Annette_Dasch

Spiegeltje, spiegeltje..

Tekst: Neil van der Linden

Er is natuurlijk geen voor de hand liggende manier om Der Zwerg te ensceneren. Hoewel het verhaal uitermate dramatisch is, is het tegelijkertijd puur symbolistisch; eigenlijk vindt er geen karakterontwikkeling in plaats. Het enige voortschrijdend inzicht komt als de als lelijk omschreven dwerg zichzelf in een spiegel ziet. Je kunt proberen er iets realistisch van te maken, maar dan binnen welk tijdsbeeld? Dat van het oorspronkelijke Velasquez schilderij Las Meninas? Maar alleen al het feit dat je dan een uur en een kwartier lang volwassen zangers ziet die moeten doen alsof ze de kinderen op het schilderij zijn zou elke poging de serieuze ondertoon van het verhaal over te laten komen teniet doen. Je kunt aansluiting zoeken bij de tijd van Oscar Wilde, want Zemlinsky en zijn librettist Klaren gebruikten Wildes sprookje The Birthday of the Infanta al uitgangspunt, met een gegeven dat bijna net zo gruwelijk als dat van Wildes toneelstuk Salomé, waarop Richard Strauss zijn taboe-doorbrekende opera baseerde.

Maar Der Zwerg gaat niet over de tijd van Oscar Wilde. Een voorstelling van Der Zwerg door de Hamburgse opera die hier eind jaren tachtig in het Holland Festival te zien was zocht aansluiting bij de visuele esthetiek van de vroeg-expressionistischefilmkunst. Immers, Der Zwerg stamt uit 1921, een jaar na het verschijnen van twee keerpunten in de filmkunst, Das Kabinett des Dr Caligari en Der Golem. Dat brengt ons bij een kennelijke Zeitgeist die zich uitte in het verhaal van Der Zwerg én in die twee baanbrekende films, namelijk een confrontatie met de realiteit die via een buitenstaander een bepaalde gemeenschap binnendringt en daar een – bedompte – rust komt verstoren.

W.F. Murnau zou hier in 1922 in Nosferatu op voortborduren. Het thema zat trouwens al in 99% van de Wagner-operas, bij wijze van spreken; het expressionisme zou er zonder Wagner anders hebben uitgezien/niet zijn geweest (maar daarover een volgende keer). Zemlinsky en Klaren hadden waarschijnlijk een shockeffect voor ogen dat het gelijke zou zijn van het effect van die films en van Strauss’ Salome. Daarop wijst ook Zemlinsky’s bijna voortdurend rusteloze muziek (iets dat in deze uitvoering met het NedPho onder de nieuwe dirigent goed tot uiting kwam, maar daarover zo dadelijk meer).

Regisseur Nanouk Leopold, zelf filmer, lijkt op een andere manier aansluiting bij de expressionistische filmkunst te hebben gezocht. Het expressionisme in de toenmalige film maakte ook gebruik van extreme kaders en perspectieven, lichtvallen die nooit realistisch waren, vertrekken en huizen waarvan de wanden over geaccentueerd waren of niet rechtop stonden, en ik heb een foto voor ogen van een beroemde toneel- of operaenscenering waarbij als ik mij goed herinner Klemperer betrokken was, met een soort open-blokkendoos-achtige geometrische constructies op het toneel.

In deze enscenering bevindt het orkest zich achter op het toneel. Daarvóór staat een aantal opgestapelde open blokkendozen die lijken op wat ik mij van de historische voorstelling waarvan ik een foto meen te hebben gezien. De lijsten doen denken aan voornoemde experimentele kadrering uit de expressionistische film, maar ook aan de lijsten van schilderijen; het verhaal is immers ontleend aan Velazquez’ schilderij. Alle personages aan het hof, buiten de dwerg, zien er gelijkvormig uit, wit geblondeerd haar en gelijkvormige kleding, van voren een wit-roze halve kanten jurk en daaronder een roze glanzende broek.

