Rigoletto

Rigoletto op locatie in Mantua was één van de grootste operasensaties in 2010

In september 2010 werd de opera Rigoletto live vanuit Mantua uitgezonden op televisie, met Plácido Domingo in de hoofdrol. De Italiaanse media spraken over het evenement van de laatste tijd.

Achter de coulissen:

Het was wis en zeker een formidabele gebeurtenis en daar waren maar liefst een paar miljoen mensen getuige van. De opera (in “real time” en op locatie opgenomen) werd in maar liefst 148 landen live uitgezonden. Daar wordt een mens bijzonder blij van, tenzij dat mens in Nederland woont en geen beschikking heeft over kabel of een digitaal kastje, want onder die 148 landen was Nederland er niet bij. Waarom? Dat zou ik zelf ook willen weten!

Opera op locatie kan je natuurlijk niet vergelijken met een voorstelling in een operahuis. Er kan van alles misgaan. Zo zien het orkest en de dirigent de zangers alleen maar op de monitors, en vice versa. Daarnaast kunnen de omstandigheden belabberd zijn. Het kan regenen (dat werd ons en de zangers gelukkig bespaard), maar het kan ook snikheet zijn. En dat was het ook in Mantua, want het zweet vloeide overvloedig en maakte de gezichten van de arme zangers helemaal nat.

Je kan helemaal niets smokkelen, geen enkele wankele noot. En je moet opletten waar en hoe je loopt, waar en hoe je kijkt, want de camera’s zijn meedogenloos.

Daar komt nog bij dat je als zanger niets kan smokkelen. Je kunt geen enkele wankele noot zingen. En je moet opletten waar en hoe je loopt, waar en hoe je kijkt, want de camera’s zijn meedogenloos.

De vraag rijst: voegt zo’n opvoering iets toe aan de geijkte, traditionele voorstellingen? Mijn antwoord is volmondig ja! Je beleeft de opera als een soort film, meer eigenlijk dan een film, want je wordt – of je het wilt of niet – een radertje in het geheel, je neemt als het ware actief deel aan de gebeurtenissen.

En dan heb ik het niet eens over de prachtige ‘couleur locale’: de beste decorbouwers (en belichters!) van de hele wereld kunnen de pracht en praal van Italiaanse steden en kastelen niet nabouwen. Om over de schilderijen en muurtekeningen nog maar te zwijgen. Of over de lichtval. Of de vallende schemering boven de rivier.

Plácido Domingo is natuurlijk geen bariton. Hij was en is nog steeds een tenor en dat hoor je. Zijn lage noten zijn niet altijd optimaal, je merkt dat daar ergens een grens voor hem ligt. Maar wat hij met de rol (en die noten) doet, nou… daar kunnen heel wat van zijn collega’s nog een puntje aan zuigen. Hij kruipt met huid en haar in zijn rol en laat je vergeten dat het ‘maar’ een opera is.

Julia Novikova was een perfect gecaste Gilda. Niet alleen zag zij eruit als de reïncarnatie van een onschuldige engel, ook haar heerlijk lichte en soepele sopraan met perfecte coloraturen paste de rol als een handschoen.

Vittorio Grigolo moest er even in komen. Hij had zichtbaar last van zenuwen, wat hem, zeker in het begin, parten speelde. Maar hij herstelde zich en al was hij niet altijd even vlekkeloos en was er af en toe iets op zijn noten (soms had hij de neiging tot pushen) op te merken, hij vulde zijn rol prima in. Dat hij een smakelijk uitziende jonge man is, maakte hem zeer geloofwaardig als een vrouwen verslindende hertog.

Ruggero Raimondi (Sparafucile) heeft nog maar weinig van zijn stem over, maar zijn presence, zijn hele optreden eigenlijk, maakten nog steeds een bijzondere indruk. Nino Surguladze was een wulpse Maddalena, precies wat je van een ‘straatzangeres’ verwacht.

Van mij mag het vaker. Hier wordt mijn hart warmer van. En hoe zit het met het hart van de bazen van de Nederlandse omroepen? Hebben ze überhaupt een hart?

Rigoletto in gekkenhuis: Damiano Michieletto weet het beter dan Verdi

Luca Salsi (Rigoletto), Gilda pop en poppenspelers

Luca Salsi (Rigoletto), Gilda pop en poppenspelers

Met de nieuwe productie van Rigoletto in de regie van  Damiano Michieletto belandden we  in een gesloten afdeling van een ‘sanatorium’. Een zwaktebod, want als je een verhaal zich laat afspelen in het hoofd van een psychiatrische patiënt kun je je alles permitteren. Het hoeft niet waargebeurd te zijn, het zit immers ‘in zijn hoofd’. Niet dat ik het idee niet snapte. Zodra je het concept doorhebt kun je een min of meer ‘logische’ verklaring vinden voor alle handelingen. Maar dan wel volgens de logica verwarde mensen eigen, niet die van het libretto.

