Raymond_Very

Mathis der Maler uit Wenen eindelijk op BluRay uitgebracht

Tekst: Peter Franken

Met een lange vertraging is er door Naxos in 2021 een opname van Mathis der Maler in Wenen op BluRay uitgebracht en de productie van Keith Warner uit 2012 is het wachten meer dan waard geweest. Warner omschrijft zichzelf als een ‘dyed in the wool’ atheist en beziet de religieuze component van de opera vooral door een antropologische bril. Als zaken zoals devotie rond de gekruisigde christus en heiligenverering voor zoveel mensen een belangrijke rol in hun leven spelen, dan is het zaak daar serieus naar te kijken. Ik kan het daar alleen maar van harte mee eens zijn, past volledig in mijn eigen beleving van dat merkwaardige verschijnsel religie.

Het personage Mathis uit de titel is losjes gebaseerd op de schilder Matthias Grünewald, die vooral bekend is geworden van zijn altaarstuk voor het klooster van Isenheim. Dit drieluik toont de ‘verzoeking van de heilige Antonius’. Vermoedelijk heeft Grünewald hieraan gewerkt in de ongeveer vijf jaar die direct aan het begin van de door Luther geïnitieerde Reformatie (1517) voorafgingen. Grünewald was in dienst van de aartsbisschop van Mainz en werd naar verluidt door hem ontslagen wegens reformatorische sympathieën.

Tegen de achtergrond van de worsteling van de lutheranen om hun nog wankele beweging te versterken ten koste van de Rooms-Katholieke Kerk en de boerenopstanden die zich als een olievlek over de Duitse vorstendommen verspreidden, speelt zich de artistieke crisis af waarmee de titelfiguur te kampen heeft. Kan Mathis als kunstenaar simpelweg volstaan met zijn roeping volgen, in zijn geval schilderen, of heeft hij hogere verplichtingen aan de maatschappij? Hierin spiegelt zich Hindemiths eigen dilemma: wat kan ik als componist anno 1938 doen in het aanschijn van een wereld vol geweld en onrecht?

Het Isenheim altaar is een fenomeen in de kerkelijke kunstgeschiedenis, thans te bewonderen in Colmar na net zo vaak van land te zijn gewisseld als de stad zelf. Wat permanent getoond wordt is het primaire beeld, een afbeelding van christus aan het kruis geflankeerd door de heiligen Sebastiaan en Antonius. Door achtereenvolgens tweemaal panelen open te klappen worden het secundaire en tertiaire beeld zichtbaar. Die christus aan het kruis is door Warner als het ware uit het tafereel gehaald en als pars pro toto in de vorm van een gigantisch beeld op het toneel geplaatst. Het doet denken aan die enorme reclining Buddha’s die je in Myanmar aantreft.

Het beeld beheerst het volledige toneel maar doordat dit kan draaien kijken we soms tegen de achterkant aan waardoor het gedeeltelijk uit het zicht verdwijnt. Ook selectieve belichting bewijst in dit opzicht goede diensten in sommige scènes.

Mathis’ atelier oogt als een puinhoop waarin zich in de schaduw van het grote beeld de eerste scène afspeelt: Mathis biedt de opstandelingenleider Schwalb hulp om te ontsnappen aan zijn achtervolgers. Het hof van kardinaal Albrecht zit aan de ander kant van het draaitoneel en oogt heel wat beter. Mooie scène tussen Roomsen en Lutheranen met als apotheose de boekverbranding waarvan de Lutheranen zeggen dat het slechts papier is dat wordt vernietigd, de ideeën leven voort.

Mathis sluit zich aan bij de opstandige boeren maar is daar zoals verwacht niet op zijn plaats. Het blinde geweld vervult hem met afschuw. In een andere verhaallijn proberen de Lutheranen Albrecht aan Ursula te koppelen, de dochter van de rijke Lutherse burger Riedinger. Dat lukt niet, hij blijft trouw aan ‘zijn’ kerk maar trekt zich terug in een leven als kluizenaar.

