In 2010 is het operahuis in Bonn aan een Schreker revival begonnen. Kudo’s! In 2010 werd er Irrelohe op de planken gezet en daar door MDG (9371687-6) live opgenomen. Nog meer kudo’s!
Het verhaal lijkt nog het meest op een echte horrorfilm. De heren van het kasteel Irrelohe zijn vervloekt. Op hun huwelijksdag worden ze gek en verkrachten een maagd, een vloek die ze aan hun eerstgeborene zoon doorgeven. Alleen de vlammen kunnen de vloek ontkrachten. En die vlammen komen er ook, aan het eind, als de mooie Eva (Ingeborg Greiner) de graaf Heinrich (onweerstaanbare Roman Sadnik) boven de bastaard Peter (Mark Morouse) verkiest. U snapt hem natuurlijk meteen: Peter is de eerstgeborene zoon van de verkrachter; Heinrich (die dus zijn halfbroer is) kwam 30 dagen later ter wereld. Eind goed al goed, maar eerst gaan we huiveren, sidderen en…. genieten.
Roman Sadnik in scènes uit Irrelohe
Van de opera bestond al een opname op Sony, in 1989 live opgenomen in Wenen. Wiener Symphoniker stond onder leiding van Peter Gülke en wellicht is het zijn schuld dat het niet heel erg opwindend klinkt. Aan de zangers (o.a. Luana de Vol en Monte Pederson) ligt het in ieder geval niet, al vind ik ze ook niet echt om naar huis te schrijven
Wetenswaardigheid: Schreker schreef zelf het libretto in zeer korte tijd (slechts enkele dagen) in 1919. Het werk ontleent zijn naam aan een treinstation genaamd Irrelohe dat Schreker passeerde tijdens een reis naar Neurenberg in maart 1919
In 2011 ging een nieuwe opera van Mark-Antony Turnage (1960) in première bij de Royal Opera: Anna Nicole op een libretto van Richard Thomas. Net als bij Mozart en Da Ponte of Sullivan en Gilbert is het ook hier nauwelijks mogelijk de bijdrage van componist en tekstschrijver te scheiden.
Thomas is uitgegaan van het stormachtige leven van Anna Nicole Smith dat zich voornamelijk in de Verenigde Staten in de belangstelling van het grote publiek kon verheugen. Haar vroege dood door een ‘unintentional overdose’ riep al direct herinneringen op aan het tragische lot van Marilyn Monroe, een ander populair icoon dat korte tijd als een brandende fakkel enorm de aandacht trok om vervolgens als een waakvlam uit te gaan.
Thomas belicht een aantal scènes uit het leven van Anna Nicole te beginnen met haar jeugd in een of ander shithole in Texas als lid van een trailor trash gezin. Ze wordt als tiener zwanger, krijgt een zoon die door haar moeder wordt opgevoed en vertrekt naar Houston, de metropool van de Lone Star State. Daar komt haar carrière als lapdancer maar niet van de grond vanwege haar ‘breastproblem’. In dat beroep val je alleen maar op met tenminste cup E en ze laat zich door een siliconen specialist een nog grotere maat aansmeren. Think big, think F for fabulous. Bij vertrek krijgt ze pillen mee tegen de bijbehorende chronische rugpijn. Take two of these for the rest of your life. Het is het begin van een drugsverslaving die haar uiteindelijk een vroege dood zou bezorgen.
Anna Nicole Smith during Anna Nicole Smith Party to Launch her New Clothing Line at Body English Night Club at the Hard Rock Hotel in Las Vegas, California, United States. (Photo by Brad Washburn/FilmMagic)
Maar dankzij die ‘fabulous tits’ weet ze wel een miljardair te scoren: J.Howard Marshall II. Die overlijdt echter al na een paar jaar, hij was ook al bijna 90 toen ze trouwden. En er is geen testament waarin haar de beloofde helft van zijn vermogen wordt nagelaten. En na tien jaar procederen is ze daar nog steeds geen stap verder mee gekomen, zo vertelt Anna aan Larry King als ze samen met haar lawyer Stern te gast is in diens show.
De opera gaat voorbij aan de episode als playmate en tv beroemdheid maar focust op de teloorgang die door Stern treffend wordt gekarakteriseerd als ‘the yardsale of your life’ waarin elk moment dat publiek zou kunnen trekken te gelde wordt gemaakt. Hij laat haar pijnkreten slaken voor betaal tv zogenaamd tijdens de weeën bij de geboorte van haar dochtertje, om gelijk maar het dieptepunt te memoreren. Als zoon Daniël een paar dagen na die geboorte overlijdt, eveneens aan een ‘unintentional overdose’ leidt dat feitelijk Anna’s dood in.
Zelfs wanneer je deze levensgeschiedenis ‘smaakvol’ in beeld zou brengen is de kwalificatie ‘ordinair’ al een eufemisme maar we zijn in Texas en dat maakt het natuurlijk nog een paar graden erger. In 2011 zou ik deze productie nog wel met een glimlacht hebben kunnen bekijken maar na de periode Trump en de definitieve teloorgang van het laatste restje respect dat ik voor ‘the American culture’ kon opbrengen is het niets minder dan een bezoeking. En doordat er zo goed wordt geacteerd is het helemaal niet meer om aan te zien. Zeer gemengde gevoelens derhalve.
In de eerste akte is een tweetal koren, vrouwen links, mannen rechts, prominent aanwezig om alles te becommentariëren. Anne’s moeder is de belangrijkste verteller, mooie rol van Susan Bickley en met al haar onvolkomenheden eigenlijk het sympathiekste personage. Stern komt te vroeg op, verkeerde akte, en wordt door het koor uitgemaakt voor een hele rits varianten op de duivel. ‘Anything else’ vraagt Gerald Finley sarcastisch. ‘Yoko Ono’ wordt er dan geroepen, een van de weinige subtiele grapjes te midden van Jerry Springer lowlife teksten. In vergelijking met deze productie is Bieito’s Mahagonny beslist smaakvol te noemen.