Luca Salsi (Rigoletto)

Luca Salsi (Rigoletto)

Er waren geen rolstoelen en geen wasmachines, wel videoprojecties en de laatste tijd zeer populaire poppen. En – heren en dames lichtontwerpers: wilt er alstublieft subiet mee stoppen? – ongenadig fel licht die precies in de ogen van de toeschouwers scheen. Je zou maar oogproblemen hebben!

koor van de Nationale Opera

koor van de Nationale Opera

O ja, nog iets, meneer de regisseur. Het is niet echt aannemelijk dat een jong meisje dat nog nooit eerder in haar leven – op haar vader na – een man heeft gezien, zich voor hem al na een paar minuten zelf gaat uitkleden. Het is gewoon een puberale mannenfantasie.

Rigoletto achter de schermen:

Doordat Michieletto het verhaal zich laat spelen in een kille en koude omgeving van een gesloten inrichting voelt de voorstelling net zo koud en kil aan, en de ontroering moet je ouderwets halen uit de kelen van de zangers. En daar was gelukkig helemaal niets mis mee.

Luca Salsi (Rigoletto)

‘Cortiggiani, vil razza dannata’ : Luca Salsi (Rigoletto)

Luca Salsi deed werkelijk alles om de rol van Rigoletto naar de wens van de regisseur te kneden. Als er iemand is die een pleidooi voor het concept voortreffelijk wist uit te dragen dan was hij het wel. Zijn Rigoletto was geen liefhebbende vader, eerder een onaangename vent die zijn dochter dwangmatig als zijn bezit beschouwt en haar van haar vrijheid berooft. Waardoor hij de feitelijke aanstichter van de drama wordt.

_23m6179

Annalisa Stroppa (Maddalena), Rafal Siwek (Sparafucile) & Luca Salsi (Rigoletto)

Dat laatste klopt aardig wel met de bedoelingen van Verdi, denk ik, maar Rigoletto’s liefde voor Gilda is buiten kijf. Het staat gewoon in de noten die de componist heeft neergepend. Salsi is niet alleen een begenadigd acteur, maar ook een fantastische zanger. Zijn warme bariton klonk in het begin nogal droog, maar het valt niet te ontkennen dat hij gezegend is met een onmiskenbaar belcantesk timbre.

Lisette Oropesa (Gilda)

Lisette Oropesa (Gilda)

Ik houd niet van ‘Caro nome’. Het is een heerlijke showstopper waar op zich niets mis mee is, maar het wordt te veel en te vaak gezongen. Voornamelijk op concoursen en recitals waar een sopraan zich aan een jury en/of het publiek wil laten presenteren wat tot een grandioze verzadiging heeft geleid. Maar nu zou ik er niets op tegen hebben gehad dat het nummer gebisseerd zou worden.

Lisette Oropesa (Gilda) & Saimir Pirgu (Il Duca di Mantova)

Lisette Oropesa (Gilda) & Saimir Pirgu (Il Duca di Mantova)

In de vertolking van Lisetta Oropese klonk de aria zoals ik hem niet eerder had gehord: niet alleen virtuoos maar ook (of misschien voornamelijk?) immens ontroerend. Hier stond een echte Gilda die Verdi voor de ogen moet hebben gestaan: jong, naïef, dromerig en hopeloos verliefd. Het zou me verbazen als Oropesa niet dé Gilda van onze tijd zou worden: wat zij gisteren in Amsterdam liet horen maakt haar optreden nu al legendarisch.

Lisette Oropesa (Gilda), Saimir Pirgu (Il Duca di Mantova)

Lisette Oropesa (Gilda), Saimir Pirgu (Il Duca di Mantova)

‘La donna e mobile’ is eigenlijk geen echte aria maar een simpel liedje. Een liedje zoals ze vroeger in Italië te klinken werden gebracht door de kelen van jonge verleiders en daarna opgepikt werden door draaiorgels in Amsterdam. Dat is althans wat Carlo Rizzi, de dirigent van de Amsterdamse Rigoletto beweerde. Daar ben ik het met hem eens. Van die ‘hit-potentie’ was Verdi zich immers ook zelf van bewust: niet voor niets weigerde hij om het nummer vóór de première te repeteren, dit om te voorkomen dat het voortijdig uitlekte.

_23m6565

‘Ella mi fu rapita’: Saimir Pirgu (Il Duca di Mantova), Roberto Accurso (Marullo), Koor van de Nationale Opera

Saimir Pirgu (Duca) zong hem voortreffelijk. Quasi nonchalant gooide hij de aria de lucht in met een ontspannen en een open klank, wat hem terecht een open doekje opleverde. Pirgu’s stem is licht en wendbaar en zijn timbre fraai en zeer aangenaam om naar te luisteren. Waar het hem helaas aan ontbreekt is een zekere mate van ‘volksheid’, of plat gezegd: een beetje vulgariteit. Zoiets als bij di Stefano of Pavarotti, waardoor hun Duca veel beter en echter uit de verf kwam.