Mathis vraagt zich af wat er geworden is van de schilder die het altaarstuk van Isenheim heeft gemaakt. In een visioen ondergaat hij verschillende verzoekingen, alsof hij de plaats heeft ingenomen van de heilige Antonius uit zijn eigen altaarstuk. Nadat hij op die wijze is geconfronteerd met weelde, roem, kennis en sensuele genoegens, verschijnt Albrecht, die hem zegt: ‘Ga heen en schilder.’ Eenmaal ontwaakt staat Albrecht in werkelijkheid bij hem en biedt Mathis verblijf in zijn woning aan. Deze weigert dit. Hij voorvoelt zijn naderende einde, neemt symbolisch afscheid van alle wereldlijke geneugten en vertrekt om zijn laatste dagen in eenzaamheid door te kunnen brengen.

Ursula gaat na de afwijzing door Albrecht op zoek naar haar oude liefde Mathis en komt in zijn visioen terug als bedelaar, hoer en martelaar. Dat maakt Ursula tot een belangrijke rol en de door mij zeer bewonderde Manuela Uhl stelt niet teleur met een ronduit schitterende vertolking van dit beproefde personage. Uhl heeft een prachtige heldere stem met een mooi herkenbaar timbre, zoiets als Cheryl Studer vroeger. Alleen al haar aanwezigheid is voldoende reden deze opname te bekijken.

Wolfgang Koch is een uitstekende Mathis maar ik vind zijn voorkomen te weinig artistiek, nauwelijks te onderscheiden van de leider van de opstandige boeren Schwalb, gezongen door de tenor Raymond Very.

Tenor Kurt Streit neemt kardinaal Albrecht voor zijn rekening. Hij heeft niet echt de uitstraling van een kerkvorst en het lamenteren over geldgebrek, vooral nu die lastige Luther het verkopen van aflaten aan de kaak heeft gesteld, bevestigt dit beeld. Streit zingt op zich goed maar mist allure, klinkt teveel als een straatvechter.

In historisch opzicht is kardinaal Albrecht von Brandenburg het meest interessante personage. Op jeugdige leeftijd wist hij voor veel geld en dankzij enorme politiek patronage het ambt van aartsbisschop van Mainz te verwerven. Om hem tegemoet te komen kreeg hij van de paus wel ruime rechten tot het verkopen van aflaten maar niettemin zat hij van meet af aan diep in de schulden. De gedachte hem voor het Lutheranisme te strikken, een geloofsrichting waar hij zeker niet afwijzend tegenover stond, door hem te laten trouwen met een rijke burger komt dus niet uit de lucht vallen. Het zou maar zo kunnen dat men dit inderdaad heeft geprobeerd.

Het is een prachtige voorstelling, deze Mathis uit Wenen, echt een aanwinst. Over de gehele linie vocaal van hoog niveau, solisten, het Slovaaks Philharmonisch koor en de Wiener Symphoniker. En prachtig om te zien.

De muzikale leiding is in handen van Bertrand de Billy. 

Foto’s: © Werner Kmetitsch

Het eeuwige leven oftewel Věc Makropulos van Janáček

makropo

Het eeuwige leven, willen we het stiekem niet allemaal? Zeker als je daarbij jong, mooi en gezond blijft? En al helemaal als je een operazangeres bent en al die honderden jaren van je leven je stem kan vervolmaken. Helaas is er ook een keerzijde: je wordt cynisch en niets boeit je meer, ook de seks niet. Immers: je hebt het allemaal al gezien?

Emilia Marty (of Elina Makropoulos, of Eugenia Montez, of één van de andere van haar vroegere alter egos) brengt opschudding in het leven van iedereen, maar zelf blijft ze er kalm onder. Ooit heeft ze liefgehad, maar ook dat is al meer dan honderd jaar geleden. Nu lijkt haar einde toch dichterbij te komen, dus moet ze het ooit door haar vader uitgevonden elixer terug zien te vinden. Maar misschien is de dood toch de oplossing?

Věc Makropulos (De zaak Makropulos) van Janáček is een bijzondere opera, die veel stof levert om over na te denken. Een ‘gefundes fressen’ voor een regisseur, zou je zeggen, zeker ook omdat het libretto (Janáček zelf, naar het verhaal van Karel Čapek) werkelijk geniaal is en door de componist voorzien is van even geniale muziek.

makropulos-blu

Maar als je Christoph Marthaler heet, wil je het liefst een eigen stempel op de productie zetten en dat doet hij ook. De opera begint met een ‘stomme’ dialoog, die je middels ondertitels kan volgen. Nee, het staat niet in het libretto, maar de regisseur vond het blijkbaar spannend. Het heeft mij ook een paar uur gekost om erachter te komen dat het niet aan de dvd lag.