Party!
Turnage’s muziek leunt sterk op jazz. Er is niet voor niets een jazztrio aan het orkest toegevoegd onder aanvoering van drummer Peter Erskine. Verder klinkt het door die twee koren met hun strakke licht swingende tekstvoordracht regelmatig als een Broadway musical. Maar in de solo passages wordt duidelijk welke eisen er aan de zangers worden gesteld, geschoolde stemmen zijn absoluut noodzakelijk al is dat natuurlijk niet voor elk van de dertig rollen het geval.
Eva-Maria Westbroek is fenomenaal als Anna Nicole, vooral ook doordat ze haar personage acterend en soepel bewegend zo overtuigend weet te presenteren. Dat ze die rol goed zou kunnen zingen was iets waaraan niemand hoefde te twijfelen maar voor het overige doet ze nauwelijks onder voor een doorgewinterde Broadway artiest.
Finley kan prima uit de voeten als de gewiekste lawyer Stern en Alan Oke is zeer overtuigend als overjarige Marshall die na twee lange huwelijken gaat voor een derde, al was het maar om zijn kinderen te laten ‘dansen’ voor hun erfenis.
Aardige bijrol van Peter Hoare als Larry King die zogenaamde een verrassing heeft voor zijn gast: een rechtstreeks videoverbinding met haar honden, hier een stel bewegende poppen in Mickey Mouse stijl.
Anna Nicole Smith was na haar dood nog even ‘wereldnieuws’ maar inmiddels weet vrijwel niemand meer wie ze nu precies was. Na de reeks in Londen zijn er tot op heden dan ook maar weinig andere producties van dit werk geweest en ik verwacht niet dat daar veel verandering in zal komen. De opname die door Opus Arte op dvd is uitgebracht ervaar ik vooral al een bekrachtiging van het zeer negatieve beeld dat ik inmiddels van de Amerikaanse maatschappij heb gekregen.
Leoncavallo is often seen as a one-day-wonder: after his opera debut with I Pagliacci, he did not achieve any lasting success. And because of the content of that one-acter, Leoncavallo is of course easily dismissed as a verismo composer.
In his La Bohème from 1897, there is still some verismo, but Zazà, with which the composer was successful for a while after its premiere in 1900, is no more than a small middle-class drama. Albeit with a singer as instigator which makes it a bit bohemian and thus we are already moving towards the harsh reality of life. In 2020, the work was on the programme of Theater an der Wien and a DVD recording was made of it, with Svetlana Aksenova in the title role.
In the end, nothing terrible happens in Zazà, nobody dies and the main character does not succumb to heartbreak, at least on stage. She is the star of a small musical theatre in Saint Etienne and has set her sights set on Milio, an unremarkable businessman who likes to hang around the dressing room to get a flavour of the artistic life. Milio is not looking for an affair which only makes him more attractive to Zazà. During a scene in which she is alone with him for the first time, she sets off an assault in which she literally climbs the man.
The delightful Svetlana Aksenova shows a completely different side here than I was used to seeing. In Amsterdam, she played some modest sweet girls like Fevronja, Lisa and Elisabeth, but here she is a tigress on the warpath. She acts so naturally and moves so easily that it is fun to watch. Seductress and comedienne all in one and of course, in the meantime, she just keeps on singing.
Milio manages to prolong his presence in Saint Etienne for six months during which he has a stormy affair with Zazà. But he must return to his family in Paris and then emigrate to America. When Zazà is tipped off by her former lover and colleague Cascart that Milio is married, she hurries to Paris to try and disprove the story. Or to confirm it, but then of course with the expectation to hear that he has for a long time wanted to get rid of his wife and that he only loves her, Zazà. But, alas, things turn out differently.
She manages to get hold of the address and pays a visit, just as Milio’s wife is taking her husband to the station for a final business trip to Saint Etienne. But their daughter Totò is at home and by talking to her, Zazà realises that she is in the process of upsetting a happy marriage.
Nevertheless, on her return she tries to make Milio choose her after all, but when she announces that she has spoken to his wife and child and told them everything, Milio goes crazy. Zazà knows enough, her great love has chosen for his family, it is over. In a real verismo opera, this last scene would, of course, be accompanied by the necessary violence, with one of the two stabbing the other. But here we are dealing with bourgeois verismo and thus the drama is limited to distress and grief. It is quite exciting, by the way, and it is very intense.
The stage setting is simple, a few scantily furnished rooms on a revolving stage, that are supposed to represent the dressing room, the love nest and the living room of Milio’s Parisian flat. The costuming is fairly contemporary and Zazà in particular is given a series of beautiful dresses which, of course, always have to be taken off with the help of a man. She wants to be the centre of attention, as a singer on stage and as a woman behind the scenes. Lack of attention from her mother has scarred this fatherless girl for life.
Aksenova is on stage singing for about 100 minutes, an absolute marathon that she seems to be able to complete with ease. Not showing a trace of fatigue from beginning to end, she is in excellent voice and gives a wonderful interpretation of the title heroine.
Nikolai Schukoff has considerably less to sing as Milio, but he certainly makes his mark on the scenes in which he is present. His aria at the beginning of the third act is moving: ‘O mio piccolo tavolo….Mai più, Zazà’.
Maltman and E nkelejda Shkosa (Zaza’s mother)
Christopher Maltman attracts attention with his interpretation of Cascart, beautifully acted and beautifully sung. For a moment, he is on stage together with Zazà when the audience asks for ‘The Kiss’ as an encore. It is a playful scene with a different musical idiom, sounding something like Léhar. In the rest of the opera, with some imagination, we can hear short fragments of Pagliacci and musical lines reminiscent of Leoncavallo’s Bohème. It is all very pleasant but the music does not stick.
This recording is not one of a forgotten masterpiece but rather it is a curiosity and as such highly recommended. And if not because of Leoncavallo, then definitely because of Aksenova’s interpretation!
