Carlo_Rizzi

La Fiamma: Ottorino Respighi’s laatste opera

Tekst: Peter Franken

La Fiamma ging in 1934 in première en was redelijk succesvol met voorstellingen in Rome, Milaan, Buenos Aires, Montevideo, Chicago en Wenen. In 1936 ging er een Duitstalige versie aan de Staatsoper Berlin.

De première op 29 september 2024 van Christof Loy’s nieuwe productie voor Deutsche Oper Berlin is sindsdien de eerste keer dat dit vergeten werk in Duitsland op de bühne te zien is.

Opmerkelijk snel daarna is hiervan een opname op Bluray uitgebracht. Carlo Rizzi, artistiek directeur van ‘Opera Rara’, heeft de muzikale leiding.

Anne Pedesdotter . Ontwerp voor het libretto van La fiamma (1954). Archivio Storico Ricordi

Het libretto van Claudio Guastalla is losjes gebaseerd op het toneelstuk Anne Pedersdotter, de Heks. Het gaat over een vrouw die ervan wordt beschuldigd haar stiefzoon te hebben verleid door middel van tovenarij. Na een veroordeling wordt ze als heks verbrand. Anne Pedersdotter is een historische figuur en haar proces en executie in het Noorwegen van 1590 is goed gedocumenteerd.

De gebeurtenis kan gemakkelijk worden geplaatst in de tijd dat angst voor heksen en verbrandingen wegens vermeende hekserij veelvuldig voorkwamen. Het was typisch een laat middeleeuws fenomeen en dat maakt de keuze van Guastalla om de handeling te situeren in het Byzantijnse Exarchaat begin 8e eeuw nogal opmerkelijk. Zonder enig probleem had hij Ravenna en Byzantium kunnen vervangen door bijvoorbeeld Genua zes eeuwen later. Ook met de tijdlijn neemt de librettist het niet zo nauw getuige het meermalen noemen van de Byzantijnse keizerin Irene die nog geboren moest worden toen het Exarchaat ophield te bestaan. Maar goed, het gaat uiteindelijk om een vrouw die haar stiefzoon weet te verleiden en dat hoort natuurlijk niet, ongeacht het tijdsgewricht.

Basilio is de Exarch die namens de Byzantijnse keizer het bewind voert over dat deel van Italië dat nog niet door de Longobarden is veroverd. Voor de Rooms Katholieke paus in Rome zijn beide groeperingen wezensvreemd: de Longobarden zijn Ariaanse christenen en de Byzantijnen zijn Grieks Orthodox. Eigenlijk zijn het gewoon allemaal ketters.

Basilio is betrekkelijk oud en kennelijk al geruime tijd in functie. Uit zijn eerste huwelijk heeft hij een zoon, Donello, die wordt opgeleid in Byzantium. Kort na het begin van de opera keert hij terug in Ravenna en dat zal grote gevolgen hebben.

Basilio’s moeder Eudossia bestiert het hof, een dominante vrouw met onaangename trekjes in de trant van de Kosteres bij Janacek. Ze laat niet na om haar nieuwe schoondochter Silvana in te peperen dat ze door haar onbeduidende komaf niets aan het hof heeft te zoeken. In de eerste scène bezingt ze de lof van Basilio’s eerste vrouw op een wijze die sterk doet denken aan het liedje ‘My husbands first wife’ van Jerome Kern, zo leuk vertolkt door Maartje Rammeloo op haar cd ‘Longing to be loved’.

https://maartjerammeloo.bandcamp.com/track/my-husbands-first-wife-jerome-kern

Als het verhaal zich ontrolt wordt duidelijk dat Basilio zich door een vrouw heeft laten overhalen om haar dochtertje, een kind nog, mee te nemen en met haar te trouwen. Hij beschrijft dit als een ervaring waarbij hij volledig werd overweldigd door de wijze waarop de vrouw met hem sprak en naar hem keek. Hij voelde zich gereduceerd tot een willoos object dat niets anders kon doen dan gehoorzamen.

Silvana’s moeder blijkt een dubieuze reputatie te hebben en als Agnese di Cervia tijdens de eerste akte het paleis invlucht om te ontkomen aan een woedende menigte die haar van hekserij beschuldigt zinspeelt ze daarop om Silvana over te halen haar te helpen. Eudossia laat de menigte binnen als de officiële exorcist van de stad dat van haar eist en Agnese vervloekt alles en iedereen voor ze op de brandstapel sterft. Daarmee is Silvana verdacht gemaakt en Eudossia zal daar te gelegener tijd gebruik van maken.

Silvana heeft een grote groep jonge vrouwen om zich heen, in deze productie doen ze denken aan kostschoolmeisjes, versterkt door hun zwarte jurkjes met witte kraag. Haar favoriete is Monica, feitelijk haar enige vriendin. Als Donello zijn opwachting maakt raakt dit meidenaquarium in grote staat van opwinding maar vooral Monica valt voor hem als een blok.

Als Silvana dat merkt reageert ze overdreven streng en stuurt Monica naar een klooster om haar voor verdere zonden te behoeden.

