Peter Franken

Don Quichot: een nieuwe opera van Pintor en Moretto

Tekst: Peter Franken

Opera2Day bracht afgelopen zondag de wereldpremière van een nieuwe opera gewijd aan Cervantes’ legendarische personage Don Quichot. Het werd een bijzondere ervaring.

Don Quichot en Sancho Panza

Miguel de Cervantes publiceerde zijn Don Quichot in 1605. In 1615 volgde een tweede deel dat eindigt met de dood van de titelheld, mede ingegeven door de wens anderen te verhinderen met hem aan de haal te gaan zoals Alonso Fernández de Avellanada in 1612 had gedaan door een ‘vervolg’ op Cervantes’ boek te publiceren. Pogingen om een derde deel te realiseren zullen door de ‘geest van Cervantes’ dus zeker niet worden gewaardeerd.

Cervantes schrijft dat de eerste hoofdstukken zijn ontleend aan de ‘archieven van La Mancha’. De rest is een vertaling uit een Arabische tekst van de Moorse historicus Cide Hamete Benengali. De titelheld wordt gepresenteerd als een Morisco wiens voorgeslacht al eeuwenlang in Spanje heeft gewoond. Daarmee verschuilt de schrijver zich achter fictieve auteurs wat hem de vrijheid geeft zijn eigen verhaal wat afstandelijker en met ironie te benaderen. In het tweede deel is de titelheld tien jaar na dato een beroemdheid geworden en wordt hij met zijn kompaan Sancho Panza geconfronteerd met personen die hem uit zijn eerdere avonturen kennen en als het ware nieuwe queestes voor hem bedenken.

 

Stefano Simone Pintor heeft dit gegeven zeer getrouw verwerkt in zijn libretto voor de opera De vernuftige edelman Don Quichot van La Mancha al geeft hij er een kleine twist aan. In zijn versie is Benengali het personage dat zich helemaal heeft vereenzelvigd met de helden uit ridderromans en de identiteit van Don Quichot aanneemt. De tovenaar Frestoen wordt opgevoerd als Mr. Freestone, CEO van Benengali’s multinational La Mancha. De oprichter van het bedrijf laat zich nooit zien, hij zit altijd maar te lezen in het archief waar Miguel werkzaam is als archivaris.

Na wat chaotische verwikkelingen pakken we Cervantes’ verhaallijn op en volgen we het koppel Benengali en Miguel in hun nieuwe hoedanigheid van Don Quichot en Sancho Panza die de wereld intrekken gezeten op een goudkleurige trolley genaamd Rocinante en een bureaustoel bij wijze van muilezel. We treffen de kok Nicola in de bedrijfskantine die uiteindelijk bereid is Benengali tot ridder te slaan om van hem af te komen. De schoonmaakster Dalisay wordt door de nieuwbakken ridder opgewaardeerd tot de schone edelvrouwe Dulcinea del Toboso en de ventilatorwieken van de airconditioning fungeren als de onvermijdelijke windmolens.

De twee boeken samen beslaan ongeveer duizend pagina’s en verhalen over talloze avonturen. Pintor heeft daaruit een representatieve selectie gemaakt waarin tenminste naast de algemeen bekende ook de sleutelepisodes zijn opgenomen. In die laatste categorie vallen de verbranding van al zijn boeken om de vermeende edelman uit zijn ‘waanzin’ te redden en zijn verscheiden aan het einde van het tweede deel om te voorkomen dat hij geloofwaardig kan voortleven in het werk van andere auteurs. Het libretto is meertalig: Engelse, Spaanse, Italiaanse en Franse teksten wisselen elkaar af. Als die twee met elkaar praten gaat in het Spaans al vindt Panza dat zijn chef een vreemd accent heeft, typisch iets voor een Morisco. Verder staat het bol van zeer gedetailleerde regieaanwijzingen die allemaal tot in detail zijn gevolgd. Dat was natuurlijk te verwachten aangezien Pintor ook de enscenering van de première productie op zich heeft genomen.

Vanni Moretto

Componist Vanni Moretto werkte eerder voor Opera2Day aan Dangerous Liaisons waarin zeer ruim gebruik werd gemaakte van Vivaldi’s werken. Hier levert hij zelf het moderne raamwerk waarin tal van middeleeuwse muziekstukken zijn verwerkt. De muziek deed me bij aanvang even aan het gebruik van de ‘zigeunertoonladder’ denken maar ik realiseerde me al gauw dat het ‘Arabisch’ moest klinken. Het eerste middeleeuwse citaat kwam voor rekening van ‘Si dolce non sono’ van Francesco Landini (1325-1397). Het markeert het moment waarop Benengali’s transformatie begint.

Het gevecht met de windmolens wordt begeleid door de ballade ‘Puisque je suis fumeux’ van Jehan Simon Hasprois (1378-1428).

En zo gaat het verder het gehele stuk waardoor een interessant modern klankbeeld ontstaat met middeleeuwse interpolaties.

De uitvoering kwam voor rekening van het New European Ensemble la fonta musica onder leiding van dirigent Hernán Schwartzman.

De productie van dit werk is zeer complex als alle regie aanwijzingen in het libretto worden gevolgd, en met de librettist als regisseur kon dat natuurlijk ook niet anders. Een team bestaande uit Herbert Janse (scenografie), Uri Rapaport (licht), Arno Bock (geluid), Ronald Tebra (techniek), Mirjam Pater (kostuums) en Nienke Algra (kap en grime) zal er zijn handen vol aan hebben gehad maar het resultaat mocht er wezen. Een extra complicatie voor Pater en Algra zal de meervoudige bezetting van een aantal personages zijn geweest die bliksemsnel een volledige transformatie moesten kunnen ondergaan.

Don Quichot werd voorbeeldig vertolkt door bariton Mattijs van de Woerd. Met de Argentijnse tenor Manuel Núnez Camelino vormde hij een prachtig duo, regelmatig met elkaar bekvechtend in rap Spaans. De spreekrol van Mr. Freestone alias tovenaar Friston kwam voor rekening van de acteur Jeremiah Fleming die kennelijk eens goed had gekeken naar Alec Baldwin in Glengarry Glen Ross.

Sopraan Alina Dantcheva maakte haar opwachting als Dalisay, door Benengali opgehemeld tot Dulcinea. Ze was er verlegen mee maar het moment was in haar hoofd blijven hangen. Als hij haar tien jaar later niet herkent is ze zichtbaar teleurgesteld. De alt Michaela Riener was te zien en horen als Benengali’s empathische nicht Antonia en als non in de scène waarin Don Quichot twee gevangenen probeert te bevrijden uit de klauwen van heersende macht. Carlos Negrin, Massimo Altieri en Samar Al Waedi completeerden de cast. Daarnaast waren er nog 14 figuranten te zien.

Opera2Day doet met dit nieuwe werk zijn reputatie opnieuw alle eer aan. Het is een vernieuwend gezelschap dat een vaste plek in de operawereld heeft verworven en veel publiek trekt. De ambitieuze speellijst spreekt boekdelen: Don Quichot is tot 18 maart nog 20 keer te zien in maar liefst 13 verschillende theaters.