My ‘old friend’ Stefan Soltesz is the musical director. I have sat in the audience countless times in Antwerp and Essen when he was conducting there. I always held him in high esteem and it is a pleasure to hear him again.
Het libretto van Felice Romani lijkt oppervlakkig op Shakespeare’s toneelstuk maar maakt gebruik van oudere bronnen. Zo zijn de Capuleti en de Montecchi rivaliserende politieke groeperingen in plaats van twee in aanzien gelijkwaardige families die gescheiden worden door een vete. De Capuleti staan voor de Guelfen, de Montecchi voor de Ghibellijnen. Giulietta is verloofd met Tebaldo maar in het geheim verliefd op Romeo, iemand uit het andere kamp. Om het ingewikkeld te maken heeft Romeo per ongeluk Giulietta’s broer vermoord tijdens een degengevecht waarna hij uit Verona is verbannen.
De gehele opera speelt zich af in en om het paleis van de Capuleti waarvan het familiehoofd de naam Capellio draagt. Bij aanvang zien we een spoedvergadering in de vroege ochtend. De Ghibellijnen onder aanvoering van de gehate Romeo bereiden een aanval voor. Romeo is al zo lang niet meer in de stad gezien dat niemand nog weet hoe hij eruit ziet. Dat hij toegang heeft gehad tot Giulietta kan alleen met hulp van binnenuit het geval zijn geweest. Daar speelt Lorenzo, de lijfarts van de familie, een grote rol.
Romeo komt naar Capellio’s paleis om over vrede te praten. Het moet nu maar eens afgelopen zijn met die eeuwige strijd, temeer daar hij er nu ook persoonlijk belang bij heeft. Hij komt echter als Romeo’s afgezant en niemand doorziet dit. Als hij vrede voorstelt onder voorwaarde dat de Ghibellijnen en Guelfen gelijke rechten krijgen in de stad en ter bezegeling daarvan Romeo met Giulietta mag trouwen, ontsteekt Capellio in grote woede. De moordenaar van zijn zoon als schoonzoon? Dat nooit. Sowieso heeft hij al een schoonzoon klaar staan in de persoon van Tebaldo die zwaar verliefd is op Giulietta. De ontmoeting eindigt met een ongeremde oproep tot nieuw geweld: dood aan de Ghibellijnen.
In de volgende scènes zien we Romeo via een geheime ingang in Giulietta’s slaapkamer doordringen. Hij ziet haar voor het eerst sinds lange tijd maar de liefde is allerminst gedoofd. Maar toch weigert ze met hem het paleis te ontvluchten. Letterlijk zegt ze dat ze wordt tegengehouden door een macht die sterker is dan de liefde. Dan gaat het om familie eer, loyaliteit, gehoorzaamheid aan de wet. Feitelijk is hier sprake van een meisje dat de facto gegijzeld is door haar vader en aan een Stockholm syndroom leidt. Die enorm sterk gevoelde dwang om aan al haar vaders wensen en vooral eisen te voldoen (zijn wil is haar wet) komt duidelijk naar voren als ze in een later stadium zijn begrip en vergeving vraagt voor de omgang met Romeo, en hij dat ondanks alle smeekbeden hardvochtig afwijst.
Lorenzo wil Giulietta te hulp komen door middel van een drank die haar schijndood zal maken waardoor het huwelijk met Tebaldo kan worden verijdeld. Hij zal Romeo op de hoogte stellen van deze situatie zodat die zijn geliefde kan ontvoeren zodra ze weer bij kennis is. Maar Capellio vertrouwt de lijfarts niet meer en geeft opdracht hem goed in de gaten te houden. Zodoende loopt alles anders met de bekende afloop. De dood van die twee wordt overigens al ruim tevoren getelegrafeerd als we de moeite nemen goed naar de tekst te kijken. Voortdurend spreekt Giulietta over de dood als haar enige uitweg, over dat een huwelijk met Tebaldo haar dood betekent enzovoort. Ook Romeo heeft maar weinig vertrouwen in een goede afloop tijdens zijn aardse leven. Hij ervaart de dood als zijn permanente metgezel, altijd nabij waar hij ook gaat. In dat opzicht vertoont het gebeuren veel overeenkomsten met de tweede akte van Tristan und Isolde.
Het componeren van dit werk uit 1830 was een haastklus voor Bellini en hij loste dit op door een tiental complete stukken uit zijn mislukte opera Zaira in omgewerkte vorm te gebruiken. Als we de muziek vergelijken met zijn latere werk dan valt op dat belcanto hier vooral de betekenis heeft van mooie zang, zonder die opgeklopte uithalen in de hoogte die zo kenmerkend zijn voor La Sonnambula en vooral I Puritani. Het valt te betreuren dat de componist niet verder is gegaan op deze weg maar zich heeft aangepast aan de kennelijke smaak van het publiek, met dank aan Rossini. Opmerkelijk is ook de keuze van een mezzo voor de rol van de minnaar, geen tenor-sopraan duetten hier. Tebaldo neemt in dat opzicht de honneurs waar en Capellio vervult de rol van de bariton die er een stokje voor steekt.
Uit Zürich komt een opname op dvd van een productie uit 2015 van Christof Loy. Op een draaitoneel zijn verschillende binnenruimtes van Capellio’s paleis te zien, waaronder Giulietta’s slaapkamer. Het idee van een opgesloten meisje dat geheel is overgeleverd aan de nukken en grillen van een overheersende vader – nergens een moeder met mitigerende invloed te bekennen – staat centraal in Loys benadering. Romeo is voortdurend vergezeld van een figurant: de Dood, wat sommige scènes extra beklemmend maakt.
