opera/operette/oratorium/koorwerken

Opera’s uit Engeland: Les contes d’Hoffmann uit de ROH

Tekst Peter Franken

De Royal Opera in Londen hernam in 2016 de klassieke productie uit 1980 van Les Contes d’Hoffmann in de regie van John Schlesinger. Het is een weelderig kostuumdrama met veel aandacht voor details. Offenbach is voornamelijk bekend als zeer succesvolle componist van operettes. Zijn laatste werk Les contes d’Hoffmann is echter van een andere orde. Gelet op de indeling in vijf aktes en het grote dansnummer in akte twee vertoont het werk alle uiterlijke kenmerken van een Grand Opéra. De componist stierf voor het werk was voltooid, waardoor er geen ‘definitieve’ versie van bestaat. Gelet op de duur van de voorstelling in Londen mag worden aangenomen dat men hier zo ongeveer al het beschikbare materiaal heeft gebruikt. Zo zong Nicklausse in de derde akte een aria over de liefde die ik nog niet eerder in een voorstelling had gehoord.

De dichter Hoffmann is verliefd op operazangeres Stella en vertelt zwaar onder invloed van de nodige alcohol wat hij in haar ziet: een gekunstelde pop, een courtisane en een op haar kunst verliefde zangeres. Hij doet dit in de vorm van drie verhalen, over de robot Olympia, de chique hoer Giulietta en de ten dode opgeschreven sopraan Antonia. In het echte leven is de magistraat Lindorf zijn directe tegenspeler, ook als concurrent in de liefde van Stella. Altijd als hij verschijnt, gebeurt er iets vreselijks in mijn leven, zo stelt Hoffmann.

De afkeer voor Lindorf vindt een weg in de drie vertellingen, waarin dit personage steeds weer opduikt in een nieuwe gedaante die verantwoordelijk is voor het mislukken van Hoffmanns relatie met bovengenoemde vrouwen. Zo zien we Lindorf als de personificatie van bedrog in de vertelling over Olympia, van verderf in Giulietta en van de dood in Antonia.

Hoffmann in een ‘complete’ librettogetrouwe enscenering is een belevenis. Dat filmregisseur Schlesinger er in 1980 ook nog eens een kostuumdrama van heeft gemaakt, is wel wat verwonderlijk. Ik herinnerde me deze man eigenlijk alleen maar van zijn prachtige film Midnight cowboy waarvoor hij in 1970 een Oscar won. Wel beschouwd heeft Schlesinger het kant en klare libretto verfilmd zonder daar iets aan toe te voegen, gewoon zo goed mogelijk alles in beeld brengen, meer niet. En dat is hem prima gelukt, getuige deze revival die inmiddels bij Sony op dvd en Blu-ray is verschenen.

Een klein minpuntje in het geheel is dat met de keuze voor een kostuumdrama de kijker nu niet alleen de overdreven dronken gespeelde Proloog moet zien te overleven maar dat ook nog eens in een uitgesproken 19e-eeuwse Duitse setting met overjarige ‘studenten’. Daarna gaat het een stuk makkelijker. In de Epiloog komt alles nog een keer terug, maar dat duurt maar kort.

De Italiaanse tenor Vittorio Grigòlo was een ideale Hoffmann. Schreeuwerig in de Proloog, opgewonden in het eerste bedrijf, lyrisch in het vervolg. Bewonderenswaardig hoe hij deze zware partij tot een goed einde wist te brengen, het is een marathon voor de tenor. Veteraan Thomas Hampson nam de vier slechteriken voor zijn rekening: Lindorf, Coppélius, Dappertuto en Dr. Miracle. Wat hij vocaal inmiddels wel een beetje tekort komt, compenseerde Hampson door zijn arrogante uitstraling. Heel mooi gedaan.

Van de vrouwen viel Sofia Fomina op door haar robotachtige interpretatie van Olympia, zowel in bewegingen als haar zang. Korte afgemeten tonen zonder overgang, zoals een door een spraakcomputer gegenereerde boodschap. Christine Rice bleek een goede Giulietta, waarbij aangetekend dat haar kostuum meer aandacht trok dan haar zang. Sonja Yoncheva maakte veel indruk als de ten dode opgeschreven zangeres Antonia, zonder meer prachtig.

En tenslotte Nicklausse, voortreffelijk vertolkt door de Amerikaanse mezzo Kate Lindsey. Net als Hoffmann is zij vrijwel voortdurend op het toneel aanwezig, zij is zijn muze maar in de drie vertellingen representeert ze vooral zijn gezond verstand. Dat hij nauwelijks naar haar wil luisteren verklaart veel van zijn gedrag in het werkelijke leven. Lindsey bleek een absolute eyecatcher die in deze productie ook nog eens een solo te zingen kreeg. Good for her.

Vincent Ordonneau nam op komische wijze de vier kleine bijrollen voor zijn rekening. Zijn aria van Frantz (‘C’est la methode’) was hilarisch. De overige rollen waren adequaat tot goed bezet. Mooi koor- en danswerk in de eerste akte (Olympia). Evelino Pidò gaf met groot enthousiasme, en met duidelijk waarneembare grote liefde voor het werk, leiding aan het goed spelende orkest van ROH. Een mooie wel wat lange avond met een fraaie vertolking van een museumstuk. Alleszins de moeite waard maar het wordt nu wel tijd voor iets nieuws.

trailer

https://www.youtube.com/watch?v=XAa8cGDDeGg

Foto’s ©/ Catherine Ashmore & Tristram Kenton/The Guardia

A few words about Mara Zampieri, one of the greatest soprano’s of the last thirty years of the 20th century

© Tamino autographs

IL GIURAMENTO


Some forty years ago, I paid a real fortune for those two badly copied cassette tapes of Saverio Mercadante’s Il Giuramento, recorded live in Vienna on September 9, 1979. And now that the Austrian broadcaster ORF is digging up one after the other live recorded opera from their archives and transferring them to CDs, this splendid opera also came on the market – for little money and in an excellent sound quality (Orfeo C 6800621).