Annalisa Stroppa (Maddalena), Rafal Siwek (Sparafucile)

Annalisa Stroppa (Maddalena), Rafal Siwek (Sparafucile)

Sparafucile werd uitstekend neergezet door de Poolse bas Rafał Siwek. Ik betreurde alleen dat de rol zo weinig noten kende, want ik gunde die stem (en mezelf) wat meer luisterplezier. Ook als acteur wist Siwek mij helemaal te overtuigen, zijn portrettering was een echte schurk waardig.

_23m6693

‘Bella figlia dell’amore’: Luca Salsi (Rigoletto), Annalisa Stroppa (Maddalena) , Saimir Pirgu (Il Duca di Mantova), Lisette Oropesa (Gilda)

Met Annalisa Stroppa (Maddalena) had ik een beetje moeite. Haar stem klonk onaangenaam hard, maar ik denk dat het op rekening van de regisseur moet worden geschreven. Want, zeg maar zelf, hoe ontspannen kun je zingen als een man je slipje naar beneden trekt en zijn kop tussen je benen wringt?

Carlo Cigni (Monterone) miste het effect dat een echt diepe en donkere bas op het publiek kan hebben, waartoe zijn ambtenaar-voorkomen niet weinig aan heeft bijgedragen.

Roberto Accurso was een uitstekende Marullo en Cornelia Oncioiu een dito Giovanna.

In de kleine rol van La Contessa di Ceprano heeft Esther Kuiper een meer dan goede indruk op mij gemaakt, maar waarom moest zij stomdronken zijn? En waarom moest zij zo hard lachen? Ik heb het niet zo op met toegevoegde geluiden en die lach, die staat echt niet in de partituur.

Luca Salsi (Rigoletto), Koor van De Nationale Opera

Luca Salsi (Rigoletto), Koor van De Nationale Opera

De mannen van het Nationale Operakoor zongen en acteerden zoals altijd: formidabel. Wat boffen we toch in Amsterdam!

Het Nederlands Philharmonisch Orkest onder Carlo Rizzi speelde zeer liefdevol. Rizzi ondersteunde de zangers in hun moeilijke aria’s, hield het orkest waar nodig klein en zacht en gunde de zangers de nodige rust. Af en toe vond ik zijn tempi een beetje te snel of juist te langzaam, maar daar kan ik mee leven: de Verdiaanse klank was duidelijk aanwezig en dat is tenslotte het belangrijkste

Trailer van de productie:

Alle fotomateriaal: © BAUS

Zie ook: RIGOLETTO: discografie

Giuseppe Verdi
Rigoletto
Saimir Pirgu, Luca Salsi, Lisette Oropesa, Rafał Siwek, Annalisa Stroppa, Cornelia Oncioiu, Carlo Cigni, Roberto Accurso, Airam Hernández, Tomeu Bibiloni, Esther Kuiper, Deborah, Saffery, Peter Arink
Koor van De Nationale Opera (instudering Ching-Lien Wu)
Nederlands Philharmonisch Orkest olv Carlo Rizzi

Bezocht 9 mei 2017 in het Muziektheater ini Amsterdam

Rigoletto: discografie

Rigoletto,_Vocal_score_illustration_by_Roberto_Focosi_-_Restoration

‘Bella Figlia dell’Amore’ scène, afgebeeld door Roberto Fossi in één van de vroegste edities van de score

“Dit is mijn beste opera”, zei Giuseppe Verdi na de première. En voegde er aan toe dat hij “waarschijnlijk nooit nog zo iets moois zou kunnen schrijven”. Dat het met het ‘nooit’ wel meeviel, dat weten we nu wel, maar toen moest er toch echt een soort elektrische schok door het publiek zijn gegaan. Zelfs nu, meer dan 170 jaar na de première blijft Rigoletto de opera-hitlijsten ever aan te voeren. Ik vraag mij dan ook oprecht af of er nog operaliefhebbers bestaan die niet minstens één opname van de ‘Verdi-cracker’ op de plank hebben staan.

rigoletto-set-designs-for-the-first-production-by-giuseppe-and-pietro-bertoja-1851

Ontwerp van Giuseppe Bertoja voor de wereldpremiere van Rigoleto (tweede scène van de eerste akte)

CD’S

Ettore Bastianini

Rigoletto Scotto Kraus

Mijn grootste favoriet aller tijden is een Ricordi opname uit 1960 (tegenwoordig Sony 74321 68779 2), met een absoluut niet te evenaren Ettore Bastianini in de hoofdrol. Zijn Rigoletto is zo warm en menselijk, en zo vol opgekropte frustraties, dat zijn roep om “vendetta” niet anders dan logisch is.