Of het een toegevoegde waarde heeft? Daar moet u zelf over oordelen. Voor mij hoeft het niet, de boodschap van de opera was zonder ook meer dan helder. Maar als je het eenmaal door hebt, is het ontegenzeggelijk spannend, al vraag ik mij af of het publiek links in de zaal iets kon zien, op de boventitels na.

Ik heb absoluut niets tegen modern theater, zeker niet als het goed en intelligent gedaan is. Als theater is de productie dan ook zeker boeiend. Maar Janáček is ver te zoeken, ook omdat het orkest weinig affiniteit met zijn merite heeft. Janáček is niet modern, meneer Salonen! Zelfs (of misschien juist?) in zijn gruwelijk omgekeerde sprookje ontbreekt het hem niet aan lyriek. En de accenten, de typische ‘Janáček-accenten’, die hoor ik ook nergens. Wat een misverstand!

makropolus-n

Er wordt ontegenzeggelijk goed tot zeer goed gezongen. Johan Reuter is een fantastische Prus en Raymond Very een zeer aandoenlijke Gregor. Angela Denoke is een rasartieste en al vind ik haar stem niet echt mooi, in haar rol is ze meer dan overtuigend.

De recensies waren bijna allemaal zeer lovend. Men prees het drama en de zangers. Zelfs Salonen werd bejubeld, dus het laatste oordeel is aan u. (Cmajor 709508)

Behind the scenes:

CD’S

makropolus

De 30 jaar oude klassieker onder leiding van Charles Mackerras klinkt nog steeds als een klok en is weinig voor verbetering vatbaar, helaas is hij niet (meer?) los verkrijgbaar. Decca heeft alle door Mackerras opgenomen opera’s van Janáček samengebundeld en in een 9 cd tellende box gestopt (4756872).  Op zich prima, zeker gezien de prijs, helaas krijgt u het libretto er niet bij. Maar de uitvoering is om te likkebaarden. Elisabeth Söderström is een voortreffelijke Emilia, Peter Dvorský een mooie Albert en Václáv Zítek een imponerende baron Prus.


makrol

In 2006 dirigeerde Mackerras de opera bij het English National Opera, in het Engels. De (live) opname verscheen op Chandos (CHAN 3138), en het is goed om het erbij te hebben. Cheryl Barker zingt een mooie, koele Emilia, misschien minder doorleefd dan Söderström, maar zeker niet minder sophisticated. En het Engels is een kwestie van wennen.

Schrekers Der Schatzgräber in de regie van Ivo van Hove

schatsgraber-o1

© Nederlands Philharmonisch Orkest

Dé klank. Daar was Schreker door geobsedeerd en gefascineerd. Een klank die vanzelf afstierf, maar dan niet heus, want die moest nog na blijven klinken – al was het alleen maar in je gedachten. Het moest een pure klank zijn, maar dan één met orgastisch verlangen en vervlochten met visioenen.

Natuurlijk had het ook met de tijdgeest te maken, ook andere kunstenaars waren er mee bezig, misschien niet zo fanatiek.
Dé klank, die heeft Schreker nooit losgelaten, zelfs toen hij, aan het einde van zijn korte leven een andere kant op leek te gaan

Deze klank, die volgens onze chef-dirigent Marc Albrecht ‘narcotiserend werkt’, is in Der Schatzgräber volop aanwezig. Het was Albrechts diepste wens om de opera ooit te dirigeren, een droom die in september 2012 is uitgekomen.

En daar is hij goed in, in het maken van de volmaakte klanken. Ze moeten nog wel geperfectioneerd worden, want het geluid bij de première was, zeker in het begin, veel te hard. Gelukkig werd het na pauze lyrischer en zachter, waardoor je door de muziek gewiegd werd, net als in het bloedmooie slaapliedje van Els, aan het begin van de derde akte.

The making of:

Over de aankleding kan ik kort zijn: knudde. In de eerste twee akte kon ik mij nog iets bij de verwaarloosde, agressieve sekteleden (?) voorstellen. De mooie Els had iets weg van Catherine Deneuve in Belle de Jour, met haar blonde pruik en de zeer hoge hakken onder haar korte, sexy jurkjes. Iets wat ook een beetje doorgetrokken werd naar de Koningin (goede stomme rol van Basja Chanowski).

