertoire met een zangleraar en een coach, zijn van onschatbare waarde. Dat vergt een grote concentratie en discipline – de stukken die je moet leren vergeet je de rest van je leven niet meer – en daarnaast moet je je sterk maken om je te presenteren, je moet daarvoor moed verzamelen en met nervositeit om kunnen gaan.
Mijn ervaring is dat een concours in alle gevallen goed is voor de ontwikkeling van een zanger, ook als je in het ergste geval naar huis wordt gestuurd. De volgende dag heb je immers de keuze: óf je stopt, óf je besluit om door te gaan en je verder te ontwikkelen om nieuwe kansen op te zoeken. Bijna altijd kies je dan voor de tweede optie en dan is het toch een goede ervaring geweest! Concoursen zijn heel waardevol, ook al win je geen prijs….”
Reinild Mees begeleidt Tania Kross in ´Der Kaiser´ van Henriëtte Bosman±
Piotr Beczala en Reinild Mees in liederen van Szymanowski±
Mauricio Fernández (van 1983 tot 2016 casting director NTR ZaterdagMatinee):
“Als casting director van één van de meest ambitieuze en internationaal erkende concertseries ter wereld heb ik de laatste dertig jaar verschillende zangcompetities bijgewoond – als jurylid en als een ‘observer’.
Als je mij vraagt wie de echte sterzangers waren die ik heb meegemaakt, dan moet ik zeer diep in mijn geheugen graven om je een eerlijk antwoord te kunnen geven. Het is een feit, althans voor mij, dat de echt interessante zangers, met een inmiddels internationale carrière, vaak niet eens de halve finales bereikten of überhaupt een prijs wonnen.
Het is een tijdverspilling om je hersenen te pijnigen met de vraag waarom de zangers die het in je oren/ogen niet verdienden met de grootste prijzen naar huis gaan. Het heeft ook geen zin om de gedachten van degenen die ze hebben beloond: artistiek directeuren, casting directors, regisseurs, zangers of leraren te willen begrijpen.
We moesten maar eens goed nadenken waarom we eigenlijk al die competities nodig hebben. Zijn ze voornamelijk bedoeld voor het verbreden van het netwerk van de juryleden of horen ze de belangen van de jonge getalenteerde zangers te dienen, om ze een fatsoenlijke carrière te helpen opbouwen? Een lang blijvende carrière, die hen alles wat ze erin hebben geïnvesteerd – geld en vaak persoonlijke opofferingen – kan vergoeden.
Vergeet niet dat de zangers, net als andere oprechte musici en artiesten een belangrijke missie hebben: het verwarmen van de harten van het publiek, in het theater of in je huiskamer. Ze zijn er voor om met respect met de nalatenschap van de componist om te gaan en er voor te zorgen dat de opera als een levende kunstvorm niet gaat uitsterven”
Annett Andriesen (directeur van het IVC in de Bosch):
Andriesen heeft vroeger zelf deelgenomen aan verschillende concoursen. Nu zij een concours leidt, weet ze wat een zanger nodig heeft: zorg en respect.
“Het IVC is een harde wedstrijd, maar met een menselijk gezicht. Ik wil geen watjes van ze maken, ze moeten zich kunnen redden in de grote boze wereld. Een concours is een plek waar opinies worden gevormd, waar zangers elkaar ontmoeten en kunnen zien waar ze staan, ze kunnen leren om te zingen onder hoogspanning, ze kunnen een netwerk opbouwen. Ze moeten zich vooral veilig voelen.
Het IVC stelt veel hogere eisen aan de samenstelling van het repertoire, de langere lijst behelst drie periodes en stelt verplicht drie werken van na 1915. Daarnaast moeten de kandidaten een nieuw werk instuderen van een Nederlandse componist.
We hanteren de “Triple O” methode: “Ontdekken”, “Ontwikkelen” (masterclasses, trainingssessie, feedback door juryleden in persoonlijke gesprekken) en “Overdragen aan de markt” (contacten leggen met impresario’s, concertdirecties en casting directeuren).
Laat ik vooropstellen dat ik niet uitga van verborgen agenda’s of sjoemelende juryleden. Ik heb daar geen ervaring mee. De reglementen moeten kloppen en je moet je omringen met mensen die je kunt vertrouwen. ik heb nu drie concoursen geleid en ik heb veel respect voor juryleden die zich werkelijk bekommeren om de zangers en gesprekken voeren over het vak en de mogelijke plaats die de zanger kan innemen daarin. er zijn zangers die nog steeds contact hebben met juryleden en op hun advies een bepaalde coaching hebben gedaan.
De jury bij het IVC bestaat uit zangers/musici die aan het eind van hun carrière hun kennis en vaak ook hun netwerk delen en willen delen met de jonge generatie. Daarnaast casting directeuren of agenten en intendanten waarvan je weet dat zij jonge mensen aan het begin van hun carrière verder willen helpen. En niet alleen omdat een jonge solist ‘goedkoop’ zou zijn.
Ik denk dat het nut van een concours is de ontmoeting met gelijkgestemden, de gesprekken, het luisteren naar de collega’s, repertoire leren van de andere stemsoorten, vriendschappen sluiten, contacten opdoen en jezelf spiegelen aan de ander. Er is zoveel aanbod van zangers, dat het goed is om op bepaalde plekken en dat zou een concours kunnen zijn, gezien en gehoord te worden. Toptalent komt altijd bovendrijven.