Antony_Hermus

Dirigent valt met groot succes in bij eigen orkest

Tekst: Neil van der Linden

Antony Hermus viel in Nederland al jaren op door de resultaten die hij behaalde met het Noord-Nederlands orkest, inclusief het grootschalige repertoire. Maar in de Randstad viel hij een beetje uit de boot. Vanaf het aankomende seizoen is hij chef bij het Brusselse Belgisch Nationaal Orkest.

Hopelijk blijft hij in Brussel ook minder gangbaar repertoire dirigeren, zoals voor het label CPO opnamen met Duitse (!) orkesten van muziek van Diepenbrock en Wagenaar en met Duitse en Zweedse orkesten van de ook in Duitsland gemarginaliseerde componist Hausegger. Maar bij het Noord-Nederlands Orkest was hij ook uitstekend in het grootschalige bekendere repertoire, tot en met Mahler.

Doordat Hermus’ voorganger in Brussel plotseling afzegde kon/moest Hermus vervroegd aantreden, sterker nog, hij had twee dagen om voor een concert in Brussel in te vallen en vier om voor dit concert in Amsterdam, met telkens verschillend repertoire, waaronder in Brussel een nieuw geschreven werk. In Amsterdam bracht hij het er in elk geval uitstekend van af. En ik kan mij voorstellen dat dat ook in Brussel het geval was, ondanks het nieuwe werk. 

Eerst over het orkest maar. Alles klinkt mooier in het Concertgebouw, is de leuze. Het Brussels hout, dat beide eerste twee werken van de avond opende, klinkt in elk geval mooi. Het hele orkest blijkt zich er akoestisch prima thuis te voelen. België was een tijd lang een land met één, twee fantastisch operahuizen, maar orkestraal timmerde het niet erg aan de weg. Daar is de afgelopen jaren verandering in gekomen. En ze vergeten ook niet het rijke eigen repertoire, uit de Romantiek (waaronder Franck – die eigenlijk geboren werd toen België nog onder Nederland viel – tot en met Lekeu) en nieuw werk.

Vanavond staat wat solider repertoire op de lessenaar, dat overigens niet door Hermus gekozen zou zijn als hij niet had moeten invallen. Ik zou wel ook heel benieuwd zijn geweest naar de uitvoering twee dagen eerder van Korngolds vioolconcert in het Brusselse concert.

De uitvoeringen waren er hoe dan ook niet minder om. Het waren allemaal relatieve jeugdwerken. Van Tsjaikovski’s symfonische gedicht Romeo en Julia, verscheen in 1870, toen de componist nog geen dertig was. Maar hij sleutelde er nog tien jaar aan. Het werd hier gespeeld in de derde versie uit 1880. Het werk kreeg de juiste luciditeit mee, die de Tsjaikovski’s ontroerende weergave van Shakespeares liefdesdrama verhelderde, maar ook iets van de worsteling met de muzikale materie liet horen, en van de twijfels die de componist moet hebben gehad over zijn seksuele identiteit.

Het stuk stamt uit de periode  waarin zijn eigen huwelijk met Antonia Millikova en het mislukken daarvan plaats vonden. Het orkest verklankte dit alles prachtig coherent en Hermus leidde het met vurige energie door de verschillende lagen van de partituur heen. De intensiteit deed een toehoorder in de stoel vóór mij tegen de persoon naast hem devoot op het juiste moment in de partituur fluisteren ‘En nu zijn ze dood!’.

Liszt voltooide de eerste versie van zijn Tweede Pianoconcert toen hij 28 was, maar bracht nog twaalf jaar wijzigingen aan, en ook toen nog liet hij het bijvoorbeeld niet graag door leerlingen spelen. Ik vind Liszts beide pianoconcerten wat lomp, en misschien vindt Hermus dat ook, althans tijdens een praatje tijdens het installeren van het klavier wees hij op de eigenlijk enigszins banale mars die in de laatste kwart van het Tweede Pianoconcert opduikt.

Het is eigenlijk meer een symfonisch gedicht (Liszt zelf had het over een concerto symphonique), met een virtuoze pianopartij. En dat laatste was natuurlijk in vertrouwde handen bij de solist Alexandre Kantorow. Dit is nu al de tweede keer in korte tijd dat het Concertgebouw me een plaats gaf vanwaar ik goed van schuin-achter onder de handen van de pianist kon kijken, en bijvoorbeeld Kantorow in de soms bijkans laag grommende pianopartij in de weer kon zien. Je zou je kunnen indenken wat het resultaat zou zijn geweest al Liszt zich bij zijn leest had gehouden en dit werk als een stuk voor piano solo had geconcipieerd, met alle op zichzelf uitermate fraaie passage in de lagere registers van het instrument (‘concert voor twee linkerhanden’).