Marc Albrecht (conductor), Ivo van Hove (director), Jan Versweyveld (sets/lighting design), An D'Huys (costumes), Tal Yarden (video), Janine Brogt&Klaus Bertisch (dramaturge)

Manuela Uhl (Els) © Monika Rittershaus

Maar het geriatrische ziekenhuis/verpleeghuis, met de strompelende oudjes met rollators? Sorry, dat heeft mij niet eens tot nadenken gezet; ik vond het lelijk en overbodig. En als we het dan toch over films hebben: ik moest een beetje aan Breaking the Waves van Lars von Trier denken. Het ultieme offer

Marc Albrecht (conductor), Ivo van Hove (director), Jan Versweyveld (sets/lighting design), An D'Huys (costumes), Tal Yarden (video), Janine Brogt&Klaus Bertisch (dramaturge)

©Monika Rittershaus

De videoprojecties waren voor mij te veel van het goede. Veel voegde het ook helemaal niet toe of lag juist te voor de hand (witte paard, kinderen die geboren worden of een flonkerende sterrenhemel tijdens de liefdesnacht – ‘2001 Odyssee’ van Kubrick?). Ik werd er onrustig van. Schreker’s muziek moet je ondergaan, dan komen er vanzelf genoeg beelden.

Marc Albrecht (conductor), Ivo van Hove (director), Jan Versweyveld (sets/lighting design), An D'Huys (costumes), Tal Yarden (video), Janine Brogt&Klaus Bertisch (dramaturge)

Manuela Uhl (Els) en Raymond Very (Elis) ©Monika Rittershaus

Ik moet wel toegeven dat van Hove zich redelijk aan het libretto heeft gehouden, er waren zeer weinig discrepanties tussen wat je zag en wat je las. Wat hij wel heeft gedaan is het Middeleeuws sprookje naar ons hedendaags (hyper)realisme vertalen en dat mag. In zijn inleiding zei hij niet van een concept uit te willen gaan, wat hij wilde was het creëren van een universeel drama.

Het was een première voor iedereen. Voor de regisseur, voor de dirigent en voor het orkest. En voor alle, meer dan voortreffelijke zangers. Daar neem ik mijn petje voor af.

Marc Albrecht (conductor), Ivo van Hove (director), Jan Versweyveld (sets/lighting design), An D'Huys (costumes), Tal Yarden (video), Janine Brogt&Klaus Bertisch (dramaturge)

Manuela Uhl (Els), Raymond Very (Elis) ©Monika Rittershaus

Allereerst de vertolker van de titelrol, Raymond Very. Zijn tenor is lyrisch en wendbaar, zijn hoge noten gooit hij de lucht in alsof het niets kost en hij wist zich met de bij vlagen zeer heftige muziek niet te overschreeuwen. Wat een verademing om van de lange Schrekeriaanse bogen zo volkomen in stijl te kunnen genieten. Je merkte wel dat hij het tegen het eind moeilijker kreeg, maar sta daar eens in zijn schoenen! Drieverf BRAVO!

Marc Albrecht (conductor), Ivo van Hove (director), Jan Versweyveld (sets/lighting design), An D'Huys (costumes), Tal Yarden (video), Janine Brogt&Klaus Bertisch (dramaturge)

Raymond Very (Elis), Manuela Uhl (Els) ©Monika Rittershaus

Ook Manuela Uhl (Els) was tegen het einde een beetje op. Maar wat ze daarvoor heeft gepresteerd grenst aan het onmogelijke. Mooie vrouw met meer dan gemiddelde acteerkwaliteiten en met een stem die van fluisterzacht tot loeihard en van zeer laag tot zeer hoog ging, chapeau.

Een bijzonder sterke indruk maakte op mij Kay Stieferman. Zijn bariton is van een immense omvang en gezegend met duizenden kleurnuances. Dat had hij als Der Vogt ook zeker nodig, want er gingen mij toch emoties schuil achter zijn personage. Hij wist ze allemaal duidelijk te overbrengen, waardoor je zelfs enigszins sympathie voor zijn handelen kon opbrengen. Zeer indrukwekkend.

Marc Albrecht (conductor), Ivo van Hove (director), Jan Versweyveld (sets/lighting design), An D'Huys (costumes), Tal Yarden (video), Janine Brogt&Klaus Bertisch (dramaturge)

Raymond Very (Elis), Manuela Uhl (Els), Graham Clark (Der Narr) ©Monika Rittershaus

Over Graham Clark (Der Narr) hoef ik u niets te vertellen. Hij was precies wat van hem verwacht werd – niet minder dan geweldig!

