Dennis_O’Neill

Aida in Essen en Londen

TEKST PETER FRANKEN

In 1996 was ik in het Aalto Theater in Essen voor de Aida van Dietrich Hilsdorf. Deze regisseur had ook toen al een voorkeur voor het benadrukken van het intieme karakter van de opera’s die hij onder handen nam. Hij maakte als het ware overal een Kammerstück van. In zijn Aida speelt zich de handeling vooral af aan een soort keukentafel op een verder leeg toneel.

Om plaats te maken voor de triomfmars wordt het koor op de zijbalkons geplaats, samen met de koperblazers. Op het toneel een processie van oorlogsslachtoffers en een ballet act van twee danseressen die tevoorschijn komen uit overmaatse rieten korven aan weerszijden van het leeggemaakte toneel.

Een voice over roept met geknepen stem, vooroorlogs radiogeluid, af wat er zoal te zien is op het toneel: de vrouwen en kinderen van de gesneuvelde soldaten, de gewonden, de overwonnen vijanden, de Memphis Twins. Het geheel doet sterk denken aan de sfeer in Pasolini’s film Porcile. Deze oude productie heeft cultstatus in Essen en werd in 2019 nog maar weer eens hernomen.

Op het label Opus Arte werd in 2008 de opname op dvd uitgebracht van een voorstelling uit 1994 in de Royal Opera. Het betrof een productie van Elijah Moshinsky waarvan het toneelbeeld vooral wordt bepaald door de eclectische decors en kostuums van Michael Yeargan. Het is een bont geheel dat een beetje het midden houdt tussen Ben Hur en een carnavalsoptocht.

Cheryl Studer vertolkt de titelrol en Alexandru Agache die van haar vader Amonasro. Opmerkelijk genoeg zijn beiden bruin geschminkt om maar vooral te benadrukken dat ze uit zwart Afrika komen, immers Ethiopië. Anno 1994 zou je zoiets toch niet meer verwachten.

Na Don Carlos met de Infante tussen Elisabetta en Eboli is ook hier sprake van een man die begeerd wordt door twee vrouwen. Vrijwel altijd is het omgekeerd, een sopraan tussen een tenor en een bariton. Voor de afloop maakt het niet uit, alles gaat sowieso mis.

Maar kijken we naar Aida dan zien we binnen deze opzet een tweede plot die aan het gebruikelijke format voldoet: Aida tussen Radames en haar vader. Daarmee zijn we op vertrouwd terrein, denk aan Violetta en de twee Germonts.

Aida laat zich bepraten door haar vader en verraadt haar geliefde, alle protesten van het tegendeel ten spijt. En eerder al heeft ze hem in de waan gelaten dat Amonasro weliswaar haar vader is maar dat de koning is gesneuveld. Daarmee heeft Radames met zijn smeekbede aan de farao de pest in huis gehaald. Die twee Ethiopiërs Aida en Amonasro staan er gekleurd op, figuurlijk dan.

Vaderlandsliefde is voor de liefde tussen twee mensen de dood in de pot, zo blijkt maar weer eens. Alleen Amneris is recht door zee, ze doet alles om Radames in te palmen en windt daar geen doekjes om. Je weet steeds precies wat je aan haar hebt. Hogepriester Ramfis is degene die achteraf het gelijk aan zijn zijde krijgt en dan ook niet aarzelt Radames ter dood te veroordelen. Die man heeft landverraad gepleegd en is niet te vertrouwen.

Dat de gevluchte Aida stilletjes is teruggekeerd om samen met Radames de dood in te gaan is niet meer dan een goedmakertje naar het publiek. We moeten haar immers niet te hard vallen, het was allemaal de schuld van haar vader, en van de oorlog natuurlijk.

Robert Lloyd is een uitstekende Ramfis, betrouwbaar als altijd. Agache geeft een mooie vertolking van Amonasro. Het duet met Aida dat de rampzalige afloop inluidt komt prachtig over het voetlicht.