De kwalificatie van Kantorow als ‘reincarnatie van Liszt’ schijnt verzonnen te zijn door Fanfare Magazine (nomen est omen) en ik kan mij voorstellen dat Kantorow die benaming onderhand alleen maar als last ervaart. Misschien is het ook daarom dat hij nu een on-Lisztiaanse drie-dagen-niet-geschoren baard laat staan.

Na afloop in een gesprek met publiek vertelden de twee over hun in anderhalve dag gegroeide samenwerking. Het is een concert waarin de pianist ook vaak de leiding moet nemen, en het orkest er razendsnel aan moet lopen. Ook in moeilijke passages leidde Hermus het orkest schijnbaar moeiteloos door de gevarenzones heen.

Zoals ik tijdens dit Tweede Pianoconcert moet denken hoe het zou zijn geworden als Liszt er een solo pianostuk van had gemaakt, vroeg ik me onwillekeurig ook af wat er zou zijn gebeurd als hij het materiaal als in zijn het Tweede Boek van zijn Années de Pèlerinage, met name het Tweede Boek, dat ik veel hoger acht, zou hebben gebruikt voor een pianoconcert. En zie daar, als toegift speelde Kantorow, wonderschoon, een deel uit het Tweede Boek van Années de Pèlerinage. Alsof hij ook vond dat er nog iets had ontbroken.

Het concert sloot af met Mendelssohns  Italiaanse symfonie, voltooid toen de componist vierentwintig jaar oud was.  En hoewel Tsjaikofski en Liszt de eerste versies van hun Romeo en Julia resp. Tweede Pianoconcert ook hadden geschreven toen ze nog onder de dertig waren, maar er daarna lang aan bleven sleutelen, en hoewel Mendelssohn dat ook bleef doen, is de wereld in Mendelssohns geval de eerste versie blijven spelen. De muziekcriticus Edward Greenfield schreef: “A fascinating comment on the danger of second thoughts after white-hot inspiration”, ofwel zo zie je dat moet oppassen om in tweede instantie gaan twijfelen wat eerst meteen raak was.

En het is deze white-hot inspiratie waarmee Hermus en het orkest elkaar leken aan te vuren. Na het eerste deel was zelfs een Bravo-roepster, en ik denk niet dat dit een persoon was die het gebruik om niet tussen de delen te klappen niet kende. Het Bravo ontlokte desalniettemin een applaus aan een (misschien inderdaad niet geïnitieerd) deel van het publiek. Waarop Hermus enthousiast lachend de zaal toeknikte, misschien ook om de applaudiserenden niet het gevoel te geven dat ze een faux-pas begingen, maar ook als oprechte dank voor de begeestering in de zaal. Kijk, dat is nou professioneel, en aardig tegenover het publiek, en zijn gebaar werd door de zaal beloond met nog een applaus.

Het concert was uitverkocht, tot aan de achterste rijen op het balkon. Het was overigens ook buiten op het Museumplein op videoscherm te zien. De beelden daarvan zullen wel op Youtube terecht komen. Enthousiast aanbevolen.

Liszt pianoconcerten door Alexandre Kantorow met vader Jean-Jacques als dirigent en de Tapiolo Sinfonietta:

Recital met Brahms, Bartok, Liszt:

Hermus dirigeert Hausegger:

Diepenbrock:

Wagenaar:

Wagner, instrumentele delen in de bewerking van De Vlieger:

En Auber, La Muette de Portici, een werk dat hij nu als Nederlander in Brussel zeker nog eens moet proberen:

https://open.spotify.com/album/2NItVRl5ScpiP88dGzFYtB?si=HOnBWJRZQVCTKwHtp5E4Wg

Foto’s: © Neil van der Linden

Meer sprookjes van Rimsky-Korsakov

TSAAR SALTAN van Opera Zuid

tsaarsaltan01

De door mij op 26 maart 2009 in den Bosch bezochte voorstelling van Rimski-Korsakovs Tsaar Saltan (de opera werd in het Nederlands gezongen) was bijna niet doorgegaan. De tenor Harrie van der Plaas was zwaar verkouden.

Dapper worstelde hij zich door de eerste helft, maar toen moest hij het opgeven. Na de pauze mimede hij de rol verder, maar het zingen werd overgenomen door de vertolker van de een van de kleinere rollen, Mark Omvlee. Daar was ik zeer blij om want de productie (regie: Sybrand van der Werf, decor: Douwe Hibma, costumes: Marrit van der Burgt) was prachtig om te zien en ademde een echte sprookjessfeer.

tsaarsaltan16

De jonge, voornamelijk Nederlandse cast was voortreffelijk, met als uitschieters Marcel van Dieren (Saltan) en Wiard Witholt (Zeeman).

Het Limburgs Symfonie, met verve en schwung gedirigeerd door de jonge, energieke Nederlandse dirigent Antony Hermus speelde zeer geïnspireerd.

SADKO

rimsky-korsakov-sadko-dvd-0044007043998

Wilt u een Russische sprookje zien in al haar pracht en praal, met alles daarop en daaraan, dan kunt zich het beste tot Sadko wenden, in 1996 in Mariinski live voor dvd opgenomen (Philips 0704399).