Trailer van de productie:

De voorstelling is live opgenomen en op cd’s uitgebracht op Challenge Records:


Franz Schreker
Der Schatzgräber
Raymond Very, Manuela Uhl, Graham Clark, Kay Stiefermann, Tijl Faveyts, André Morsch, Andrew Greenan e.a.
Nederlands Philharmonisch Orkest en het Koor van de Nederlandse Opera olv Marc Albrecht
Regie: Ivo van Hove

Bezocht op 1 september 2012 in het Muziektheater Amsterdam

SCHREKER: Irrelohe, Der Schmied von Gent en nog meer…

DIE GEZEICHNETEN. Discografie

DER FERNE KLANG

FRANZ SCHREKER door Lawrence Renes

SCHÖNE WELT. Anne Schwanewilms

Franz Schreker: Vom Ewigen Leben

TUSSEN TWEE WERELDEN

 

Immo Karaman regisseert Britten in Düsseldorf. Deel 3: Death in Venice

death-in-venice-poster

De Deutsche Oper am Rhein sloot het Britten-jaar, hoewel met zes maanden vertraging, zeer toepasselijk af met Brittens laatste opera, Death in Venice.

Het was de eerste keer dat Death in Venice in Düsseldorf werd gepresenteerd. De productie was tevens het vierde en laatste deel van de Britten-cyclus van de Duits-Turkse regisseur Immo Karaman en zijn vaste partner, choreograaf Fabian Posca.

Helaas heb ik Turn of the screw moeten missen, maar Karamans en Posca’s Peter Grimes en Billy Budd reken ik tot de beste producties die ik van die opera’s heb gezien. Mijn verwachtingen voor Death in Venice waren dan ook hooggespannen.

Dat het uiteindelijke resultaat een beetje tegenviel, lag voornamelijk aan Posca’s choreografie. In de hem zeer typerende stijl voerde hij personages op die in hun bewegingen een beetje spastisch overkwamen. In Peter Grimes werkte het wonderwel en het had, mits spaarzamer gebruikt, ook in Death in Venice kunnen werken, maar overdaad schaadt en ik betrapte mij erop dat mijn aandacht bij vlagen verslapte.

death_in_venice1_c_hans_jeorg_michel_620x310

Foto: Hans Jörg Michel

 

Maar het idee snapte ik wel, of althans dacht te begrijpen. Doordat alle personages – op Aschenbach na – zich met hallucinerende bewegingen door de bühne bewogen werd het gevoel van totale vervreemding versterkt. Het was alsof Aschenbach gevangen werd in zijn eigen droom waaruit geen ontsnappen mogelijk was. Tegen zijn eigen wil in, of nog beter: willoos belandde hij in een boze droom die hij met de intensiteit van de realiteit beleefde. Het was net een film die in zijn hoofd voorbijraasde, hem totaal radeloos maakte en dood achterliet.

In zijn hoofd waren er geen stranden, geen lagunes en geen zee. Aschenbach’s Venetië werd gereduceerd tot een hotellobby en zijn eigen werkkamer met zijn eigen fauteuil waar hij bescherming zocht als het allemaal hem te veel werd. En het werd gauw te veel, want wat als een verwarrende en onrustwekkende reis naar het onbekende begon eindigde in een regelrechte nachtmerrie, waarin alles en iedereen aan een verval leek te bezwijken en alle mensen in duivels en monsters veranderden.

death-in-venice-dusseldorf-hans-jorg-michel-1

Raymond Very als Aschenbach. Foto: Hans Jörg Michel

De voorstelling werd gedragen door de Amerikaanse tenor Raymond Very. De rol van Aschenbach is een echte ‘tour de force’, maar Very had er totaal geen moeite mee. Ogenschijnlijk onvermoeibaar domineerde hij de bühne van begin tot eind en zijn stem klonk puur en nergens geforceerd. Dat hij affiniteit heeft met de muziek van Britten is evident. Zo schitterde hij al eerder in Düsseldorf als Captain Vere in Billy Budd.

death_in_venice4_c_hans_jeorg_michel_620x310

Peter Savidge en Raymond Very. Foto: Hans Jörg Michel

Peter Savidge, die de zeven baritonrollen op zijn rekening nam, imponeerde voornamelijk als acteur. Op zijn stem viel absoluut niets aan te merken, zeer soepel wisselde hij van register en dapper worstelde hij zich door zijn ettelijke “falsetto’s”, maar voor mij ontbrak er iets, voor mij klonk hij niet gevaarlijk genoeg.