Studer zingt ‘O patria mia’:

Studer is hier toch al niet meer de sopraan die ruim tien jaar lang de successen aaneen reeg. Niet overal die vanzelfsprekende zuiverheid in de hoogte, in het middenregister wat weinig volume. Na haar aria ‘Ritorna vincitor’ blijft het opvallend stil in de zaal. Later komt ze beter op dreef en in het genoemde duet geeft ze haar vader prachtig tegenspel.

De Radames van Dennis O’Neill is heel behoorlijk maar niet geweldig. Je zou hem de tenor van dienst kunnen noemen,

De Amneris van Luciana d’Intino bevalt mij, en het publiek, het meeste. Tijdens de nazit in de bus waarmee de Vrienden van de Opera in 1996 de Aida in Essen bezochten formuleerde Fred Lingen het aldus: ‘Aida dient op maar Amneris ruimt af’. Ze heeft feitelijk het laatste woord met haar monoloog in de vierde akte. De laatste scène met Radames en Aida in de tombe is niet meer dan een afterthought.

Edward Downes heeft de muzikale leiding.

Aida compleet, helaas in zwart-wit

Memories of La Juive in Amsterdam

Carlo Rizzi (conductor), Pierre Audi (director), George Tsypin (sets), Dagmar Niefind (costumes), Jean Kalman (lighting design), Amir Hosseinpour (choreography), Willem Bruls (dramaturge)

The 2009-2010 season of De Nationale Opera (then the Netherlands Opera) in Amsterdam started very strongly with Jacques Fromental Halévy’s La Juive. This production had already been staged in Paris, where it was highly praised despite its unsuccessful premiere (the opera staff were once again on strike and there was no lighting).

Pierre Audi’s direction was particularly beautiful and effective. As is (almost) always the case with him, the images were stylised, aesthetic and beautiful to look at. The understated aesthetics worked perfectly with the highly emotional music, not to mention the subject matter.

Carlo Rizzi (conductor), Pierre Audi (director), George Tsypin (sets), Dagmar Niefind (costumes), Jean Kalman (lighting design), Amir Hosseinpour (choreography), Willem Bruls (dramaturge)
© Ruth Walz

Jean Kalman’s grandiose lighting was an important part of the stage concept, making the final scene, in which Eléazar and Rachel calmly walk towards their deaths, one of the most moving moments in opera history. I just had to cry and I was not alone. George Tsypin’s setting: a steel cathedral that also served as a prison, was also very impressive.

Carlo Rizzi (conductor), Pierre Audi (director), George Tsypin (sets), Dagmar Niefind (costumes), Jean Kalman (lighting design), Amir Hosseinpour (choreography), Willem Bruls (dramaturge)
john Osborn (Léopold) en Angeles Blancas Gulin (Rachel) © Ruth Walz

Musically, it was a dream performance. Dennis O’Neill really wás Eléazar. Not so young anymore, tormented, full of revenge, but also doubting – a truly perfect performance. He sang his great aria full of glow and passion, and with the necessary sob. And although it was not entirely perfect here and there, it was just so very moving.

The voice of Angeles Blancas Gulin (Rachel), with its very recognisable timbre, is not exactly ordinary. At times metallic and sharp, yet warm and round. Her portrayal of a young girl torn between duty and love was very credible and her fear physically palpable.

Carlo Rizzi (conductor), Pierre Audi (director), George Tsypin (sets), Dagmar Niefind (costumes), Jean Kalman (lighting design), Amir Hosseinpour (choreography), Willem Bruls (dramaturge)
Angeles Blancas Gulin (Rachel) en Annick Massis (Eudocxie) © Ruth Walz

John Osborn (Léopold) and Annick Massis (Eudoxie) were also present in Paris. Both singers possess a truly phenomenal bel canto technique and dazzling, supple high notes.