Voorspelbaar legt ze het later zelf met de jonge man aan, een leeftijdgenoot die ze ooit als kind al eens heeft gezien. Als ze van haar echtgenoot heeft begrepen hoe die door haar moeder is beïnvloed probeert ze zelf iets dergelijks met Donello. Ze wenst hem als het ware naar zich toe en als hij daadwerkelijk verschijnt is er weinig voor nodig om een affaire te laten beginnen.

Dat loopt een paar maanden aan en Eudossia doet alsof ze het niet in de gaten heeft. Intussen is ze bezig om het hof in Byzantium zover te krijgen dat Donello terug wordt geroepen. Als dat bericht komt weigert hij te vertrekken. En Silvana bepleit zijn zaak bij Basilio: ze wil niet dat hij haar verlaat. Als ze vervolgens een tirade houdt waarin hem wordt verweten haar jeugd gestolen te hebben en dat ze hem vreselijk vindt, krijgt de man een hartinfarct en sterft.

Uiteraard wordt Silvana van moord beschuldigd maar haar verweer is dat ze slechts het pad van oprechte liefde heeft gevolgd en alleen aan god verantwoording schuldig is. Dan komt Eudossia op de proppen met het verhaal over Silvana’s moeder die haar zoon Basilio ooit heeft behekst. En nu doet haar dochter hetzelfde met diens zoon. Als Silvana hapert in het herhalen van de tekst die de bisschop haar voorspreekt om zichzelf door een eed van alle beschuldigingen vrij te pleiten, ziet men hierin het bewijs van hekserij. Ook Silvana eindigt op de brandstapel.

Teaser:

Het toneelbeeld met decor van Herbert Muraurer is sober. We zien een toneel dat trapsgewijs oploopt Daarachter een wand die soms geopend wordt en dan een minder relevantvergzicht toont, kennelijk om wat kleur in het geheel te brengen. Iedereen loopt in zwarte of donkerblauwe kledij wat de troosteloosheid van het leven voor Silvana aan het hof benadrukt. Alleen de twee mannen Basilio en Donello is enige kleur gegund. De twee verbrandingsscènes vinden op het achtertoneel plaats met de suggestie van veel vuur.

Carlo Rizzi over La Fiamma:

https://deutscheoperberlin.de/en_EN/24-25-carlo-rizzi-ueber-ein-meisterwerk-des-verismo

De muziek van Respighi is weinig eenduidig, nergens een consistent voorbeeld van een bepaalde stijlperiode uit de operageschiedenis. In plaats daarvan gebruikt hij een stijl die kennelijk in zijn beleving het beste bij een bepaalde scène past, of dat nu Gregoriaans, Monteverdi of Strauss is Dirigent Carlo Rizzi geeft daarvan zelf een paar voorbeelden:

Daar waar de handeling refereert aan het Griekse Byzantium en als Eudossia aan het woord is maakt Respighi gebruik van Gregoriaanse koormuziek of vergelijkbare motieven. Maar als Donello verschijnt klinkt de muziek lyrisch en wordt hij begeleid door een prachtige klarinet passage.

Het liefdesduet van Silvana en Donello aan het begin van de derde akte wordt voorafgegaan door een orkestraal intermezzo dat buitengewoon gepassioneerd klinkt. Het einde markeert het begin van de postcoïtale fase van de ontmoeting waarin de twee geliefden met elkaar beginnen te praten. Het doet sterk denken aan de tweede akte Tristan, de overeenkomst kan weinig luisteraars ontgaan. Als in een later stadium Silvana aangeeft met Donello te willen sterven gebruikt Respighi een muzikale taal die doet denken aan Monteverdi. Aldus een parafrase van een paar van Rizzi’s overwegingen.

Het volk roert zich als er iemand beschuldigd kan worden en dat gebeurt tweemaal met donderend geluid. Voor de solisten is het nauwelijks mogelijk zich daartegen staande te houden maar ook zonder koor is het erg hard werken voor met name Silvana die een partij heeft die in de hoogte een moeilijkheidsgraad heeft vergelijkbaar met Aitra of Helena in Strauss ’Die Agyptische Helena. Of gewoon Brünnhilde in het slot van Götterdämmerung.

Het koor van DOB verzorgt een uitstekende bijdrage aan de voorstelling, zowel acterend als zingend. De beperkte bewegingsruimte op het toneel wordt uitstekend benut en de massa komt dreigend over, zoals het een op hol geslagen volksmassa betaamt.

Rizzi leidt het orkest van DOB met vaste hand. Hij laat het op gezette momenten donderen maar is zeer alert zijn zangers alle ruimte te geven voor het etaleren van hun mogelijkheden. Voor zover het mogelijk is dat te beoordelen bij een volslagen onbekend werk brengt Rizzi de partituur tot leven op een wijze die Respighi voor ogen moet hebben gestaan.

De Koreaaanse sopraan Sua Jo heeft een mooie scène met Silvana als die ontdekt dat ze verliefd is op Donello. Het is een schitterend duet waarin Jo’s personage Monica met de eer gaat strijken maar niettemin wordt afgevoerd, haar zien we niet meer terug.

Veterane Doris Soffel vertolkt de rol van de gedoemde Agnese di Cervia, adequaat maar niet bijzonder. Maakt niet uit natuurlijk, geweldig om haar op het toneel te zien.