Il Giuramento is, just like La Gioconda, based on Victor Hugo’s play ‘Angelo, Tyrant de Padoue’, but there is a world of difference between the two works. La Gioconda is a very passionate, at times overwhelming, opera and contains a selection of (over)famous arias. Think of ‘Suicidio’ or ‘Cielo e mare’. Il Giuramento is smaller and more intimate. Think of Bellini with a touch of early Verdi.

The whole opera is really nothing but a succession of the most beautiful melodies, which force you to listen without even wanting to sing along. Or it must be ‘Compita è ormai la giusta e terribil vendetta’, a beautiful aria sung with much melancholy and elan by Domingo.



Domingo rehearsed the role, which was completely new to him, in four days (!) and stepped in – after only one rehearsal – for the sick Peter Dvorsky. Who else would be capable of pulling this off?

Mara Zampieri, unlike many of her contemporary colleagues, had a very individual sound that you may or may not like, but you cannot not possibly confuse her with anyone else. Her silver-coloured, sensuous soprano blends in beautifully with the golden velvet of Agnes Baltsa (then still without the ugly register break that marred her later performances so much) and in ‘Oh! Qual nome pronunziaste’ their voices melt together into a wonderful unity that is so beautiful it hurts.


ATTILA



There are those performances where everything is just in perfect harmony and you get the feeling that it could not be any better. People keep talking about them and they become legends.

Verdi’s Attila was such a performance, at the Vienna State Opera on 21 December 1980. It was Giuseppe Sinopoli’s debut in the house, his name was still virtually unknown, but the initial reluctance of the audience turned into frenzied enthusiasm from the very first bars. Verdi’s score – not the strongest – has never been heard before with such warmth, fervour and tenderness.

Nicolai Ghiaurov was a great Attila. With his sonorous bass, he gave the character not only the allure of a general but also the gentleness of a loving man.

In her role as Odabella, Mara Zampieri proved that she is not only a fantastic singer with a radiant height and a dramatic attack, but also a great actress.

The stretta ‘E gettata la mia sorte’ in the second act requires the baritone to sing the high b flat. Piero Cappuccilli hit it with ease and suppleness, and then was forced to encore by the frenzied audience, something one seldom experiences in opera. A rare occurrence.



Met Plácido Domingo in La Fanciulla del West

Mara Zampieri sings verismo

And try to find this one, You can’t live without this recording, believe me!
Just  few examples



https://www.youtube.com/watch?v=3H_xnGJemW8

Domingo in de Met, deel 4 Samson et Dalila

Tekst: Peter Franken

In 1998 werd het dertigjarig jubileum van Domingo aan de Met gevierd met een voorstelling van Samson et Dalila als seizoen opening. Toenmalig burgemeester Giuliani zat in het publiek en was ook een van de sprekers na afloop bij deze heuglijke gebeurtenis. Uiteraard werd het live uitgezonden en later op dvd uitgebracht.

Het betrof hier de productie van Elijah Moshinsky. In 1998 wilde men liever niet het Palestijns Israëlisch conflict op het toneel naspelen dus werd de handeling verplaatst.

Palestijnen zijn inwoners van Palestina, de naam die de Romeinen aan het gebied hadden gegeven. Van een directe link met de Filistijnen die in de grijze oudheid een smalle kuststrook bewoonden is echter geen sprake. De bijbel voert hen echter op ter versterking van een vijandbeeld en als voorbeeld van wat er gebeurt als de Israëlieten van de rechte leer afwijken.

We zien de Filistijnen hier op het toneel als donkere mensen, halfnaakte beschilderde mannen met speren en schilden. De Hebreeërs hebben ook een tintje. We zitten duidelijk in Afrika. Je zou er Falasha’s in kunnen zien die mot hebben met ‘ongelovige’ Ethiopiërs.

Het toneelbeeld wordt bepaald door de mooie kleding en decors van Richard Hudson, eerder verantwoordelijk voor The lion king. Hudson maakt veel gebruik van helle kleuren: blauw, oranje en magenta. De Hebreeërs zijn in grauwe kledij, grijs en zwart. Alleen Samson heeft een wit shirt en blauwe mantel. De satraap Abimélech heeft idioot lange nagels waardoor hij oogt als Edward Scissorhands. We zien veel cliché’s van ‘Afrikaanse wilden’ en spectaculaire dansscènes met als hoogtepunt het bacchanaal.

De liefdesrelatie tussen Samson en Dalila ligt al in het verleden als het verhaal begint. Hij is een uitverkorene, moet wel want hoe komt hij anders aan die enorme kracht, zij heeft haar volk verraden door zijn minnares te worden. Van beide kanten zal er met weinig sympathie naar gekeken zijn. Kijken we echter wat preciezer naar de tekst dan blijkt dat Dalila hoereert voor haar volk. Van liefde is geen sprake, ze is louter uit op wraak voor de nederlaag die Samson haar volk zo ongeveer in zijn eentje heeft toegebracht al moet gezegd dat Dalila’s beweegredenen slechts worden geuit in de beslotenheid van een monologue intérieur.

Ondanks verwoede pogingen is ze echter niet in haar missie geslaagd: hem ertoe brengen dat hij het geheim van zijn uitzonderlijke kracht aan haar prijsgeeft. Dat is en blijft iets tussen hem en zijn god, hij is immers zoveel als een ‘richter’, een spiritueel leidsman. Dalila heeft het opgegeven maar nu wil de Filistijnse hogepriester haar voor zijn karretje spannen. Ze moet hem opnieuw zien te verleiden om zodoende dat geheim aan de weet te komen.

Het verleiden van een man met het doel misbruik te maken van zijn post coïtale sluimer komt op verschillende plaatsen voor in bijbelse mythen. Dalila is in dat opzicht een collega van Debora en Judith die korte metten maken met hun vijand. Probleem is echter dat Dalila geen jodin is en dus in het verkeerde kamp zit. Zodoende laten de bijbelschrijvers haar slechts het voorbereidend werk doen, zodat Samson alsnog de Filistijnen de genadeklap kan geven en het uitverkoren volk aan het langste eind kan laten trekken.