Ook Ghita (Annette Dasch), de enige van de vriendinnen van de Infanta, de prinses, die een wat geprofileerder eigen personage heeft. Ook het enige mannelijke lid van de hofhouding, Don Estoban ziet er hetzelfde uit (de Australische bas Derek Welton, die ook Wotan zong bij de Deutsche Opera, Klingsor in Bayreuth, en Orest in Salzburg en Wenen); zo u wilt is het reclame voor gender-gelijkheid en -neutraliteit, maar als iedereen er zo gelijkvormig uitziet is het tegelijkertijd een uithaal naar het consumptieve gelijkheidsideaal. De opera gaat ook over de schijn van individualisme binnen de massacultuur (We are all inviduals!; Monty Python, Life of Brian). De prinses (Lenneke Ruiten) heeft een iets andere kleding aan, een iets bleker roze, maar verder ziet alleen het dwerg-personage er afwijkend uit en draagt een kleurrijke exotisch gewaad.

In een enscenering uit 2019 door de Deutsche Opera Berlin zien we de hofdames allemaal in veelkleurige kleding, maar in die enscenering verdween de individualiteit juist door de veelkleurigheid. Nanouk Leopold draait het juist om, iedereen ziet er hetzelfde uit, maar krijgt wel een eigen kader, een eigen hok dus. Geregeld toont ze op een groot achterdoek de afzonderlijke zangers in close-up gefilmd. De individuele mimiek op de gezichten is frappant, terwijl ze allemaal dezelfde afwisselende stemmingen uitdrukken, verbijstering, minachting, medelijden, en dat allemaal met de verwende gezichtsuitdrukking van verwende kinderen van het hedonisme; vergelijk de vaak uitermate knappe popclips rond inwisselbare videomuzieksterren die denken op te vallen door juist de codes van de consumptiecultuur te volgen en daardoor binnen de kortste keren tot vergetelheid zijn gedoemd (Video killed the radio stars, zoals de Buggles al zongen in de beginjaren van MTV).

Alle personages zijn vanaf het begin op het toneel. Dat zou technisch niet anders gaan, want een deel van de frames staat op de andere gestapeld en er zou geen mogelijkheid zijn om later op te komen of eerder af te gaan. Maar deze kaders en hun videoprojecties erboven drukken ook uit hoe personages dankzij de media publiek bezit zijn geworden. Hoogstens kunnen ze als een gevangene in een cel onder permanente videobewaking of als een dier in een hok in de dierentuin proberen in een hoekje op de kale grond weg te kruipen om wat privacy te krijgen, wat ze ook doen op het moment dat de prinses haar hofhouding gebiedt haar met de dwerg alleen te laten.

Het orkest stond zoals gezegd op het toneel opgesteld. Dat bood een fraai decor voor de nieuwe dirigent van het Nederlands Philharmonisch Orkest, Lorenzo Viotti. Zijn entree in de Nederlandse muziekwereld werd omrand door een zo uitgesproken PR-storm dat men zich moest afvragen of alle tentoongespreide bravoure muzikaal zou worden waargemaakt op de plek waar het erop aan komt, namelijk voor het orkest. Wel, wat dat betreft is Viotti geslaagd. Zemlinsky’s rijk geornamenteerde partituur was een kolfje naar zijn hand. Natuurlijk kwam hij in een gespreid bed terecht, de verdienste van de vorige dirigenten Haenchen, Kreizberg en Albrecht, waarvan eerstgenoemde het orkest grootbracht met Wagner en de laatste twee geregeld hoogtepunten van de vergeten muziek van tussen de twee laatste wereldoorlogen aan de vergetelheid hielpen ontrukken. Maar overigens zit er in de muziek van Der Zwerg genoeg verismo en impressionisme, en, zonder de dirigent te willen framen, misschien hielp het feit dat hij als Zwitser tussen drie culturen is geboren hem ook de vleugen Italianita en Frans uit de partituur te etaleren. Wie niet aan de norm voldoet ligt eruit/valt af, en elke gemeenschap heeft de behoefte om te verstoten, te marginaliseren, wat Wilde en Zemlinsky in de lijn van Arthur Koestler leken te constateren.