Renata Scotto zingt een meisjesachtig naïeve Gilda, die door de liefde voor de verkeerde man omgetoverd wordt in een volwassen vrouw. Als geen ander snapt ze, dat het hele gedoe met wraak nergens toe kan leiden en offert zichzelf op, om al dat bloedvergieten en haat te stoppen.

Alfredo Kraus is een Duca uit duizenden: elegant en afstandelijk, hoffelijk en koud als een kikker. Niet zozeer gemeen, maar totaal ongeïnteresseerd en daardoor des te gevaarlijker.

Een sonore Yvo Vinco (Sparafucile) en lekker ordinair verleidelijke Fiorenza Cossotto (Maddalena) zijn ook niet te versmaden, en het geheel wordt zeer geïnspireerd gedirigeerd door Gianandrea Gavazzeni. Jammer genoeg is het geluid niet al te best, maar een echte liefhebber neemt het voor lief.

Bastianini en Scotto in de finale:

Piero Cappuccilli

Rigoletto Giulini

Mijn andere grote favoriet is de in 1980 opgenomen uitvoering onder Carlo Maria Giulini (DG 457 7532). Ileana Cotrubas is de vleesgeworden Gilda. Ze is niet echt een stemacrobaat à la Gruberova, geen kwinkelerende ‘kanarie’ als Lina Palliughi, beslist minder dramatisch dan Callas (terecht, een Gilda is geen Leonora) en wellicht niet zo briljant als Sutherland, maar wat een inlevingsvermogen! Wat een inzet! Wat een tekstbegrip! Haar Gilda, in tegenstelling tot die van Scotto, wordt nooit volwassen, en haar offer is tienermeisjes eigen: onzinnig en zinloos en zo des te ontroerender.

De Duca wordt gezongen door Plácido Domingo, niet echt mijn favoriet voor die rol, al valt er op zijn zang helemaal niets aan te merken. Piero Cappuccilli is een werkelijk fenomenale Rigoletto, zo worden ze niet meer gemaakt.

Maar we moeten Giulini niet vergeten, want zo liefdevol zoals hij met de partituur omgaat… Nee.. mooier kan niet.


Tito Gobbi

.

De opname met Maria Callas uit 1955 (Warner Classics 0825646340958) onder leiding van Tulio Serafin klinkt behoorlijk dof. Giuseppe Di Stefano is een zowat perfecte Duca: een verleidelijke macho, vriendelijk en totaal onbetrouwbaar. Dat zijn hoge noten in ‘Questa o Quella’ er wat uitgeknepen uitkomen, ach… het zij hem vergeven.

Tito Gobbi is gewoon onnavolgbaar. Waar vind je nog een bariton met zoveel uitdrukkingen tot zijn beschikking? Dit is geen zingen meer dit is een les in met je stem acteren! Waar u de opname ook voor zou moeten hebben is Nicola Zaccaria als Sparafucile. Onvergetelijk.

En Callas? Tja…. te volwassen, te dramatisch, te aanwezig.

Gobbi en Callas zingen ‘Si, vendetta! Tremenda vendetta’:

Sherrill Milnes

Rigoletto Pavarotti

Joan Sutherland is een ander verhaal. Licht van stem, sprankelend en onbeschrijfelijk virtuoos maar een onnozele teenager? Nee.

Luciano Pavarotti is denk ik één van de beste en de meest ideale Duca’s uit de geschiedenis. Er zit iets aantrekkelijk vulgair in zijn stem wat hem seksueel begeerlijk maakt waardoor zijn ettelijke veroveringen makkelijk zijn te verklaren.

Sherrill Milnes is een ontroerende nar, die maar nergens een echte nar wil worden: hoe goed hij zijn best ook niet doet, hij blijft een liefhebbende vader.


Matteo Manuguerra

Rigoletto Deut

Tegenwoordig kent bijna niemand hem meer, maar in de jaren zeventig gold de in Tunesië geboren Manuguerra als één van de grootste vertolkers van zowel het belcanto als het verisme. En Verdi, uiteraard, want zijn mooie, warme, soepel gevoerde stem stelde hem in staat om makkelijk van genres te wisselen.

Maar goed, deze piratenopname (het is ook als cd te koop) beluistert u natuurlijk voornamelijk vanwege Cristina Deutekom. Luister even hoe zij in het kwartet ‘Bella figlia dell’amore’ met een adembenemend portamento naar de hoge D gaat vanuit het borstregister. Dat doet niemand haar na. Daarvoor neemt u de schreeuwerige en ondermaatse Duca van Giuliano Ciannella op de koop toe. Het geluid is abominabel slecht, maar ja: je bent een fan of niet?

