Kyle Ketelson

Pelléas et Mélisande in Zürich

Tekst: Peter Franken

Dit werk uit 1902 is de enige opera die Debussy (1862-1918) wist te voltooien. In 2016 bracht Opernhaus Zürich een nieuwe productie van ‘Pelléas’ die in 2019 op dvd is verschenen.

De keuze van Debussy voor het verhaal van Maurice Maeterlinck werd sterk bepaald door de afwezigheid van dramatiek, context en het naspelen van het ‘echte’ leven. Veel te gekunsteld allemaal, de toeschouwer zou door de summiere handeling en de veelal onderkoelde uitspraken van de protagonisten veel dieper kunnen doordringen in hun emoties.

Uit de dialogen maken we op dat het een sombere boel is op het kasteel waar Golaud zijn in het bos gevonden Mélisande naartoe heeft gebracht. Hoge bomen laten alleen in de zomer wat direct zonlicht toe, het leven wordt beheerst door het ziekbed van Pelléas’ vader en in de omgeving heerst hongersnood. Ingmar Bergman had er een mooie film van kunnen maken, wellicht nog beklemmender dan de opera, immers zonder zang. Mélisande voelt zich opgesloten in haar omgeving en in haar huwelijk met de oudere Golaud. ‘Je ne suis pas heureuse ici’ zingt ze in de tweede akte. Veel meer komen we over haar gevoelens niet aan de weet.

Pelléas probeert Mélisandes gezelschap aanvankelijk te mijden maar gaandeweg trekken ze steeds meer met elkaar op. Van een affaire is geen sprake maar de wederzijdse liefde groeit, zonder dat een van beiden dat wil toegeven. Pelléas besluit te vertrekken als hij er niet meer tegen kan. Een laatste ontmoeting met zijn schoonzus wordt hem fataal, zijn halfbroer steekt hem dood. Mélisande baart een dochter maar overlijdt kort daarna, vermoedelijk aan kraamvrouwenkoorts.

Dmitri Tcherniakov heeft in zijn productie voor Zürich uit 2016 de aan Maeterlinck ontleende middeleeuwse locaties gelaten voor wat ze zijn. Hij concentreert zich op het schimmige personage Mélisande en de impact die haar aanwezigheid heeft op de mensen om haar heen. Ze is emotioneel zeer sterk beschadigd en dat biedt de mogelijkheid er een psychiatrisch tintje aan te geven. In een prachtige modern vormgegeven hoge ruimte die zowel een woon- eetvertrek als een behandelkamer voorstelt ondergaat Mélisande haar therapie.

Toepasselijk staan er verschillende wit leren chaises longues als meubilair klaar zodat ook meerdere personen tegelijkertijd in dat proces betrokken kunnen worden. En dat gebeurt ook.

Golaud is psychiater en Mélisande zijn patiënt. Zo nu en dan activeert hij een in de wand gebouwd videoscherm en zien we opnames van eerdere sessies. Mélisande ondergaat daarin zo te zien aanvankelijk dwangverpleging. Die terugblikken moeten hem vermoedelijk sterken in de gedachte dat hij met Mélisande veel vooruitgang heeft geboekt ook al functioneert ze nog steeds in zeer beperkte mate, zowel verbaal als emotioneel.

De rest van de familie participeert in de sessies door met Mélisande alles na te spelen waarover in de opera wordt gerept. De locaties worden aan de verbeelding overgelaten, de gesprekken en in toenemende mate handtastelijkheden bepalen de voortgang.

Hoewel de indruk wordt gewekt dat alle betrokkenen een vergelijkbare scholing hebben gehad als Golaud en dus als zelfstandig hulpverlener kunnen optreden, vervaagt dit aspect feitelijk zodra Golaud er niet direct bij betrokken is. Dan zien we een disfunctionerende familie waarin de onduidelijk verwantschappen – Genevieve was de vrouw van Arkels oudste zoon en is na zijn dood met de jongste getrouwd – nog eens extra vertroebeld zijn door die inwonende patiënt die Golaud zozeer onder de huid is gekropen dat hij haar minnaar is geworden.

Jacques Imbrailo geeft fraai gestalte aan de rusteloze Pelléas. Zijn personage is tragisch, hij wordt geleefd. Zijn grootvader Arkel, mooie rol van Brindley Sherrat, verbiedt hem om een stervende vriend te bezoeken omdat hij zijn eigen langdurig zieke vader niet alleen mag laten. En hij wil de wijde wereld in om niet in de verleiding te komen zijn broer te bedriegen met die mooie onwereldse Mélisande die hem vanaf haar binnenkomst al fascineert. Ondanks zijn goede bedoelingen wordt hij gedood maar dat schijnt eigenlijk niemand van zijn familieleden echt te deren. Que sera, sera.