De gedachte dat Samson zijn bovenmenselijke kracht zal verliezen door zijn haar af te knippen wordt geparafraseerd in Lohengrin. Ortrud bezweert Telramund dat Lohengrin zijn magische krachten onmiddellijk kwijt zal raken als hij ook maar een klein deel van zijn lichaam zou verliezen, het topje van zijn pink is al voldoende.

Dalila sputtert tegen maar gehoorzaamt uiteindelijk. Hij vertrouwt haar niet, maar laat zich toch inpalmen. Zij bedriegt hem en als toeschouwer zien we het stereotiepe beeld van de bitch die hoereert voor geloof en volk. In ‘Mon coeur s’ouvre à ta voix’, volgens Susan Graham het volkslied voor mezzosopranen, spint Olga Borodina op kunstige wijze een web om Samson. Pas als ze haar huis inloopt, het wordt weer niks met die man, gaat Samson voor de bijl en volgt hij zijn hormonen.

Sergei Leiferkus als de hogepriester zingt goed maar klinkt niet mooi, zijn stem lijkt minder geschikt voor de Franse taal. Olga Borodina is geweldig als Dalila, ze beeldt perfect uit wat ze zingt.

Domingo zingt een prima Samson, vol overgave. Hij kan echter niet verhullen dat zijn personage eigenlijk een hersenloze krachtpatser is. In een interview liet hij blijken gefascineerd te zijn door rollen waarin een sterke man te gronde gaat door toe te geven aan een zwakheid. Het is bijna profetisch te noemen, met de kennis van wat Domingo zelf nog te wachten zou staan.

James Levine heeft de muzikale leiding. Al met al een mooie opname om nog eens terug te zien.

Meer Samson van Domingo:

https://basiaconfuoco.com/2022/12/02/just-a-few-words-about-three-recordings-of-samson-et-dalila-by-saint-saens/





Domingo in The Met, deel 3: Simon Boccanegra

Tekst Peter Franken

Placido Domingo heeft talloze malen in de Met gezongen en veel daarvan is live uitgezonden en zodoende later op dvd uitgebracht, zo ook een uitvoering van Simon Boccanegra.

Dit werk ging in 1857 in première in Venetië. Verdi was tijdens de voorbereiding nog druk doende in Parijs met Les vêpres siciliennes waardoor het een beetje een haastklus werd. Dat gevoegd bij het feit dat het werk gaat over Venetië’s aartsrivaal Genua, maakt achteraf de matige ontvangst van deze opera wel enigszins begrijpelijk.

Simon Boccanegra raakte nog net niet in de vergetelheid maar een succes vergelijkbaar met Verdi’s werken uit zijn rijpe periode bleef uit.

In 1881 ging een compleet omgewerkte versie in première met een klankbeeld waaruit duidelijk blijkt dat de componist inmiddels zijn topwerken Don Carlos en Aida heeft voltooid. De nieuwe Boccanegra verdient zeker een plek in de rangorde tussen deze twee, de muziek is wonderschoon. De keuze van het onderwerp en het weliswaar enigszins aangepaste libretto hebben echter ook nadien een zegetocht in de weg gestaan.

Toch zou het helpen als in een chronologisch overzicht van Verdi’s werk Simon Boccanegra geplaatst wordt na Aida, al is het maar om aan te geven dat het hier een opera betreft waarin Verdi alles heeft ingebracht aan kennis en ervaring dat hij vervolgens in een soort nagekomen bericht nog eens tentoon zou spreiden in Otello en Falstaff.

De handeling speelt zich af in de 14e eeuw, de tijd dat Venetië en Genua samen de dienst uitmaakten in de Middellandse Zee en Genua bovendien haar invloed wist uit te breiden in het gebied rond de Zwarte Zee. In de stad is een eindeloos conflict gaande tussen de plebejers en de patriciërs. Deze groepen staan lijnrecht tegenover elkaar en een oplossing is niet in zicht, zal er ook nooit echt komen. Net als in een periode van oorlog of revolutie zet dat de verhoudingen op scherp als persoonlijke belangen de virtuele maatschappelijke scheidslijn overschrijden.

De proloog begint met een grote groep plebejers die een coup voorbereiden. Ze rekenen erop dat de dienstopdracht zal zijn dat men de kandidatuur van Lorenzo als nieuwe Doge moet steunen, maar de ambitieuze Paolo Albiani heeft andere plannen. Deze is in gesprek met hun aanvoerder Pietro. Ze worden het eens, Simon Boccanegra, de plaatselijke Piet Hein, zal geprest worden een verkiezing tot Doge te aanvaarden. Met Paolo als macht achter de schermen zullen zodoende de belangen van de plebejers beter worden behartigd.

Simon voelt echter weinig voor het plan maar laat zich overhalen. Als Doge zal hij een betere kans maken zijn geliefde Maria, dochter van de patriciër Fiesco, te trouwen. Al gauw blijkt dit ijdele hoop. De plotseling opduikende Fiesco weigert hem te vergeven dat hij zijn dochter heeft verleid. Slechts als Simon hem het dochtertje uit deze relatie bezorgt, is hij bereid zijn wrok te laten varen. Het kind in kwestie is echter ontvoerd en niemand weet waar ze is gebleven. Bovendien is Maria uitgerekend die avond gestorven. Daarmee bevat de proloog alle ingrediënten voor een verhaal met fatale afloop.

Robert Loyd zingt Il lacerato spirito:

De voorstelling die in 1995 ‘live from the Met’ te zien was is door DG op dvd uitgebracht. De enscenering van Giancarlo del Monaco en Michael Scott is op en top naturalistisch, zozeer dat het bijna gaat  irriteren. Zware kledij, wapens, alles volgens het boekje, maar is het 14e eeuw?

Act 2 trio: Placido Domingo,Vladimir Chernov, Kiri Te Kanawa

Vladimir Chernov is een ideale Boccanegra, fenomenaal met name in de tweede en derde akte.