DVD’S

John Dexter

Rigoletto Dmingo dvd

De productie uit 1977 uit de Metropolitan Opera (DG 0730939) is – uiteraard – traditioneel. Aanvankelijk had ik moeite met de close ups, waardoor al die opgeplakte neuzen en dik geschminkte gezichten veel te zichtbaar waren. Maar gaandeweg gaf ik me gewonnen aan de prachtige regie en scenografie die me, samen met de echte zestiende-eeuwse kostuums, al gauw deden denken aan de schilderijen van Giorgione. Dat dat inderdaad de bedoeling was, bleek aan het eind, gemodelleerd naar zijn ‘La Tempesta’, inclusief het landschap en de door de bliksems getekende hemel. Maar voor het zover was, knielde Rigoletto met de dode Gilda (in het blauw, jazeker!) in zijn armen gelijk  de “Piëta” van Michelangelo, en zocht ik naar een zakdoek want inmiddels was ik in tranen uitgebarsten.

Cornell MacNeil kende zijn betere dagen en begon nogal vals, maar halverwege de eerste akte was er niets meer op zijn zang aan te merken. En in de tweede akte zong hij zowat de indrukwekkendste ‘Cortigiani’ die ik ooit hoorde, daarbij geweldig geholpen door de zeer spannende begeleiding van Levine. Let u maar op, hoe hij het woord ‘dannati’ uitspreekt. Kippenvel.

Het is een enorm plezier om een jonge Domingo te zien en horen: lang, slank en knap, en met een stem die hoorbaar geen beperkingen heeft, maar …. Een Duca wordt hij nergens. Hoe hij ook zijn best doet – zijn ogen blikken vrolijk en aardig, en zijn lippen krullen zich voortdurend in een vriendelijke glimlach. Een “lover boy”, dat wel, maar zonder kwade bedoelingen. En dat weet hij zelf, want hij heeft die rol maar heel erg weinig gezongen. Eigenlijk haat hij Duca, dat zegt hij tenminste in een interview in een “bonus” op de DVD.

Ileana Cotrubas is onvoorstelbaar ontroerend en haar interpretatie is nog indrukwekkender dan op de cd. Ook hier klinkt ze als een jong en onschuldig meisje, maar in de laatste akte wordt ze een soort Madonna, die zich voor de hertog (lees: de mensheid) gaat opofferen. Dat blijkt ook uit haar nadrukkelijk gezongen “per lui”, en dat verklaart ook de logica van het ‘omgekeerde’ Piëta. (DG 0730939)

Fragment uit de tweede akte:

Charles Roubaud

Rigoletto Verona

Veel goeds heb ik gehoord over de voorstelling in de arena in Verona in 2001. De recensies van de voorstellingen waren lovend, en ook over de DVD (Arthaus Musik 107096) was men in het algemeen zeer positief. Het zal dus aan mij liggen, maar ik vind het maar niks.

Het decor is zeer spaarzaam en doet heel erg minimaal aan op het grote toneel. Het doet nog het meest denken aan blokkendozen, maar als de camera dichterbij komt (en soms komt die te dichtbij!) blijken het muren te zijn, die aan het einde heel erg vernuftig dichtgaan – net een toneeldoek, wel een leuke vondst. De kostuums zijn min of meer oké, maar echt schitterend kan ik ze ook niet vinden. En de bochel van Rigoletto is ronduit bespottelijk.

Leo Nucci behoort tot de grote Verdi baritonen van onze tijd maar op de dvd klinkt zijn stem alles behalve fraai en in zijn eerste scènes lijkt het alsof hij aan sprechgesang doet. Zeker, zijn portrettering is  beslist indrukwekkend te noemen, maar ik heb hem al beter gezien. Het publiek is wel degelijk enthousiast, en dwingt hem ‘La Vendetta’ aan het eind van de tweede acte te bisseren.

Het is niet de laatste toegift deze avond: ook Aquiles Machado (Duca) herhaalt met zichtbaar plezier zijn, in mijn oren uitgebrulde, ‘La donna e mobile’. Het schijnt een traditie te zijn.

Dat hij er niet uitziet….. tja, daar kan hij niets aan doen. Erger is het dat zijn Duca niet meer is dan een domme macho (what’s in a name?) en dat zijn luide, op zichzelf prima lyrische stem met solide hoogte maar één kleur kent.

De Albanese Inva Mula doet werkelijk haar best om zo mooi mogelijk te zingen en zo mooi mogelijk er uit te zien, en dat lukt haar wonderwel. Alle coloraturen zijn er, en ook al die hoge noten. Haar pianissimo is adembenemend, daar is dus niets op aan te merken. Maar – het laat me koud, zo bestudeerd klinkt het.