Martina Serafin kruipt in de huid van Eudossia en geeft die manipulerende vrouw de juiste toneelprésence mee. Ook qua zang komt haar personage goed uit de verf.

Bariton Ivan Inverardi is adequaat als Basilio, hij doet wat hij moet doen zonder verder veel indruk te maken. Tenor Georgy Vasiliev zet een geloofwaardige Donello neer. Hij zingt goed maar zijn rol is niet van dien aard dat ik me gemakkelijk in zijn personage kan verplaatsen waardoor het allemaal wat op afstand blijft.

Olesya Golovneva is zoals verwacht de ster van de show. Ik zag haar voor het eerst als Natacha in Oorlog en Vrede, een van de laatste producties die in 2011 in de opera van Keulen gingen voor de eindeloze renovatie een aanvang nam. Ik vond haar aandoenlijk in die rol, Natacha is natuurlijk ook aandoenlijk dus wat wil je.

Twee jaar nadien schitterde ze als Anna Bolena waarbij opviel dat ze ook een laag bereik heeft. Als Silvana is dat van minder belang, hier gaat het om topnoten en wel heel erg veel daarvan. Golvovneva acteert afwisselend als een meisje dat zich zo onopvallend mogelijk probeert te maken maar op andere momenten is ze een tijgerin. Het gaat haar gemakkelijk af, zo lijkt het en haar zang laat geen moment af. Het is een absolute triomf voor deze van oorsprong Russische sopraan.

Al met al een bijzondere opname van een absolute rariteit. Voor liefhebbers van dit genre een must, voor de overige operaliefhebbers van harte aanbevolen.

Trailer:

Reacties van het publiek:

Foto’s van de productie: © Monika Rittershaus

La Fiamma in Barcelona 1989 met Montserrat Caballé, Juan Pons, Martha Szirmay, Vera Baniewicz, Antonio Ordóñez:

La Fiamma in Rome 1997 met Nelly Miricioiu en Gabriel Sade




Zeer aanbevolen ook de opname op Hungarothon met Ilona Tokody, ·Tamara Takács en Péter Kelen olv Lamberto Gardelli

Act 3. het liefdesduet “Io sono nata quella notte” :


Il Proscritto:  Opera Rara brengt een fantastische nieuwe Mercadante

Tekst: Lennaert van Anken

Saverio Mercadante (1795 – 1870) is helaas niet voor iedereen een gangbare naam in de operawereld. Deze Italiaan was na Rossini, Bellini en Donizetti de belangrijkste operacomponist in de periode voordat Verdi de theaters binnendrong. In zijn lange bestaan schreef hij in totaal circa 50 opera’s, waarvan het merendeel viel in de tijdsspanne van 1820 tot 1850. In deze periode ontwikkelde de Italiaanse opera in een rap tempo. Rossini was in 1820 nog regerend operacomponist, terwijl Verdi in 1850 werkte aan zijn Rigoletto. Met name in de jaren 1840 tot 1850 was Mercadante de meest toonaangevende componist in Italë. Rossini had na zijn Guillaume Tell in 1829 zijn opera carrière aan de wilgen gehangen. Bellini was in 1835 vroegtijdig overleden en Donizetti was rond 1845 te veel door syfilis geveld, waardoor hij geen invloed meer had.

De werken van Mercadante zijn helaas redelijk snel van het podium verdwenen door met name de populariteit van Verdi die immens populair was na het succes in 1842 van zijn Nabucco. Vanaf de jaren 1850 was de populariteit van Verdi zo groot, dat Mercadante ook steeds minder in staat was opera’s aan zijn palmares toe te voegen. Zijn belangrijkste bijdrage volgde direct na zijn Parijse avontuur: op uitnodiging van Rossini debuteerde de componist met de opera I Briganti in het Teatre Italien. Hoewel geen echt succes, ondanks een sterrencast bij de wereldpremière, was het bezoek aan Parijs wel van onderscheidend belang, want aldaar maakte Mercadante kennis met Les Huguenots van Meyerbeer die in dezelfde periode zijn wereldpremière beleefde. Deze opera inspireerde Mercadante, waarna hij zijn grootste succes behaalde met zijn opera Il Giuramento, tot vandaag de dag zijn meest bekende, meest gespeelde en meest opgenomen opera.

Het prachtige platenlabel Opera Rara zet zich al jaren in om onbekende opera’s uit met name de belcanto periode weer nieuw leven in te blazen. Zo verschenen bij dit label van Mercadante reeds opnames van Maria Stuarda, Zaira en I Normanni a Parigi (highlights), Emma d’Antiochia, Orazi e Curiazi en Virginia (compleet). Allemaal zeer gewenste uitgaves die een beter beeld van de veelzijdigheid van de componist hebben gegeven. Onlangs voegde ze een opname van de opera Il Proscritto toe aan de catalogus. De opera, op een libretto van Salvadore Cammarano (bekend van o.a. Lucia di Lammermoor, Il Trovatore en Roberto Devereux), ging op 4 januari 1842 in Naples in wereldpremière. Één van zijn latere werken.

https://opera-rara.com/donor-portal-il-proscritto

Het verhaal van de opera is wat melodramatisch en leent zich niet echt goed voor een geënsceneerde uitvoering. De opera speelt zich af in het midden van de 17de eeuw in Schotland, tijdens de regeling van Oliver Cromwell en handelt over Malvina Douglas, de dochter van Anna Ruthven. Malvina was getrouwd met Giorgio Argyll, maar men denkt dat hij is omgekomen bij een schipbreuk. Anna en haar zoon Guglielmo hebben Malvina overgehaald om een nieuw huwelijk aan te gaan met Arturo Murray, een aanhanger van Cromwell (dat in tegenstelling tot haar vermeend overleden echtgenoot). De opera vangt aan op de dag dat het nieuwe huwelijk plaats zal vinden.