Voor meer informatie ga naar: Producties (opera2day.nl)

Foto’s © Bart Grietens

Domingo in The Met, deel 3: Simon Boccanegra

Tekst Peter Franken

Placido Domingo heeft talloze malen in de Met gezongen en veel daarvan is live uitgezonden en zodoende later op dvd uitgebracht, zo ook een uitvoering van Simon Boccanegra.

Dit werk ging in 1857 in première in Venetië. Verdi was tijdens de voorbereiding nog druk doende in Parijs met Les vêpres siciliennes waardoor het een beetje een haastklus werd. Dat gevoegd bij het feit dat het werk gaat over Venetië’s aartsrivaal Genua, maakt achteraf de matige ontvangst van deze opera wel enigszins begrijpelijk.

Simon Boccanegra raakte nog net niet in de vergetelheid maar een succes vergelijkbaar met Verdi’s werken uit zijn rijpe periode bleef uit.

In 1881 ging een compleet omgewerkte versie in première met een klankbeeld waaruit duidelijk blijkt dat de componist inmiddels zijn topwerken Don Carlos en Aida heeft voltooid. De nieuwe Boccanegra verdient zeker een plek in de rangorde tussen deze twee, de muziek is wonderschoon. De keuze van het onderwerp en het weliswaar enigszins aangepaste libretto hebben echter ook nadien een zegetocht in de weg gestaan.

Toch zou het helpen als in een chronologisch overzicht van Verdi’s werk Simon Boccanegra geplaatst wordt na Aida, al is het maar om aan te geven dat het hier een opera betreft waarin Verdi alles heeft ingebracht aan kennis en ervaring dat hij vervolgens in een soort nagekomen bericht nog eens tentoon zou spreiden in Otello en Falstaff.

De handeling speelt zich af in de 14e eeuw, de tijd dat Venetië en Genua samen de dienst uitmaakten in de Middellandse Zee en Genua bovendien haar invloed wist uit te breiden in het gebied rond de Zwarte Zee. In de stad is een eindeloos conflict gaande tussen de plebejers en de patriciërs. Deze groepen staan lijnrecht tegenover elkaar en een oplossing is niet in zicht, zal er ook nooit echt komen. Net als in een periode van oorlog of revolutie zet dat de verhoudingen op scherp als persoonlijke belangen de virtuele maatschappelijke scheidslijn overschrijden.

De proloog begint met een grote groep plebejers die een coup voorbereiden. Ze rekenen erop dat de dienstopdracht zal zijn dat men de kandidatuur van Lorenzo als nieuwe Doge moet steunen, maar de ambitieuze Paolo Albiani heeft andere plannen. Deze is in gesprek met hun aanvoerder Pietro. Ze worden het eens, Simon Boccanegra, de plaatselijke Piet Hein, zal geprest worden een verkiezing tot Doge te aanvaarden. Met Paolo als macht achter de schermen zullen zodoende de belangen van de plebejers beter worden behartigd.

Simon voelt echter weinig voor het plan maar laat zich overhalen. Als Doge zal hij een betere kans maken zijn geliefde Maria, dochter van de patriciër Fiesco, te trouwen. Al gauw blijkt dit ijdele hoop. De plotseling opduikende Fiesco weigert hem te vergeven dat hij zijn dochter heeft verleid. Slechts als Simon hem het dochtertje uit deze relatie bezorgt, is hij bereid zijn wrok te laten varen. Het kind in kwestie is echter ontvoerd en niemand weet waar ze is gebleven. Bovendien is Maria uitgerekend die avond gestorven. Daarmee bevat de proloog alle ingrediënten voor een verhaal met fatale afloop.

Robert Loyd zingt Il lacerato spirito:

De voorstelling die in 1995 ‘live from the Met’ te zien was is door DG op dvd uitgebracht. De enscenering van Giancarlo del Monaco en Michael Scott is op en top naturalistisch, zozeer dat het bijna gaat  irriteren. Zware kledij, wapens, alles volgens het boekje, maar is het 14e eeuw?

Act 2 trio: Placido Domingo,Vladimir Chernov, Kiri Te Kanawa

Vladimir Chernov is een ideale Boccanegra, fenomenaal met name in de tweede en derde akte.

Zijn sterfscène doet denken aan Boris Godoenov. Dat effect wordt onbedoeld versterkt door de aanwezigheid van Robert Lloyd als Fiesco

Hoewel Domingo min of meer als vanzelfsprekend wordt gepresenteerd als het boegbeeld van de productie is dit duidelijk geen romantische ‘tenor opera’. Gabriele Adorno is feitelijk een grote bijrol maar Domingo haalt er alles uit wat er inzit. Zijn personage is een heetgebakerde edelman en in de tweede akte kan hij zich behoorlijk uitleven. Chernov blijft echter de hoofdpersoon in woord, gebaar en zang.

Lloyd is een prima Fiesco maar ik blijf er zijn Boris in zien. Kiri te Kanawa brengt een mooie Amelia maar wordt door de regie een beetje truttig neergezet.

James Levine heeft zoals gebruikelijk de muzikale leiding.

U kunt de opera ook op de FB van Plácido Domingo bekijken

https://www.facebook.com/watch/?v=322913778833895

Muzikaal geslaagde Giulio Cesare bij DNO

Tekst: Peter Franken

DNO opent het kalenderjaar met Händels populaire opera Giulio Cesare in Egitto in een nieuwe productie van Calixto Bieito. Voor veel operaliefhebbers is het noemen van zijn naam direct aanleiding om tenminste even bedenkelijk te kijken maar als ervaren Wagneriaan wachtte ik rustig af wat hij nu weer zoal bedacht zou hebben. We zijn wel wat gewend in Wagnerland, ook zeer lange opera’s natuurlijk al vind ik dat 200 minuten muziek wel meer dan een enkele pauze verdient.

Het verhaal van Giulio Cesare drijft op seks, geweld en humor en Händel heeft dit succespakket verpakt in schitterende muziek die echter door de eindeloze herhalingen wel wat langdradig wordt. Er gebeurt vaak gewoon te weinig en zelfs een ervaren regisseur als Bieito blijkt daar problemen mee te hebben. Zo laat hij Cornelia zichzelf wel tien keer met beide handen in de hartstreek stompen alsof ze uit wanhoop zelfmoord wil plegen. Verder kleden zangers zich tijdens het zingen uit en soms ook weer zo’n beetje aan: er moet toch iets te zien zijn?

De regie plaatst de handeling in een omgeving die wordt beheerst door ‘snakes in suits’, psycho’s die geilen op macht en obscene rijkdom en letterlijk en figuurlijk over alles en iedereen heenlopen om hun doel te bereiken. En die insteek heeft Bieito gekoppeld aan een land als Saoedi Arabië. Hij biedt ons twee aanknopingspunten om zelf tot die constatering te komen. Ten eerste wordt het hoofd van Pompeo opgevoerd alsof het door een shredder is gehaald, een verwijzing naar Kashoggi. Ten tweede oogt het high tech decor als het Saoedische paviljoen op de Expo in Dubai.