De countertenor Yosemeh Adjei zette een bewonderenswaardige Apollo neer en Torben Jürgens imponeerde in zijn kleine rol van de Engelse klerk. Alma Sadé was een heerlijke aardbeienverkoopster en een speelse straatzangeres.

Persoonlijk vond ik de twee jongens, Denys Popovich (Tadzio) en Talib Jordan (Jaschiu), niet echt bij elkaar passen. Met zijn lange lichaam leek Tadzio veel ouder dan zijn vriend, wat de verhoudingen, zeker in de ‘vechtscène’, wat scheef zette. Beiden dansten wel fantastisch.

Lukas Beikircher, in Nederland bekend van de Stichting Internationale Opera Producties, had het voortreffelijk spelende orkest aanvankelijk niet goed in de hand. Het klonk een beetje afgemat en weinig genuanceerd. Na de pauze werd het echter echt spannend in de orkestbak en werden zelfs de hitte en de klamheid voelbaar.

Hieronder de trailer van de productie:

Benjamin Britten
Death in Venice
Raymond Very, Peter Savidge, Yosemeh Adjei, Torben Jürgens, Florian Simson, Attila Fodre, Alma Sadè e.a.
Chor der Deutschen Oper am Rhein (instudering Christoph Kurig) en Düsseldorfer Symphoniker onder leiding van Lukas Beikircher, piano solo: Mary Satterthwaite

Bezocht op 14 juni 2014

Zie ook:

IMMO KARAMAN regisseert BRITTEN in Düsseldorf. Deel 1: PETER GRIMES

en
IMMO KARAMAN regisseert BRITTEN in Düsseldorf. Deel 2: BILLY BUDD

Immo Karaman regisseert Britten in Düsseldorf. Deel 2: Billy Budd

billy-budd-hans-jorg-michel-1

Scène uit Billy Budd. Foto: Hans Jörg Michel

Soms hangt er iets in de lucht. Het kan een door de wind verspreide bloemenzaad zijn, maar net zo goed is het een opera. Billy Budd, voor mij één van de grootste opera’s van de twintigste eeuw, werd jarenlang onterecht veronachtzaamd, zeker buiten het Verenigd Koninkrijk. En zie nu het wonder: na de allereerste opvoering in Amsterdam volgde een paar dagen later de allereerste uitvoering in Düsseldorf, bij de Deutsche Oper am Rhein.

De toch niet al te goed gevulde zaal liep na de pauze half leeg. Onbarmhartig en triest. Het lag niet aan de uitstekende productie, noch aan de uitvoering – het publiek in Düsseldorf was er blijkbaar nog niet klaar voor.

Immo Karaman, de Duits-Turkse regisseur die vorig jaar nog voor een sensationele Peter Grimes zorgde, heeft een niet minder sensationele Billy op de planken gebracht. Geheel naar de geest van Britten liet hij een besloten milieu zien. Een militaristisch milieu waar eigen normen en waarden heersen. Men wordt opgeleid om te doden en te verwonden of anders om gedood of verwond te worden.

De actie werd verplaatst naar de jaren veertig van de vorige eeuw, maar de enscenering is eigenlijk tijdloos. Naar de foto’s in het programmaboekje te oordelen, bevinden we ons op een Amerikaanse krijgsmarine op weg naar Normandië, maar het kan net zo goed anders zijn.

billy_budd2

Foto: Hans Jörg Michel

In ieder geval was er nauwelijks discrepantie met het libretto. Er was een schip, er was geen land in zicht en alles en iedereen was opgesloten tussen de stalen muren die (en dat is één van de minpunten van de enscenering) een beetje te veel schoven.

Ik snapte het idee wel: het geschuif moet je tussen het voordek, de kajuit, het washok en de kapiteins kamer manoeuvreren. En het moet je natuurlijk een claustrofobisch gevoel geven, je in een soort labyrint laten verdwalen. Zelf vind ik het echter te onrustig. Maar misschien is dat ook de bedoeling?

(meer…)