Zijn sterfscène doet denken aan Boris Godoenov. Dat effect wordt onbedoeld versterkt door de aanwezigheid van Robert Lloyd als Fiesco

Hoewel Domingo min of meer als vanzelfsprekend wordt gepresenteerd als het boegbeeld van de productie is dit duidelijk geen romantische ‘tenor opera’. Gabriele Adorno is feitelijk een grote bijrol maar Domingo haalt er alles uit wat er inzit. Zijn personage is een heetgebakerde edelman en in de tweede akte kan hij zich behoorlijk uitleven. Chernov blijft echter de hoofdpersoon in woord, gebaar en zang.

Lloyd is een prima Fiesco maar ik blijf er zijn Boris in zien. Kiri te Kanawa brengt een mooie Amelia maar wordt door de regie een beetje truttig neergezet.

James Levine heeft zoals gebruikelijk de muzikale leiding.

U kunt de opera ook op de FB van Plácido Domingo bekijken

https://www.facebook.com/watch/?v=322913778833895

Domingo in de Met, deel 2: Otello

Tekst: Peter Franken

Plácido Domingo heeft in zijn glorieuze carrière de rol van Otello honderden keren gezongen. Toen hij er in 1995 mee in de Met optrad stond de teller al op 200. Van een van de voorstellingen is een opname op dvd uitgebracht. Het betreft een productie van Elijah Moshinsky die het libretto zeer getrouw weet te volgen.

De protagonist die de handeling initieert en gaande houdt is Iago. Alle anderen zijn slechts marionetten in zijn spel. Om die reden was er wel wat voor te zeggen geweest de opera ‘Iago’ als titel te geven, wat librettist Boito ook daadwerkelijk heeft overwogen. De bekendheid van het ‘merk’ Otello en de gedachte dat het publiek zich liever identificeert met een tragisch slachtoffer dan met een doortrapte schurk, zal de doorslag hebben gegeven bij de titel van Shakespeares drama te blijven.

Die Iago vind ik een moeilijk te duiden personage ook al doet hij veel moeite zichzelf uit te leggen in zijn credo, het muzikale hoogtepunt van zijn optreden. Het wil er bij mij niet in, die tekst, veel te glad. In plaats van de slechtheid in persoon doet Iago meer denken aan iemand die dwangmatig alles de grond inboort wat niet tot zijn grimmige belevingswereld behoort. Als een doorgeschoten criticus die parasiteert op de creatieve energie van anderen. En zoals iemand met hoogtevrees de zuigende werking van de diepte voelt, zal Iago de sterke drang ervaren alles wat mooi en goed is in zijn omgeving te vernietigen. Hij is een ordinaire psychopaat die net zo goed voor een carrière als seriemoordenaar had kunnen kiezen. Dat hij is gepasseerd voor promotie heeft zijn gedrag getriggerd, de lont aangestoken. Maar het kruitvat was er al die tijd al.

Het toneelbeeld is zeer klassiek, een echt kostuumdrama en Otello is zwart geschminkt, net als Amonasro in Moshinsky’s productie voor de Royal Opera het jaar ervoor.

Otello weet zich door zijn afkomst niet geaccepteerd in zijn nieuwe functie van gouverneur. Als veldheer was hij meer op zijn plaats mede doordat daar de krijgsdiscipline in zijn voordeel werkte. Als politicus staat hij er alleen voor en dat maakt hem onzeker. Vandaar ook dat hij zo’n gemakkelijke prooi is voor Iago.

Behalve dat aspect speelt natuurlijk ook onverholen racisme een rol. Wat moet die zwarte man met zo’n mooie blanke vrouw. Is het nog niet erg genoeg dat hij tot gouverneur is benoemd? Desdemona in bed met Otello is voor zijn omgeving like adding insult to injury. Zo bekeken is die zwarte schmink ook wel functioneel. De toeschouwer wordt gedwongen de man te zien door de ogen van zijn ondergeschikten.

James Morris is een uitstekende Iago maar wordt een beetje gehinderd door het beeld dat ik van hem heb als Wotan. Kijk je daar doorheen dan zie je een zeer vilein personage, precies zoals het moet zijn.

Renée Fleming is een prachtige Desdemona, mooi en heel naïef maar haar onvermogen om non verbale signalen op te pikken wordt haar fataal. Ze blijft maar doorzeuren over Cassio terwijl toch duidelijk is dat Otello daar niet van is gediend. Dat ze zijn jaloezie aanwakkert ontgaat haar volledig, zozeer overtuigd van haar eigen onschuld dat het kennelijk niet in haar opkomt zich af te vragen of zij de oorzaak is dat haar echtgenoot met rook uit zijn oren rondloopt. Fleming acteert prima en zingt wonderschoon.

Domingo is de man waarom alles draait. Zijn aftakeling begint al vrijwel direct en hij snelt met open ogen zijn einde tegemoet. De scène waarin hij Desdemona wurgt wordt door beiden zeer realistisch geacteerd. Daarna is Domingo’s Otello nog slechts een wrak.

James Levine heeft de muzikale leiding.

Over Sadko, wellicht één van de mooiste sprookjes in de opera

Wilt u een Russisch sprookje zien in al haar pracht en praal, met alles daarop en daaraan, dan kunt zich het beste tot Sadko wenden, in 1996 in Mariinski live voor dvd opgenomen (Philips 0704399).

Ik krijg er niet genoeg van, al heb ik de DVD al tig keren bekeken. Het is een lust voor het oog, maar ook het oor komt niets te kort. Vladimir Galutsin, Gegam Grigorian, Sergei Aleksashkin, Larissa Diadkova, Marianna Tarasova, Gennadi Bezzubenkov (als Bard te bewonderen in de Amsterdamse ‘Kitesj’), mooier en beter kan je het niet verzinnen.

Het verhaal, over een koopmaan die, ondanks dat hij getrouwd is verliefd wordt op de dochter van de zee-tsaar, is inderdaad een echt sprookje. De koopman wordt rijk, keert naar zijn echtgenote terug en de tsaar’s dochter verandert in een rivier, tot groot genoegen van de bewoners van Novgorod. Eind goed al goed..

Sadko is, denk ik, de bekendste opera van Rimski-Korsakov, niet in de laatste plaats vanwege de waanzinnig mooie tenoraria van de ‘Indian Soul’.