Kyle Ketelsen is een goede keuze als Golaud, groter en dominanter dan zijn jongere halfbroer en zeer geloofwaardig in zijn toenemende frustratie als duidelijk wordt dat Mélisande liever bij Pelléas is dan bij hem. Hij heeft haar dan wel een beetje op de rails gekregen maar door haar minnaar te worden is hij tegelijkertijd een herinnering aan het grote onheil dat ze was ontvlucht, zoiets in elk geval. Vocaal uitstekend verzorgd en binnen de bewegingsruimte die de rol biedt een geloofwaardige middelbare man die transformeert van een oprecht verliefde minnaar in een achterdochtige jaloerse potentaat die meer waarde lijkt te hechten aan de zekerheid dat zijn jonge vrouw hem niet heeft bedrogen, dan aan haar overleven. Als ze sterft moet hij tenminste een zuivere herinnering aan haar hebben.

De solist van de Tölzer Sängerknaben Damien Göritz is zeer goed opgewassen tegen de eisen die hem worden gesteld. Zijn partij is relatief eenvoudig maar hij moet die zingen terwijl zijn vader hem in toenemende mate ruw behandelt. Staat sterk in zijn schoenen die jongen.ne Naef is verantwoordelijk voor de moederlijke inbreng maar die beperkt zich hoofdzakelijk tot zingend toekijken.

Corinne Winters is een prachtige wereldvreemde Mélisande, oogt door haar zwarte sportkleding kleding een beetje jongensachtig en wil het liefste alleen maar met haar ‘broertje’ Pelléas spelen. Een soort terug naar vroeger, onschuldiger tijden. Van emotionele ontwikkeling is bij haar personage niet veel te merken, ze is een gevangen vogel zonder verleden en naar blijkt ook zonder toekomst. Tot het laatst probeert Golaud ‘de waarheid’ over haar omgang met Pelléas uit haar te kloppen, zonder resultaat. Grootvader Arkel ziet als enige een lichtpuntje: het nieuwe meisje zal Mélisandes plaats gaan innemen in de familie.

Uitstekend gezongen door Winters en overtuigend geacteerd. We zouden nog meer van haar horen in de jaren erna, denk aan Rachel, Halka, Jenufa, Katia, Giorgetta en Suor Angelica.

Maestro Alain Altinoglu heeft de muzikale leiding, groot compliment.

Trailer van de productie:


Voorstelling foto’s © Toni Suter    

Mystery and eroticism after paradise: Rudi Stephan’s ‘Die ersten Menschen’

Text: Neil van der Linden

Rudi Stephan’s opera or ‘Erotic Mystery’ Die ersten Menschen was to be premiered early 1915, but WWI intervened. In September that same year the composer died at Germany’s Eastern front, by a bullet through his head

In a way it was a surprise that the opera was to be performed at all. The libretto was based on an “Erotic Mystery” play that had been performed only once in 1912 in München, before it was banned for its explicit content. It was a hyper-eroticised and quite anti-religious view on the first family on earth, Adahm and Chawa, and their sons, Kajin and Chabel (resp. Adam, Eve, Cain and Abel), by Otto Börngraber, now mostly forgotten, but then a well-known radical playwright and philosopher.

In it, Adahm and Chawa are growing older, after having been expelled from paradise. Adahm has become contemplative, focusing on acquiring knowledge through science. Chawa longs back for the days of their youth. Meanwhile Kajin, the older son, is expressing a desire to explore the world, and to look for a ‘wild woman’, but he never gets far. Chabel, the youngest, is into mysticism and prophesies about a redeemer who will come, to be sacrificed as a lamb. In fact, Chabel brings a lamb along, and cuts its throat. Adahm goes out, Kajin tries to seduce Chawa, Chawa tries to seduce Chabel, Kajin kills Chabel and drops on a funeral pyre, Chawa wants to follow Chabel, but Adahm returns and draws her away, Adah and Chawa walk into the sunrise of a new day and Kajin will be the father of humankind.

This mystic and simultaneously sensual and blasphemous family drama is clickbait for director Calixto Bieto, of whom you could somewhat profanely say that he turns everything into mystic and simultaneously sensual and blasphemous family drama. Although first the plan -shelved due to COVID19 – was to have him stage Berlioz’s Damnation de Faust, on which Bieito for sure would have been able to apply his signature key-elements in staging as well: trivialising the sacred and sanctifying the trivial.

