“We kunnen het verleden niet negeren, anders negeert het verleden ons” .
Deze quote van Hans Kox, voor velerlei uitleg vatbaar, staat als een huis. We kunnen het betrekken op het historisch besef van feiten en gebeurtenissen, iets waar het tegenwoordig vaak aan ontbreekt. Je kan het ook zien als een pleidooi voor de continuïteit in de kunst, in dit geval de kunst van het componeren. Simplistisch gezegd: zonder Bach geen Sjostakovitsj, zonder Badings geen Kox.

Hans Kox . Courtesy © Marieke Duijsters
Ik ben altijd een enorme bewonderaar van Hans Kox geweest. Mijn eerste kennismaking met zijn muziek was eind jaren tachtig toen ik zijn L’Allegria heb gehoord, onvoorstelbaar mooi gezongen door Lucia Meeuwsen. Veel van mijn collega’s vonden dat er iets aan mijn “goede smaak” mankeerde. Ik hield immers ook van de andere toen verguisde componisten: Korngold en Szymanowski. Maar tijden veranderen. Gelukkig.
Werd de eerste uitvoering van de Anne Frank Cantate nog door veel recensenten de grond in geboord – het werk zou een “smakeloos samenraapsel” zijn – tegenwoordig durft men op zijn eigen oren te vertrouwen en muziek mag weer beschouwd worden als iets meer dan alleen maar een opsomming van wiskundige formules.
De eerste uitvoering van de Anne Frank Cantate in 1984 :
Kox trekt een lijn tussen de Oudtestamentische profetieën (het boek Esther) en de droge verslagen uit Auschwitz gecombineerd met uitspraken van Hitler zelf. En dat alles koppelt hij aan gedichten van onder anderen Rilke, Celan en Kaléko.
Het is zonder meer waar dat het werk “episodisch” is, maar hoe kun je beter herdenken dan juist zo? Fragmentarisch en episodisch? Schijnbaar zonder een vaste verhaallijn? Die lijn is er natuurlijk wel, maar die moet je zelf ontdekken en dat ontdekken doe je door goed te luisteren. Naar de muziek, maar ook naar de woorden.
In de Anne Frank Cantate komen we Anne Frank niet tegen. Zij is hier noch lijfelijk noch via citaten uit haar beroemde dagboek aanwezig. Dat heeft voornamelijk te maken met de rechten, maar haar naam alleen voldoet als symbool voor en surrogaat van de zes miljoen.
De Cantate bestaat uit drie delen. Via Nox (nacht) die staat voor de (aanzet tot) Jodenvervolging belanden wij in Mors (dood) in de vernietigingskampen en in Lux (licht) moeten we ons er bij neerleggen dat er niets is geleerd en dat er niets gaat veranderen.
“Du suchst mich, und es gibt mich nicht mehr“, zingt de sopraan, waarop het koor alleen maar met de woorden van Augustinus kan antwoorden: “Slecht zijn de tijden, maar wij zijn de tijden”.

Bastiaan Everink
De uitvoering van 2 mei 2015 kon in mijn ogen niet beter gedaan worden.Alledrie de solisten – Martina Prins, Helena Rasker en Bastiaan Everink – waren meer dan voortreffelijk. Hun woorden waren goed verstaanbaar en hun voordracht zeer indrukwekkend.

Antony Hermus © Claudia Heysel
Antony Hermus dirigeerde Het Nederlands Philharmonisch alsof zijn leven ervan afhing, zo ontzettend intensief! Bijzonder getroffen werd ik ook door het Nederlands Concertkoor (koordirigent Louis Buskens). Huiveringwekkend en schrijnend mooi.
Bastiaan Everink over de Cantate:
Vrijheid versus onderdrukking: daar gaat het ook in de vijfde symfonie van Sjostakovitsj over. Maar voor mij staat de symfonie voornamelijk symbool voor de vrijheid van meningsuiting. Hoe verpak je je boodschap als je mond gesnoerd is en je voor de kleinste verspreking de kogel kunt verwachten, of op zijn minst levenslange opsluiting?
Ironie en spot zijn sterke middelen, mits ze goed begrepen kunnen worden. In geval van deze symfonie heeft het goed gewerkt: de dictator vond het geweldig en de luisteraars konden tevreden naar huis. Maar in hun harten wisten zij dondersgoed welke beelden zij zich bij de sterke noten moesten indenken.
Het Nederlands Filharmonisch heeft al zijn sterkste troeven ingezet om de symfonie alles te geven waar het werk om vraagt. Het brulde, gierde en wiegde en in het groteske laatste deel werd het “Allegro” inderdaad “non troppo”, maar zonder “ma”.

Foto van het slotapplaus © S.Boersma