Een van de allermooiste versies van de aria werd volgens mij ooit gezongen door de legendarische tenor Sergei Lemeshov:

De hele opera is hier te zien:

http://www.youtube.com/watch?v=V7tkdLMjlco&feature=related

Dreams don’t come true

Imagine: you are young, beautiful and secretly in love with a revolutionary, who unfortunately is on his deathbed. Your relationship is “not done” and marriage is out of the question. You live in a small town, where there is no future for you.

One day, a prince presents himself. It is true: he is old and worn out. His beard and moustache are false, he wears a wig and he is a bit childish. But he is rich and actually quite nice. With his money you will be able to afford sending your lover to the Spanish sun, where he will definitely get better. And when the prince dies, there is nothing stopping you from marrying whoever you want. For this you are quite willing to sacrifice yourself, aren’t you?

Marja Alexandrowna is a cunning woman. She knows how to get her daughter Sina to agree to her little plan to hook the prince (albeit reluctantly). The prince is served a substantial meal, liberally sprinkled with wine. Sina sings an aria, the prince gets another liqueur, and yes: he asks for Sina’s hand. Alas, everything goes haywire.

Both Paul, a distant relative of the prince and in love with Sina, and Nastassja, a poor relative of Maria Alexandrowna and herself interested in the prince, throw a spanner in the works.

When the prince awakens from his nap, he readily accepts Paul’s explanation that his proposal only took place in a dream. Meanwhile, Nastasia makes sure that all the ladies of the town are informed of the incident. Mother and daughter are laughed at, Sina confesses the premeditated plan, the prince forgives her and leaves. And meanwhile, Sina’s lover dies.

Verlobung im Traum is an unusual opera. The action is captured within a frame narrative. The story is told to us by an archivist of Mordasov. In the prologue, he introduces the main characters to us; in the epilogue, we hear how things continue with Sina and her mother.


The story, literally after Dostoevsky’s “Uncle’s Dream” was adapted into a libretto by Rudolf Fuchs and Rudolf Thomas.

Trailer from Karlsruhe in 2014:



Verlobung im Traum was awarded the State Prize for Composition in 1933 and in the same year it was also performed: first for the Prague Radio and a few months later at the German Theatre in Prague. Georg Szell conducted and Hilde Konetzny sang Sina. The success was great, but further performances were out of the question. After all, it was already 1933.

The music is nowhere atonal, one detects strong influences of Poulenc, but Mahler is also quite close.

Krása sprinkles liberally with jazz influences and the saxophone takes a prominent place in the orchestra. Perhaps most remarkable is the “revenge duet” at the end of the first act: an ironic replacement for the usual “love duet”?

Anda-Luise Bogsa sings Sina:



And then we come to “Casta Diva”: Sina, in her attempt to seduce the prince, sings the beautiful aria from Bellini’s “Norma”. Instead of the original chorus, we get a quartet: the mother, the prince and, behind-the-scene, the eavesdropping Nastassja and Paul are each commenting on Sina’s singing….

Hans Krása in Teresienstadt


Born in 1899, the composer was a true “bon-vivant”. He spent his days at the coffee house, at the opera or playing chess with his friend Thomas. Little time was left for composing.

Krása spent a short time in Paris (at the invitation of his kindred spirits from “Les Six”), but nostalgia for Prague was stronger and so he returned to his homeland, just in time to be sent to Teresienstadt. On 17 October 1944, he was gassed in Auschwitz, along with Ullmann, Haas and Klein.

 “Das schönste sind im Leben diese Träume, die erfüllen, was unerfüllbar ist”


Hans Krása
Verlobung im Traum
Christianne Berggold, Charlotte Hellekant, Juanita Lascarro, Jane Henschel, Albert Dohmen
Ernst Senff Chor Deutsches Symphonie-Orchester Berlin olv Lothar Zagrosek
Decca 4555872

Domingo in de Met, deel 1: Francesca da Rimini

Tekst: Peter Franken

Plácido Domingo heeft een enorme staat van dienst in de Metropolitan Opera en vertolkte daar vele rollen uit het ijzeren repertoire. Maar daar bleef het niet bij, in 1984 stond de befaamde tenor op het toneel als Paolo in Zandonai’s weinig gespeelde opera Francesca da Rimini.

Dit werk ging in 1914 in première en heeft sindsdien een leven in de luwte geleid. In New York was de opera elfmaal te zien tijdens het seizoen 1916-17. Daarna zou het tot 1984 duren vooraleer de Met het opnieuw probeerde, met twee wereldsterren als het gedoemde liefdespaar: Renata Scotto en Placido Domingo. Een opname uit die reeks is op dvd uitgebracht door DG.

Het verhaal van Francesca da Polenta en Paolo Malatesta is gebaseerd op personages uit de 13e eeuw. Paolo, bijgenaamd Il bello, wordt naar Francesca gestuurd als huwelijksmakelaar voor zijn oudere broer, de weinig aantrekkelijke manke Giovanni. De twee worden op slag verliefd en beginnen een affaire. Ze worden echter ontmaskerd door Malatestino, de jongste broer van het stel en die zorgt ervoor dat Giovanni het koppel in flagrante weet te betrappen. Beiden worden samen aan het zwaard geregen en sterven in hun laatste omhelzing.

Francesca wordt wel de Italiaanse Tristan genoemd. Ook hier de aantrekkelijke jonge man die een bruid moet werven voor een onaantrekkelijke partij. Giovanni in de rol van Marke en Malatestino als Melot. Saillant detail is echter dat in de literatuur geen nadrukkelijk moreel oordeel over die liefdesrelatie wordt geveld. Dit in tegenstelling tot die van Francesca en Paolo, met dank aan Dante en zijn Goddelijke Komedie. Dante plaatst het tweetal in Canto 5 in de Tweede Kring van de hel, op zich ver verwijderd van Canto 34 in de Negende Kring waar Lucifer te vinden is, maar evengoed in de hel. Het is de straf voor diegenen die zich niet hebben kunnen beheersen en zich overgaven aan wellust. In een wervelende wind is het liefdespaar voor eeuwig aan elkaar gekoppeld, ze delen het verblijf in de hel. Daarmee vergeleken is het aardse huwelijk een korte flirt. Een plekje in het Purgatorio zou ons vandaag de dag voor Francesca wat meer geëigend hebben geleken.