Carlo Rizzi (conductor), Pierre Audi (director), George Tsypin (sets), Dagmar Niefind (costumes), Jean Kalman (lighting design), Amir Hosseinpour (choreography), Willem Bruls (dramaturge)
Alastair Miles (Brogni), Dennils O’Neill (Eléazar) en Angeles Blancas Gulin (Rachel) © Ruth Walz

Alaistair Miles (Brogni) may not have had the best low notes, but his charisma was very impressive.

Carlo Rizzi conducted the excellently playing Netherlands Philharmonic Orchestra with the necessary momentum and the Netherlands Opera Chorus (rehearsal: Martin Wright) was, as always, compelling and unmatched.
A big BRAVO to all.

Trailer of the production:

Carsens Mefistofele verdient een cultstatus

Tekst: Peter Franken

mefisto-dvd

De opera waar ik vorig jaar het meeste naar uitkeek was degene waar DNO in september het seizoen mee zou openen: Boito’s Mefistofele, een van mijn favorieten. In een nostalgische opwelling trok ik zodoende de opname met Samuel Ramey uit de kast, een bijna legendarische productie uit 1989.

Robert Carsen volg ik al sinds het begin van zijn Puccini cyclus in Antwerpen. Die startte met een productie van Manon Lescaut die Carsen voor Parijs had gemaakt, een kostuumdrama compleet met koets waaruit een stroom juwelen kwam toen Geronte haar vlucht wist te verijdelen. Daarna werden zijn producties steeds meer ingehouden, op het sobere af. Zozeer dat ik zijn Idomeneo kort geleden als voorbeeld gaf hoe op verantwoorde wijze nieuwe producties kunnen worden gebracht in de financieel moeilijke tijden die de opera, na het onder controle brengen van de corona pandemie, te wachten staan. Ik was helemaal vergeten hoe Carsens enscenering voor San Francisco er ook al weer uitzag. Het is moeilijk voorstelbaar dat hij 30 jaar voor die Idomeneo zoiets gemaakt kon hebben. Maar ik vond het geweldig. Natuurlijk zal decorontwerper Michael Levine hierin een grote rol hebben gespeeld temeer daar Carsen toen nog maar net kwam kijken. Hoe het ook zij, die twee hebben een waar operamonument gecreëerd en de opname met Samuel Ramey in de titelrol verdient wat mij betreft een cultstatus.

Op het toneel van de San Francisco Opera is een baroktheater nagebouwd, we zien loges in een hoefijzervorm en op meerdere verdiepingen. Die worden hoofdzakelijk gebruikt voor engelen om het gebeuren beneden te bekijken en zingend van commentaar te voorzien. Ze zijn gekleed in lange witte gewaden en geanonimiseerd door witte maskers die slechts de ogen, neus en mond onbedekt laten, een geïnverteerd coronamasker zogezegd. Allemaal dragen ze een gouden kroontje, ook Faust krijgt er na zijn verscheiden haastig eentje opgezet als hij door hen wordt afgevoerd

De zangers krijgen regelmatig een spot op zich gericht, alsof er een theatervoorstelling op het toneel aan de gang is. Het kinderkoor, de engelen die door Mefistofele geïrriteerd worden aangeduid als een zwerm bijen, zingt gewoon op het toneel

Het meest exuberant is de productie tijdens de dorpsscène waarin Pasen wordt gevierd. Het is een combinatie van carnaval met uitzinnige kostuums, een processie van heiligenbeelden en een pantomime van Adam en Eva die elkaar leren kennen in de bijbelse zin van het woord. Mefistofele duikt hier op als monnik, hoofd diep weggestoken in zijn kap. De scène waarin Faust het dorpsmeisje Margerita weet te verleiden is daarentegen heel simpel gehouden en speelt zich af om en uiteindelijk op een rond grasveldje dat als een draaimolen door een toneelknecht met een zwengel in beweging wordt gebracht.

De heksensabbat op de Brocken is vooral een fraai stukje koorwerk, veel zingen maar weinig liederlijkheid, het was natuurlijk bedoeld voor het Amerikaanse publiek. Margerita’s kerker is feitelijk een open ruimte maar oogt als een gothic nightmare.