Ik krijg er niet genoeg van, al heb ik de DVD al tig keren bekeken. Het is een lust voor het oog, maar ook het oor komt niets te kort. Vladimir Galutsin, Gegam Grigorian, Sergei Aleksashkin, Larissa Diadkova, Marianna Tarasova, Gennadi Bezzubenkov (als Bard te bewonderen in de Amsterdamse ‘Kitesj’), mooier en beter kan je het niet verzinnen.

Het verhaal, over een koopmaan die, ondanks dat hij getrouwd is verliefd wordt op de dochter van de zee-tsaar, is inderdaad een echt sprookje. De koopman wordt rijk, keert naar zijn echtgenote terug en de tsaar’s dochter verandert in een rivier, tot groot genoegen van de bewoners van Novgorod. Eind goed al goed..

Sadko is, denk ik, de bekendste opera van Rimski-Korsakov, niet in de laatste plaats vanwege de waanzinnig mooie tenoraria van de ‘Indian Soul’.

Een van de allermooiste versies van de aria werd volgens mij ooit gezongen door de legendarische tenor Sergei Lemeshov:

Reisopera boekt groot succes met ‘Die tote Stadt’

Door Peter Franken

DieToteStadt046

© Marco Borggreve

De Nederlandse Reisopera heeft het aangedurfd Korngolds grootste succes Die tote Stadt op het programma te nemen. Een klein waagstuk omdat het werk minder bekend is bij het grote publiek. Maar met deze productie kan men de tournee die in januari van start gaat met vertrouwen tegemoet zien.

Die tote Stadt stamt uit 1920 en is muzikaal op twee manieren te duiden. Enerzijds een terugblik op het laat romantische repertoire, anderzijds de voorbode van de filmmuziek waarmee Korngold later furore zou maken in Hollywood. Hoe het ook zij, het werk ligt gemakkelijk in het gehoor ook al komen er slechts twee geheel op zichzelf staande melodieën in voor. Het is wel een echt theaterstuk dat vraagt om een aansprekende enscenering.

Jakob Peters Messer 1.18bac1beedff90752ae9082e6d40a88b[1]

Daar is de Reisopera met deze productie volledig in geslaagd. Regisseur Jakob Peters-Messer heeft zich laten inspireren door Hitchcocks beroemde film Vertigo, waarin net als in Die tote Stadt de hoofdpersoon een levende vrouw zozeer vereenzelvigt met een betreurde dode, dat hij haar wil veranderen in haar voorgangster. Alles beter dan toegeven dat het verlies definitief is. Dat zoiets ook in werkelijkheid wel voorkomt zien we bij Agnes Luckemeyer die na haar huwelijk door het leven zou gaan als Mathilde Wesendonck. Op aandringen van echtgenoot Otto had ze de naam aangenomen van diens jong gestorven eerste vrouw.

DieToteStadt006

© Marco Borggreve

Voor Paul is Brugge na het overlijden van zijn vrouw Marie een dode stad. Voor de rest van de wereld was dat al langer zo, sinds het dichtslibben van de haven. Hij heeft de dood van zijn vrouw niet kunnen verwerken en houdt de herinnering aan haar in leven door middel van een klein tempeltje dat hij in een aparte kamer heeft ingericht. In deze productie is dat vervangen door een kabinet waarin diverse objecten zijn uitgestald die met Marie te maken hebben waaronder haar portret, een shawl, een luit en het pronkstuk: Marie’s haar.

Als Paul na jaren van rouw en vergeefse hoop op een wonder dat zijn vrouw weer tot leven zou wekken, iemand op straat ziet lopen die Marie’s evenbeeld is, spreekt hij haar aan en nodigt haar op dringende wijze uit naar zijn huis te komen. De ramen moeten open, er moeten rozen worden gehaald, Marie is gereïncarneerd in de vrouw die aanstonds op bezoek komt.

DieToteStadt021

© Marco Borggreve

Als deze Marietta binnenkomt, blijkt ze niet slechts het evenbeeld van Marie maar ook van Kim Novak uit Vertigo, type ‘Hitchcock Blonde’. Nieuwsgierig naar deze vreemde man die kennelijk zo onder de indruk was van haar verschijning, kijkt ze wat rond in het tempeltje. Hij hangt haar Marie’s shawl om en drukt haar de luit in handen: zing wat voor mij. Dan volgt het topstuk van de opera ‘Glück, das mir verblieb’, aanvankelijk door Marietta maar later in duet met Paul.

Deze raakt hierdoor verstrikt in zijn herinneringen waardoor bij Marietta, een gevierd danseres die aan elke vinger een aanbidder heeft, de verveling toeslaat. ‘Ein andrer wirkt stärker’ constateert ze en vertrekt. Niet nadat ze heeft verteld in de stad op te treden in Robert le Diable daarmee Paul onopvallend een lijntje toewerpend, je weet waar je me kan vinden.