Uiteraard treedt haar voormalige echtgenoot, Giorgio, ten tonele voordat het huwelijk zal voltrekken. Enkel Malvina herkent hem, waardoor er algehele constellatie ontstaat. Malvina, zich inmiddels voorbereidend op haar nieuwe huwelijk, was langzaam reeds gewend geraakt aan het idee te hertrouwen. Giorgio erkent aan Arturo dat hij ook verliefd is op Malvina, waarmee de heren officiële rivalen van elkaar zijn in het verdere verloop van de opera. Giorgio smeedt het plan om met Malvina te vluchten, maar op het moment dat twee echtlieden willen vertrekken, worden ze betrapt, waarna Giorgio zijn ware identiteit uit de doeken doet. Malvina, overmand van wisselende emoties, omdat ze inmiddels ook houdt van Arturo, besluit omdat ze geen uitweg meer zit vergif in te nemen, waarmee de opera eindigt.

Ondanks dat de opera wellicht niet echt interessant is om op de bühne te brengen, is de nieuwe cd opname toch een niet te versmaden aanwinst. De muziek is Mercadante op zijn best. Grootse ensembles, fonkelende duetten, Indrukwekkende aria’s, het ene hoogtepunt na het andere passeert de revue.

Opera Rara heeft ook voor deze uitgave een uitstekende bezetting weten te verzamelen. De rivaliserende tenoren zijn dat niet alleen in het verhaal, maar ook zeker in hun zang. De inmiddels 63-jarige Ramón Vargas, die de rol van Giorgio zingt, heeft zijn mooie lyrische tenor goed in takt weten te houden. Hij klinkt nog precies gelijk als dertig jaar geleden. Erg knap. Hij klinkt zo jeugdig en fris als zijn 30-jarige rivaal, de tenor Iván Ayón-Rivas, die de rol van Arturo voor zijn rekening neemt. Hun duet is dan ook verzekerd van een fonkelend succes.

Carlo Rizzi met Ramón Vargas and Iván Ayón-Rivas. Photograph: Russell Duncan

Maar ook de vrouwenrollen zijn uitstekend bezet. Elizabeth DeShong zet met haar kruidige alt-stem een prachtige Odoardo neer. De cabaletta van haar aria in de tweede akte is een van de hoogtepunten. Maar ook Irene Roberts is niet te versmaden als Malvina. Jammer dat zij geen echte grote solo heeft te zingen. Hetzelfde geldt voor de uitstekende Sally Matthews, die regelmatig wonderen verricht in Brussel. Hier heeft ze de bescheiden rol van de moeder Anna Ruthven.

Het orkest (Britten Sinfonia) en het uitstekend zingende Opera Rara koor staat onder de bezielende begeleiding van Carlo Rizzi, die in Amsterdam natuurlijk een graag geziene gast was. Het is jammer dat hij niet meer in de picture lijkt bij DNO.

Teaser:  

meer Mercadante:

Il Giuramento: een aaneenschakeling van de mooiste melodieën, die je dwingen te luisteren

Wereldpremière van Mercadante’s Francesca da Rimini

Didone Abbandonata als muzikale kennismaking met Mercadante

Herinneringen aan La Juive in Amsterdam

Carlo Rizzi (conductor), Pierre Audi (director), George Tsypin (sets), Dagmar Niefind (costumes), Jean Kalman (lighting design), Amir Hosseinpour (choreography), Willem Bruls (dramaturge)

Het seizoen 2009-2010 van De Nationale Opera (toen nog de Nederlandse Opera) in Amsterdam begon zeer sterk met La Juive van Jacques Fromental Halévy. Deze productie was al eerder te zien geweest in Parijs, waar het, ondanks de mislukte première (het operapersoneel ging weer eens staken en er was geen belichting) hoge ogen gooide.

De regie van Pierre Audi was bijzonder mooi en doeltreffend. Zoals het (bijna) altijd bij hem het geval is waren de beelden gestileerd, esthetisch en prachtig om te zien. De onderkoelde esthetiek werkte perfect bij de zeer emotionele muziek, om van het onderwerp niet te spreken.

Carlo Rizzi (conductor), Pierre Audi (director), George Tsypin (sets), Dagmar Niefind (costumes), Jean Kalman (lighting design), Amir Hosseinpour (choreography), Willem Bruls (dramaturge)

© Ruth Walz

De grandioze belichting van Jean Kalman vormde een belangrijk onderdeel van het regieconcept, waardoor de eindscène waarin Eléazar en Rachel hun dood rustig tegenmoet lopen tot de meest ontroerende momenten in de operageschiedenis maakte. Ik kon het niet droog houden en ik was niet alleen. Ook het decor van George Tsypin: een stalen kathedraal die ook dienst deed as de gevangenis was zeer indrukwekkend.