Misschien berustte het idee ook op persoonlijke ervaring. Zemlinsky achtte zich wat betreft uiterlijk bijvoorbeeld Alma Mahler niet waardig en ook Oscar Wilde sublimeerde het gebrek aan liefdesleven dat hij zichzelf ontzegde door een minderwaardigheidscomplex wat betreft zijn uiterlijk in zijn literaire werk. Zijn Salomé ging over iemand die haar aanbedene alleen in de dood hoopte te bereiken, in The Birthday of the Infanta/Der Zwerg gaat de titelpersoon ten onder als hij meent dat hij niet de kwaliteiten heeft om zijn aanbedene te bereiken.

Bij andere ensceneringen zien we als publiek wel eens dat voor de rol van de dwerg juist een uiterlijk wordt gekozen dat lijkt te suggereren dat alleen de hofhouding niet door heeft dat hij eigenlijk charismatisch is. In de enscenering van Nanouk Leopold draagt de dwerg dan wel kleurige fantasievolle kleding, maar hij heeft ook onverzorgde haren en een onverzorgde baard, en dan niet in de stijl van Rasputin of Charles Manson. Daardoor kiest de regie ervoor de weerzin van het gezelschap tegen deze vreemdeling voorstelbaar te maken.

Overigens moeten we toegeven dat de dwerg volgens het libretto zeker niet alleen maar een miskende zuivere ziel is. De kern van het drama is daarmee niet dat de prinses en haar hovelingen vanbuiten mooi, maar van binnen lelijk zijn, terwijl dat bij de dwerg precies andersom is. Dat hij verliefd wordt zodra hij de jonge vrouwen van het hof ziet en dat hij binnen deze vrijwel identiek uitziende vrouwen meteen voor de prinses kiest rechtvaardigt ook wel enige twijfel aan zijn motieven. En dat hij monomaan door oreert over zijn eigen gevoelens. De literaire wereld was na eeuwen dominantie van de ene, absolute liefde met als een hoogtepunt Wagners Tristan, al langer wat wijzer geworden. Waartoe het crisisgevoel van het Fin de Siècle en de Eerste Wereldoorlog ook hadden bijgedragen. In de operaliteratuur stond Zemlinsky daarin niet alleen, Schreker en Weil droegen ook bij aan de cynische kijk op de Wagners ten tonele gevoerde ideeën over de menselijke ziel.

Clay Hilley in Lied von der blutenden Orange.

Uit Erwin Olafs documentaire Im Wald: Auf dem See. (Let op de zittende persoon links halverwege boven die blijkbaar even uitrust en haar winkel-rolwieltas misschien met alles wat ze nog heeft even naast zich neer heeft gezet.)

De fotograaf Erwin Olaf was in de zaal. Zijn recente Im Wald, fotografisch verslag van een verblijf in de Alpen, was van een Wagneriaans-mystieke geladenheid. Zou hij vroeger misschien ooit Madame Butterfly of La Traviata hebben moeten regisseren, misschien zou hij nu de man zijn voor Lohengrin.

Filmer Michiel van Erp was er ook. Terwijl zijn film Niemand in de Stad voor een studentenleven-romcom kon doorgaan, was het eigenlijk ook een tragedie, over outsiders, op zoek naar gemeenschapsgevoel. Vergelijk ook de dramatis personae in zijn documentaireserie De Roze Revolutie. Peter Grimes of Albert Herring zou misschien teveel framen zijn, maar Schrekers Die Gezeichneten, over misfits gesproken?

Achtergrondinformatie bij de productie van De Nederlandse Opera

https://www.operaballet.nl/en/dutch-national-opera/2021-2022/der-zwerg

Nanouk Leopold en Lorenzo Viotti over Der Zwerg

Momenteel de enige CD-uitvoering die op Spotify te vinden is, onder James Conlon:

NedPho onder Viotti doen hier absoluut niet voor onder.

Opvoering door de Opera van Lille, met een dwerg die er juist niet abject uitziet, maar, gezien zijn ud (Orientaalse luit) en trainingspak, uit een ‘andere cultuur’ komt:

Deutsche Opera Berlijn trailer, waar de dwerg een aanwaaiende politieke redenaar of manipulator is, ten kwade of ten goede, en op toneel een alter ego heeft in de persoon van een werkelijke acteur met een aangeboren groeibeperking. Ook hier bevindt het orkest zich, in relatief kleine bezetting, op het toneel.