DieToteStadt026

© Marco Borggreve

Vanaf dat moment volgen we Pauls fantasie, alle gebeurtenissen die de revue passeren blijken later zich slechts in zijn droomwereld te hebben afgespeeld. De confrontatie met zijn vriend Frank, het bezoek aan Marietta’s huis, de nagespeelde derde akte van Robert le Diable waarin nonnen uit hun graf opstaan om Robert en dus ook Paul te verleiden. De regie heeft er echter van afgezien deze droom te laten voortduren in de laatste akte.

Marietta heeft er mee ingestemd naar Pauls huis te komen en ze hebben hun eerste liefdesnacht beleefd. Routine voor haar, toch wel een beetje een hybride van Zerbinetta en Lulu. Paul verliest zich echter al snel weer in het verleden, in de hand gewerkt door een processie die bij hem kennelijk een trauma oproept. Een jongen die Paul als kind voorstelt blijkt door een groep zwartrokken van top tot teen te zijn bepoteld. Maar dan heeft Marietta er genoeg van en gaat de strijd aan met Marie.

Het is haar eer te na dat zij, aantrekkelijk, sensueel en in het volle leven staand, het zou moeten afleggen tegen een dode. Ze eist Pauls volledige aandacht op, niet als Marie’s dubbelganger maar als Marietta en als dat niet lukt treitert ze hem door een dans uit te voeren met Marie’s haar als trofee. Hij verdraagt dat niet en wurgt haar met die lange haren. Omdat dit in de benadering van Peters-Messer geen deel meer uitmaakt van Pauls droom, blijft de dode Marietta gewoon liggen. Dit tot ontzetting van de binnengekomen Frank en Pauls huishoudster Brigitta.

Op de achtergrond staan een Rijkswachter en drie mannen in witte jassen al gereed om zich over de patiënt te ontfermen. Door de ingreep van de regie wringt het hier wel een beetje met de tekst en de afsluitende handeling, maar de echte moord maakt het geheel wel geloofwaardiger. Daarmee gaat men overigens terug naar de afloop in de roman ‘Bruges la Morte’ van Georges Rodenbach waarop het libretto is gebaseerd.

Het toneelbeeld van deze nieuwe productie is ronduit schitterend met een fraai kabinet, een uit lamellen bestaande achterwand die dubbelt als venster en projectiescherm, fantasierijke kostuums die met name de scène met de herrezen nonnen een barok tintje geven. Mooi detail is Marietta’s kostuum in de derde akte. Ze draagt een overhemd van Paul, achteloos verkeerd dichtgeknoopt, over een zwarte maillot. Een duidelijke aanwijzing dat ze die nacht samen hebben doorgebracht.

DieToteStadt003

© Marco Borggreve

De dramatische sopraan Iordanka Derilova, Kammersängerin van de stad Dessau, was een werkelijk fantastische Marietta. De partij bleef geheel binnen haar niet geringe vocale mogelijkheden wat Derilova ruimschoots de gelegenheid gaf ook haar acteren de volle aandacht te geven. Haar Marietta vlinderde om Paul heen, bespotte hem ironisch, daagde hem al dansend zozeer uit dat ze het met de dood moest bekopen.

Daniël Frank bracht het volume en de stamina van een heldentenor mee voor de rol van de gekwelde Paul. Zijn vertolking was zeer overtuigend, vocaal uitstekend verzorgd en acterend steeds geloofwaardig. Paul staat bijna de gehele avond op het toneel en heeft zeer veel te zingen. Frank bracht dit tot een goed einde, had uiteindelijk nog genoeg over. Mooie tenor.

De uit Estland afkomstige bariton Modestas Sedlevičius gaf als Pierrot een welluidende vertolking van de tweede hit uit de opera ‘Mein sehnen, mein wähnen’. Mooie optredens ook van Rita Kapfhammer als de trouwe huishoudster Brigitta en Marian Pop als Pauls vriend Frank. De overige zang- en dansrollen, het koor Consensus Vocalis daarin begrepen, waren eveneens goed bezet.

Het Noord Nederlands Orkest stond onder de zeer bezielende leiding van Antony Hermus. Deze dirigent kan toveren zo lijkt het. Ongelooflijk wat hij allemaal uit zijn orkest weet te halen, fantastische wat er uit de bak opklonk. Na zijn jarenlang verblijf in Hagen en Dessau is Hermus sinds enige tijd regelmatig in eigen land te horen en dat is pure winst voor het Nederlandse muziekleven.

Die tote Stadt gaat op tournee vanaf 16 januari. Er volgen nog acht voorstellingen door het hele land zodat elke operaliefhebber van dit meesterwerk kan komen genieten zonder ver te hoeven reizen. Zeer warm aanbevolen.