Carlo Rizzi (conductor), Pierre Audi (director), George Tsypin (sets), Dagmar Niefind (costumes), Jean Kalman (lighting design), Amir Hosseinpour (choreography), Willem Bruls (dramaturge)

John Osborn (Léopold) en Angeles Blancas Gulin (Rachel) © Ruth Walz

Muzikaal was het gewoon een droomvoorstelling. Dennis O’Neill was gewoon Eléazar. Niet zo jong meer, getormenteerd, vol wraakgevoelens, maar ook twijfelend – een waarlijk perfecte bezetting. Zijn grote aria zong hij vol gloed en passie, en met de nodige snik. En al was het her en der niet helemaal perfect, ontroerend was het wel.

De stem van Angeles Blancas Gulin (Rachel), met haar zeer herkenbaar timbre is niet echt alledaags. Bij vlagen metaalachtig en scherp en toch warm en rond. Haar portrettering van een jong meisje verscheurd tussen plicht en liefde was zeer geloofwaardig en haar angst fysiek voelbaar.

Carlo Rizzi (conductor), Pierre Audi (director), George Tsypin (sets), Dagmar Niefind (costumes), Jean Kalman (lighting design), Amir Hosseinpour (choreography), Willem Bruls (dramaturge)

Angeles Blancas Gulin (Rachel) en Annick Massis (Eudocxie) © Ruth Walz

John Osborn (Léopold) en Annick Massis (Eudoxie) waren ook in Parijs van de partij. Beide zangers beschikken over een werkelijk fenomenale belcanto techniek en duizelingwekkende, soepele hoge noten.

Carlo Rizzi (conductor), Pierre Audi (director), George Tsypin (sets), Dagmar Niefind (costumes), Jean Kalman (lighting design), Amir Hosseinpour (choreography), Willem Bruls (dramaturge)

Alastair Miles (Brogni), Dennils O’Neill (Eléazar) en Angeles Blancas Gulin (Rachel) © Ruth Walz

Alastair Miles (Brogni) had misschien niet de beste lage noten, maar zijn uitstraling was zeer imposant.

Carlo Rizzi dirigeerde het voortreffelijk spelende Nederlands Filharmonisch Orkest met de nodige vaart en het Nederlands Operakoor (instudering: Martin Wright) was zoals altijd onweerstaanbaar goed. Een grote BRAVO voor allemaal.

trailer van de productie:

LA JUIVE: discografie

LA JUIVE Tel Aviv 2010

LA REINE DE CHYPRE

CLARI

Les Contes d’Hoffmann in Amsterdam

lescontesdhoff-m2464_baus

John Osborn als Hoffmann © BAUS

De bij het publiek zeer geliefde Les Contes d’Hoffmann van Offenbach kent honderden versies en duizenden uitvoeringspraktijken. Bij wijze van spreken dan. Daar is het laatste woord nog steeds niet over gezegd en ik betwijfel of het ooit zo ver komt. Erg is het niet, als de volgorde van de actes maar niet wordt omgegooid en als er maar voldoende (bij de velen zeer dierbare) muziek intact blijft.

De voorstelling die we gisteren in het Muziektheater voorgeschoteld kregen was prima, al miste ik het sextet (niet van Offenbach, maar toch) een beetje wel. Daarentegen hoorde ik een paar flarden muziek die onbekend in mijn oren klonken, dus daar hoort u mij niet over klagen. Wel over de regie, want er was weer eens een ‘concept’. Niet eens zo verschrikkelijk vergezocht maar soms een beetje raar en vaak onlogisch.

_1mb2489_baus

© BAUS

Om te beginnend was er een reusachtige poppenkast. Dat ding nam de hele immense bühne van het muziektheater in beslag, maar echt volgen kon je alleen de actie die zich middenvoor afspeelde: in de afschuwelijk saaie, grijze huiskamer van Hoffmann.

De hele eerste acte was geregisseerd tegen de muziek. Daarin was Tobias Kratzer werkelijk zeer goed in geslaagd. Het lukte hem waarachtig niet alleen om de noten van Offenbach te negeren maar ook om het ritme dat uit de orkestbak kwam teniet te doen. Wat ik hoorde klopte voor geen meter met wat ik zag. Het werkte contraproductief, storend en verwarrend.

lescontesdhoff-b1939_baus

John Osborn (Hoffmann) en Antonia (Ermonela Jaho) © BAUS

De tweede acte was dodelijk saai. Het hielp niet dat Carlo Rizzi het orkest kleiner dan noodzakelijk heeft gehouden waardoor zelfs het orkestbak niet voor de nodige afwisseling kon zorgen. En wat een ramp voor mensen die minder goede plaatsen hadden dan ik! Van vrienden die boven zaten heb ik vernomen dat ze alleen de (afzichtelijke) kamer van Hoffmann konden zien en daar gebeurde dus echt helemaal niets.