De Guelfen zijn gestoken in avondkleding, de Ghibellijnen zien er uit als boeren en buitenlui. De vertrekken ogen sober, vergane glorie uit het interbellum. Opvallend is dat de Guelfen die als één man achter Capellio staan in hun afwijzing van de Ghibellijnen en die walgelijke Montecchi, nadrukkelijk pleiten voor een minder harde aanpak van Giulietta, zelfs Tebaldo staat allesbehalve op zijn strepen. Hij wil haar alleen trouwen als dat uit vrije wil is, van een gedwongen gesleep naar het spreekwoordelijke altaar wil hij niets weten. De muziek verloopt heel rustig en dat geeft de protagonisten alle gelegenheid hun teksten over het voetlicht te brengen. En die zijn een stuk interessanter dan in Gounods versie.
Joyce DiDonato schittert als Romeo, absoluut perfect, fantastisch optreden. Haar Giulietta is Olga Kutchynska die uitstekend partij weet te geven. Alexei Botnarciuc oogt als Capellio een beetje als Marlon Brando in The Godfather. Zijn zang is goed verzorgd, acterend tikje eenzijdig.
Mooie invulling van de rol van Giulietta’s officiële verloofde Tebaldo door tenor Benjamin Bernheim. Roberto Lorenzi is een sympathieke Lorenzo.
In part four of what is to become ‘A Century of Song Art 1810-1910’, divided into decades, we find songs composed between 1840 and 1850. The fact that the best singers of the present day are involved, makes this project one of the best publications of recent years in this field.
The programme is very varied and knows no borders or genres, and the emotions alternate rapidly. Sweden, Russia, France, Germany and Italy stand brotherly side by side, a kind of EU avant la lettre in which each country retains its individual characteristics.
This very exciting and surprising ‘journey’ starts in 1840, which means that we begin with Liederkreis op. 24 by Schumann. The bittersweet cycle based on Heine’s poems is still one of the most beautiful and best composed in the art of song.
The performance by Florian Boesch is exactly what I expected. Less lyrical perhaps than many of his fellow singers, but with so much empathy that it hurts. In his interpretation you can hear the bitter and the sweet: it hurts but it is also poetic and therefore very impressive.
Anush Hovhannisyan and Alexey Gusev enchant us with the songs that Dargomyzsky wrote for his students, and Ida Eveline Ränzlöv is convincing in Lindblad’s light and trivial songs.
Malcolm Martineau, to whom we owe the project, has for years been one of the best singer-pianists in the world. He effortlessly conveys the various emotions and it is undoubtedly to his credit that the publication is extremely captivating from the first to the last note.
All texts are printed in the original language and in English translation, and the introduction by Professor Susan Youens is very interesting to read. Buy the CD and be surprised!
Decades. A Century of Song volume 4 Liederen van Schumann, Dargomyzsky, Donizetti, Franck, Geijer, Josephson, Lindblad, Mendelssohn Anush Hovhannisyan (soprano), Ida Eveline Ränzlöv (mezzo-soprano), Nick Pritchard (tenor); Oliver Johnston (tenor), Florian Boesch (baritone), Alexey Gusev (baritone), Samuel Hasselhorn (baritone); Malcolm Martineau (piano); Vivat 119
The American soprano Jenufa Gleich has recorded a CD with arias and songs by Richard Wagner. And they are the ones closest to the bel canto profession in which she was trained. Accompanied by the BBC National Orchestra of Wales, conducted by Fabrice Bollon, she here presents her calling card; the result is a beautiful album.
Not entirely unexpectedly, she opens with a great aria from Wagner’s first opera, Die Feen. In many ways, this work is an embryonic Wagner, a recognisable prelude to his later work, much more than Das Liebesverbot and Rienzi. But the composer made the same high demands on his protagonists that would characterise his later works. The prima donna in Die Feen, the fairy queen Ada, needs to be a dramatic soprano of the calibre of a Brünnhilde.
This has not stopped Gleich from including the very long ‘Weh’mir, so nah’ die fürchterliche Stunde’ in her programme and the result is astonishing. I have not often had the opportunity to listen to this spectacular piece; twice in the theatre and only once on CD, but her apparent ease and certainty in the difficult passages with often very high altitude, suggest that this soprano certainly does not have to shy away from parts like Brünnhilde.
And later we hear her in this role again. But first she performs the aria of Elisabeth who, after years of waiting for her beloved Tannhäuser, finds out that he is not among the group of pilgrims returning from Rome. Hope has turned to despair, the will to live is fading away. She prays to the Holy Virgin to accept her into heaven as an angel so that she can pray for Tannhäuser’s salvation: ‘Allmächt’ge Jungfrau’. It sounds touchingly beautiful and in fact I think Gleich is here at her best, of course this aria is also relatively close to her bel canto craft.
Earlier, Elisabeth was still full of hope, when she entered the singing hall after so many years: ‘Dich teure Halle’. This is a favourite of many sopranos who cautiously venture into the Wagnerian repertoire without wanting to go further than the romantic operas. Excellently sung, but perhaps a slightly too obvious choice. I would have preferred an aria by Isabella from Das Liebesverbot.
Via ‘Traf ihr, das Schiff’ or Senta’s Ballade from Der fliegende Holländer we arrive at the big surprise I mentioned earlier: Brünnhildes’ ultimate attempt to (just a little longer) keep the testosterone-fuelled Siegfried off her back. She is overcome by melancholy and fear of the unknown: the definitive break with her existence as a divine being. In ‘Ewig war ich, ewig bin ich’, the part that many also know as the instrumental ‘Siegfried Idyl’, Gleich frees herself from any last shred of doubt that the listener might have regarding her possibilities as a Wagnerian soprano in the great opera houses. The very high notes form a stumbling block for many aspiring sopranos but she takes them with such an apparent ease that,especially through repeated listening, you will be able to experience the performance in peace and quiet without any undue stress.
Up to now, Gleich’s experience with Wagner is rather limited with, among others, a performance as Dritte Norn under Jaap van Zweden in Hong Kong, also on CD. But Gleich is authentic Wagnerian material’, someone to look out for in the near future.