Een toelichting van de dramaturg in Berlijn: https://www.youtube.com/watch?v=Zbn3gOTlI8U

Lied von der blutenden Orange

Een concertante uitvoering is tóch niet de oplossing.

Erwin Olafs Im Wald in de NRC

https://www.nrc.nl/nieuws/2021/04/08/in-de-serie-im-wald-regisseert-erwin-olaf-zelfs-de-natuur-a4039005

https://www.erwinolaf.com/art/im_wald_2020

Der Zwerg van Alexander Zemlinsky door De Nationale Opera en het Nederlands Philharmonisch Orkest o.l.v. Lorenzo Viotti.
Met: Lenneke Ruiten, Annette Dasch en Clay Hilley en Derek Welton.
Regie: Nanouk Leopold, scenografie en video-ontwerp: Daan Emmen
Gezien: 4/9 in het Muziektheater Amsterdam.

Fotomateriaal: Marco Borggreve

Mystery and eroticism after paradise: Rudi Stephan’s ‘Die ersten Menschen’

Text: Neil van der Linden

Rudi Stephan’s opera or ‘Erotic Mystery’ Die ersten Menschen was to be premiered early 1915, but WWI intervened. In September that same year the composer died at Germany’s Eastern front, by a bullet through his head

In a way it was a surprise that the opera was to be performed at all. The libretto was based on an “Erotic Mystery” play that had been performed only once in 1912 in München, before it was banned for its explicit content. It was a hyper-eroticised and quite anti-religious view on the first family on earth, Adahm and Chawa, and their sons, Kajin and Chabel (resp. Adam, Eve, Cain and Abel), by Otto Börngraber, now mostly forgotten, but then a well-known radical playwright and philosopher.

In it, Adahm and Chawa are growing older, after having been expelled from paradise. Adahm has become contemplative, focusing on acquiring knowledge through science. Chawa longs back for the days of their youth. Meanwhile Kajin, the older son, is expressing a desire to explore the world, and to look for a ‘wild woman’, but he never gets far. Chabel, the youngest, is into mysticism and prophesies about a redeemer who will come, to be sacrificed as a lamb. In fact, Chabel brings a lamb along, and cuts its throat. Adahm goes out, Kajin tries to seduce Chawa, Chawa tries to seduce Chabel, Kajin kills Chabel and drops on a funeral pyre, Chawa wants to follow Chabel, but Adahm returns and draws her away, Adah and Chawa walk into the sunrise of a new day and Kajin will be the father of humankind.

This mystic and simultaneously sensual and blasphemous family drama is clickbait for director Calixto Bieto, of whom you could somewhat profanely say that he turns everything into mystic and simultaneously sensual and blasphemous family drama. Although first the plan -shelved due to COVID19 – was to have him stage Berlioz’s Damnation de Faust, on which Bieito for sure would have been able to apply his signature key-elements in staging as well: trivialising the sacred and sanctifying the trivial.

On stage we see a geometrical tent-like structure covered with gauze, the see-through home of this vulnerable first family on earth. There is a table covered with plates, filled with piles of fruit. They of course remind us of Eve and Adam having eaten the forbidden fruit from the Biblical Tree of Knowledge of Good and Evil. During the whole performance Chawa will be eating more fruits, trampling on them, or serving their contents to the other characters.  The backdrop is a gauze with video-images of more fruits, alternating with lips, eyes and body parts, and later on the protagonists in close-up. Incidentally we get to see the orchestra behind it, onstage, with conductor François-Xavier Roth, sometimes just the lights of the orchestra’s music-stands, shining through like the stars Chabel sees in his visions.

In the opening scenes Adahm is sitting behind a white laptop, focusing on the screen instead of Chawa. Later on Adahm recounts a white, shiny miracle that he saw during the moment when the Knowledge of Good and Evil was revealed to him, so yes in a way the laptop is in the text.  And yes, this is the Bieito method, reducing mythological allusions to seemingly trivial objects, that meanwhile retell the story in their own way.

It reminded me of Ruth Berghaus’ staging of Berg’s Lulu in Brussels; I remember countess Geschwitz, last one in love with Lulu, unreciprocated, vacuuming the run-down attic where she and Lulu, after living a luxurious life, are prostituting themselves –the whole staging was worlds apart from the previous staging in Paris, with the same magnificent Teresa Stratas in the title role, where Patrice Chéreau had given the characters a luscious beau-monde surrounding till the end.