Francesca heeft vele componisten geïnspireerd tot het schrijven van een opera. Als ik goed heb geteld was die van Zandonai nummer 26. Zijn librettist Tito Ricordi baseerde zich op een toneelstuk van Gabriele d’Annunzio waarbij hij zich vooral concentreerde op de liefdesaffaire van de protagonisten. Bij Ricordi komt Paolo er een stuk slechter af dan Francesca. Eerst bedriegt hij haar om zijn oudere broer een dienst te bewijzen en vervolgens dringt hij zich zo aan haar op, zonder acht te slaan op smeekbeden haar met rust te laten, dat ze door de knieën gaat. Francesca valt weinig te verwijten, ze heeft zich tot het uiterste tegen zijn avances geweerd. Paolo verdient eerder een plek in de Achtste Kring, ergens in Canto 18 of 23, in elk geval de straf voor bedrog en verleiding.

Francesca da Rimini’s Act II battle between the Guelphs and the Ghibellines, with Paolo, Gianciotto and Malatestino on the ramparts and Francesca below (Plácido Domingo as Paolo, Cornell MacNeil as Gianciotto, William Lewis as Malatestino and Renata Scotto as Francesca

De productie van Pierro Fagioni is overdadig en verzuipt bijna in de naturalistische details. De kostumering is een parade van laat middeleeuwse clichés. In de tweede akte zien we een groot aantal figuranten die de belegering van het slot van de Malatesta’s aanschouwelijk moeten maken. Hier spreken van een librettogetrouw kostuumdrama is bijna een eufemisme.

De cast is goed verzorgd, over de volle breedte. Van de hofdames en de intriganten tot de drie broers Malatesta en hun gemeenschappelijk liefdesobject Francesca, immers Malatestino is ook verliefd op haar. Nicole Lorange heeft een aardig optreden in de eerste akte als het jongere zusje Samaritana die bij Francesca op de kamer slaapt, het zijn duidelijk nog tieners die twee.

Isola Jones is een prachtige Smaragdi, in beeld en geluid. Een echte eyecatcher die als Francesca’s huisslavin door haar relatief eenvoudige kledij veel overtuigender overkomt dan al die opgetutte vrouwen om haar heen.

Bariton Cornell Macneil als Giovanni is een griezelige potentaat, je begrijpt direct dat alleen bedrog een huwelijk met de jonge mooie Francesca mogelijk heeft kunnen maken. Iets waar overigens beide families volledig aan mee hebben gewerkt.  Zijn zang is dienovereenkomstig, overheersend en bedreigend. Hij doodt zijn broer Paolo en krijgt vermoedelijk van Dante een plaatsje in de Zevende Kring.

Het liefdespaar komt zoals gezegd voor rekening van Scotto en Domingo. Scotto gaat voluit in haar poging een geloofwaardige Francesca op het toneel te zetten maar ik kan er niet echt van onder de indruk raken. Domingo weet zich beter raad met de rol van de verliefde jongeman die net als Tristan het daglicht ziet als zijn vijand en het liefst alleen nog maar ’s nachts wil leven. Er zit zeker in de vierde akte erg veel Tristan in het libretto, het is bijna een commentaar op Wagners verhaal. Goed beschouwd is Domingo’s optreden de enige reden om deze opname nog eens te bekijken.

De muzikale leiding is zoals gebruikelijk in handen van James Levine.

Finale:

Voor wie dit op prijs stellen: 10 beste Francesca’s op een rijtje althans volgens Opera News

https://www.operanews.com/Opera_News_Magazine/2020/7/Department/10_Essential_Francesca_da_Rimini/Zandonai_Clips_to_Enjoy_%28At_Home%29.html

Francesca da Rimini van Zandonai in Parijs. Waarom nooit in Amsterdam?

TOP TIEN van Neil van der Linden

1 Moby Dick, or, The Whale Een draaikolk van totaaltheater, – muziek, -beeldende kunst, – film waarin alle thema’s in Herman Melvilles klassieker uit de opkomende industriële maatschappij van de negentiende eeuw die nog steeds een rol spelen, uitbuiting, verpaupering en racisme, maar ook obsessiviteit en queer-erotiek aan bod komen. Muziek Caroline Shaw, Andrew Yee, Asma Maroof, regie Wu Tsang, tekst Sophia Al-Maria, dirigent Kevin Griffiths.

EMA8WG Extreme Close-Up Eye Of Baby Sperm Whale (Physeter Macrocephalus) Captive D1940

2 Widmann eclectische en toch geheel eigen Arche NTR ZaterdagMatinee totaaltheater en toch concertante op het podium van het Concertgebouw.

3 And here I am/a Lonely Woman van Huba de Graaff. Het unieke werk en leven van de Iraanse dichteres Foroukh Foroukhzad verklankt in punk-rock band stijl, verweven met met beelden uit Foroukhzads indringende experimentele film The House is Black over een lepra-oord.

4 NOMAD Sidi Larbi Cherkaoui eigenlijk al een voorstelling van drie jaar ervoor, maar door corona opgehouden. Ik heb nooit mooiere woestijnen, donderwolken, stortbuien en vloedgolven gezien op het toneel, realistisch en toch theatraal, in een meeslepende voorstelling over mensen op drift

5 Le Vin Herbé Ulrike Quade Capella Amsterdam Emio Greco. Frank Martins indringende versie van Tristan und Isolde, op het toneel zo eenzaam gemaakt als ze in Frank Martins opera zijn, midden in Corona tijd in verplicht halflege zalen, verbeeld als tragikomische poppenopera. Wanneer komt Ulrike Quade iets uitvoeren bij De Nationale Opera?