HANS KOX: Anne Frank Cantate SHOSTAKOVICH: Symphonie nr.5

Kox programma

“We kunnen het verleden niet negeren, anders negeert het verleden ons” .

Deze quote van Hans Kox, voor velerlei uitleg vatbaar, staat als een huis. We kunnen het betrekken op het historisch besef van feiten en gebeurtenissen, iets waar het tegenwoordig vaak aan ontbreekt. Je kan het ook zien als een pleidooi voor de continuïteit in de kunst, in dit geval de kunst van het componeren. Simplistisch gezegd: zonder Bach geen Sjostakovitsj, zonder Badings geen Kox.

Kox

Hans Kox .  Courtesy © Marieke Duijsters

Ik ben altijd een enorme bewonderaar van Hans Kox geweest. Mijn eerste kennismaking met zijn muziek was eind jaren tachtig toen ik zijn L’Allegria heb gehoord, onvoorstelbaar mooi gezongen door Lucia Meeuwsen. Veel van mijn collega’s vonden dat er iets aan mijn “goede smaak” mankeerde. Ik hield immers ook van de andere toen verguisde componisten: Korngold en Szymanowski. Maar tijden veranderen. Gelukkig.

Werd de eerste uitvoering van de Anne Frank Cantate nog door veel recensenten de grond in geboord – het werk zou een “smakeloos samenraapsel” zijn – tegenwoordig durft men op zijn eigen oren te vertrouwen en muziek mag weer beschouwd worden als iets meer dan alleen maar een opsomming van wiskundige formules.

De eerste uitvoering van de Anne Frank Cantate in 1984 :

Kox trekt een lijn tussen de Oudtestamentische profetieën (het boek Esther) en de droge verslagen uit Auschwitz gecombineerd met uitspraken van Hitler zelf. En dat alles koppelt hij aan gedichten van onder anderen Rilke, Celan en Kaléko.

Het is zonder meer waar dat het werk “episodisch” is, maar hoe kun je beter herdenken dan juist zo? Fragmentarisch en episodisch? Schijnbaar zonder een vaste verhaallijn? Die lijn is er natuurlijk wel, maar die moet je zelf ontdekken en dat ontdekken doe je door goed te luisteren. Naar de muziek, maar ook naar de woorden.

In de Anne Frank Cantate komen we Anne Frank niet tegen. Zij is hier noch lijfelijk noch via citaten uit haar beroemde dagboek aanwezig. Dat heeft voornamelijk te maken met de rechten, maar haar naam alleen voldoet als symbool voor en surrogaat van de zes miljoen.

De Cantate bestaat uit drie delen. Via Nox (nacht) die staat voor de (aanzet tot) Jodenvervolging belanden wij in Mors (dood) in de vernietigingskampen en in Lux (licht) moeten we ons er bij neerleggen dat er niets is geleerd en dat er niets gaat veranderen.

“Du suchst mich, und es gibt mich nicht mehr“, zingt de sopraan, waarop het koor alleen maar met de woorden van Augustinus kan antwoorden: “Slecht zijn de tijden, maar wij zijn de tijden”.

Kox Bastiaan

Bastiaan Everink

De uitvoering van 2 mei 2015 kon in mijn ogen niet beter gedaan worden.Alledrie de solisten – Martina Prins, Helena Rasker en Bastiaan Everink – waren meer dan voortreffelijk. Hun woorden waren goed verstaanbaar en hun voordracht zeer indrukwekkend.

Kox-Hermus-Claudia-Heysel-4

Antony Hermus  © Claudia Heysel

Antony Hermus dirigeerde Het Nederlands Philharmonisch alsof zijn leven ervan afhing, zo ontzettend intensief! Bijzonder getroffen werd ik ook door het Nederlands Concertkoor (koordirigent Louis Buskens). Huiveringwekkend en schrijnend mooi.

Bastiaan Everink over de Cantate:

Vrijheid versus onderdrukking: daar gaat ­het ook in de vijfde symfonie van Sjostakovitsj over. Maar voor mij staat de symfonie voornamelijk symbool voor de vrijheid van meningsuiting. Hoe verpak je je boodschap als je mond gesnoerd is en je voor de kleinste verspreking de kogel kunt verwachten, of op zijn minst levenslange opsluiting?

Ironie en spot zijn sterke middelen, mits ze goed begrepen kunnen worden. In geval van deze symfonie heeft het goed gewerkt: de dictator vond het geweldig en de luisteraars konden tevreden naar huis. Maar in hun harten wisten zij dondersgoed welke beelden zij zich bij de sterke noten moesten indenken.

Het Nederlands Filharmonisch heeft al zijn sterkste troeven ingezet om de symfonie alles te geven waar het werk om vraagt. Het brulde, gierde en wiegde en in het groteske laatste deel werd het “Allegro” inderdaad “non troppo”, maar zonder “ma”.

Kox applaus

Foto van het slotapplaus © S.Boersma

Voer om over na te denken, dit concert.