In de antieke wereld verzucht Mefistofele (in de Engelese vertaling) ‘I’m out of my depth here’. Logisch want zijn personage is een uitvinding van het christendom en ten tijde van Helena bestond hij nog niet. Aardig detail dit.

Gabriela Benacková zingt zowel Margerita als Helena en oogt en klinkt in haar drie scènes totaal verschillend. Zo geeft zij zeer overtuigend invulling aan het onzekere verliefde dorpsmeisje, de ongelukkige jonge vrouw die in ontkenning verkeert, niet waar wil hebben dat zij twee moorden op haar geweten heeft, en tenslotte de zeer koninklijke Helena die door Faust wordt verrast met een roos.

Als Faust Margerita probeert mee te tronen uit haar kerker traineert ze de zaak en uiteindelijk zingen het aandoenlijke duetje ‘Lontano Lontano’. Dennis O’Neill moet vervolgens door Mefistofele worden meegesleurd als hij tenminste niet ook zijn hoofd wil verliezen. Het is een mooi moment dat echter de overgang naar de scène met Helena wat abrupt maakt. Maar ach, we maken Faust alleen maar mee in zijn omgang met een maagd en een godin. Mefistofele zal hem vast wel meer hebben laten beleven in de tussentijd waarbij hij vermoedelijk een spoor van geruïneerde levens heeft getrokken.

De Faust van O’Neill vind ik voortreffelijk maar uiteindelijk draait alles hier om de fenomenale Mefistofele van Samuel Ramey, de duivel in persoon. Met zijn voorkomen en bijpassend stemgeluid ga je gemakkelijk mee in zijn personage, zo overtuigend heb ik het nergens op het toneel gezien, viermaal in totaal.

Ik keek uit naar Tatjana Gürbaca’s lezing van dit werk omdat ik in het recente verleden al een aantal zeer geslaagde producties van deze uiterst sympathieke regisseur heb gezien. Eerst was er de teleurstelling dat ze had afgezegd voor de Ring in Bayreuth. En nu dit weer. Hopelijk komt deze coproductie met Parijs alsnog in een volgend seizoen naar Amsterdam.

De ‘Faust’ van Arrigo Boito: Mefistofele

Herinneringen aan La Juive in Amsterdam

Carlo Rizzi (conductor), Pierre Audi (director), George Tsypin (sets), Dagmar Niefind (costumes), Jean Kalman (lighting design), Amir Hosseinpour (choreography), Willem Bruls (dramaturge)

Het seizoen 2009-2010 van De Nationale Opera (toen nog de Nederlandse Opera) in Amsterdam begon zeer sterk met La Juive van Jacques Fromental Halévy. Deze productie was al eerder te zien geweest in Parijs, waar het, ondanks de mislukte première (het operapersoneel ging weer eens staken en er was geen belichting) hoge ogen gooide.

De regie van Pierre Audi was bijzonder mooi en doeltreffend. Zoals het (bijna) altijd bij hem het geval is waren de beelden gestileerd, esthetisch en prachtig om te zien. De onderkoelde esthetiek werkte perfect bij de zeer emotionele muziek, om van het onderwerp niet te spreken.

Carlo Rizzi (conductor), Pierre Audi (director), George Tsypin (sets), Dagmar Niefind (costumes), Jean Kalman (lighting design), Amir Hosseinpour (choreography), Willem Bruls (dramaturge)

© Ruth Walz

De grandioze belichting van Jean Kalman vormde een belangrijk onderdeel van het regieconcept, waardoor de eindscène waarin Eléazar en Rachel hun dood rustig tegenmoet lopen tot de meest ontroerende momenten in de operageschiedenis maakte. Ik kon het niet droog houden en ik was niet alleen. Ook het decor van George Tsypin: een stalen kathedraal die ook dienst deed as de gevangenis was zeer indrukwekkend.