De twee heersers Tolomeo en Cesare zijn beiden de topdog in hun eigen wereldje en laten dat blijken door ongeremd gewelddadig gedrag naar hun omgeving. Het eerste uur wordt de voorstelling beheerst door handtastelijkheden en regelrechte vechtpartijen die realistisch ogen maar al gauw meer lijken op het gedrag van kostschooljongens die gangstertje spelen.

Toch werkt het aanstekelijk: ook Cleopatra heeft zo haar onprettige maniertjes en nogal onverwacht mishandelt Sesto zijn moeder Cornelia als hij zichzelf moed inzingt om de dood van zijn vader en haar echtgenoot Pompeo te wreken. Bieito is echter niet vergeten dat er behalve geweld ook seks in de mix hoort te zitten en Sesto’s gedrag blijkt gewoon een uiting te zijn van Oedipale liefde. Later probeert hij zijn moeder uit te kleden en begint zij in zijn armen te bijten, fijn stel die twee.

Net als je eraan gewend bent dat elke aria eindigt met iemand die een trap in het kruis krijgt, vindt Bieto het genoeg. Het publiek moet nu wel begrepen hebben welke setting hij voor ogen had. En zowaar wordt het allemaal wat lichtvoetiger met de nodige humor. We zijn dan overigens al wel een dik uur in de voorstelling. Er resteert echter nog zoveel tijd dat ik mijn irritatie en afkeer  tijdens dat voorspel gaandeweg begon te vergeten en uiteindelijk vooral door toedoen van de bij vlagen hilarische interactie tussen Cleopatra en Cesare een aardige avond had. Prima koppel die twee: ze hebben elkaar allebei iets te bieden en seks is een bonus.

Het decor van Rebecca Ringst ziet eruit als een simpele rechthoekige doos met wanden van metalen gaaswerk. Die zitten echter vol met LED verlichting waardoor het ding in alle mogelijke configuraties kan oplichten: zelf bedachte hiërogliefen, vuur en wolken partijen, op Andy Warhol geïnspireerde veelkleurige beelden, alles ontworpen door Sarah Derendinger.

De doos staat meestentijds gedeeltelijk op zijn kant waarmee de suggestie van dat eerder genoemde Expo paviljoen wordt gewekt. Verder zijn er de nodige rekwisieten maar alleen als dat beslist nodig is. De kostuums van Ingo Krügler bevestigen het beschreven beeld: alle mannen in pak, Cleopatra in een jumpsuit en later in een badpak zodat wij haar (erg mooie) benen goed kunnen zien en Cesare ook natuurlijk.

De cast werd aangevoerd door countertenor Christophe Dumaux die staande op de doos zijn opwachting maakte. Kan zijn dat die positie hem parten speelde maar ik vond het een weinig indrukwekkende entree. Later groeide hij in zijn rol en wist hij beslist te overtuigen, zowel in zijn zang als in het voorgeschreven spel. Hij laat zich met een natte vinger lijmen door Cleopatra al moeten we dat vooral niet verwarren met spontane verliefdheid. Zij etaleert haar seksuele kwaliteiten terwijl ze een aria zingt over deugdzaamheid, een dodelijke combinatie die bij mannen werkt als een ‘dog whistle’. Eindelijk krijgen seks en humor de overhand boven achteloos geweld al zijn we daar natuurlijk nooit helemaal vanaf.

Sopraan Julie Fuchs was een verrukkelijke Cleopatra, zowel in haar acteren als haar zang. Cleopatra heeft van Händel mooie gedragen aria’s gekregen en Fuchs maakte veel indruk in haar vertolking daarvan. Het zijn de momenten dat ik opgelucht ademhaal: even niet dat spervuur van korte noten dat barokopera tot mijn minst favoriete genre maakt.

Ze kregen uitstekend tegenspel van countertenor Cameron Shabazi als Tolomeo, beter bekend als Ptolemaeus, Cleopatra’s broer en tevens formeel haar echtgenoot. Beiden betwisten elkaar de Egyptische troon en uiteindelijk weet Cleopatra de strijd in haar voordeel te beslechten dankzij de protectie van de Romeinen. Farao zijn als vazal is immers beter dan de troon aan je irritante broer laten, en dat is hij zeker in deze productie. Shabaza zong virtuoos maar met veel misbaar terwijl hij regelmatig om zich heen sloeg en zijn frustraties uitte door in het lage register een keiharde tenorstem op te zetten.

Naast deze machtsstrijd is er de subplot van de Pompeus’ weduwe Cornelia en haar zoon Sesto. In mijn beleving houdt hun streven zich op Tolomeo en zijn henchman Achilla te wreken de handeling nodeloos op en zorgt zodoende voor een uurtje extra muziek. Overigens was de invulling van deze rollen zeer goed verzorgd met een mooie Teresa Iervolino als Cornelia en een overtuigend jongensachtige Cecilia Molinari als Sesto.

Achilla had heel wat met ze te stellen, zeker ook omdat hij Cornelia graag voor zichzelf zou willen. Zeer overtuigend gebracht door Frederik Bergman, met zijn bariton meestentijds de enige lage stem in het geheel, een beetje een brombeer in een meidenaquarium. Overigens kwam de bijrol van Cesare’s luitenant Curio ook voor rekening van een bariton, de uit Oekraïne afkomstige Georgi Derbas-Richter, lid van de Opera Stud

Comic relief kwam bij vlagen van Cleopatra’s vertrouweling Nireno die elke gelegenheid benutte om te laten zien dat hij heel aardig kan tapdansen. Van zijn grote aria wist counter tenor Jake Ingbar op die manier een aardig nummer te maken, waarbij hij natuurlijk wel zijn kleren uittrok.

De obscene rijkdom die de golfstaten kenmerkt komt nog even terug in de finale waarin Cesare en Cleopatra elkaar een gouden toiletpot cadeau doen. En vervolgens komen de zes anderen erbij, ook allemaal met zijn attribuut.

Werken aan de opera met Emmanuelle Haïm:


De muzikale leiding was in handen van barokspecialist Emmanuelle Haïm die haar eigen orkest Le concert d’Astrée had meegebracht. Naar verluidt was dit hun vierde Giulio Cesare waarmee kennelijk een subspecialisatie binnen het genre wordt nagestreefd. Haïm had vooraf aangegeven deze opera graag bij DNO te willen uitvoeren, in mijn beleving de omgekeerde wereld. Het operahuis contracteert een dirigent en die mag zelf bepalen wat er gedaan zal worden. Moet gezegd, muzikaal was het een groot succes, het klonk erg gepolijst allemaal al had ik wat meer tempo wel op prijs gesteld.

Er volgen nog zeven voorstellingen. Tevens vanaf 2 februari te zien op Arte en op 4 februari te beluisteren op Radio 4

Julia Fuchs over de opera

Foto’s © Monika Rittershaus | De Nationale Opera



Domingo in de Met, deel 2: Otello

Tekst: Peter Franken

Plácido Domingo heeft in zijn glorieuze carrière de rol van Otello honderden keren gezongen. Toen hij er in 1995 mee in de Met optrad stond de teller al op 200. Van een van de voorstellingen is een opname op dvd uitgebracht. Het betreft een productie van Elijah Moshinsky die het libretto zeer getrouw weet te volgen.