Hieronder de (audio) opname van Anne Frank Cantate:

Hans Kox: Anne Frank Cantate, A Child of Light
Dmitri Sjostakovitsj: Symphonie nr.5, op.47
Martina Prins (sopraan), Helena Rasker (alt), Bastiaan Everink (bariton)
Nederlands Concertkoor olv Louis Buskens
Nederlands Philharmonisch Orkest olv Antony Hermus

Gehoord 2 mei 2015 in het Concertgebouw in Amsterdam

Meer Hans Kox:
HANS KOX: DORIAN GRAY

Meer Anne Frank in de muziek:
ANNE & ZEF
ANNELIES

La muette de Portici: de opera die een revolutie heeft ontketend

auber

Hoeveel opera’s kunnen zich erop beroepen dat ze de wereldorde een beetje naar de sodemieter hebben geholpen door een revolutie te ontketenen en daardoor een geheel nieuw land te creëren?

De eer valt te beurt aan La Muette de Portici, een vandaag bij het grote publiek vrijwel vergeten opera van een bijna net zo vergeten Franse componist Daniel-François-Esprit Auber (1782 – 1871).

De vlam sloeg in de pan tijdens een voorstelling in de Brusselse De Munt in 1830, een opvoering nota bene ter ere van de verjaardag van koning Willem I. Het moment suprème kwam tijdens een aria, waarin één van de protagonisten de tekst zong: “Heilige vaderlandsliefde, geef ons onze moed en trots terug. Mijn leven heb ik aan mijn land te danken, het zal zijn vrijheid aan mij te danken hebben.” Het publiek verliet de zaal, ging de straat op en voilà: het Koninkrijk België werd geboren.

Dat La Muette anders is dan alle andere opera’s heeft ook met de hoofdpersoon te maken. Die is dan wel aanwezig is, maar heeft geen noot te zingen – het arme vissersmeisje Fenella is namelijk stom.

Zij wordt verleid door de jonge Napolitaanse graaf Alphonse, die haar daarna omruilt voor een betere match: een Spaanse prinses Elvire. Fenella wordt opgesloten, vlucht en weet – enkel met gebarentaal – de aandacht en medelijden van Elvire te wekken en haar broer Masaniello in de wraakengel te doen veranderen.

Dat wordt tevens het sein om een opstand tegen de gehate heersers te ontketenen; waarna alles wat mis kan gaan, ook daadwerkelijk misgaat. Masaniello wordt vergiftigd, de revolte mislukt en Fenella vindt de zelfdood in de lavastroom van Vesuvius. Logischer kan ik het voor u niet maken, maar dat geeft niet, want de opera zelf is meer dan heerlijk en bezorgt u meer dan twee uur pure luisterplezier.

La Muette wordt gezien als de eerste echte ‘grand opéra’. Dat kan ook de reden zijn dat het zo zelden werd opgevoerd, gezien onze jarenlang durende neerbuigende kijk op het fenomeen ‘grand opéra’.

Maar het tij keert. Twee jaar geleden heeft De Munt het aangedurfd om de opera op het repertoire te nemen. Jammer genoeg ging hun moed zo ver dat de voorstellingen ook in Brussel plaatsvonden. Peter de Caluwe, de directeur van De Munt, zei daarvoer: “Dat is bewust zo gedaan. De opera nu opvoeren in Brussel zou niet alleen een artistieke daad zijn, maar ook een politiek statement; het zou worden uitgelegd als een pleidooi voor Belgische eenheid op een politiek precair moment.”

In 2011 heeft ook een Duits operahuis, het vooruitstrevende Anhaltisches Theater in Dessau, waar de jonge Nederlandse dirigent Antony Hermus, toen Generalmusikdirektor was, de opera opgevoerd. De voorstellingen werden live door CPO opgenomen. Dat werd tijd!

Ik kende maar één opname van de opera, met Alfredo Kraus, June Anderson, John Aler en Jean-Philipe Lafont onder leiding van Thomas Fulton (EMI). Aan de elegante frasering van Alfredo Kraus kan niemand zich meten, maar toch prefereer ik het meer heroïsche geluid van Diego Torre. Als Masaniello weet hij veel beter te overtuigen. Bij hem hoor je de hormonen zowat door zijn aderen gieren.

In zijn waanzinscène (ja hoor, waarom ook niet? Mannen mogen ook gek worden!) heeft hij veel weg van John Osborn. Zijn hoge noten zijn niet alleen spectaculair maar hij zingt ze ook uit volle borst. Af en toe klinkt hij een beetje vermoeid, maar dat stoort niet, zeker niet in de context van het geheel.

In ‘Mieux vaut mourir que rester misérable!’, waaruit dus de opruiende tekst afkomstig is, wordt hij bijgestaan door Wiard Withold als Pietro. Ook hem vind ik interessanter dan Jean-Philipe Lafont bij Fulton.