Carlo Rizzi (conductor), Pierre Audi (director), George Tsypin (sets), Dagmar Niefind (costumes), Jean Kalman (lighting design), Amir Hosseinpour (choreography), Willem Bruls (dramaturge)

John Osborn (Léopold) en Angeles Blancas Gulin (Rachel) © Ruth Walz

Muzikaal was het gewoon een droomvoorstelling. Dennis O’Neill was gewoon Eléazar. Niet zo jong meer, getormenteerd, vol wraakgevoelens, maar ook twijfelend – een waarlijk perfecte bezetting. Zijn grote aria zong hij vol gloed en passie, en met de nodige snik. En al was het her en der niet helemaal perfect, ontroerend was het wel.

De stem van Angeles Blancas Gulin (Rachel), met haar zeer herkenbaar timbre is niet echt alledaags. Bij vlagen metaalachtig en scherp en toch warm en rond. Haar portrettering van een jong meisje verscheurd tussen plicht en liefde was zeer geloofwaardig en haar angst fysiek voelbaar.

Carlo Rizzi (conductor), Pierre Audi (director), George Tsypin (sets), Dagmar Niefind (costumes), Jean Kalman (lighting design), Amir Hosseinpour (choreography), Willem Bruls (dramaturge)

Angeles Blancas Gulin (Rachel) en Annick Massis (Eudocxie) © Ruth Walz

John Osborn (Léopold) en Annick Massis (Eudoxie) waren ook in Parijs van de partij. Beide zangers beschikken over een werkelijk fenomenale belcanto techniek en duizelingwekkende, soepele hoge noten.

Carlo Rizzi (conductor), Pierre Audi (director), George Tsypin (sets), Dagmar Niefind (costumes), Jean Kalman (lighting design), Amir Hosseinpour (choreography), Willem Bruls (dramaturge)

Alastair Miles (Brogni), Dennils O’Neill (Eléazar) en Angeles Blancas Gulin (Rachel) © Ruth Walz

Alastair Miles (Brogni) had misschien niet de beste lage noten, maar zijn uitstraling was zeer imposant.

Carlo Rizzi dirigeerde het voortreffelijk spelende Nederlands Filharmonisch Orkest met de nodige vaart en het Nederlands Operakoor (instudering: Martin Wright) was zoals altijd onweerstaanbaar goed. Een grote BRAVO voor allemaal.

trailer van de productie:

LA JUIVE: discografie

LA JUIVE Tel Aviv 2010

LA REINE DE CHYPRE

CLARI

De ‘Faust’ van Arrigo Boito: Mefistofele

mefisto

De première van Mefistofele in 1868 in de Milanese Scala was een fiasco. Het duurde te lang (zes uur!), want in een drieste overmoed heeft Boito de complete Faust van Goethe op muziek gezet.

In de daarop volgende zeven jaar werkte hij aan de verandering en verbetering van de opera. Hij verkortte de partituur aanzienlijk, en aan de derde acte voegde  hij het duet ‘Dio di pieta!…Lontano’ toe, wat één van de mooiste lyrische fragmenten in de opera zal worden.

Heronder Montserrat Caballé en Plácido Domingo zingen het duet in de opname uit 1972:

 

NAZARENO DE ANGELIS

In Italië (en in Amerika) behoort Mefistofele tot het standaardrepertoire, maar in Nederland is het werk bij mijn weten pas in 2004 op de planken gezet door De Nederlandse Opera. De productie was, ondanks de goede vertolking van de hoofdrol door Gideon Sachs, een grote mislukking, wat voornamelijk op het conto van de regisseur (what else is new?) kan worden bijgeschreven.