Last on the programme are the Wesendonck Lieder. A very refined interpretation, but one can hardly distinguish oneself with them. But with those earlier pieces one certainly can! This album is very worthy of a heartfelt commendation.
Was ik over deel één al meer dan enthousiast, deel twee is, geloof het of niet, nog beter. Of, beter gezegd: verrassender. Spannender. Het ligt onder andere aan het door Jennifer Pike gespeelde stukken, want naast Szymanowski heeft zij zich ook over werken van Poldowski en Grazyna Bacewicz ontermt.
Nu is Bacewicz niet echt zo onbekend, dat hoop ik althans. Misschien niet onder de _echte_ klassieke muziekliefhebbers maar ik vermoed dat de doorsnee concert- en recitalprogrammeurs, zeker in Nederland nog nooit van haar hebben gehoord. Wanneer hoor je haar composities in de concertzalen? Maar ook de opnamen van haar werken zijn schaars. Hoe zou dat komen? Is de ‘Einaudisering’ van de klassieke muziek sector een voldongen feit?
Wie is nou Poldowski? Haar echte naam is Irene Régine Wieniawski, ja de dochter van. Irene Régine (1879-1932) werd geboren in Brussel maar al gauw na de dood van haar vader (hij stierf toen zij tien maanden oud was) verhuisde zij met haar Britse moeder naar Londen. Zij studeerde in Brussel, woonde in Parijs en was getrouwd met Sir Aubrey Dean Paul, 5th Baronet. Zij wilde noch de naam van haar echtgenoot noch van haar vader willen gebruiken, zij wilde louter op haar muziek worden beoordeeld. Vandaar dat ze het pseudoniem Poldowski heeft aangenomen.
De uitvoering door Jennifer Pike is niet minder goed dan die van Vercammen en eigenlijk zou iedereen beide cd’s in huis moeten halen. Vercammen vanwege Mathilde Wantenaar en Pike vanwege Poldowski’s heerlijke Tango, die ooit door niemand minder dan Jascha Heifetz werd opgenomen. Én de zeer virtuoze uitvoering van Bacewicz’ Kaprys polski voor viool solo. Vergeet trouwens niet de schitterende pianobegeleiding door Peter Limonov!
Szymanowski, Poldowski, Bacewicz Jennifer Pike (viool), Petr Limonv (piano) CHAN 20189
Portret van Gaetano Donizetti door Giuseppe Rillosi, 1848
75 opera’s heeft hij geschreven, de belcanto reus uit Bergamo. Vijfenzeventig! Tel daarbij, ik citeer: 16 symfonieën, 19 strijkkwartetten, 193 liederen, 45 duetten, 28 cantates en nog wat soloconcerten, sonates en kamermuziek. En hoeveel van al dat moois horen we tegenwoordig? Een doorsnee muziekliefhebber komt niet verder dan Lucia di Lamermoor, L’Elisir d’amore, Don Pasquale… Wellicht nog de Tudor-drieluik (Anna Bolena, Maria Stuarda en Roberto Devereux. En, o ja, La Fille du Regiment, vanwege al die hoge C’s op een rijtje.
PIA DE TOLOMEI
Het verhaal van Salvatore Cammarano, auteur van o.a. Maria di Rudenz en Il Trovatore over een ten onrechte van overspel beschuldigde echtgenote van een kasteelheer speelt zich af tegen de achtergrond van een oorlog tussen Florence en Siena en is door Donizetti voorzien van de mooiste aria’s en duetten.
De bezetting, met een werkelijk weergaloze Majella Cullagh als Pia en Manuela Custer als haar broer Rodrigo voorop, is zoals altijd bij Opera Rara, werkelijk subliem. (ORC 30)
ROSMONDA D’INGHILTERRA
Het verhaal speelt zich in het Engeland van de twaalfde eeuw af. Koning Henry II is getrouwd met Leonora van Aquitanië, maar houdt ook nog een maîtresse op na. Deze minnares (Rosmonda) zit opgesloten in een toren, en de page Arturo, die op haar moet letten is zelf verliefd op haar geworden. Een – heerlijke, dat wel – draak van een verhaal, maar de muziek is goddelijk mooi: lyrische passages worden afgewisseld met heftige ensembles.
Renée Fleming is de zoetgevooisde Rosmonda, en Nelly Miricioiu de verbitterde koningin Leonora. Beide dames komen elkaar tegen in de laatste scène, wat resulteert in een van de spannendste duetten. (ORC 13)
PARISINA
Hergebruiken… Daar was vroeger niemand vies van, ook Donizetti niet. Zeker als de première voor de deur stond en het libretto op zich liet wachten. Voor Parisina heeft hij het een en ander van zichzelf geleend, en voor het gemak ‘knipte en plakte’ hij de (schitterende, overigens) ouverture die hij eerder voor Ugo, Conte di Parigi componeerde. Ondanks de krappe componeertijd (Donizetti heeft er niet meer dan een paar weken over gedaan) werd de opera zeer enthousiast ontvangen en bleef regelmatig op het repertoire staan, ook in het buitenland. Terecht. Felice Romani was een werkelijk begenadigd dichter, en met Parisina heeft hij een van zijn mooiste libretto’s afgeleverd. Alles zit erin: liefde, moord, opoffering, bedrog … En met de prachtige cantilenen van Donizetti erbij kan je niet anders dan snotteren en genieten.
Parisina is tegen haar wil uitgehuwelijkt aan een oude man, Azzo. Al jaren is zij (wederzijds, doch platonisch) verliefd op Ugo, die, naar later blijkt, de zoon is van Azzo en zijn eerste, door hem uit jaloezie vermoorde vrouw. Parisina verraadt haar gevoelens tijdens haar slaap (kunt u zich nog de droom van Cassio in Otello van Verdi herinneren?), Ugo wordt omgebracht en zij sterft van verdriet.
Carmen Giannattasio, José Bros en Dario Solari zingen hun rollen zeer verdienstelijk. Een onmisbare cd voorvoor een Donizetti (en niet alleen) verzamelaar (Opera Rara(ORC 40).