The lamb that Chabel introduces in the family circle here is presented in the shape of a stuffed animal toy that he keeps caressing, behaving like a big baby. Yet, without any hesitation he decapitates his pet toy when the moment of the sacrifice arrives. The toy turns out to be filled with blood, which gushes out.

The role was performed by John Osborn, thus the role was cast as lyrical rather than as Wagnerian. Osborn often almost pushes his voice into falsetto, bringing the character closer to for instance the fool in Boris Godounov than a Wagnerian ‘Held’, and John Osborn really is the perfect performer for this, and Bieito makes full use of him. After having ‘killed’ the toy lamb, all the while showing the smile of a lunatic, he returns in pyjamas, which reveal the singer’s somewhat voluminous belly, making him so the more appear like an oversized toddler.

Meanwhile, his brother Kajin (superbly performed by baritone Leigh Melrose) gets to show his somewhat voluminous belly as well, but in his turn a more mannish one, as befits his character, covered abundantly with chest hair. All this leads to a scene where mother Chawa (a commanding Annette Dasch with some very demanding notes over full orchestra) strips as well, down to a negligée. And yes, still quite in line with the libretto, consecutively Kajin tries to rape Chawa, Chawa tries to rape Chabel, all join in a threesome, Kajin tries to rape Chabel, and Kajin kills Chabel.

Enter Adahm (bass-baritone Kyle Ketelsen). Apparently untouched by all the hormones flying around, Adahm stays dressed, in the end even wearing a plain raincoat on top of everything. There is no sunrise outside to walk into, but Adahm and Chawa embrace, in closeup in the backdrop video, in loving caressing.

Stephan’s musical idiom oscillates between the budding atonality of Schönberg’s Erwartung (finished 1909) and the stretched tonal idiom of Schreker;  Schreker’s Die Gezeichneten was written during the same years as Die Erste Menschen. The topic is not that distant from the incest of Strauss’ Salomé, the sexual craving in Erwartung, the promiscuity of Die Gezeichneten, all topics that were already present in Wagner’s Ring meanwhile.

It took Stephan a while to finish the opera, partly it seems as librettist Börngraber had been thinking Richard Strauss might instead be interested in the text. But Strauss had already abandoned his taste for topics like Salomé and Elektra, replacing it with the saccharine world of Der Rosenkavalier, which premiered in 1911. 

Finally, Die Erste Menschen was staged in 1920 in Frankfurt, to critical acclaim, but without winning the hearts of audiences. After a second failure in 1924 in an abridged, chastened version, it disappeared. This Amsterdam production is only the second post WWII production of the full score. And without Corona we would not even have had this ravishing gem. Berlioz’ Damnation will wait.



Adahm: Kyle Ketelsen 
Kajin: Leigh Melrose 
Chawa: Annette Dasch 
Chabel: John Osborn
Musical direction:  François-Xavier Roth
Direction:  Calixto Bieito
Set design: Rebecca Ringst
Costumes  Ingo Krügler
Lighting:  Michael Bauer
Video: Sarah Derendinger  
Orchestra: Royal Concertgebouw Orchestra

This production is part of the Holland Festival 2021

Photography Ruth Walz

The production can be seen on ARTE and on the websites of the Holland Festival and the Dutch National Opera & Ballet from June 25th on, for free:

https://www.arte.tv/en/videos/084458-006-A/the-first-humans-trailer/

Amsterdamse Jenůfa ontroert. Wel met kanttekeningen.

Annette Dasch (Jenůfa)

Annett Dasch (Jenůfa) © Ruth Waltz

Er zijn van die opera’s die je beter ongemoeid kunt laten en ze in de eigenlijke tijd van de handeling moet laten afspelen. Zoals Jenůfa van Janáček. Tegenwoordig kijkt niemand meer neer op een ongehuwde moeder en het zal geen man meer afschrikken dat zijn geliefde al een kind van een ander heeft. Door Jenůfa naar de tegenwoordige tijd te verplaatsen doe je het libretto te kort want ‘mensen van nu’ zullen de moord (en het drama) volstrekt ongeloofwaardig vinden.