Voornamelijk, want ook de Margherita van de toen inmiddels totaal uitgezongen Miriam Gauci was echt geen pretje om naar te luisteren.

mefisto-naxos

Gelukkig voor de liefhebbers bestaan er talrijke opnamen van de opera, zowel studio als live. De eerste complete opname verscheen al in 1929 (Naxos 8.110273-74), met Nazzareno de Angelis, een basso nobile en de Mefistofele van de eerste helft van de vorige eeuw. In 36 jaar tijd heeft hij de rol op zijn minst 500 keer gezongen; geen kleinigheid.

nazarenp

Nazzareno de Angelis zingt ‘Son lo spirito che nega’:

 

NORMAN TREIGLE

mefisto-treigle

Er zijn meer beroemde vertolkers van die rol geweest: Chaliapin bij voorbeeld, die hiermee zijn Europese (La Scala, 1901) en zes jaar later zijn Amerikaanse debuut maakte. Of de twee grote bassen uit Bulgarije: Boris Christoff en Nikolai Ghiaurov. En toch, geen van allen heeft zo’n stempel op die rol gedrukt als Norman Treigle.

De jong gestorven Amerikaanse bas (hij overleed in 1975 aan een overdosis slaappillen, nog geen 48 jaar oud) was een ster aan de New York City Opera, en de productie van Boito’s opera was in de jaren ’60-‘70 speciaal voor hem gecreëerd – dit om zijn enorme talent (Treigle was ook een begenadigd acteur) te exploiteren.

Treigle zingt “Ecco il monde”: live opname uit 1969:

 

In 1973 mocht hij de rol ook in de studio vastleggen onder leiding van Julius Rudel, dezelfde maestro die hem ook bij de NYCO begeleidde . Dat die twee op elkaar ingespeeld waren hoor je meteen vanaf de eerste noten van ‘Ave, Signor’, daar is geen speld tussen te krijgen. Een duet van de zanger met zijn dirigent, waarbij het orkest als een vanzelfsprekend decorum dient, een hoogstens zeldzame ervaring.

mefisto-rudel

‘Son lo spirito che nega’, een duivelse Credo (was Boito toch niet iets meer bij de “Otello” betrokken dan bekend is?), roept reminiscenties op van Iago, een menselijke duivel uit een andere opera. Treigle zingt geen duivel, nee, hij is een duivel, een huiveringwekkende reïncarnatie van de kwade genius.

Voor de rollen van Faust en Margherita werden de toen zeer jonge, maar al wereldberoemde zangers geëngageerd: Montserrat Caballe en Plácido Domingo. Caballe’s Margherita is de onschuld zelve, maar met het nodige “pit”. Een maagd nog, maar toch al een vrouw van vlees en bloed. Van haar geloof je het, dat ze van alles gedaan zal hebben om een nacht met haar geliefde door te brengen. En in haar waanzin ontroert ze met haar coloraturen – pian, pianissimo, en o zo hartverscheurend. Faust van Domingo is nog jong en naïef, hij laat zich misleiden, maar geniet er ook van. Zijn liefde voor Margherita is oprecht, maar net zo oprecht is zijn bewondering voor de schone Helena van Troje (Warner)


 

SAMUEL RAMEY

mefistofele-ramey

Een kleine 15 jaar later kroop Domingo weer in de rol van Faust (Sony 44983). Deze keer klinkt hij doorleefder, cynischer ook. Zijn stem is donkerder geworden en in ‘Dai campi, dai prati’ is zijn ongeveinsde bewondering voor de lente en de natuur al gekleurd door een soort visioen wat er komen gaat.

Toch laat hij nog één keer zijn jeugdige kant zien, en in ‘Lontano, lontano, lontano’ lijkt het erop dat hij daadwerkelijk gelooft dat het allemaal nog goed komt. Helaas, het komt niet meer goed, en dat is voornamelijk de schuld van Eva Marton.

Marton is een absolute misbezetting als Margherita. Het is alsof de Brünhilde haar schild had afgedaan en haar haar met een krans van witte bloemen had bedekt, daar trap je toch niet in? Wat, hoe onschuld? Die dame heeft het al ettelijke keren gedaan! Als Elena (ze zingt beide rollen) overtuigt ze veel beter, maar het kwaad is al geschied. Jammer, want voor de rest is het een hele goede opname, met … ja, ja, daar komt hij .. Samuel Ramey in de titelrol.