IMELDA DE’LAMBERTAZZI
De opera speelt zich af in het door oorlogen tussen de Ghibellijnen en de Welfen verscheurde Bologna. Imelda en Bonifacio worden verliefd op elkaar, maar zij is een Ghibellijn en hij een Welf, dus op een goede afloop hoef je niet te rekenen.
Nicole Cabell zingt een mooie titelheldin, en haar stem mengt goed met James Westman’s lichte, bijna tenorale bariton.
Hun bijdrage verbleekt echter bij de formidabele prestaties van beide tenoren. Frank Lopardo’s stem is in de loop der jaren donkerder en mannelijker geworden, toch heeft hij niets aan zijn souplesse verloren. Massimo Giordano beschikt over een pracht van een lyrische tenor, waarmee hij ook overtuigend weet te acteren.
Het perfect spelende Orchestra of the Age of Enlightment wordt met verve gedirigeerd door Mark Elder (Opera Rara ORC36)
LES MARTYRS
Les Martyrs is zijn leven als Poliuto begonnen. Het libretto van Eugène Scribe was gebaseerd op het toneelstuk Polyeucte van Pierre Corneille uit 1642 en droeg sterk de levensvisie van de schrijver uit: de wil is een bepalende factor in het leven. De première in Napels werd afgelast: het verbeelden van de Christenvervolging op toneel was toen in Napels verboden.
In Parijs heeft Donizetti bij Scribe een nieuw libretto besteld en componeerde er een nieuwe ouverture en een paar solo’s voor de hoofdrol bij. Hij veranderde de finale van de eerste acte en voegde de, in Parijs onmiskenbare balletmuziek toe. Daarbij heeft hij de romantische verwikkelingen behoorlijk afgezwakt en legde nog meer nadruk op het religieuze aspect.
Ondanks het aanvankelijk succes zijn ‘De Martelaren’ van de affiche verdwenen: daarvoor kwam weer, al is het mondjesmaat, ‘Poliuto’ voor terug. Na de 1920 werd de opera nog maar sporadisch uitgevoerd (een curiosum: in 1942 werd de opera opgevoerd ter gelegenheid van het bezoek van Hitler aan Mussolini, de hoofdrol werd toen gezongen door Benjamino Gigli).
Joyce El-Khory is een perfecte Pauline: dromerig, liefhebbend en als een leeuw (nomen omen) vechtend voor het leven van haar christen geworden echtgenoot. Een echtgenoot die zij niet eens liefheeft, want in de veronderstelling dat haar voormalige verloofde dood is, liet zij zich aan de protegé van haar vader uithuwelijken.
Michale Spyres is een zeer heroïsche Polyeucte en in “Oui, j’irai dans leurs temples” laat hij een perfecte, voluit gezongen hoge “E” horen.
Michael Spyres in cavatina and cabaletta ” Mon seul trésor” & “Oui, j’irai dans les temples”:
Het orkest onder leiding van Sir Mark Elder speelt de sterren van hemel (Opera Rara ORC52)
LE DUC D’ALBE
Het verhaal in het kort: hertog Alva, de bloederige afgezant van koning Philips, bestiert het Vlaanderen met ijzeren hand. Hij heeft de graaf van Egmond laten onthoofden en Hélène, Egmond’s dochter, zweert wraak. Haar geliefde Henri de Bruges blijkt in werkelijkheid de zoon van Alva te zijn en als Hélène de tiran wil vermoorden, werpt hij zich tussenbeide. Henri dood, Hélène verbouwereerd en de naar Lissabon vertrekkende Alva wanhopig van verdriet. Einde opera. Als het libretto u enigszins bekend voorkomt dan heeft u gelijk. Verdi gebruikte het ook in zijn Les vêpres siciliennes.
Donizetti componeerde de opera in 1839 voor Parijs, maar het werk is onafgemaakt gebleven. Al een paar jaar na de dood van de componist werden er pogingen gedaan om de opera te voltooien: men ging toen uit van de Italiaanse vertaling van het libretto. Her en der waren er opvoeringen, maar echt populair werd de opera nooit. Jammer eigenlijk, want hiermee is de weg naar Verdi en zijn Don Carlo geplaveid.
Opera Rara (Opera Rara ORC54) beperkt zich met deze opname tot het onaffe origineel, waardoor het verhaal eindigt met de arrestatie van Henri. De rest moeten wij er bij fantaseren.
Met Laurent Naouri is de rol van Alva meer dan perfect bezet. Zijn bariton klinkt autoritair en bij vlagen angstaanjagend. Maar ook smekend. Je zou medelijden met hem hebben!
Angela Meade is een zeer ferme Hélène. Haar coloraturen zijn stevig en secuur maar verwacht geen flauwvallende heldin a’la Lucia of Elvira: deze dame heeft guts!
Wat niet zegt dat zij ook niet fluisterend lief kan hebben, maar dat wraak haar prioriteit is, is nogal wiedes. Luister even naar het liefdesduet in de tweede akte: “Ah! Oui, longtemps en silence” en de daaropvolgende heldhaftige “Noble martyr de la patrie”, waarin Hélène de boventoon voert.
Michael Spyres’ Henri is, ondanks zijn heroïsche timbre, het meest softe personage. Niet in zijn zangprestaties, o nee, want met zijn rol zet hij een nieuwe maatstaf voor belcanto in het Frans; maar als karakter. In confrontatie met zijn vader laat hij zich van zijn meest gevoelige kant zien. De scéne is trouwens één van de hoogtepunten van de opera. Donizetti op zijn best, hier had Verdi zich niet voor hoeven te schamen.
ENRICO DI BORGOGNA
Wat de opname werkelijk onweerstaanbaar maakt is de enscenering. Nu is ‘theater in het theater’ niet echt iets nieuws, maar Silvia Paoli weet er een eigen draai aan te geven en het resultaat is niet alleen hilarisch maar ook echt goed. Tel de prachtige kostuums er bij…. Schitterend!