6 Ex aequo twee nieuwe Amerikaanse opera’s bij DNO, waartussen ik niet kan kiezen; gelukkig maar. Blue met muziek van Jeanine Tesori, libretto Tazewell Thompson, dirigent Kwamé Ryan. Barber meets Ellington meets Puccini meets Grant Still in een overtuigend verklankt en verbeeld eigentijds drama over raciale thema’s die niet alleen in de VS actueel zijn. En Denis en Katya, muziek Philip Venables, libretto en regie Ted Huffmann, over twee jeugdige Russen die na dood en verderf te hebben gezaaid zelf de dood verkiezen. Kwam bij toeval uit kort na de Russische inval in Oekraïne, en de somberte van het werk kreeg daardoor een huiveringwekkend actualiteit. Michael Wilmering en Inna Demenkova vulden met hun tweeën het hele immense toneel van de Stopera.

7 Een nog kleinere productie van DNO, Boekman Michiel de Regt, Erik van der Horst DNO, over de vooroorlogse socialistische wethouder cultuur Emanuel Boekman, die, zelf geboren in arme Joodse familie in de Pijp, in zijn functie bij de gemeente dagelijks van zijn huis in Zuid door de Waterloopleinbuurt naar het toenmalige gemeentehuis aan de OZ Voorburgwal fietste, en toen al de wens had Amsterdam van een operagebouw te voorzien. Alleen niet op de plek waar het nu staat, op de plaats van de oude Joodse buurt. Ik zal nooit meer vergeten dat onder elke stap die je in en rond het Stadhuis en het Operagebouw zet de tragische geschiedenis van de Joodse gemeenschap in Amsterdam te vinden is.

Boekman, Nationale Opera, Spel en tekst: Harpert Michielsen, Muziek en Spel: Erik van der Horst, Regie: Michiel de Regt, Dramaturgie: Wout van Tongeren, Oorspronkelijke muziek (versie2021): Bart Sietsema

8 Der Ring Necati Öziri HF Een hilarische, maar tegelijkertijd oprecht betrokken kijk op Wagners Ring binnen de context van moderne sociale verhoudingen, man-vrouw, patriarchaat, matriarchaat en Wagners ideeën over een nationalistisch ‘wij’ en wie daar dan wel en niet bij mogen horen.

Ik had uit het Holland Festival ook Kein Licht op van teksten Elfriede Jelinek, muziek Philippe Manoury en regie Nicolas Stemann kunnen kiezen, voor mij het derde hoogtepunt van het afgelopen Holland festival.

9 Katia Kabanova Janacek NTR ZaterdagMatinee ook fraai semi-geënsceneerde uitvoering van het werk. Ik had ook L’Italiana in Algeri kunnen kiezen, idem uitgevoerd, maar Janacek is gewoon een stuk substantiëler. Of de Rheingold in authentieke bezetting. Ik vind een goede Wagner altijd geweldig, maar vond het concept voor een deel ook lood om oud ijzer; Boulez’ aanpak was verhelderender. Maar Die Walküre komt er ook aan en daar zal het idee zich echt kunnen bewijzen.

10 Königskinder Humperdinck DNO Half in de vergetelheid geraakt bijna-meesterwerk met een fascinerende ontstaansgeschiedenis en een fascinerend vervolg (Joods Duitsland ontmoet antisemitisch Duitsland), op een overtuigende manier afgestoft, in muzikale aanpak en enscenering.

Er was helaas geen plaats meer The Book of Water Michel van der Aa met Amsterdam Sinfonietta

en Het Barre Land van Sinfonietta/ISH, Layegh, Stravinsky, Berg, Džajkovski, Nyman, Dessner, Avison, Ronner, Karaindrou, Casals, Pärt, Say & Sylvestrov, allebei ook fraai.

Het kan zijn de ingrepen in of eigenlijk juist het weglaten uit Turandot in de productie van DNO de voorstelling in de herinnering zullen doen rijpen. In de nawerking overtuigt het idee dat de voorstelling moest stoppen waar Puccini moest stoppen meer en meer.

Ik heb CDs en concerten buiten beschouwing gelaten, anders had ik het zeker ook moeten hebben over de motetten van Vicente Lusitano op CD door het Marian Consort, kippenvel bij Graindelavoix en het Huelgas Ensemble in het Festival Oude Muziek, klankpracht en sensualiteit met Dallapicola, Respighi en Rick van Veldhuizen bij het KCO en het NedPho, en, een beetje in de lijn van het kerstverhaal zelf, is er ook geen plaats voor het verpletterende kerstconcert als drama met Vox Luminis in de Matinee.

Vroege Wagners: Rienzi

Tekst: Peter Franken

Wagners derde opera wordt gemakshalve tot het genre grand opéra gerekend.  Maar eigenlijk vind ik dat de componist in Rienzi voornamelijk preludeert op nog te schrijven werken. Je kunt er een vleugje Holländer in herkennen (logisch als je bedenkt dat hij daar al mee bezig was toen Rienzi nog voltooid moest worden), verder veel Lohengrin en een vermoeden van Tannhäuser.

Rienzi had première op 20 oktober 1842 in Dresden en zou gedurende Wagners leven zijn grootste publiekssucces blijven. De enige echte rol voor sopraan is die van Irene. Haar vinden we later terug als Senta en in mindere mate als Elsa. De partij van haar geliefde Adriano is geschreven voor een mezzosopraan hoewel daar niet altijd voor gekozen wordt. De live-opname onder Sawallisch, gemaakt tijdens de Wagner Festspiele in München in 1983 waarbij ter gelegenheid van Wagners 100e sterfjaar al zijn opera’s werden uitgevoerd, geeft aan dat men daar heeft geopteerd voor bezetting met een tenor. Een zeer slechte keuze! Een belangrijke rol is voorts weggelegd voor het koor; dat past in de traditie van de grand opéra. De ouverture tot Rienzi is een topstuk op zich, vergelijkbaar met wat Wagner later zou schrijven voor Lohengrin. Mits goed gespeeld kan dit de toeschouwer ontroeren vooraleer er een noot is gezongen.

Cola di Rienzo was een volkstribuun in een tijd dat dit al duizend jaar een anachronisme was. Deze historische figuur wordt beschreven in de roman Rienzi, the last of the tribunes van Edward Bulwer-Lytton. Dit boek werd in 1836 in een Duitse vertaling uitgegeven en kort daarop door Wagner gelezen.