Marcello Viotti klinkt niet echt geïnspireerd en zijn haastige tempi leiden tot een lelijke ‘Cortigiani, vil razza dannata’, normaliter één van de ontroerendste momenten uit de opera.

Leo Nucci en Inva Mula in ‘Si Vendetta’:

Gilbert Deflo

Rigoletto Nucci

Soms denk ik dat sommige operaregisseurs al dat gedoe met actualisering en conceptualisme zelf moe zijn geworden en teruggrijpen naar waar het allemaal om gaat: de muziek en het libretto. Zo ook de Belgische Gilbert Deflo, die in 2006 in Zürich een Rigoletto heeft gerealiseerd waarbij je het, was het verhaal daar niet te droevig voor, zou willen uitschreeuwen uit puur kijkplezier (Arthouse Musik 101 283). Hij (en zijn team) creëerden een ouderwets mooie, intelligente enscenering, met veel verrassende details en spaarzame, maar doeltreffende decors. De prachtige kostuums kunnen van alle tijden zijn, maar de hoofdpersonages wijken niet van het libretto af: de nar heeft een bochel en de bijbehorende complexen, het meisje is naïef en opofferingsgezind, en de verleider bijzonder aantrekkelijk en charmant.

Piotr Beczała, met zijn voorkomen van een vooroorlogse filmamant roept (ook qua stem) reminiscenties op van Jan Kiepura. Elena Moşuc is een zeer virtuoze, meisjesachtige Gilda, en Leo Nucci overtreft zichzelf als een verbitterde en gekwelde Rigoletto – voor zijn hartverscheurend gezongen ‘Cortiggiani’ wordt hij terecht beloond met een open doekje.

Nello Santi belichaamt de oude belcantoschool, die men tegenwoordig nog maar zelden hoort.

Beczala, Nucci, Mosuc en Katharina Peets in ‘Bella Figlia del’amore’:

Michael Mayer

Rigoletto Beczala Damrau

Tijden veranderen en het ‘regietheater’ heeft inmiddels ook de New-Yorkse Metropolitan bereikt. Ze gaan nog niet zo ver als hun Europese collega’s, maar actualiseren of het libretto naar een concept kneden mag inmiddels wel.

In 2013 maakte Michael Mayer er een “Rat Pack ‘Rigoletto’” die zich in de vijftiger jaren Las Vegas afspeelt en waarin Piotr Beczała (Duca), gewapend met een witte smoking en een microfoon, gemodelleerd is naar Frank Sinatra (of is het Dean Martin?). Beczała speelt zijn rol van de verleidelijke entertainer voor wie ‘questa of quella’ inderdaad om het even zijn meer dan voortreffelijk.

Diana Damrau blijft een kwestie van smaak: virtuoos maar verschrikkelijk chargerend.

Zjeljko Lučić laat mij zijn voorgangers niet vergeten, maar tegenwoordig is hij zonder meer één van de beste Rigoletto’s. De jonge bas Štefan Kocán is een echte ontdekking. Wat een stem! En wat een presence! De productie is leuk en boeiend, maar je kan niet ontkennen dat je de logica vaak ver moet zoeken.

Piotr Beczała zingt ‘Questa o quella’:

 ‘La Donna e mobile’ in anderhalve minuut, gezongen door vijf tenoren:

Victor Borge geeft een speciale behandeling aan  ‘Caro Nome’:

Interview met Joseph Calleja

calleja_amore_4785340_y9a1255rt

Foto: Simon Fowler/Decca

Joseph, finalmente mio!

Niet een conventioneel begin van een gesprek, maar ik had daar alle reden toe: onze afspraak in Amsterdam werd twee keer verschoven tot er niets anders overbleef dan Facebook en Skype, maar zelfs dan heeft het even geduurd eer ik hem daadwerkelijk te spreken kreeg.

Hem is Joseph Calleja, één van de beroemdste tenoren van zijn generatie, met een drukke agenda en nog meer plannen voor de toekomst. Hij komt uit Malta en een paar dagen voor ons gesprek, eind januari 2013, is hij 35 jaar oud geworden

“Januari is een goede maand voor tenoren”, lacht hij. Kijk maar zelf: Mario Lanza, Domingo, mijn leraar, ik …. Wellicht zit er iets in de januari-lucht?”

Om alle misverstanden meteen de wereld uit te helpen: zijn naam spreek je uit als ‘Kaleja’. Dus niet op zijn Spaans en ook niet op zijn Italiaans of Portugees.
Nou, dat is niet moeilijk voor de Nederlanders, zeg ik en alweer moet hij lachen.