Jenufadenationaleope-thwalz0043

© Ruth Waltz

De Engelse regisseur Katie Mitchell heeft daar geen boodschap aan. Net zo min als aan de omgeving waarin de eerste acte van opera zich hoort af te spelen. Niet in een kantoor en niet in een fabriekshal, maar op de velden in een Moravisch dorp. Dat staat niet alleen in het libretto maar dat zit ook (of: voornamelijk?) in de muziek. Want als geen ander heeft Janáček de folklore (en de taal) van zijn vaderland zo prominent in zijn muziek verwerkt: hij was niet alleen een verwoed verzamelaar van Moravische volksliederen, maar ook de gesproken taal heeft hem buitengewoon geïnspireerd. Daarmee creëerde hij zijn beroemde “spraakmelodieën”.

jenufa0139-och-h.ruthwalz

© Ruth Waltz

In zijn muziek hoor je de wind door de velden ruisen, maar wat je te zien krijgt zijn keurige burelen, computers, schoonmakers en een prominent aanwezige toilet dat veelvuldig gebruikt wordt voor verschillende doeleinden. Ik vond het bevreemdend en bij vlagen onsmakelijk.

jenufa0142-och-h.ruthwalz

Pavel Černoch (Laca), Annette Dasch (Jenufa), Evelyn Herlitzius (Kostelnička) © Ruth Waltz

Gelukkig werd de balans in de tweede acte hersteld. Het speelt zich nog steeds af anno nu, maar de sfeer is nu goed voelbaar en de tragiek laat je niet onberoerd. Probeer maar tegen je tranen te vechten, dat lukt je niet.

In de derde acte is de spanning om te snijden, de weg naar de climax maakt dat je op het puntje van je stoel belandt. Jammer genoeg weet Mitchell het teniet te doen door een totaal overbodige vrijage in te lassen, zo ontzettend tegen de muziek in die voornamelijk lyrisch en geruststellend is.

Wat het allemaal tot een echt onvergetelijke avond maakte waren de zangers. Tot in de kleinste rollen waren de rollen voortreffelijk bezet, wat de in het theater aanwezige regisseur Christof Loy de kreet ontlokte: “en nu wil ik die hele cast in mijn eigen productie hebben”.

De oorspronkelijke titel van de opera was  Její pastorkyňa (Haar pleegdochter) en in feite gaat het over de pleegmoeder, Kostelnička. En over haar meisjesdromen die eindigden in een liefdeloos leven met een zuipende nietsnut van een echtgenot, het lot waar zij haar geliefde stiefdochter voor wil behoeden. En over de grenzeloze liefde van een moeder die alle grenzen overschrijdt.

Kostelnička werd vertolkt door Evelyn Herlitzius. De Duitse dramatische sopraan met de stem van een door alles snijdende orkaan hebben we al eerder in Amsterdam gehoord, onder andere als de onvergetelijke Elektra. Met haar fenomenale techniek en stembeheersing wist zij de beweegredenen van haar verscheurde personage goed over te brengen. Men kon alleen maar medelijden met haar voelen. Wat een zangeres! Wat een actrice!

jenufa0121-och-h.ruthwalz

Evelyn Herlitzius  en Annette Dasch © Ruth Waltz

Ik ben geen grote fan van Annette Dasch (Jenůfa). Zij is een goede zangeres en zij acteert uitstekend, maar haar stem vond ik niet echt bij Jenůfa passen. In haar stem miste ik de zachte tonen en de wiegende klanken (Gabriela Beňačková: ik mis u!), haar Jenůfa was voor mij te sterk. Maar al met al was haar vertolking zeker indrukwekkend.

jenufa denationaleope-thwalz0084

Henry Waddington (Stárek), Hanna Schwarz (Stařenka Buryjovka), Annette Dasch (Jenůfa), Pavel Cernoch (Laca Klemeň), The Chorus of Dutch National Opera

De veterane Hanna Schwarz wist mij te imponeren in haar rol van Stařenka Buryjovka. De Duitse mezzosopraan kan het  nog steeds, ondanks haar 75 jaar! Haar vertolking van de grootmoeder was beslist indrukwekkend, ik betreurde alleen haar outfit, zeker in de eerste acte.