Waar gaat de opera over? Liefde, wraak en gerechtigheid, uiteraard. Enrico’s vader werd van de troon gestoten door zijn broer Ulrico wiens zoon Guido nu niet alleen de troon maar ook Elisa, de geliefde van Enrico voor zich wil houden. Bent u er nog? Mooi, want wees gerust: het komt allemaal goed.
Maar het is niet alleen de enscenering die de opname zo ontzettend de moeite waard maakt, ook de zangers zijn zonder meer goed. Anna Bonitatibus zingt een voortreffelijke Enrico en zijn tegenstander Guido wordt uitstekend vertolkt door Levy Sekgapane. Sonia Ganassi zingt een zeer virtuoze Elisa.
Alessandro de Marchi laat de Academia Montis Regalis spetteren. (Dynamic 37833)
Platée is een werk van Jean Philippe Rameau (1683-1764) dat in première ging in op 31 maart 1745 bij gelegenheid van het huwelijk van de Franse Dauphin, de oudste zoon van Lodewijk XV, en de Spaanse Infanta Maria Theresa. Het was Rameau’s negende opera. Het populaire Les Indes galantes wordt tot zijn balletten gerekend. Hoe het ook zij, in die tijd lag de nadruk nog erg op dans in gezongen theaterstukken en dat is in Platée al niet anders. Een klein half uur van het werk dat ruim twee uur duurt komt voor rekening van balletten, een nachtmerrie voor hedendaagse regisseurs.
Platée bestaat uit een proloog en drie aktes. In de proloog zien we de zwaar beschonken toneelspeler Thespis die door zijn vrienden wordt uitgedaagd een komedie te schrijven waarin de tekortkomingen van mensen en goden op de hak wordt genomen. De inspiratie voor dit stuk is de legende waarin Jupiter probeert zijn vrouw Juno van haar jaloezie te genezen. Daarna ontrolt het verhaal zich.
De entourage van de oppergod bedenkt een plan waarin Jupiter zogenaamd een nieuw huwelijk aangaat met de nimf Platée. Deze weinig aantrekkelijke dame bewoont een moeras en is overtuigd van haar eigen schoonheid en aantrekkingskracht, wie kan er niet van haar houden? Tot op heden is ze in deze dagdroom blijven hangen zonder dat er daadwerkelijk een minnaar op de stoep is komen staan. En dan krijgt ze bericht dat niemand minder dan Jupiter haar uitverkoren heeft om te trouwen.
Juno wordt op een dwaalspoor gezet, haar man is zogenaamd weer op vrijersvoeten in Athene. Zodoende kunnen Jupiter en zijn nieuwe liefde elkaar ongestoord ontmoeten.
Als het huwelijk bijna voltrokken is staat Juno op de stoep om haar plaats op te eisen. Maar als ze ziet met wat voor een type Jupiter zogenaamd ging trouwen barst ze uit in een schaterlach. Ze begrijpt dat het maar een farce was, bedoeld om haar duidelijk te maken dat het zo’n vaart niet loopt met Jupiters ontrouw. De echtelieden keren snel terug naar de Olympus en Platée duikt vernederd onder in haar moeras.
Het werk is feitelijk een hybride van een opera, ballet en revue waarin specifieke typetjes mogen opdraven. Robert Carsen heeft dat laatste duidelijk als uitgangspunt genomen in zijn productie voor Theater an der Wien. Een opname van een voorstelling zonder publiek uit 2020 is uitgebracht op dvd.
Carsen heeft zijn Platée gesitueerd in de wereld van de haute couture, met veel glitter en glamour, fraaie creaties en paparazzi. Jupiter wordt ten tonele gevoerd als Karl Lagerfeld en met enige fantasie kunnen in Juno zijn tegenhanger Coco Chanel herkennen.
Platée is een travestierol, een kolfje naar de hand van Marcel Beekman die hiervan zijn specialisme heeft gemaakt. Zijn typering doet denken aan een personage uit de Britse tv serie Little Britain maar heeft onvermijdelijk ook wel wat weg van Dame Edna. De belangrijkste vrouwelijke hoofdrol is weggelegd voor La Folie, vertolkt door de sopraan Jeanine De Bique die in verschillende creaties opkomt waaronder natuurlijk ook Lady Gaga, kan niet missen.
Plaats van handeling in de eerste akte is een chic restaurant waar Platée als cliënte van een wellness salon wordt binnengebracht voor een manicure. Volledig overtuigd van haar eigen schoonheid valt ze iedereen lastig met haar avances. En in dat idee lijkt ze bevestigd te worden door Jupiter.
In de volgende aktes zien we een trap waarlangs Jupiter afdaalt en beneden een catwalk met tribunes aan weerszijden. Het is er voortdurend een drukte van belang. Met koor, dansers en figuranten is het zo nu en dan echt dringen geblazen.
Jupiter knijpt er even onopvallend tussenuit met een jonge meid voor een vluggertje in de bezemkast terwijl Platée zich volop loopt te verheugen in de belangstelling van de gasten. Ze voelt zich bewonderd en heeft geen vermoeden dat het slechts een spel is ten koste van haarzelf.
Beekman is helemaal in zijn element als de narcistische in een schijnwereld levende Platée die even de tijd van haar leven heeft. Hoeveel personen er ook op het toneel rond lopen, hij weet toch steeds alle aandacht op zich gericht te houden. Vooral door zijn spel, zijn zang is een ander verhaal aangezien hij niet zingt als een tenor maar als iemand die een vrouwenstem imiteert op een manier dat het nadrukkelijk klinkt als imitatie.
We moeten er lang op wachten maar als La Folie ten tonele verschijnt is er ook voor de reguliere operaliefhebber veel te genieten. Prachtig optreden van De Bique.