lescontesdhoff-b2102_baus

© BAUS

De derde acte was behoorlijk verward en verwarrend. Nu is de Giulietta-acte ook geen voorbeeld van samenhang, maar zo rommelig hoeft het toch ook weer niet te zijn? Toch? Zeemeerminnen (wel in laguneblauw, dat weer wel) in Venetië? Werkelijk? Gokautomaten? Aan heroïne verslaafde (en aan een verkeerd toegediende shot gestorven) Schlemiel?

lescontesdhoff-b2069_baus

© BAUS

Er werd lustig gespoten en gesnoven en er werd ook een stickie rondgestuurd. Alsof het ‘naar onze tijd halen’ ergens in de jaren zeventig is blijven plakken.

lescontesdhoff-m2230_baus

Irene Roberts (Muze) en John Osborn (Hoffmann) © BAUS

Zelfs als je het ‘concept’ probeerde te volgen (muze is de trouwe echtgenote en de enige ware liefde van Hoffmann) dan nog steeds was de samenhang ver te  zoeken.

Gelukkig gaat de opera niet over regisseurs en hun concepten maar – voornamelijk – over de zangers en daar zat het goed snor.

John Osborn heeft het juiste timbre en de juiste noten voor de hoofdrol. Zijn stem is soepel en elegant, wat hem buitengewoon geschikt maakt voor de rollen uit het Frans repertoire die het belcanto met heroïek combineren. Zoals Arnold in Wilhelm Tell van Rossini of Jean in ‘Le Prophéte’ van Meyerbeer.

Met Hoffmann voegde Osborn een nieuwe, zeer veeleisende rol aan zijn repertoire toe en ik neem het de regisseur dan ook kwalijk dat hij de tenor vaak in zeer stemonvriendelijke positie liet zingen. Want, hoe groot je stem ook is en hoe goed je ook projecteert, er gaat veel verloren als je je hoofd in een matras moet stoppen. Of een liefdesduet tegen een muur te moeten zingen, met je rug naar het publiek toe.

lescontesdhoff-b1978_baus

© BAUS

Daar had Erwin Schrott (Lindorf/Coppélius/Le docteur Miracle/Le capitaine Dapertitto) weinig last van. Zijn stem is enorm en volumineus: imposant. Het is alleen jammer dat zijn invulling van de rollen weinig idiomatisch was, weinig Frans, al moet ik toegeven dat zijn optreden indrukwekkend was.

DSC05631

Irene Roberts bij het slotapplaus © Lieneke Effern

La Muse werd zeer mooi gezongen door de Amerikaanse mezzo Irene Roberts. Met haar onopvallende verschijning paste zij in het concept van trouwe en grijze echtgenote, maar haar zingen was alles behalve grijs. Roberts’ stem is warm en gevoelig, rijk aan nuancen en zeer kleurrijk. Zij verdiende dan ook een beter concept …

Van de drie grote liefdes van Hoffmann beviel Antonia (Ermonella Jaho) mij het meest. Haar stem is niet heel erg groot maar buitengewoon gevoelig en sensueel. Zij bezit ook iets wat je niet kunt aanleren: een enorm charisma en persoonlijkheid. Bij vlagen moest ik aan Ileana Cotrubas denken… Een ding is zeker: Jaho heeft mijn hart gestolen!

lescontesdhoff-m2296_baus

Nina Minasyan © BAUS

Nina Minaysan was een zeer goede Olympia, haar coloraturen waren bijna perfect (de première koorts heb ik er ingecalculeerd) en haar acteren zeer indrukwekkend. Haar angst voor wat haar bij haar eerste ‘optreden’ wachtte (nee, het ging niet om het zingen) was invoelbaar.

Iets meer moeite had ik met Christine Rice (Giulietta), maar dat kan aan haar bespottelijke uitdossing liggen. In het concept van Kratzer was zij ook een beetje een zeemeermin maar dan één zonder staart. Er is wel een remedie tegen: ogen dicht!

DSC05623

Sunnyboy Dladla tijdens het slotapplaus © Lieneke Effern

Zeer indrukwekkend vond ik het optreden van Sunnyboy Dladla (André/Cochenille/Frantz/Pitinacchio), van deze tenore di grazia gaan we zeer zeker meer horen!

DSC05620

François Lis ©  Lieneke Effern

François Lis zette een fantastische Schlemiel neer, zijn prachtige bas deed mij bijna dat heroïne-gedoe vergeten.

Eva Kroon klonk prachtig als La Voix de la tombe en Rodolphe Briand en Paul Gay waren uitstekend in hun rollen van resp. Spalanzani en Maïtre Luther/Crespel.

Mark Omvlee, Frederik Bergman en Alexander de Jong waren heel erg goed als de ‘beste vriendjes’ van Hoffmann (wat miste ik in de scènes in de proloog en de epiloog het voltallige koor en de drukte van een kroeg in de kelder van een operahuis zoals door Offenbach en zijn librettisten voorgeschreven!) en Peter Arink was zeer goed in zijn rolletje van Le capitaine des Sbires.

Het koor van de Nationale Opera klonk excellent – kan het anders? – maar toch minder goed dan gewoonlijk. Verborgen achter/onder/tussen (waar weet ik eigenlijk niet) de bühne raakten ze hun volume (én verstaanbaarheid) een beetje kwijt.