De Amerikaanse tenor Norman Reinhardt was een goede Števa. Zijn stem is mooi, lyrisch en aangenaam klinkend. Ik had er mij misschien wat meer onnozelheid en erotiek in gewenst, maar het komt wel, denk ik. Het was de première.

Jenufa denationaleope-thwalz0080

Hanna Schwarz (Stařenka Buryjovka), Pavel Cernoch (Laca Klemeň), Annette Dasch (Jenůfa)

De held van de avond was voor mij Pavel Černoch (Laca). Nu is de rol wellicht één van de meest interessante, maar de manier hoe hij van de driftige, jaloerse kikker in een warme, liefhebbende en troostende man veranderde… wel nu… dat moet je kunnen! Hij imponeerde niet alleen met zijn welluidende tenorstem die overal goed hoorbaar was en zijn enorme acteursprestaties, hij was ook de enige die goed verstaanbaar was. Een groot bravo!

jenufa0149-och-h.ruthwalz

In het midden Francis van Broekhuizen (Rychtárka) © Ruth Waltz

Het Nederlandse aandeel in de productie was klein maar op een zeer hoog niveau. Karin Strobos wist van Karolka een echte vrouw van vlees en bloed te maken en Francis van Broekhuizen maakte een zeer imponerend debuut bij DNO als Rychtárka. Haar korte optreden kon voor niemand onopgemerkt blijven.

Het koor van De Nationale Opera (instudering Ching-Lien Wu) was zoals altijd op een top niveau en het Nederlands Philharmonisch Orkest onder leiding van Tomáš Netopil speelde prachtig. Waarbij een kleine opmerking: van een Tsjechische maestro had ik toch wat meer ‘Moravische’ accenten verwacht.

Ondanks de rare eerste acte (maar die is dan gauw vergeten) en de totaal overbodige vrijage aan het eind (hoe verzin je zoiets????) is het een zeer ontroerende en overtuigende voorstelling.

Trailer van de productie:

Bezocht op 6 oktober 2018 bij de Nationale Opera en Ballet in Amsterdam

Meer Jenůfa:
JENŮFA. Alvis Hermanis, Brussel 2014
JENŮFA van Christoph Loy

Madame Pompadour van Leo Fall: mooi dat de opname er is, maar het had beter gekund

pompadour

 

Heeft u ooit van Fritzi Massary gehoord? Nee? Ren dan naar de winkel of gewoon naar de YouTube op uw computer. Zij was de Maria Callas van de operette. Of eigenlijk nog meer, want de componisten uit het begin van de twintigste eeuw schreven hun werken speciaal voor haar. Zo ook Leo Fall. Zijn operette Madame Pompadour was op haar maat gesneden.

Fritzi Masary zingt “Heut`könnt einer sein Glück bei mir machen” uit Madame Pompadour:

Wij kunnen het ons niet meer voorstellen, maar operette was in die tijd zowat de meest vooruitstrevende vorm van muziektheater. Tot de nazi’s aan de macht kwamen. Nu, na meer dan een half eeuw verbanning komt het genre weer terug in onze theaters, concertzalen en levens en daar ben ik echt blij mee

De nieuwe opname van Madame Pompadour, in 2012 live opgenomen in het Wiener Volksoper vind ik een beetje een gemiste kans.

Annette Dasch is natuurlijk geen Massary (wie wel?), maar zij doet het echt voortreffelijk en zet een zeer geloofwaardige Pompadour neer. Het is ook leuk om de oudgediende Heinz Zednik weer eens te kunnen horen. In zijn rol van de koning kan hij lekker uitpakken en schmieren. Ook Mirko Roschkowski (René) kan mij bekoren.

Moeilijker wordt het als wij bij het orkest komen, ik mis het vuur. En mijn belangrijkste probleem: waarom zijn de meeste dialogen er uitgeknipt?

Leo Fall
Madame Pompadour
Annette Dasch, Heinz Zednik, Mirko Roschkowski, Elvira Soukop e.a.
Orchester und Chor der Volksoper Wien olv Andreas Schüller
CPO 7777952