On stage we see a geometrical tent-like structure covered with gauze, the see-through home of this vulnerable first family on earth. There is a table covered with plates, filled with piles of fruit. They of course remind us of Eve and Adam having eaten the forbidden fruit from the Biblical Tree of Knowledge of Good and Evil. During the whole performance Chawa will be eating more fruits, trampling on them, or serving their contents to the other characters.  The backdrop is a gauze with video-images of more fruits, alternating with lips, eyes and body parts, and later on the protagonists in close-up. Incidentally we get to see the orchestra behind it, onstage, with conductor François-Xavier Roth, sometimes just the lights of the orchestra’s music-stands, shining through like the stars Chabel sees in his visions.

In the opening scenes Adahm is sitting behind a white laptop, focusing on the screen instead of Chawa. Later on Adahm recounts a white, shiny miracle that he saw during the moment when the Knowledge of Good and Evil was revealed to him, so yes in a way the laptop is in the text.  And yes, this is the Bieito method, reducing mythological allusions to seemingly trivial objects, that meanwhile retell the story in their own way.

It reminded me of Ruth Berghaus’ staging of Berg’s Lulu in Brussels; I remember countess Geschwitz, last one in love with Lulu, unreciprocated, vacuuming the run-down attic where she and Lulu, after living a luxurious life, are prostituting themselves –the whole staging was worlds apart from the previous staging in Paris, with the same magnificent Teresa Stratas in the title role, where Patrice Chéreau had given the characters a luscious beau-monde surrounding till the end.

The lamb that Chabel introduces in the family circle here is presented in the shape of a stuffed animal toy that he keeps caressing, behaving like a big baby. Yet, without any hesitation he decapitates his pet toy when the moment of the sacrifice arrives. The toy turns out to be filled with blood, which gushes out.

The role was performed by John Osborn, thus the role was cast as lyrical rather than as Wagnerian. Osborn often almost pushes his voice into falsetto, bringing the character closer to for instance the fool in Boris Godounov than a Wagnerian ‘Held’, and John Osborn really is the perfect performer for this, and Bieito makes full use of him. After having ‘killed’ the toy lamb, all the while showing the smile of a lunatic, he returns in pyjamas, which reveal the singer’s somewhat voluminous belly, making him so the more appear like an oversized toddler.

Meanwhile, his brother Kajin (superbly performed by baritone Leigh Melrose) gets to show his somewhat voluminous belly as well, but in his turn a more mannish one, as befits his character, covered abundantly with chest hair. All this leads to a scene where mother Chawa (a commanding Annette Dasch with some very demanding notes over full orchestra) strips as well, down to a negligée. And yes, still quite in line with the libretto, consecutively Kajin tries to rape Chawa, Chawa tries to rape Chabel, all join in a threesome, Kajin tries to rape Chabel, and Kajin kills Chabel.

Enter Adahm (bass-baritone Kyle Ketelsen). Apparently untouched by all the hormones flying around, Adahm stays dressed, in the end even wearing a plain raincoat on top of everything. There is no sunrise outside to walk into, but Adahm and Chawa embrace, in closeup in the backdrop video, in loving caressing.

Stephan’s musical idiom oscillates between the budding atonality of Schönberg’s Erwartung (finished 1909) and the stretched tonal idiom of Schreker;  Schreker’s Die Gezeichneten was written during the same years as Die Erste Menschen. The topic is not that distant from the incest of Strauss’ Salomé, the sexual craving in Erwartung, the promiscuity of Die Gezeichneten, all topics that were already present in Wagner’s Ring meanwhile.

It took Stephan a while to finish the opera, partly it seems as librettist Börngraber had been thinking Richard Strauss might instead be interested in the text. But Strauss had already abandoned his taste for topics like Salomé and Elektra, replacing it with the saccharine world of Der Rosenkavalier, which premiered in 1911. 

Finally, Die Erste Menschen was staged in 1920 in Frankfurt, to critical acclaim, but without winning the hearts of audiences. After a second failure in 1924 in an abridged, chastened version, it disappeared. This Amsterdam production is only the second post WWII production of the full score. And without Corona we would not even have had this ravishing gem. Berlioz’ Damnation will wait.