Was Treigle een kwade geest, een duivel, een monster, zo is Ramey het tegenoverstelde. Zijn Mefistofele is elegant en every inch een gentlemen. Een prototype Scarpia, maar wel innemender en o zo jongensachtig! Zeer bedrieglijk allemaal, geen wonder dat zelfs een doorgewinterde Faust van Domingo erin trapt.

Het goede orkest (Hungarian State Orchestra) staat onder leiding van Giuseppe Patané, maar ook orkestraal moet de opname zijn meerdere in die van Warner erkennen: mede door de flinke tempi (maar nergens te haastig) en het schitterende spel van de London Symphony Orchestra blijft Rudel mijn favoriet.

Die opname is in zij  geheel op You Tube te vinden:

In 1989 zette de San Francisco Opera Mefistofele op zijn repertoire. Voor de regie tekende Robert Carsen, toen al een beroemdheid ondanks zijn jonge leeftijd. Zijn regie was onstuimig en adembenemend.

mefisto-dvd

Samen met Michael Levine, zijn vaste decorontwerper, bouwde hij een oogverblindende wereld van schijn en bedrog. De hemel is een theater, een opera wellicht, met de aartsengelen die, verborgen achter de Venetiaanse maskers, het spektakel gaan volgen vanuit hun veilige loges. Aan het eind van de proloog doven de lichten uit en de voorstelling kan beginnen, schitterend.

Theater in het theater – het is niet echt een nieuw idee (Carsen zelf gebruikte het al o.a. voor zijn ‘Tosca’ in Antwerpen), maar nog nooit werd het zo fascinerend toegepast. Als toeschouwer snak je naar adem en je laat je meesleuren in het avontuur, dat zich zo langzamerhand ontpopt als één van de allermooiste operaproducties ooit.

Ook hier is Mefistofele (gezongen door Samuel Ramey op zijn best) een elegante schurk, een dandy, een van top tot teen verzorgde edelman. Hij is de daadwerkelijke hoofdrol die de gebeurtenissen regisseert, dirigeert en erin meespeelt. Als het nodig is, verandert hij in een eenvoudige toeschouwer, die zich stilletjes weet terug te trekken, alleen maar om op het juiste moment terug te keren.

De vierde akte wordt door Carsen opgebouwd als een concert, waar Mefistofele, compleet met rokkostuum en een dirigeerstokje, een zeer ‘klassieke’ sabbat dirigeert.

Ik heb het nooit zo gehad op Dennis O’Neill, maar hij doet het als Faust beslist niet slecht. Zijn spel komt langzaam op gang, maar hij zingt met verve en elan en dankzij de kostuumontwerper en grimeur lijkt hij zelfs een beetje op een Gregory Peck. Overigens heeft zijn Eleazar in La Juive in Amsterdam me totaal gepakt, dus ik ben veranderd van mening over hem. Mijn excuses aan deze grote artiest.

Dennis O’Neill en Samuel Ramey in de slotscène van de productie:

Gabriela Beñačková zingt de beide vrouwenrollen. Als Margherita is ze meisjesachtig en tot tranen toe ontroerend, als Elena statig mooi, een godin zowat. Haar stem is in de hoogte wat scherp en soms niet helemaal zuiver, maar wat een inzet! Wat een intensiteit en bühnepresence!

Beñačková in ‘L’altra notte’:

Wel had ik een beetje moeite met de langzame tempi. ‘Son lo spirito che nega’ bijvoorbeeld duurt bij Maurizio Arena bijna anderhalve minuut langer dan bij Rudel of Patané, waardoor het nogal sloom overkomt. Maakt niets uit, want met deze enscenering wordt bewezen dat wonderen bestaan (Arthaus Music 100414).

Samuel Ramey zingt ‘Son lo spirito’:

 

Voor meer “Fausten” zie ook:

FAUSTen van GOUNOD. En van BUSONI

PASCAL DUSAPIN: Faustus, The Last Night. ZaterdagMatinee 2010