 

DSC05672

© Lieneke Effern

Het was de eerste keer dat Carlo Rizzi Les Contes d’Hoffmann dirigeerde en dat was te merken. In een interview met Place de l’Opera vertelde hij dat hij de opera als een “heel delicaat werk” beschouwde en zo klonk het onder zijn handen ook. Té delicaat, als je mij vraagt, zelf vind ik dat het er steviger aan toe kan gaan. Maar dat is eigenlijk niet eens een verwijt want mooi was het wel. Wat een prachtig orkest is het Rotterdams Philharmonisch eigenlijk!

Trailer van de productie:

Jacques Offenbach
Les Contes d’Hoffmann
Nina Minasyan, Ermonela Jaho, Christine Rice, Irene Roberts, Eva Kroon, John Osborn, Erwin Schrott. Rodolphe Briand, Paul Gay. François Lis. Sunnyboy Dladla, Mark Omvlee, Frederik Bergman, Alexander de Jong, Peter Arink
Koor van De Nationale Opera (instudering: Ching-Lien Wu), Rotterdams Philharmonisch Orkes olv Carlo Rizzi
Regie: Tobias Kratzer

Bezocht op 3 juni 2018 in het Muziektheater in Amsterdam

Meer Ofenbach:
LES CONTES D’HOFFMANN van Offenbach door de ogen van Carsen, Py en Pelly
FANTASIO
Offenbachs Fantasio door Opera Zuid doet het niet onder de Eurovisie Song Festival

Rigoletto in gekkenhuis: Damiano Michieletto weet het beter dan Verdi

Luca Salsi (Rigoletto), Gilda pop en poppenspelers

Luca Salsi (Rigoletto), Gilda pop en poppenspelers

Met de nieuwe productie van Rigoletto in de regie van  Damiano Michieletto belandden we  in een gesloten afdeling van een ‘sanatorium’. Een zwaktebod, want als je een verhaal zich laat afspelen in het hoofd van een psychiatrische patiënt kun je je alles permitteren. Het hoeft niet waargebeurd te zijn, het zit immers ‘in zijn hoofd’. Niet dat ik het idee niet snapte. Zodra je het concept doorhebt kun je een min of meer ‘logische’ verklaring vinden voor alle handelingen. Maar dan wel volgens de logica verwarde mensen eigen, niet die van het libretto.

Luca Salsi (Rigoletto)

Luca Salsi (Rigoletto)

Er waren geen rolstoelen en geen wasmachines, wel videoprojecties en de laatste tijd zeer populaire poppen. En – heren en dames lichtontwerpers: wilt er alstublieft subiet mee stoppen? – ongenadig fel licht die precies in de ogen van de toeschouwers scheen. Je zou maar oogproblemen hebben!

koor van de Nationale Opera

koor van de Nationale Opera

O ja, nog iets, meneer de regisseur. Het is niet echt aannemelijk dat een jong meisje dat nog nooit eerder in haar leven – op haar vader na – een man heeft gezien, zich voor hem al na een paar minuten zelf gaat uitkleden. Het is gewoon een puberale mannenfantasie.

Rigoletto achter de schermen:

Doordat Michieletto het verhaal zich laat spelen in een kille en koude omgeving van een gesloten inrichting voelt de voorstelling net zo koud en kil aan, en de ontroering moet je ouderwets halen uit de kelen van de zangers. En daar was gelukkig helemaal niets mis mee.

Luca Salsi (Rigoletto)

‘Cortiggiani, vil razza dannata’ : Luca Salsi (Rigoletto)

Luca Salsi deed werkelijk alles om de rol van Rigoletto naar de wens van de regisseur te kneden. Als er iemand is die een pleidooi voor het concept voortreffelijk wist uit te dragen dan was hij het wel. Zijn Rigoletto was geen liefhebbende vader, eerder een onaangename vent die zijn dochter dwangmatig als zijn bezit beschouwt en haar van haar vrijheid berooft. Waardoor hij de feitelijke aanstichter van de drama wordt.

_23m6179

Annalisa Stroppa (Maddalena), Rafal Siwek (Sparafucile) & Luca Salsi (Rigoletto)

Dat laatste klopt aardig wel met de bedoelingen van Verdi, denk ik, maar Rigoletto’s liefde voor Gilda is buiten kijf. Het staat gewoon in de noten die de componist heeft neergepend. Salsi is niet alleen een begenadigd acteur, maar ook een fantastische zanger. Zijn warme bariton klonk in het begin nogal droog, maar het valt niet te ontkennen dat hij gezegend is met een onmiskenbaar belcantesk timbre.

Lisette Oropesa (Gilda)

Lisette Oropesa (Gilda)

Ik houd niet van ‘Caro nome’. Het is een heerlijke showstopper waar op zich niets mis mee is, maar het wordt te veel en te vaak gezongen. Voornamelijk op concoursen en recitals waar een sopraan zich aan een jury en/of het publiek wil laten presenteren wat tot een grandioze verzadiging heeft geleid. Maar nu zou ik er niets op tegen hebben gehad dat het nummer gebisseerd zou worden.