Adahm: Kyle Ketelsen 
Kajin: Leigh Melrose 
Chawa: Annette Dasch 
Chabel: John Osborn
Musical direction:  François-Xavier Roth
Direction:  Calixto Bieito
Set design: Rebecca Ringst
Costumes  Ingo Krügler
Lighting:  Michael Bauer
Video: Sarah Derendinger  
Orchestra: Royal Concertgebouw Orchestra

This production is part of the Holland Festival 2021

Photography Ruth Walz

The production can be seen on ARTE and on the websites of the Holland Festival and the Dutch National Opera & Ballet from June 25th on, for free:

https://www.arte.tv/en/videos/084458-006-A/the-first-humans-trailer/

The Rake’s Progress als theater van het lach

Paul Appleby (Tom Rakewell0, Nick Shadow (Kyle Ketelsen), figuranten

Foto: Copyright (c) DNO/Monika Rittershaus

Stravinsky’s The Rake’s Progress behoort tot de meest opgevoerde opera’s die gecomponeerd werden in de twintigste eeuw. Deels ligt het aan de aanstekelijke, toegankelijke muziek, deels aan het grote publiek aansprekend moralistisch verhaal. Met een goede regisseur – en een nog betere vormgever – kun je zeker zijn van een daverend succes.

Ook in het Amsterdamse Muziektheater kon men van een daverend succes spreken. Het publiek was uitzinnig, men kwam niet meer bij van het lachen, men vrat het rauw. John Lanting zou tevreden zijn geweest.

Ik vond het maar niets en daarin ben ik, vrees ik, één van de zeer weinigen. Ik behoor – denk ik – tot de één van de drie, vooruit vier, mensen (meer gelijkgestemden kwam ik niet tegen) die er niet van hebben genoten…
Waarom niet? Omdat het verhaal – en de muziek van Stravinsky – onrecht werd aangedaan.

De zangers waren goed (al kon het beter), maar het orkest speelde middelmatig (de dirigent gaf niet goed aan, volgens mij) en de productie was verschrikkelijk over de top, waarbij de regisseur totaal voorbij was gegaan aan de clou van het verhaal. Alle angels waren er uit en van het woord ‘tragikomisch’, want dat is het werk in het echt, werd het eerste deel van het woord weggepoetst.

Het begon al door de rol van Baba de Turk aan een countertenor in travestie te vertrouwen. Dat klopt niet. Stravinsky heeft het niet zo bedoeld. In zijn opera hoort Baba gezongen te worden door een mezzosopraan en ik denk dat Stravinsky toch echt wist wat hij wilde!

Andrew Watts (Baba the Turk) en Paul Appleby (Tom Rakewell)

Andrew Watts (Baba the Turk), Paul Appelby (Tom) Foto: Copyright (c) DNO/Monika Rittershaus

Het eerste wat ik dacht toen hij/zij opkwam was: was Conchita Wurst niet beschikbaar? Het effect zou hetzelfde zijn geweest..  het zingen wellicht ook. Nu: het publiek vrat het! De lachsalvo’s volgden elkaar in rap tempo op en toen de diva met haar tieten ging zwaaien (dat doen queers immers altijd, toch?) kwamen de mensen niet meer bij. Lachuh! Dat is heel erg verkeerd, want Baba is niet om te lachen. In feite is zij een tragische figuur die nu door de regisseur om zeep werd geholpen. Ik noem het karaktermoord.

Geen cliché werd ons bespaard, dus maakte de diva haar entree met een hondje. Een Pekinees! Hoe verzin je dat! En wat deed het kind daar? Wie was zij überhaupt? Was zij het kind van Baba? Was zij haar jonge alter ego? Best mogelijk, best mogelijk ……

Over andere ‘vondsten’ doe ik er het zwijgend toe, maar het veilen van het meisje (nog steeds op de bühne aanwezig) kon ik echt niet grappig vinden

Koor van De Nationale Opera, met op de voorgrond Julia Bullock (Anne)

Foto: Copyright (c) DNO/Monika Rittershaus

Muzikaal viel er veel meer te genieten, maar ook daar kan ik maar niet echt enthousiast over worden.

Paul Appleby (Tom Rakewell) en Kyle Ketelsen (Nick Shadow)

Paul Appelby en Kyle Ketelson Copyright (c) DNO/Monika Rittershaus

Paul Appelby (Tom Rakewell) kon mij goed overtuigen. In zijn interpretatie was Tom een naïeve, suffige domkop die maar niet zo goed snapte wat hem overkwam. Het is alleen jammer dat hij de sulligheid tot het eind heeft gehanteerd, want in de laatste scène wilde ik meer emoties in zijn stem kunnen horen, meer ‘madness’. Maar ik denk dat de akoestiek van het Muziektheater hier (ook) parten heeft gespeeld. Het was alles behalve optimaal.