De protagonist die de handeling initieert en gaande houdt is Iago. Alle anderen zijn slechts marionetten in zijn spel. Om die reden was er wel wat voor te zeggen geweest de opera ‘Iago’ als titel te geven, wat librettist Boito ook daadwerkelijk heeft overwogen. De bekendheid van het ‘merk’ Otello en de gedachte dat het publiek zich liever identificeert met een tragisch slachtoffer dan met een doortrapte schurk, zal de doorslag hebben gegeven bij de titel van Shakespeares drama te blijven.

Die Iago vind ik een moeilijk te duiden personage ook al doet hij veel moeite zichzelf uit te leggen in zijn credo, het muzikale hoogtepunt van zijn optreden. Het wil er bij mij niet in, die tekst, veel te glad. In plaats van de slechtheid in persoon doet Iago meer denken aan iemand die dwangmatig alles de grond inboort wat niet tot zijn grimmige belevingswereld behoort. Als een doorgeschoten criticus die parasiteert op de creatieve energie van anderen. En zoals iemand met hoogtevrees de zuigende werking van de diepte voelt, zal Iago de sterke drang ervaren alles wat mooi en goed is in zijn omgeving te vernietigen. Hij is een ordinaire psychopaat die net zo goed voor een carrière als seriemoordenaar had kunnen kiezen. Dat hij is gepasseerd voor promotie heeft zijn gedrag getriggerd, de lont aangestoken. Maar het kruitvat was er al die tijd al.

Het toneelbeeld is zeer klassiek, een echt kostuumdrama en Otello is zwart geschminkt, net als Amonasro in Moshinsky’s productie voor de Royal Opera het jaar ervoor.

Otello weet zich door zijn afkomst niet geaccepteerd in zijn nieuwe functie van gouverneur. Als veldheer was hij meer op zijn plaats mede doordat daar de krijgsdiscipline in zijn voordeel werkte. Als politicus staat hij er alleen voor en dat maakt hem onzeker. Vandaar ook dat hij zo’n gemakkelijke prooi is voor Iago.

Behalve dat aspect speelt natuurlijk ook onverholen racisme een rol. Wat moet die zwarte man met zo’n mooie blanke vrouw. Is het nog niet erg genoeg dat hij tot gouverneur is benoemd? Desdemona in bed met Otello is voor zijn omgeving like adding insult to injury. Zo bekeken is die zwarte schmink ook wel functioneel. De toeschouwer wordt gedwongen de man te zien door de ogen van zijn ondergeschikten.

James Morris is een uitstekende Iago maar wordt een beetje gehinderd door het beeld dat ik van hem heb als Wotan. Kijk je daar doorheen dan zie je een zeer vilein personage, precies zoals het moet zijn.

Renée Fleming is een prachtige Desdemona, mooi en heel naïef maar haar onvermogen om non verbale signalen op te pikken wordt haar fataal. Ze blijft maar doorzeuren over Cassio terwijl toch duidelijk is dat Otello daar niet van is gediend. Dat ze zijn jaloezie aanwakkert ontgaat haar volledig, zozeer overtuigd van haar eigen onschuld dat het kennelijk niet in haar opkomt zich af te vragen of zij de oorzaak is dat haar echtgenoot met rook uit zijn oren rondloopt. Fleming acteert prima en zingt wonderschoon.

Domingo is de man waarom alles draait. Zijn aftakeling begint al vrijwel direct en hij snelt met open ogen zijn einde tegemoet. De scène waarin hij Desdemona wurgt wordt door beiden zeer realistisch geacteerd. Daarna is Domingo’s Otello nog slechts een wrak.

James Levine heeft de muzikale leiding.

For soprano Corinne Winters 2022 was a stellar year

Text: Peter Franken

A recording of Halka from the Theater an der Wien was released on DVD in January 2022. In the title role American soprano Corinne Winters, who had been steadily gaining fame in Europe in previous years. The recording dated from 2019 and Winters’ career had been at a low ebb since then as a result of the Covid epidemic. But 2022 was going to be a great year for her.  For those not yet really familiar with Corinne Winters, now first a retrospective.



Born in 1983, she first performed in a professional production in ….. 2011. That was a late career start and this fill-in for a pregnant Mélisande in St.Louis turned out to be the starting point for a real catch-up. Winters was advised to audition for ENO and in 2013 she sang Violetta there in Konwitschny’s production of La traviata. There seem to have been quite a few casting directors and intendants in the premiere audience, including reportedly Sophie de Lint. Be that as it may, her performance attracted strong attention. Bachtrack wrote about it: ‘Corinne Winters was an outstanding Violetta, who proved capable of controlling the various aspects of vocal technique demanded by Verdi’s operatic tour de force.’ And on the Planet Hugill blog we read: ‘Winters is a lyric soprano, but one with the resources to not only sing La traviata without an interval but to take her through Act 3 with flying colours. She did everything asked of her and more, and was simply mesmerising. She has quite a bright voice, without excessive vibrato so that it was a beautifully clean expressive performance. I do hope that we hear her again soon in the UK.’



Winters with Michael Spyers in Benvenuto Cellinii in the ENO

The wait didn’t last too long: in 2014 Winters sang in that madcap production Terry Gilliam made of Berlioz’s Benvenuto Cellini. Bachtrack: ‘Corinne Winters, returning to the Coliseum after her spectacular debut as Violetta last season, wowed us once again as Teresa. Her Act I aria “Hearts full of love” was wonderfully sung, but the cabaletta which followed treated us to a cascade of coloratura, glittering with diamonds. Winters displayed bags of personality, including a knack for comedy.’

Interest in Winters was piqued among European casting directors and engagements at Opera Vlaanderen followed as Donna Anna and Desdemona, and then also the role she had already performed in America: Mélisande. A recording of that performance in Zurich has been released on DVD. Soon after, she made her debut at the Royal Opera House as a brilliant Fiordiligi in Cosi fan tutte, also released on DVD. From then on, she has definitely managed to add Europe and the very best opera houses to her field of activity.

Of course, there were also performances in the United States, including, in 2017, her role debut in Seattle as Katia in Janáček’s Katia Kabanova, which would become her signature role. A review said: ‘Maryland soprano Corinne Winters was vocally secure and dramatically intense, in the challenging role of Katya. Winters conveyed the soul-searing turmoil of a woman with deeply-held religious belief that extra-marital sexual thoughtsare mortal sins, yet who accedes to a liaison with Boris while her husband is away.’ ‘

© Opera Ballet Vlaanderen

My first meeting with Corinne Winters dates from 2019 when I saw her as Rachel in Halevy’s La Juive. It was a production by Konwitschny which I saw in Gent. I wrote about it:  ‘In the big scene with her rival Eudoxie, Rachel sings from the auditorium. This creates a literal rift between the two. Soprano Corinne Winters used the parterre row 6 and was immediately in front of me. She had a very big voice, never forced herself and was always in control, with her wonderful timbre and no trace of any vibrato. In the revealing scene her acting was also very strong, she was truly convincing the audience of her disbelieve and I got the impression that she was on the verge of berating Léopold in a very ranting Italian.’