Lisette Oropesa (Gilda) & Saimir Pirgu (Il Duca di Mantova)

Lisette Oropesa (Gilda) & Saimir Pirgu (Il Duca di Mantova)

In de vertolking van Lisetta Oropese klonk de aria zoals ik hem niet eerder had gehord: niet alleen virtuoos maar ook (of misschien voornamelijk?) immens ontroerend. Hier stond een echte Gilda die Verdi voor de ogen moet hebben gestaan: jong, naïef, dromerig en hopeloos verliefd. Het zou me verbazen als Oropesa niet dé Gilda van onze tijd zou worden: wat zij gisteren in Amsterdam liet horen maakt haar optreden nu al legendarisch.

Lisette Oropesa (Gilda), Saimir Pirgu (Il Duca di Mantova)

Lisette Oropesa (Gilda), Saimir Pirgu (Il Duca di Mantova)

‘La donna e mobile’ is eigenlijk geen echte aria maar een simpel liedje. Een liedje zoals ze vroeger in Italië te klinken werden gebracht door de kelen van jonge verleiders en daarna opgepikt werden door draaiorgels in Amsterdam. Dat is althans wat Carlo Rizzi, de dirigent van de Amsterdamse Rigoletto beweerde. Daar ben ik het met hem eens. Van die ‘hit-potentie’ was Verdi zich immers ook zelf van bewust: niet voor niets weigerde hij om het nummer vóór de première te repeteren, dit om te voorkomen dat het voortijdig uitlekte.

_23m6565

‘Ella mi fu rapita’: Saimir Pirgu (Il Duca di Mantova), Roberto Accurso (Marullo), Koor van de Nationale Opera

Saimir Pirgu (Duca) zong hem voortreffelijk. Quasi nonchalant gooide hij de aria de lucht in met een ontspannen en een open klank, wat hem terecht een open doekje opleverde. Pirgu’s stem is licht en wendbaar en zijn timbre fraai en zeer aangenaam om naar te luisteren. Waar het hem helaas aan ontbreekt is een zekere mate van ‘volksheid’, of plat gezegd: een beetje vulgariteit. Zoiets als bij di Stefano of Pavarotti, waardoor hun Duca veel beter en echter uit de verf kwam.

Annalisa Stroppa (Maddalena), Rafal Siwek (Sparafucile)

Annalisa Stroppa (Maddalena), Rafal Siwek (Sparafucile)

Sparafucile werd uitstekend neergezet door de Poolse bas Rafał Siwek. Ik betreurde alleen dat de rol zo weinig noten kende, want ik gunde die stem (en mezelf) wat meer luisterplezier. Ook als acteur wist Siwek mij helemaal te overtuigen, zijn portrettering was een echte schurk waardig.

_23m6693

‘Bella figlia dell’amore’: Luca Salsi (Rigoletto), Annalisa Stroppa (Maddalena) , Saimir Pirgu (Il Duca di Mantova), Lisette Oropesa (Gilda)

Met Annalisa Stroppa (Maddalena) had ik een beetje moeite. Haar stem klonk onaangenaam hard, maar ik denk dat het op rekening van de regisseur moet worden geschreven. Want, zeg maar zelf, hoe ontspannen kun je zingen als een man je slipje naar beneden trekt en zijn kop tussen je benen wringt?

Carlo Cigni (Monterone) miste het effect dat een echt diepe en donkere bas op het publiek kan hebben, waartoe zijn ambtenaar-voorkomen niet weinig aan heeft bijgedragen.

Roberto Accurso was een uitstekende Marullo en Cornelia Oncioiu een dito Giovanna.

In de kleine rol van La Contessa di Ceprano heeft Esther Kuiper een meer dan goede indruk op mij gemaakt, maar waarom moest zij stomdronken zijn? En waarom moest zij zo hard lachen? Ik heb het niet zo op met toegevoegde geluiden en die lach, die staat echt niet in de partituur.

Luca Salsi (Rigoletto), Koor van De Nationale Opera

Luca Salsi (Rigoletto), Koor van De Nationale Opera

De mannen van het Nationale Operakoor zongen en acteerden zoals altijd: formidabel. Wat boffen we toch in Amsterdam!

Het Nederlands Philharmonisch Orkest onder Carlo Rizzi speelde zeer liefdevol. Rizzi ondersteunde de zangers in hun moeilijke aria’s, hield het orkest waar nodig klein en zacht en gunde de zangers de nodige rust. Af en toe vond ik zijn tempi een beetje te snel of juist te langzaam, maar daar kan ik mee leven: de Verdiaanse klank was duidelijk aanwezig en dat is tenslotte het belangrijkste

Trailer van de productie:

Alle fotomateriaal: © BAUS

Zie ook: RIGOLETTO: discografie

Giuseppe Verdi
Rigoletto
Saimir Pirgu, Luca Salsi, Lisette Oropesa, Rafał Siwek, Annalisa Stroppa, Cornelia Oncioiu, Carlo Cigni, Roberto Accurso, Airam Hernández, Tomeu Bibiloni, Esther Kuiper, Deborah, Saffery, Peter Arink
Koor van De Nationale Opera (instudering Ching-Lien Wu)
Nederlands Philharmonisch Orkest olv Carlo Rizzi

Bezocht 9 mei 2017 in het Muziektheater ini Amsterdam