Julia Bullock (Anne)

Julia Bullock (Anne) Foto: Copyright (c) DNO/Monika Rittershaus

Julia Bullock (Anne Truelove) is een verrukkelijke sopraan met een mooie, lieve stem, zeer ontroerend in zijn lyriek. Haar smeekbedes waren hartbrekend. Helaas is haar instrument aan de kleine kant waardoor niet alle nuances goed hoorbaar waren.

Paul Appleby (Tom Rakewell) en Kyle Ketelsen (Nick Shadow)

Paul Appelby (Tom) & Kyle Ketelosn (Nick) Foto: Copyright (c) DNO/Monika Rittershaus

Kyle Ketelsen (Nick Shadow) kon mij niet helemaal overtuigen. Voor een echte duivel miste hij eenmaal de gevaarlijke aantrekkelijkheid, dat – niet zo kleine – ‘iets’ wat maakt dat je je aan zo’n iemand totaal kunt overgeven en daar ook nog eens blij om wordt. Wat overigens ook in het libretto staat. Zijn bariton is rond en warm maar ik wil in die rol wat meer kruid horen, meer peper. Dat McBurney hem als een ambtenaar heeft uitgedost wilde ook niet helpen.

rakes_progress_142

Julia Bullock, David Piitsinger, Kyle Ketelson & Paul Appelby Foto: Copyright (c) DNO/Monika Rittershaus

David Pittsinger (Truelove) was voor mij de echte ster van de avond. Zijn stem is groot en resonerend waardoor hij niet alleen goed hoorbaar was maar ook al de nuances in zijn zang fantastisch wist over te brengen.

Voorgrond: Alan Oke (Sellem (veilingmeester)) en Koor van de Nationale Opera

Alan Oke (veilingmeester) en Koor van de Nationale Opera Copyright (c) DNO/Monika Rittershaus

Allen Oke zette een fenomenale veilingmeester neer, waarbij hij en passant ook les in acteren ten beste gaf.

Hilary Summers was een aardige maar niet echt overtuigende Mother the Goose. Haar interpretatie paste beter bij een moeder dan bij een bordeelmamma.

Evan Hughes (Keeper of the Madhouse/Nick Shadow II) wist mij met zijn grootse en een kruidige bariton zeer te imponeren wat mij een verzuchting heeft ontlokt: zong hij maar de duivel!

Over Andrew Watts (Baba The Turk) kan ik kort zijn: het was een gruwelijke vergissing. Ik reken het de arme countertenor niet aan, tenslotte deed hij wat de regisseur van hem verlangde. Dat de rol niet voor zijn stemtype was geschreven waardoor zijn tessitura niet toereikend was? Peanuts, toch? Moet kunnen…..

Ook over het koor kan ik kort zijn: geweldig! Alleen voor hun prestaties is het beslist de moeite waard om de opera te bezoeken!

Het orkest speelde goed, maar de echte bezieling ontbrak. Het was allemaal een beetje braaf, een beetje gewoontjes. Zeker vóór de pauze, want daarna, toen er wat minder te lachen viel, werd ook de orkestklank beter. Overigens: ik denk niet dat het aan de musici van het Nederlands Kamerorkest lag, (denk alleen al aan de schitterende trompetsolo van Ad Welleman!), de schuldige was ongetwijfeld Ivor Bolton. Er kwam zo ontzettend weinig inspiratie van hem af! Stravinsky – of je er van houdt of niet – is ‘all about ritme’ en laat dat nou hetgene te zijn wat ik het meest miste.

rakes_progress_133

Andrew Watts, Kyle Ketelson, Julia Bullock, Paul Appelby & David Pittsinger Copyright (c) DNO/Monika Rittershaus

De moraal van het verhaal (denk aan Don Giovanni! Stravinsky kende heus zijn klassiekers!) werd door de protagonisten vóór de bühne gezongen en dus voor de bezitters van slechte(re) kaartjes waarschijnlijk niet te zien. Net als minstens een derde van de hele opera. Was er werkelijk niemand die de regisseur op de verschillen – ook in de akoestiek, maar niet alleen – tussen Aix-en-Provence en de Stopera kon attenderen?

Trailer van de productie:

Igor Stravinsky
The Rake’s Progress
Paul Appelby, Julia Bullock, Kyle Ketelsen, David Pittsinger, Hilary Summers, Andrew Watts, Allan Oke, Evan Hughes
Koor van De Nationale Opera en het Nederlands Kamerorkest het olv Ivor Bolton
Regie: Simon McBurney

Discografie: IGOR STRAVINSKY: THE RAKE’S PROGRESS. Discografie