De jonge Nederlandese zanger is op zijn best in de vijfde akte. Zijn barcarolle “Voyez du haut de ces rivages” is bijzonder indrukwekkend. Zijn lyrische bariton is inmiddels wat donkerder geworden zonder dat hij concessies aan de souplesse en lyriek doet, dat gaat van een leien dakje.

Angelina Ruzzafante is een prachtige Elvire. Haar stem is licht, soepel en wendbaar, haar hoogte mooi en zuiver en het acteren (met de stem dan) gaat haar perfect af. Soms doet zij mij aan Cristina Deutekom denken, maar dan zonder haar o zo typische “staccato” (is niet negatief bedoeld!). Het wordt tijd dat de wij de Nederlandse sopraan ook op onze podia te horen krijgen!

Oscar de la Torre (Alphonse) begint zwak – zijn tenor klinkt een beetje geknepen – maar in de vierde akte revancheert hij zich ruimschoots. Hij is nog jong en – zo te lezen – onervaren, maar hij komt er wel!

Het koor is formidabel en de tempi van Hermus vind ik zonder meer beter dan bij Fulton. Een aanwinst, en dat niet alleen maar vanwege het rariteitsgehalte!

Daniel-François-Esprit Auber
La Muette de Portici
Diego Torre, Oscar de la Torre, Angelina Ruzzafante, Wiard Witholt e.a.
Opernchor des Anhaltischen Theater, Anhaltische Philharmonie olv Antony Hermus
CPO 7776942

Festival Classique: van stad naar kust


Negen jaar lang huisde het Festival Classique in de Haagse binnenstad en de Hofvijver. Zijn tiende jubileum gaat het festival vieren in Scheveningen. Met meer dan honderd voorstellingen en concerten wordt het tien dagen lang feest op de Pier, aan de boulevard en in de haven. Én in het Kurhaus, waar op 17 en 18 juni de voorstelling Opera by the Sea” plaats gaat vinden.

Het is een meer dan heugelijk nieuws dat het Kurhaus weer wordt gebruikt voor muziek. Ooit was het Kurhaus dé plek voor concerten, waar veel beroemde kunstenaars en artiesten aan deel namen.

Wat dacht u van Vladimir Horowitz, Yehudi Menuhin, Maria Callas of Marlene Dietrich? Of het eerste optreden van de Rolling Stones in Nederland? Het was een concertzaal, waar de zomerconcerten van het Residentie Orkest plaatsvonden.

Nu komt het Residentie Orkest er terug, waar ze onder leiding van Antony Hermus de solisten Annemarie Kremer, Eric Laponte en Bastiaan Everink in operafragmenten Wagner, Bizet, Puccini, Britten en Bridge gaan begeleiden.

Een paar vragen aan de dirigent en de sopraan over hun collega’s, het festival en hun toekomstplannen

ANTONY HERMUS

 

“Bastiaan Everink ken ik goed. Met hem heb ik nu drie keer gewerkt: bij het concert van het Nederlands Concertkoor en het NedPho vorig jaar mei, waar we de Anne Frank Cantate van Hans Cox uitvoerden. Ook bij het Veerhavenconcert van het Rotterdams Philharmonisch Orkest. En laatst in februari in Enschede, waar we Wagner hebben gespeeld.

Met Eric Laporte heb ik een aantal keer gewerkt, o.a. in een productie van de Parelvissers in Dessau.

Met Annemarie heb ik nog nooit gewerkt, maar we willen al zo lang iets samen doen, dat dit natuurlijk een perfecte gelegenheid was!”

Hoe zit het met het programma? Wagner en Puccini hebben voor jou geen geheimen meer, denk ik, maar hoe is het met Britten en Bridge?

“Het programma is samengesteld door Annemarie Goedvolk, natuurlijk in nauw overleg met mij en de solisten. Britten heb ik al eerder gedirigeerd, Bridge nog niet. Beiden hebben geraffineerde instrumentaties die zeer precies tot klinken moeten worden gebracht! Het wordt een uitdaging waar ik mij enorm op verheug!”

“En tja, mijn plannen… Ik ben momenteel in Göteborg bezig met Macbeth, heb net aan de Komische Oper De Vampyr van Marschner gedaan, volgend jaar doe ik het Sluwe Vosje in Strasbourg. Verder ben ik volgend seizoen natuurlijk veel in Groningen bij het Noord Nederlands Orkest – o.a. Mahler 5, Mahler 1, Petrouchka, La mer. Ik doe volgend jaar ook Mahler 6 met het NJO, ga naar de BBC Philharmonic in Manchester, Orchestre de la Suisse Romande (2e x), Philharmonia London (3e x). Genoeg te doen dus!”

http://antonyhermus.com/

ANNEMARIE KREMER

 “Eric Laporte heb ik niet eerder ontmoet. Bastiaan Everink trouwens ook niet, maar we hebben al levendige telefoongesprekken gevoerd, over het vak gepraat en elkaar via FB veel aangemoedigd en bewonderd. Ik kijk er echt naar uit om met hem te zingen! Antony ken ik al heel lang, maar we hebben niet eerder samengewerkt. Wel waren we al een tijd bezig om – in plaats om het af te wachten – zelf iets te organiseren en van dat voornemen zijn deze concerten het resultaat. “

Butterfly heb je al veel en vaak gezongen, hoe zit het met Senta? Hoe zie je haar?

