
Scène uit Billy Budd. Foto: Hans Jörg Michel
Soms hangt er iets in de lucht. Het kan een door de wind verspreide bloemenzaad zijn, maar net zo goed is het een opera. Billy Budd, voor mij één van de grootste opera’s van de twintigste eeuw, werd jarenlang onterecht veronachtzaamd, zeker buiten het Verenigd Koninkrijk. En zie nu het wonder: na de allereerste opvoering in Amsterdam volgde een paar dagen later de allereerste uitvoering in Düsseldorf, bij de Deutsche Oper am Rhein.
De toch niet al te goed gevulde zaal liep na de pauze half leeg. Onbarmhartig en triest. Het lag niet aan de uitstekende productie, noch aan de uitvoering – het publiek in Düsseldorf was er blijkbaar nog niet klaar voor.
Immo Karaman, de Duits-Turkse regisseur die vorig jaar nog voor een sensationele Peter Grimes zorgde, heeft een niet minder sensationele Billy op de planken gebracht. Geheel naar de geest van Britten liet hij een besloten milieu zien. Een militaristisch milieu waar eigen normen en waarden heersen. Men wordt opgeleid om te doden en te verwonden of anders om gedood of verwond te worden.
De actie werd verplaatst naar de jaren veertig van de vorige eeuw, maar de enscenering is eigenlijk tijdloos. Naar de foto’s in het programmaboekje te oordelen, bevinden we ons op een Amerikaanse krijgsmarine op weg naar Normandië, maar het kan net zo goed anders zijn.

Foto: Hans Jörg Michel
In ieder geval was er nauwelijks discrepantie met het libretto. Er was een schip, er was geen land in zicht en alles en iedereen was opgesloten tussen de stalen muren die (en dat is één van de minpunten van de enscenering) een beetje te veel schoven.
Ik snapte het idee wel: het geschuif moet je tussen het voordek, de kajuit, het washok en de kapiteins kamer manoeuvreren. En het moet je natuurlijk een claustrofobisch gevoel geven, je in een soort labyrint laten verdwalen. Zelf vind ik het echter te onrustig. Maar misschien is dat ook de bedoeling?
Karaman permitteerde zich echter een ‘ongeoorloofde’ vrijheid: hij voerde een vrouw ten tonele. Ze is een verpleegster en staat Vere bij in zijn proloog en epiloog. Tot zover oké: Vere mag van mij in een gesticht of in een bejaardenhuis zitten, niets mis mee. Al vind ik zelf dat een vrouw bij deze opera niet past.
Maar de verpleegster spookte ook op het schip. Zou het op het ijlen van Vere duiden? Speelt alles zich maar in zijn hoofd terug? Daar was ik niet zo kapot van.
Waar ik wel kapot van ben, is de choreografie en de belichting. Fabian Posca, zowel op de bühne als in het echt al jaren partner van Karaman, zorgde voor bijna balletachtige bewegingen, die een extra dimensie aan de opera gaven. En Volker Weinhart heeft er werkelijk een schitterend schaduw/licht-schouwspel bij gemaakt. Daar kon je alle gevoelens in vinden. Wat een vakmanschap!
Billy werd gezongen door een jonge Estse bariton, Lauri Vasar. Een zeer aantrekkelijke (maar het kan ook niet anders) zanger, die door zijn spel meer overtuigde dan door zijn zang. Maar hij is nog heel erg jong, het was een première en hij moet nog in de rol groeien, dus ik geef hem alle credits.

Lauri Vasar als Billy. Foto: Hans Jörg Michel
In het concept van Karaman was Vere de hoofdpersoon. Daar zit wat in ja. Zeker ook omdat de rol zo ontzettend voortreffelijk gezongen werd door de Amerikaanse tenor Raymond Very. Daar werd ik stil van. Sterker nog: hij heeft mij tot tranen toe geroerd.

in het midden: Raymond Very (Captain Vere). Foto: Hans Jörg Michel