La Juive:



Shortly afterwards came Halka and what immediately stands out in that production is her great range. She initially ‘was’ a mezzo and decided to make the transition to the soprano profession. But this has not come at the expense of the low register. Most of the time, as Halka, she is just a real mezzo who can also handle the heights effortlessly. And, what I find so important: she can sing very softly in all registers

I have never heard and seen her as Butterfly but I can hardly imagine her Cio-Cio-San cutting through the soul even more than Halka does. It is the most moving performance I know of her to date.


Meanwhile, we are back in that stellar year 2022 when I got to experience Corinne Winters as Giorgetta and Suor Angelica. This was a production of Il trittico at La Monnaie Brussels. Due to the Covid epidemic the premiere was sung by a colleague but fortunately I was in the audience for the last performance and she totally lived up to my expectations.


Those Puccini heroines were all role debuts and right after followed another: Jenufa in the opera of the same name. This was a production by Tatjana Gürbaca in Geneva, where Winters would return later in the year for Gürbaca’s Katia Kabanova. That it would become her signature role has been proven by now, especially after her debut as Katia at the Salzburg Festival where she was so very successful. We will surely see her there more often in the future, be it not in 202

Kat’a Kabanóva:

Jenufa:

:



The year ended with Les dialogues des Carmélites in Rome. She sang Blanche de la Force there in a production by Emma Dante, and with great success. Jenufa is scheduled for januari 2023 in Valencia but since she was already there she had to jump in last minute as Mimi in La Bohème at the end of December ’22. This lady is a real jack of all trades and although Katia has become her calling card, I hope that in the future she will give us many more performances of all the other roles in her repertoire: Yolanthe, Tatjana, Fiordiligi, Desdemona and so on.

Les dialogues des Carmélites;



When asked, she was able to tell on her fanpage that a DVD of Katia in Salzburg will probably be released in due course: ‘stay tuned’. That is something to look forward to and in the meantime, of course, there are those recordings with her Mélisande, Fiordiligi and Halka. Corinne Winters has made it all the way and that is worth some heartfelt congratulations.

Domingo in de Met, deel 1: Francesca da Rimini

Tekst: Peter Franken

Plácido Domingo heeft een enorme staat van dienst in de Metropolitan Opera en vertolkte daar vele rollen uit het ijzeren repertoire. Maar daar bleef het niet bij, in 1984 stond de befaamde tenor op het toneel als Paolo in Zandonai’s weinig gespeelde opera Francesca da Rimini.

Dit werk ging in 1914 in première en heeft sindsdien een leven in de luwte geleid. In New York was de opera elfmaal te zien tijdens het seizoen 1916-17. Daarna zou het tot 1984 duren vooraleer de Met het opnieuw probeerde, met twee wereldsterren als het gedoemde liefdespaar: Renata Scotto en Placido Domingo. Een opname uit die reeks is op dvd uitgebracht door DG.

Het verhaal van Francesca da Polenta en Paolo Malatesta is gebaseerd op personages uit de 13e eeuw. Paolo, bijgenaamd Il bello, wordt naar Francesca gestuurd als huwelijksmakelaar voor zijn oudere broer, de weinig aantrekkelijke manke Giovanni. De twee worden op slag verliefd en beginnen een affaire. Ze worden echter ontmaskerd door Malatestino, de jongste broer van het stel en die zorgt ervoor dat Giovanni het koppel in flagrante weet te betrappen. Beiden worden samen aan het zwaard geregen en sterven in hun laatste omhelzing.

Francesca wordt wel de Italiaanse Tristan genoemd. Ook hier de aantrekkelijke jonge man die een bruid moet werven voor een onaantrekkelijke partij. Giovanni in de rol van Marke en Malatestino als Melot. Saillant detail is echter dat in de literatuur geen nadrukkelijk moreel oordeel over die liefdesrelatie wordt geveld. Dit in tegenstelling tot die van Francesca en Paolo, met dank aan Dante en zijn Goddelijke Komedie. Dante plaatst het tweetal in Canto 5 in de Tweede Kring van de hel, op zich ver verwijderd van Canto 34 in de Negende Kring waar Lucifer te vinden is, maar evengoed in de hel. Het is de straf voor diegenen die zich niet hebben kunnen beheersen en zich overgaven aan wellust. In een wervelende wind is het liefdespaar voor eeuwig aan elkaar gekoppeld, ze delen het verblijf in de hel. Daarmee vergeleken is het aardse huwelijk een korte flirt. Een plekje in het Purgatorio zou ons vandaag de dag voor Francesca wat meer geëigend hebben geleken.

Francesca heeft vele componisten geïnspireerd tot het schrijven van een opera. Als ik goed heb geteld was die van Zandonai nummer 26. Zijn librettist Tito Ricordi baseerde zich op een toneelstuk van Gabriele d’Annunzio waarbij hij zich vooral concentreerde op de liefdesaffaire van de protagonisten. Bij Ricordi komt Paolo er een stuk slechter af dan Francesca. Eerst bedriegt hij haar om zijn oudere broer een dienst te bewijzen en vervolgens dringt hij zich zo aan haar op, zonder acht te slaan op smeekbeden haar met rust te laten, dat ze door de knieën gaat. Francesca valt weinig te verwijten, ze heeft zich tot het uiterste tegen zijn avances geweerd. Paolo verdient eerder een plek in de Achtste Kring, ergens in Canto 18 of 23, in elk geval de straf voor bedrog en verleiding.

Francesca da Rimini’s Act II battle between the Guelphs and the Ghibellines, with Paolo, Gianciotto and Malatestino on the ramparts and Francesca below (Plácido Domingo as Paolo, Cornell MacNeil as Gianciotto, William Lewis as Malatestino and Renata Scotto as Francesca

De productie van Pierro Fagioni is overdadig en verzuipt bijna in de naturalistische details. De kostumering is een parade van laat middeleeuwse clichés. In de tweede akte zien we een groot aantal figuranten die de belegering van het slot van de Malatesta’s aanschouwelijk moeten maken. Hier spreken van een librettogetrouw kostuumdrama is bijna een eufemisme.

De cast is goed verzorgd, over de volle breedte. Van de hofdames en de intriganten tot de drie broers Malatesta en hun gemeenschappelijk liefdesobject Francesca, immers Malatestino is ook verliefd op haar. Nicole Lorange heeft een aardig optreden in de eerste akte als het jongere zusje Samaritana die bij Francesca op de kamer slaapt, het zijn duidelijk nog tieners die twee.

Isola Jones is een prachtige Smaragdi, in beeld en geluid. Een echte eyecatcher die als Francesca’s huisslavin door haar relatief eenvoudige kledij veel overtuigender overkomt dan al die opgetutte vrouwen om haar heen.