Het verhaal is klassiek maar de enscenering en dus ook de kostuums zijn eigentijds. Die lijn is doorgetrokken naar het ballet dat een schoolvoorbeeld is van moderne dans. De muziek is en blijft natuurlijk vroege barok en valt ruwweg uiteen in twee delen. Relatief onopvallende sterk herhalende begeleiding in de dialogen en zangstukken onderbroken door wervelende tussenspelen. Is men klaar met praten dan wordt er even gewerveld, tot vervelens toe mag ik wel zeggen.
Natuurlijk wordt het allemaal uitstekend gebracht door Les Arts Florissants onder leiding van William Christie, maar erg boeiend wordt het nooit. Gelukkig heeft Carsen alles uit de kast gehaald om er een leuk schouwspel van te maken en vooral dankzij Beekman is dat goed gelukt.
Foto’s Monika Rittershaus/Theater an der Wien Werner Kmetitsch
Deze opera van Benjamin Britten stamt uit 1954 en is gebaseerd op een novelle van Henry James uit 1898. De titel is ontleend aan de tekst waarmee James zijn ghost story inleidt en houdt op geen enkele wijze verband met het feitelijke verhaal. Het is opmerkelijk dat librettist Myfanwy Piper er niet een eigen titel voor heeft bedacht. Maar misschien was dat gewoon om mee te liften op de naamsbekendheid van James’ werk.
Ik zag de opera tweemaal in het theater, een uitstekende productie in De Munt (1998) en een eveneens geslaagde productie van de Reisopera (2002). Katie Mitchell regisseerde in 2005 een filmversie van het werk wat zeer veel mogelijkheden gaf om de geestverschijningen van de huisknecht Quint en de gouvernante Jessel in de handeling te betrekken.
Verder spelende kinderen op alle verdiepingen van het landhuis en in het omringende park, zeer sfeervol allemaal. Toch wist met name de voorstelling in De Munt me indertijd meer te boeien, onder meer vanwege het arrogante mannelijke gedrag van Miles als hij tijdelijk bewoond wordt door de geest van Quint.
De kinderen Miles en Flora zijn al vroeg wees geworden en het enig overgebleven familielid is hun oom. Die zal het huis wel hebben geërfd en daarmee de zorg voor de kinderen. Hij heeft het echter veel te druk daarvoor en neemt een nieuwe gouvernante aan die de nadrukkelijke boodschap meekrijgt dat ze de vrije hand heeft maar ook volledig verantwoordelijk is voor alles met betrekking tot de kinderen en het huis. Hij mag onder geen beding lastig worden gevallen.
Al gauw wordt duidelijk dat er iets niet klopt in dat huis. Bij zijn vertrek had de oom zijn huisknecht Quint de leiding gegeven en die had zich veel vrijheden veroorloofd met Miles en Miss Jessel. De gouvernante had zich zelf verdronken in een vijver en Quint was uitgegleden op het ijs en vermoedelijk op zijn achterhoofd gevallen. Daar was hij blijven liggen en pas de volgende ochtend dood aangetroffen. Dat is althans wat de nieuwe gouvernante uiteindelijk van de huishoudster Mrs Grose te horen krijgt.
We krijgen hier het fijne niet van mee maar het is niet onaannemelijk dat Miss Jessel zwanger was van Quint en dat ze hem tijdens een ruzie hierover had doodgeslagen. Gewoon onverwacht van achteren met een koekenpan, zoiets. En daarna zelfmoord gepleegd. Wat er tussen Quint en Miles is gepasseerd laat zich raden, misbruik in enigerlei vorm ligt voor de hand.
Sindsdien spoken die twee rond en proberen als verdoolde zielen hun leven te rekken door dat van de twee kinderen over te nemen. Mrs Grose heeft Flora daar al heel wat over horen uitkramen in haar dromen en als de nieuwe gouvernante vertelt een man te hebben gezien die door het raam naar binnen keek en hem daarbij tamelijk precies beschrijft, roept Mrs Grose iets in de trant van: kan die Quint ons nu niet eindelijk eens met rust laten. De twee schimmen hebben eigen zangpartijen en hebben ook een scène samen waarin ze elkaar verwijten maken.
Het einde van het verhaal is dat Mrs Grose met Flora vertrekt om haar in veiligheid te brengen voor Miss Jessel en de gouvernante Miles zover krijgt dat hij de geest toeroept: ‘Peter Quint, you devil!’ Helaas ligt hij daarna levenloos in haar armen. Opmerkelijk is de sensitiviteit van de gouvernante die de twee geesten ook daadwerkelijk lijkt te kunnen waarnemen. Niet echt natuurlijk maar ze bespeurt nadrukkelijk hun aanwezigheid en kan Quint zelfs heel precies beschrijven.
In het verhaal is de gouvernante een zeer jonge onervaren vrouw en de goed zingende Lisa Milne oogt duidelijk te volwassen voor deze rol, ook al was ze pas 34 tijdens de opname. Naast haar ziet de veel oudere Mrs Grose er onvoldoende uit als iemand die haar moeder had kunnen zijn. Die rol wordt goed ingevuld door Diana Montague. De twee kinderen Miles en Flora zijn prima gecast met de opvallend naturel acterende en goed zingende Nicholas Kirby Johnson en Caroline Wise. Het verdoemde koppel Quint en Jessel komt voor rekening van Mark Padmore en Catrin Wyn Davies.
Muzikaal heeft de opera de vorm van een openingsthema gevolgd door 15 variaties met titels als The window, The Lake, Colloquy and Soliloquy. Eenvoudig te begrijpen teksten worden afgewisseld met zeer cryptische, met name gezongen door Miles. Het klinkt sfeervol maar is bij wijlen toch wel een beetje minimalistisch, met name als er langere tijd sprake is van stil spel.
In de tijd van James moet men er bij het knapperend haardvuur wel een paar gevoelige zielen mee hebben kunnen ontregelen maar ruim een eeuw later is er van die spanning weinig meer over. Vooral voor liefhebbers van Brittens muziek.
Het City of London Sinfonia staat onder leiding van Richard Hickox.