Met Nederland heeft hij veel affiniteit. Zijn internationale carrière is tenslotte hier begonnen, bij de Nederlandse Reisopera. Op zijn negentiende (sic!) zong hij er Leicester (Maria Stuarda van Donizetti). Een enorme prestatie, waar je toch op zijn minst stil van wordt. Zijn stem was toen heel erg licht en zoetig, en zijn hoge noten soepel en zuiver, een beetje Tagliavini-achtig.

Calleja als Leicester in Bergamo in 2001:

In 2004, op zijn 26ste maakte hij zijn debuut bij de Nationale Opera als Duca van Mantua in Rigoletto van Verdi. Eerder in 2001 zong hij de rol al in de haven van Rotterdam.

Calleja zingt Il Duca in Rigoletto aan de met in 2011

Hij heeft veel vrienden overgehouden aan die periode hier. En hij kent zelfs één zin in het Nederlands: ‘eet mijn konijn niet op’

Hij moet er smakelijk om lachen. De anekdote is inmiddels bekend, maar hij wil’m best nog een keer vertellen. Hij had een Nederlandse vriendin. Toen hij bij haar op bezoek kwam, vertelde zij aan haar kleine zus dat het een Maltese gewoonte was om veel konijn te eten. Het meisje schrok en pakte haar konijn op met de woorden ‘eet mijn konijn niet op’. Dat heeft hij altijd onthouden.

Negen jaar geleden vertelde je mij dat van alle hedendaagse tenoren de stem van Pavarotti het dichtst bij jou lag. Je zei toen -“ Als ik morgen doodga en maar naar één stem mag luisteren, de laatste stem in mijn leven, dan wordt het Pavarotti. Hij is mijn allergrootste favoriet, mijn echte idool. Er waren en er zijn veel meer mooie en grote stemmen, maar Pavarotti is voor mij nummer één.” Denk je er nog steeds zo over?
”Ja, eigenlijk wel, al moet ik toegeven dat ik steeds meer bewondering voor Jussi Björling heb gekregen, iedere dag ben ik hem steeds meer gaan waarderen. Het is heel goed mogelijk dat het te maken heeft met de ontwikkeling van mijn eigen stem”

Je zingt nog steeds geen Mozart, waarom?

Lachend: “Misschien omdat niemand het me vraagt? Het is jammer, want Mozart is heel erg goed voor mijn stem, denk ik. Ooit zong ik Don Ottavio tijdens een zeer klein operafestival in Regensburg, maar de laatste tijd is er geen vraag naar. Ik hoop het in de toekomst wat meer te kunnen zingen. Ferrando misschien? Geen Tamino, die vind ik niet interessant genoeg, maar Idomeneo bij voorbeeld weer wel. Het uitbreiden van mijn repertoire heeft ook met de talenkennis te maken. Mijn Italiaans en Frans zijn zeer goed, helaas heb ik nog steeds moeite met het Duits. Het beperkt mij wel, maar daar werk ik nu aan.”

Je stem wordt vaak vergeleken met de zangers van vroeger, daarbij maak je carrière in een duizelingwekkend tempo. Wat vind je er zelf van?

“Het is waar. Ik vind het een beetje eng, het komt allemaal zo vreselijk vroeg en snel, en het drukt als een soort last op mij. Mensen verwachten van je dat je iedere avond geweldig zingt, maar het kan niet, de menselijke stem is geen viool. Maar ach,  de andere kant is het ook een fantastische ervaring!”

Laatst had ik een gesprek met Marylin Horne. Zij drukte jonge zangers op het hart om zich niet te haasten, om het rustig aan te doen

“Ik weet het. Maar het is tegenwoordig zo vreselijk moeilijk! Ik denk dat je je wel moet haasten, maar op een slimme manier. Dat wil zeggen: studeren als een gek, werken als een gek, maar heel erg kieskeurig zijn met het repertoire dat je zingt”.

Op zijn agenda voor de eerstkomende vier maanden staan zeer verschillende rollen vermeld: Tebaldo in I Capuletti e i Montecchi in Munchen, Rodolfo in La Boheme in Chicago, Gustavo in Un Ballo in Maschera in Frankfurt en Nadir in De Parelvissers in Berlijn, Voor het gemak tel ik de concertante uitvoering van Simon Boccanegra en het Requiem van Verdi er niet bij. Hoe schakelt hij tussen de zeer lyrische Nadir en de zeker veel dramatischer Gustavo?

“Ik denk niet dat je Gustavo in Ballo anders moet zingen dan Duca in Rigoletto of Manrico in Il Trovatore. Al die rollen werden geschreven voor hetzelfde type tenor. Oké, de orkesten waren toen kleiner en de stemming was lager. Dat legt best veel spanning op een tenor van nu. Je moet nóg hoger en nog luider dan het de bedoeling was. Iedere zanger bewandelt zijn eigen weg en onderweg kan je altijd fouten maken, maar als het goed is kun je er veel van leren”

“Ja, ik heb ook fouten gemaakt. Mijn eerste La Bohéme kwam te vroeg en ik heb nog een paar andere dingen te vroeg gedaan. Maar, zoals ik al zei: daar leer je van. Wat wel helpt is een gezonde, solide techniek en een goed advies.”