Bariton Cornell Macneil als Giovanni is een griezelige potentaat, je begrijpt direct dat alleen bedrog een huwelijk met de jonge mooie Francesca mogelijk heeft kunnen maken. Iets waar overigens beide families volledig aan mee hebben gewerkt.  Zijn zang is dienovereenkomstig, overheersend en bedreigend. Hij doodt zijn broer Paolo en krijgt vermoedelijk van Dante een plaatsje in de Zevende Kring.

Het liefdespaar komt zoals gezegd voor rekening van Scotto en Domingo. Scotto gaat voluit in haar poging een geloofwaardige Francesca op het toneel te zetten maar ik kan er niet echt van onder de indruk raken. Domingo weet zich beter raad met de rol van de verliefde jongeman die net als Tristan het daglicht ziet als zijn vijand en het liefst alleen nog maar ’s nachts wil leven. Er zit zeker in de vierde akte erg veel Tristan in het libretto, het is bijna een commentaar op Wagners verhaal. Goed beschouwd is Domingo’s optreden de enige reden om deze opname nog eens te bekijken.

De muzikale leiding is zoals gebruikelijk in handen van James Levine.

Finale:

Voor wie dit op prijs stellen: 10 beste Francesca’s op een rijtje althans volgens Opera News

https://www.operanews.com/Opera_News_Magazine/2020/7/Department/10_Essential_Francesca_da_Rimini/Zandonai_Clips_to_Enjoy_%28At_Home%29.html

Francesca da Rimini van Zandonai in Parijs. Waarom nooit in Amsterdam?

TOP TIEN van Neil van der Linden

1 Moby Dick, or, The Whale Een draaikolk van totaaltheater, – muziek, -beeldende kunst, – film waarin alle thema’s in Herman Melvilles klassieker uit de opkomende industriële maatschappij van de negentiende eeuw die nog steeds een rol spelen, uitbuiting, verpaupering en racisme, maar ook obsessiviteit en queer-erotiek aan bod komen. Muziek Caroline Shaw, Andrew Yee, Asma Maroof, regie Wu Tsang, tekst Sophia Al-Maria, dirigent Kevin Griffiths.

EMA8WG Extreme Close-Up Eye Of Baby Sperm Whale (Physeter Macrocephalus) Captive D1940

2 Widmann eclectische en toch geheel eigen Arche NTR ZaterdagMatinee totaaltheater en toch concertante op het podium van het Concertgebouw.

3 And here I am/a Lonely Woman van Huba de Graaff. Het unieke werk en leven van de Iraanse dichteres Foroukh Foroukhzad verklankt in punk-rock band stijl, verweven met met beelden uit Foroukhzads indringende experimentele film The House is Black over een lepra-oord.

4 NOMAD Sidi Larbi Cherkaoui eigenlijk al een voorstelling van drie jaar ervoor, maar door corona opgehouden. Ik heb nooit mooiere woestijnen, donderwolken, stortbuien en vloedgolven gezien op het toneel, realistisch en toch theatraal, in een meeslepende voorstelling over mensen op drift

5 Le Vin Herbé Ulrike Quade Capella Amsterdam Emio Greco. Frank Martins indringende versie van Tristan und Isolde, op het toneel zo eenzaam gemaakt als ze in Frank Martins opera zijn, midden in Corona tijd in verplicht halflege zalen, verbeeld als tragikomische poppenopera. Wanneer komt Ulrike Quade iets uitvoeren bij De Nationale Opera?

6 Ex aequo twee nieuwe Amerikaanse opera’s bij DNO, waartussen ik niet kan kiezen; gelukkig maar. Blue met muziek van Jeanine Tesori, libretto Tazewell Thompson, dirigent Kwamé Ryan. Barber meets Ellington meets Puccini meets Grant Still in een overtuigend verklankt en verbeeld eigentijds drama over raciale thema’s die niet alleen in de VS actueel zijn. En Denis en Katya, muziek Philip Venables, libretto en regie Ted Huffmann, over twee jeugdige Russen die na dood en verderf te hebben gezaaid zelf de dood verkiezen. Kwam bij toeval uit kort na de Russische inval in Oekraïne, en de somberte van het werk kreeg daardoor een huiveringwekkend actualiteit. Michael Wilmering en Inna Demenkova vulden met hun tweeën het hele immense toneel van de Stopera.

7 Een nog kleinere productie van DNO, Boekman Michiel de Regt, Erik van der Horst DNO, over de vooroorlogse socialistische wethouder cultuur Emanuel Boekman, die, zelf geboren in arme Joodse familie in de Pijp, in zijn functie bij de gemeente dagelijks van zijn huis in Zuid door de Waterloopleinbuurt naar het toenmalige gemeentehuis aan de OZ Voorburgwal fietste, en toen al de wens had Amsterdam van een operagebouw te voorzien. Alleen niet op de plek waar het nu staat, op de plaats van de oude Joodse buurt. Ik zal nooit meer vergeten dat onder elke stap die je in en rond het Stadhuis en het Operagebouw zet de tragische geschiedenis van de Joodse gemeenschap in Amsterdam te vinden is.

Boekman, Nationale Opera, Spel en tekst: Harpert Michielsen, Muziek en Spel: Erik van der Horst, Regie: Michiel de Regt, Dramaturgie: Wout van Tongeren, Oorspronkelijke muziek (versie2021): Bart Sietsema

8 Der Ring Necati Öziri HF Een hilarische, maar tegelijkertijd oprecht betrokken kijk op Wagners Ring binnen de context van moderne sociale verhoudingen, man-vrouw, patriarchaat, matriarchaat en Wagners ideeën over een nationalistisch ‘wij’ en wie daar dan wel en niet bij mogen horen.

Ik had uit het Holland Festival ook Kein Licht op van teksten Elfriede Jelinek, muziek Philippe Manoury en regie Nicolas Stemann kunnen kiezen, voor mij het derde hoogtepunt van het afgelopen Holland festival.

9 Katia Kabanova Janacek NTR ZaterdagMatinee ook fraai semi-geënsceneerde uitvoering van het werk. Ik had ook L’Italiana in Algeri kunnen kiezen, idem uitgevoerd, maar Janacek is gewoon een stuk substantiëler. Of de Rheingold in authentieke bezetting. Ik vind een goede Wagner altijd geweldig, maar vond het concept voor een deel ook lood om oud ijzer; Boulez’ aanpak was verhelderender. Maar Die Walküre komt er ook aan en daar zal het idee zich echt kunnen bewijzen.

10 Königskinder Humperdinck DNO Half in de vergetelheid geraakt bijna-meesterwerk met een fascinerende ontstaansgeschiedenis en een fascinerend vervolg (Joods Duitsland ontmoet antisemitisch Duitsland), op een overtuigende manier afgestoft, in muzikale aanpak en enscenering.

Er was helaas geen plaats meer The Book of Water Michel van der Aa met Amsterdam Sinfonietta

en Het Barre Land van Sinfonietta/ISH, Layegh, Stravinsky, Berg, Džajkovski, Nyman, Dessner, Avison, Ronner, Karaindrou, Casals, Pärt, Say & Sylvestrov, allebei ook fraai.