“Ik heb de rol ooit gestudeerd, maar haar nog niet op de Bühne gespeeld. Ik zie haar als een jonge meid die het ingeslapen dorp waar ze woont en de tradities die van haar enkel een traditionele vrouwenrol verwachten zat is. Haar vriendje is een vrij zwak en saai persoon en haar vader wil haar gewoon verkopen. Daar wil ze uit weg vluchten en het visioen en de legende van de zeeman in nood komen haar als geroepen. Zij wordt er door  geobsedeerd. Haar bestemming vindt zij in opofferingsgezindheid en mededogen Met niets anders achter zich dan dat vervelende dorp, de vader en het suffe vriendje, kiest ze voor de dood om de Holländer en daarmee zichzelf te verlossen.”

“Ik ben nu in Dresden voor ‘Mathis der Maler’ van Hindemith. Mijn rol, Ursula is die van een lyrisch- dramatische sopraan, alla Strauss/Wagner. Deze opera heeft niet de meest toegankelijke muziek, maar er zitten prachtige lijnen en grote contrasten in tussen lieflijk tot zeer dramatisch en zelfs bombastisch. De bekende Australische dirigente Simone Young pakt het groots aan, emotioneel. Ik geniet ervan om met haar te musiceren, ze fraseert heel goed, maar je moet haar wel voortdurend in het oog houden, ze doet het altijd weer een beetje anders. Zij heeft mij persoonlijk uitgekozen voor Ursula omdat ze iets in mijn stem herkende als het typische Strauss-sopraan- geluid, ze is ook heel enthousiast over mijn vertolking van de rol. Young kun je een “Mathis-specialist” noemen, zij heeft deze opera al een aantal keren eerder gedirigeerd.

We zijn hier in Dresden neergestreken voor een paar maanden met ons gezin, man Gerard en hond Lou, in het hippe deel van de stad, “Neustadt’ en wandelen tussen de repetities door langs de Elbe met aan de overkant de imposante skyline van de (na de bombardementen overgebleven) historische kern van Dresden. Het werken aan de Semperoper is heel speciaal, je voelt de historie in dit theater. Ik werd hier als een echte ster onthaald, heel erg leuk. Het klikt ook met de andere solisten, ik heb het hier erg naar mijn zin.

Nu nog de verwachtingen waarmaken in de komende première op zondag 1 mei, maar daar heb ik alle vertrouwen en veel zin in!”

Kremer als Ursula in ‘Mathis der Maler in Dresden:

Wat zijn je plannen en wanneer kunnen je weer in Nederland bewonderen?

“Over komende projecten in Nederland kan ik kort zijn. Er werden mij de 4 Letzte Lieder van Strauss het Nationaal Ballet in Amsterdam bij aangeboden, iets wat ik heel graag wilde doen, maar ik was al bezet want dan zing ik Marie/ Marietta (Die Tote Stadt van Korngold) in Teatro Colon in Buenos Aires. Ik zal bij het Gelders Orkest de Nieuwjaars concerten zingen met een heel mooi programma, daar heb ik veel zin in. Meer is er niet, ook niet bij de Nationale Opera. Pierre Audi was ontzettend enthousiast over mijn Butterfly die hij in Carre heeft gezien en zei dat hij heel graag met mij wilde werken, maar tot nu toe heb ik nog niets gehoord.”

“Verder staan onder andere Butterfly aan de opera van Tel Aviv; Salome in Hannover, Essen en Leipzig; Marschallin (Der Rosenkavalier) in Beijing in de komende jaren op het programma. Kortgeleden heb ik gehoord dat de opera die ik aan de MET zou doen in 2018 –La Clemenza di Tito– ik zou Vitellia doen, in de ijskast is gezet vanwege de gezondheid en positie van James Levine, hij zou het dirigeren. Daarnaast ben ik door de MET gevraagd om hun Salome in december dit jaar te coveren, maar daar heb ik vanaf gezien omdat ze me geen voorstelling konden garanderen omdat t contract met Catherine Naglestadt al lang vast stond. Ioan Holender had me bij hen aanbevolen als Salome. Mijn debuut bij de MET laat dus nog even op zich wachten!”

Kremer als Salome in Napels:

“Overigens: ik vind het superleuk om in het Kurhaus te komen zingen, daar heeft mijn man me in 1998 ten huwelijk gevraagd! Dat geeft deze concerten een romantisch randje, we zijn namelijk nog altijd heel gelukkig getrouwd!”

http://www.annemariekremer.nl/welcome.html