TEKST PETER FRANKEN

In 1996 was ik in het Aalto Theater in Essen voor de Aida van Dietrich Hilsdorf. Deze regisseur had ook toen al een voorkeur voor het benadrukken van het intieme karakter van de opera’s die hij onder handen nam. Hij maakte als het ware overal een Kammerstück van. In zijn Aida speelt zich de handeling vooral af aan een soort keukentafel op een verder leeg toneel.
Om plaats te maken voor de triomfmars wordt het koor op de zijbalkons geplaats, samen met de koperblazers. Op het toneel een processie van oorlogsslachtoffers en een ballet act van twee danseressen die tevoorschijn komen uit overmaatse rieten korven aan weerszijden van het leeggemaakte toneel.

Een voice over roept met geknepen stem, vooroorlogs radiogeluid, af wat er zoal te zien is op het toneel: de vrouwen en kinderen van de gesneuvelde soldaten, de gewonden, de overwonnen vijanden, de Memphis Twins. Het geheel doet sterk denken aan de sfeer in Pasolini’s film Porcile. Deze oude productie heeft cultstatus in Essen en werd in 2019 nog maar weer eens hernomen.

Op het label Opus Arte werd in 2008 de opname op dvd uitgebracht van een voorstelling uit 1994 in de Royal Opera. Het betrof een productie van Elijah Moshinsky waarvan het toneelbeeld vooral wordt bepaald door de eclectische decors en kostuums van Michael Yeargan. Het is een bont geheel dat een beetje het midden houdt tussen Ben Hur en een carnavalsoptocht.

Cheryl Studer vertolkt de titelrol en Alexandru Agache die van haar vader Amonasro. Opmerkelijk genoeg zijn beiden bruin geschminkt om maar vooral te benadrukken dat ze uit zwart Afrika komen, immers Ethiopië. Anno 1994 zou je zoiets toch niet meer verwachten.
Na Don Carlos met de Infante tussen Elisabetta en Eboli is ook hier sprake van een man die begeerd wordt door twee vrouwen. Vrijwel altijd is het omgekeerd, een sopraan tussen een tenor en een bariton. Voor de afloop maakt het niet uit, alles gaat sowieso mis.
Maar kijken we naar Aida dan zien we binnen deze opzet een tweede plot die aan het gebruikelijke format voldoet: Aida tussen Radames en haar vader. Daarmee zijn we op vertrouwd terrein, denk aan Violetta en de twee Germonts.
Aida laat zich bepraten door haar vader en verraadt haar geliefde, alle protesten van het tegendeel ten spijt. En eerder al heeft ze hem in de waan gelaten dat Amonasro weliswaar haar vader is maar dat de koning is gesneuveld. Daarmee heeft Radames met zijn smeekbede aan de farao de pest in huis gehaald. Die twee Ethiopiërs Aida en Amonasro staan er gekleurd op, figuurlijk dan.
Vaderlandsliefde is voor de liefde tussen twee mensen de dood in de pot, zo blijkt maar weer eens. Alleen Amneris is recht door zee, ze doet alles om Radames in te palmen en windt daar geen doekjes om. Je weet steeds precies wat je aan haar hebt. Hogepriester Ramfis is degene die achteraf het gelijk aan zijn zijde krijgt en dan ook niet aarzelt Radames ter dood te veroordelen. Die man heeft landverraad gepleegd en is niet te vertrouwen.
Dat de gevluchte Aida stilletjes is teruggekeerd om samen met Radames de dood in te gaan is niet meer dan een goedmakertje naar het publiek. We moeten haar immers niet te hard vallen, het was allemaal de schuld van haar vader, en van de oorlog natuurlijk.
Robert Lloyd is een uitstekende Ramfis, betrouwbaar als altijd. Agache geeft een mooie vertolking van Amonasro. Het duet met Aida dat de rampzalige afloop inluidt komt prachtig over het voetlicht.
Studer zingt ‘O patria mia’:
Studer is hier toch al niet meer de sopraan die ruim tien jaar lang de successen aaneen reeg. Niet overal die vanzelfsprekende zuiverheid in de hoogte, in het middenregister wat weinig volume. Na haar aria ‘Ritorna vincitor’ blijft het opvallend stil in de zaal. Later komt ze beter op dreef en in het genoemde duet geeft ze haar vader prachtig tegenspel.
De Radames van Dennis O’Neill is heel behoorlijk maar niet geweldig. Je zou hem de tenor van dienst kunnen noemen,

De Amneris van Luciana d’Intino bevalt mij, en het publiek, het meeste. Tijdens de nazit in de bus waarmee de Vrienden van de Opera in 1996 de Aida in Essen bezochten formuleerde Fred Lingen het aldus: ‘Aida dient op maar Amneris ruimt af’. Ze heeft feitelijk het laatste woord met haar monoloog in de vierde akte. De laatste scène met Radames en Aida in de tombe is niet meer dan een afterthought.
Edward Downes heeft de muzikale leiding.
Aida compleet, helaas in zwart-wit