Het kan zijn de ingrepen in of eigenlijk juist het weglaten uit Turandot in de productie van DNO de voorstelling in de herinnering zullen doen rijpen. In de nawerking overtuigt het idee dat de voorstelling moest stoppen waar Puccini moest stoppen meer en meer.

Ik heb CDs en concerten buiten beschouwing gelaten, anders had ik het zeker ook moeten hebben over de motetten van Vicente Lusitano op CD door het Marian Consort, kippenvel bij Graindelavoix en het Huelgas Ensemble in het Festival Oude Muziek, klankpracht en sensualiteit met Dallapicola, Respighi en Rick van Veldhuizen bij het KCO en het NedPho, en, een beetje in de lijn van het kerstverhaal zelf, is er ook geen plaats voor het verpletterende kerstconcert als drama met Vox Luminis in de Matinee.

TOP TIEN 2022 van Peter Franken

Hoewel de eerste maanden van 2022 nog sterk bepaald werden door de gebruikelijke ‘corona beperkingen’ kon ik het recenseren van live voorstellingen het voorbije jaar gelukkig weer aardig oppakken. Mijn top tien van 2022 voor Basia con fuoco bestaat dan ook voornamelijk uit theaterrecensies. Maar wel aangevuld met andere artikelen die ik beslist in het rijtje wilde opnemen.

1 Giulio Cesare

De Reisopera kwam begin dit jaar met een zeer geslaagde productie van Giulio Cesare. Het gezelschap zette door ondanks dat er aanvankelijk sprake was van een zeer beperkte zaalbezetting. Dankzij de versoepeling van de maatregelen kon ik op de valreep nog de voorstelling in Amare bijwonen, in een goed gevulde zaal. De voorstelling staat op nummer 1 zowel vanwege de productie zelf als de durf en het doorzettingsvermogen van de Reisopera in die moeilijke tijd. De herinnering vervaagt snel, ik kan me nauwelijks nog voorstellen hoe het er toen aan toeging. Gelukkig maar.  

2 Il trittico

Il trittico in De Munt werd geplaagd door corona besmettingen waardoor sopraan Corinne Winters de première moest missen. Gelukkig kon ik naar de dernière waar ik haar zag en hoorde als Suor Angelica en Giorgetta.

3 Halka

Diezelfde Corinne Winters zong de titelrol in Moniuszko’s opera Halka, een productie uit Theater an der Wien. Daarvan kwam dit jaar een opname op dvd uit. Naar verwachting zal komende zomer een opname verschijnen van haar Katia Kabanova, de rol die ze in 2022 zong tijdens de Salzburger Festspiele. Iets om naar uit te kijken.

4 Hamlet

Live from the Met zag ik Hamlet, een nieuwe opera van Brett Dean. Het werk ging in 2017 in première in Glyndebourne in dezelfde productie en met grotendeels dezelfde cast. Alan Clayton gaf een zeer verdienstelijke vertolking van de titelrol. ‘Een speciale vermelding verdient hier “movement director” Denni Sayers voor de wijze waarop hij Hamlet als een bijna ongeleid projectiel liet rond stuiteren maar vooral voor de choreografie van Ophelia’s madscene. Fenomenaal wat hij met Brenda Rae ervan had weten te maken. Zij zong met het gemak van een Zerbinetta en bewoog als Rosalba Torres Guerrero, de danseres die door Warlikowski in meerdere opera’s werd gecast (The BassaridsLulu).’

5 Der Freischütz

Scènes uit Der Freischütz van DNO was natuurlijk geen ‘echte’ Freischütz maar niettemin een zeer vermakelijke voorstelling die artistiek en muzikaal beslist geslaagd kon worden genoemd.

6 Bruid te koop

Iets dergelijks gold Bruid te koop van de Reisopera. Het arme kind had twee jaar lang staan kleumen in een winkelwagentje maar dit voorjaar was het eindelijk zo ver. Smetana’s opera werd muzikaal conform het origineel uitgevoerd maar de soms wat zwaar aangezette Nederlandse teksten maakten er een heel ander werk van. Leuke voorstelling.

7 Operettaland

DNO wist uit te pakken met een voorstelling voor het gehele gezin: Operettaland was weliswaar geen echte operette maar een leuke pastiche van alle denkbare clichés die het genre zo aantrekkelijk maken. De bordkartonnen decors stalen de show.

8 Lady in the dark

Opera Zuid bleef hier niet bij achter en kwam eveneens met een spetterende voorstelling. Ditmaal een musical in Broadway stijl: Kurt Weill’s Lady in the dark met een glansrol van Maartje Rammeloo.

9 Mahagonny

Kurt Weill stond ook bij Opera Vlaanderen in de belangstelling met een nieuwe productie van Mahagonny. Aardig om die twee te kunnen vergelijken: de Duitse versus de Amerikaanse Weill.

10 Maria Ewing

Ik sluit af met een afwijkend item. Naar aanleiding van haar overlijden schreef ik een ‘in memoriam’ gewijd aan Maria Ewing. Zou er in het verleden al een top tien als deze hebben bestaan dan had ik daar meerdere van haar voorstellingen in opgenomen, zoveel is zeker. RIP ‘jaargenoot’ Maria.

Vroege Wagners: Der fliegende Holländer

Tekst: Peter Franken

Schlußszene aus “Der fliegende Holländer” von Richard Wagner. Bühnenbild der Uraufführung 1843 in Dresden. Reproduktionsholzschnitt
SLUB/Deutsche Fotothek; Deutsche Fotothek

In 1834 verschijnt een roman van Heinrich Heine getiteld Aus den Memoiren des Herrn von Schnabelewopski. Deze Poolse heer brengt een bezoek aan Nederland en woont in de schouwburg in Amsterdam een voorstelling bij van een toneelstuk: De vliegende Hollander.

Als Wagner in juli 1839 met zijn vrouw Minna aan boord van het kleine zeilschip Thetys uit Königsberg vertrekt met bestemming Londen, na overhaast per rijtuig te zijn gevlucht voor zijn schuldeisers in Riga, heeft hij van Heines verhaal reeds kennis genomen. Onderweg komt het schip in een storm terecht en moet toevlucht zoeken in het Noorse fjord Sandwike waarvan de naam letterlijk voorkomt in de Holländer die later zal ontstaan. Naar verluidt valt hier ook de herkomst van de naam Senta te traceren die doet denken aan de aanduiding voor dienstmeisje in het plaatselijk dialect: tjenta.

Het werk aan de Holländer vond hoofdzakelijk plaats in Parijs, waar Wagner zich na een kort verblijf in Londen had gevestigd in een poging daar naam te maken. Na de voltooiing van zijn grand opéra Rienzi die hij niet aan de Parijse Opéra opgevoerd kreeg, nam Wagner afscheid van dit genre en sloeg een geheel nieuwe weg in die uiteindelijk zou leiden tot doorgecomponeerde werken zonder showstoppers.