De opera speelt zich af in de tijd dat de politieke situatie in Rome zo instabiel was dat de paus een veilig heenkomen zocht in Avignon. Goed beschouwd is Rienzi een charismatische volksmenner. Het volk maakt hem tot zijn leider en om gemakkelijker afstand te kunnen houden tot zijn adellijke vijanden opteert hij niet voor een titel als hertog of koning maar kiest voor tribuun. In deze opera laat Wagner zich duidelijk van zijn politieke kant zien. Hij verkeert nog in de revolutionaire fase van zijn leven. Dat heeft ongetwijfeld ook een belangrijke rol gespeeld bij de keuze voor deze historische figuur.

Van Rienzi wordt, zoals wel van meer van Wagners werken, gezegd dat het Hitlers lievelingsopera was. Een zekere August Kubizek verklaarde in 1953 dat hij samen met zijn vriend Adolf een voorstelling van Rienzi had bijgewoond. De toen vijftien jaar oude Hitler was er helemaal in opgegaan en het werk schijnt hem nooit meer losgelaten te hebben. Op zich is dit een merkwaardig verhaal, gelet op het feit dat Rienzi als grote leider uiteindelijk zo manifest mislukt en fysiek ten onder gaat.

De latere afwijzing door Wagner van dit vroege werk legt een zware druk op een ieder die het uit wil voeren. Het feit dat Rienzi tijdens zijn leven de meest succesvolle opera was en bleef, moet Wagner bepaald geen deugd hebben gedaan. Vandaar ongetwijfeld het verbod deze opera in het Festspielhaus te programmeren. En meer nog dan andere werken is Rienzi gestigmatiseerd door de specifieke belangstelling van Hitler die naar het schijnt zelfs het oorspronkelijke manuscript heeft verworven en meegenomen in zijn Untergang.

Wieland Wagner ensceneerde Rienzi in 1957 in Stuttgart, ook wel bekend als ‘Winter Bayreuth’. Van een van de voorstellingen is een opname uitgebracht met Wolfgang Windgassen in de titelrol en de tenor Josef Traxl in de rol van Adriano. Het was een ‘qualified success’. Des te opmerkelijker dat Sawallisch in 1983 dezelfde keuze maakte voor zijn Adriano.

In aanloop naar het jubileumjaar 2013 programmeerde het Théâtre du Capitole in Toulouse een nieuwe productie van Rienzi die bij Opus Arte op dvd is verschenen, een absolute aanwinst. De enscenering van Jorge Lavelli is uiterst sober, zonder waarneembaar decor en met slechts enkele attributen. Belichting en personenregie moeten het doen, en daarin is Lavelli uitstekend geslaagd. De gedachte bekroop mij dat dit een Rienzi was die Wieland Wagner had kunnen maken, als hij tijd van leven had gehad. In dit verband is dat een groot compliment.

Torsten Kerl excelleert als de gedoemde tribuun Rienzi. Zodra hij verschijnt, beheerst hij de scène, niet slechts vanwege zijn rol, maar vooral ook door eigen toedoen. Kerl was tijdens de opname uitstekend bij stem en eigent zich deze rol definitief toe, na een eerdere opname bij de Deutsche Oper Berlin. Heel mooi gezongen is zijn ‘Allmächt’ger Vater’, het gebed dat Wagner later lijkt te herhalen in Wolframs ‘O du, mein holder Abendstern’.

Adriano wordt zeer overtuigend vertolkt door Daniela Sindram. Haar grote klaagzang ‘Gerechter Gott’ in de derde akte is van zeer hoog niveau en moeiteloos trekt ze ook de rest van deze akte naar zich toe. Hoewel het een ‘Hosenrolle’ is, doet Adriano’s zang mij nog het meeste denken aan Elisabeth, in de derde akte van Tannhäuser. De personages verschillen natuurlijk hemelsbreed; niet eerder kwam Adriano op mij over als zo’n vervelend, onbetrouwbaar onderkruipertje. Marika Schönberg geeft een goede invulling aan de betrekkelijk kleine rol van Rienzi’s zuster Irene, de enige die hem trouw blijft tot in de dood. De overige rollen zijn redelijk goed bezet, maar verder onopvallend.

De kostumering is betrekkelijk ingetogen, met overheersende grijstinten, afgewisseld met zwart. Alle zangers (ook de koorleden) zijn wit geschminkt, wat een zekere eenvormigheid tot gevolg heeft, maar tegelijkertijd hun gelaatsuitdrukkingen sterk accentueert. Kleur komt van Irene, gekleed in een hagelwitte japon, en de pauselijke legaat, in het rood. Niettemin maken de kostuums in een oogopslag de standsverschillen tussen de personages duidelijk. Goed werk van kostuumontwerper Francesco Zito.

Kleine details zorgen voor een discontinuïteit in het toneelbeeld. Zo verschijnt Rienzi plotseling gezeten op een echt paard en worden de lijken van Colonna en Orsini in kruiwagens het toneel op gereden. Zeer indrukwekkend is de scène waarin Rienzi de toegang tot de kerk wordt ontzegd door de pauselijke legaat. Deze is op zijn schreden teruggekeerd na ontvangen instructies uit Avignon om Rienzi in de ban te doen. Zodoende kan de paus zijn goede verhouding met de Duitse keizer cementeren. Een fraai staaltje kerkelijke machtspolitiek. Hier geen kerkgevel, maar de suggestie ervan is indrukwekkend dankzij de ingenieuze belichting.

Het koor van het Théâtre du Capitole was voor de gelegenheid versterkt met dat van de Scala. Zoals in elke grand opéra speelt dat ook in Rienzi een grote rol. Ook hier grote waardering; koordirigent Alfonso Caiani kon tevreden zijn. Het Orchestre National du Capitole stond onder leiding van Pinchas Steinberg. Al tijdens de ouverture laat hij de luisteraar op het puntje van de stoel zitten. Zo hoort Rienzi te klinken.

Foto’s: Theâtre du Capitole, © Tommaso Le Pera