Anders dan veel van zijn vakgenoten heeft hij geen problemen met de moderne regie.

“Respect, dat is alles wat ik vraag. Ik doe mijn werk, een regisseur hopelijk ook. Ik moet de regisseur kunnen vertrouwen, geloven dat hij weet wat hij doet en waarom hij het doet. Het beoordelen van de regisseurs laat ik aan het publiek en de recensenten over. Het is niet aan zangers. We hoeven het niet met elkaar eens zijn, maar we horen elkaar te respecteren”

Maar wat doe je als een regisseur je in je nakie op het toneel wilt zetten? Als zanger ben je met kleren aan al kwetsbaar! Ga je er mee akkoord?

”Ik zou het, werkelijk waar, niet weten. Gelukkig heeft nog niemand mij gevraagd om mijn kleren uit te trekken, al heb ik eens Duca in mijn boxershort gezongen.
En ach: als je alleen dingen doet die je leuk vindt dan kan je tien maanden per jaar thuis blijven. Dus ik zeg alleen nee als het mijn stem kan schaden.”

In januari en februari 2013 toerde Calleja door Europa met het programma uit zijn cd Be my love – A Tribute to Mario Lanza.

callejalanzacd

Pavarotti, Domingo, Carreras; bijna alle tenoren van die generatie dweepten met Mario Lanza en zijn films. Maar jij was nog niet eens geboren toen hij stierf? Hoe komt iemand van je leeftijd bij hem terecht

”Toen ik jong was speelde ik in een rockgroep. Mijn oom bedacht toen dat ik maar eens naar goede muziek moest luisteren. Ik moest van hem naar alle Lanza-films kijken. Toen is mijn liefde voor de opera begonnen. Wat een fantastische zanger! In zijn eentje bezat hij een charisma van vier, vijf tenoren. Ik heb ook al zijn cd’s. En het kan me niet schelen dat hij zong met microfoon.

“Ik heb niets tegen cross-overs, zeker niet als het goed wordt gedaan. En wat is dat eigenlijk, een cross-over? Voor mij betekent het plezier hebben, goede muziek maken. Ikzelf ben geen Mick Jagger of Robbie Williams, ik ben een operazanger en blijf een operazanger. Maar, als je het doet zoals bijvoorbeeld de drie tenoren het deden, dan vind ik het fantastisch.”

“Waarom moet een operahuis de enige plek zijn waar opera wordt gezongen? Vroeger brachten de mannen in Italië, maar ook op Malta, een serenade door het zingen van een opera. De vrouwen stonden in het open raam, als was het in een operaloge. Op die manier heeft mijn leraar zijn vrouw ontmoet. Waren de operazangers van honderd jaar geleden niet de popzangers van nu? Nou, op Malta zeker!”

calleja_amore_4785340_y9a2916rt

foto: Simon Fowler/Decca

Ik vertel hem dat ik de nacht voor ons gesprek heb gedroomd dat ik hem tegenkwam in een lounge van een groot hotel. Hij zat daar met al zijn broers en zussen en vertelde dat hij voortaan ook volksliedjes op zijn recitals gaat zingen.
Zingt hij eigenlijk volksmuziek?

“Onze volksmuziek is niet geschikt om gezongen te worden door een geschoolde tenor. Malta is net als Sardinië: de muziek is er rauw. Italiaanse muziek maakt deel uit onze volkscultuur. We zijn in de Italiaanse traditie geschoold, de canzoni behoren ook tot onze cultuur”

Wat voor talen spreek je thuis? Engels, Italiaans, Maltees?

“Hahaha. Allemaal en dan ook nog eens door elkaar!”

Wat vind je moeilijker? Opera zingen of toeren met een recital?

”Zonder meer toeren. Je pakt je koffers in, je pakt ze uit, komt op en zingt, gaat slapen en pakt je spullen weer. Soms heb je een paar dagen rust tussen de concerten door, maar dan word je vaak geacht interviews te geven, je gezicht in verschillende programma’s te laten zien en soms zelfs iets te zingen. Heel erg vermoeiend allemaal.”

Vandaar dat ik zo lang op mijn interview moest wachten?

”Hahahahahaaa! Daar ga ik niets over zeggen!”

Waarom zing je eigenlijk?

“Waarom zing ik?” Hij neemt even de tijd om na te denken, de vraag is blijkbaar moeilijker dan gedacht. ”Ik zing omdat ik er alle grote emoties in kwijt kan: liefde, verdriet, boosheid… alles!”

Interview in English: JOSEPH CALLEJA. January 2013 interview in English