Bij Heine heette de vrouwelijke hoofdpersoon Katharina en het verhaal speelde zich af in Schotland. Wagner heeft hierop voortgeborduurd en gebruikte de namen Donald en Georg voor respectievelijk de latere Daland en Erik. Katharina is bij hem ook al in de Schotse versie Senta geworden. Deze vroege versie van de Holländer bereikte de bühne in Parijs al evenmin waarna Wagner de moed opgaf en terugkeerde naar Duitsland. Het werk beleefde zijn première op 2 januari 1843 in Dresden, slechts een paar maanden na Rienzi.

Het geloof in geesten en spoken is sterk afgenomen in de westerse wereld sinds het christendom daar vaste voet aan de grond kreeg. Een legende waarin ze voorkomen wordt in het algemeen slechts gezien als een verhaal dat men beslist niet letterlijk dient op te vatten. Op dat punt wringt het een beetje met het verhaal van de Holländer. Wagner blijft in dit werk dicht bij de werkelijke bestaande wereld: Noorse zeelieden, jagers, spinnende vrouwen. Je krijgt het idee dat je dat dorp gewoon in Baedeker kunt vinden. Maar toch gaat alles en iedereen mee in de bovennatuurlijke zaken die om de figuur van de Holländer hangen. De vraag is of dat wel zo vanzelfsprekend zou moeten zijn.

Het fenomeen ‘onbereikbare geliefde’ is algemeen bekend. Die onbereikbaarheid kan het gevolg zijn van een verschil in leeftijd, sociale status en zo meer. Maar ook van het feit dat de geliefde in kwestie niet meer is dan een fantasie, een hersenschim. Vergelijkenderwijs kan ook Senta’s preoccupatie met de Holländer worden opgevat als een haar normale leven overheersende aandacht voor een onbereikbaar persoon. Niet in de zin dat ze verliefd op hem is (het Eros aspect) maar eerder een combinatie van mededogen en opofferingsgezindheid (het Agape aspect). Ze heeft zich als het ware het probleem van die legendarische figuur eigen gemaakt en wil hem verlossen, al kost het haar het leven. Hoe armzaliger het leven dat iemand leidt, althans in de eigen perceptie, des te aantrekkelijker zal de gedachte van zulk een groots gebaar kunnen worden. Bij Senta is het vrijwel het enige dat nog telt. Tegelijkertijd houdt de dood ook een instant verlossing in uit haar eigen bestaan.

Harmonia Mundi heeft een liveopname van Der fliegende Holländer uit het Teatro Real in Madrid uitgebracht. De enscenering is van Àlex Ollé, Pablo Heras-Casado dirigeert. Het resultaat is verdienstelijk. Àlex Ollé, lid van het theatercollectief La Fura dels Baus, heeft zich in deze productie geheel geconcentreerd op het creëren van mooie, spectaculaire beelden en een goedverzorgde personenregie. Er is geen sprake van enig concept dat over de handeling is gelegd. Weliswaar komt er geen ruimte met spinnende vrouwen aan te pas, maar we zien overduidelijk een opera over zeelieden en vrouwen aan wal.

Links op het toneel staat een gebouw dat lijkt op een metalen scheepsromp. Langs een lange ladder dalen de Steuermann en zijn baas Daland af tot op het strand, met echt zand. Het schip van de Holländer is in de wat donkere filmbeelden niet te zien. Later wordt echter de indruk gewekt dat het dan opengewerkte deel van de scheepsromp dubbelt als verblijf voor beide scheepscrews. Tijdens het koor van de Noorse matrozen zijn hier fascinerende lichtbeelden te zien, met stroboscopische effecten. De Holländer is krijtwit, evenals zijn kleren. Ook de andere mannen lopen er een beetje mat gekleed bij. De vrouwen daarentegen zorgen voor kleur in het geheel.

Tijdens het koor ‘Summ und brumm’ zitten de dames op het strand wat onbestemde spulletjes te poetsen. Onduidelijk is wat hier wordt bedoeld. Zijn ze aan het strandjutten geweest? Tot en met de laatste scène zal de gehele handeling zich op het strand en een paar achterliggende ‘duinen’ afspelen. Schitterende lichteffecten maken van de laatste scène, waarin de Holländer achtervolgd door Senta de zee inloopt, tot een indrukwekkend beeld.

De rol van Daland wordt vertolkt door Kwangchul Youn. Daland krijgt van de Holländer een paar armbanden en een ketting (ja, echt waar) en mag vervolgens direct een hele tas vol kostbaarheden meenemen aan boord. Senta is verkocht met betaling vooraf. Uitstekend gezongen deze Daland en ook mooi geacteerd in ‘Mögst du mein Kind?’

 Opvallend goed gezongen is de Erik van Nikolai Schukoff. Hij is prima bij stem en hoeft nergens te forceren; hij zingt zijn personage als een ‘Lohengrin light’. Als jager komt hij op in passende kledij en draagt een geweer. Leuke details. Ook zijn collega-tenor Benjamin Bruns komt goed uit de verf. Hij weet zijn gefrustreerde Steuermann – thuiskomst gemist en dan ook nog eens opgezadeld worden met de nachtwacht – overtuigend gestalte te geven en zijn zang is dik in orde.

De twee hoofdrollen zijn in handen van Samuel Youn en Ingela Brimberg. De Senta van Brimberg is door Ollé tot in de kleinste details geregisseerd, met bijzonder mooi resultaat. Hoewel Brimberg in de lastige hoogste passages wel een klein beetje moet forceren (wie eigenlijk niet?) is haar uitvoering beslist top. Haar tegenspeler Youn zet een wat creepy Holländer neer en geeft haar in alle opzichten goed partij. Op de casting van de hoofdpersonen valt niets aan te merken.

Pablo Heras-Casado laat het orkest spelen alsof hij vooral wil vermijden dat iemand in de gaten krijgt dat dit een opera van Wagner is. Wellicht heeft hij iets gefantaseerd in de trant van ‘hoe zou de tweede opera die Beethoven nooit schreef geklonken hebben?’ Alles klinkt rustig en zacht, en in een zeer ingehouden tempo als iemand een lang verhaal aan het vertellen is.

Dat komt de verstaanbaarheid tijdens de lange monologen van Daland, Holländer, Steuermann en Erik zeer ten goede, maar maakt wel dat de opname wat uitloopt. Heras-Casado neemt bijna een kwartier extra ten opzichte van sommige van zijn collega’s. In ‘Mögst du mein Kind’ klinkt het orkest onbeschaamd romantisch, hoezo Wagner?

Pas tijdens de grote koorscène ‘Steuermann! Laß die Wacht’ en in de slotscène klinkt het orkest op wagneriaanse sterkte en wordt ook het tempo wat opgeschroefd. Dat gaat helaas ten koste van de kwaliteit van de bijdrage van het koor. Sowieso vormt het koor muzikaal het zwakke punt in de productie. De leden hebben moeite met de tekst en raffelen die af om het orkest bij te houden, struikelend over hun eigen woorden, zo lijkt het. Aan Ollé ligt het niet, het koor acteert uitstekend, en aan Heras-Casado eigenlijk ook niet. Koordirigent Andrés Máspero had er gewoon meer tijd voor moeten nemen (of krijgen).

Foto’s: ©J avier del Real / Teatro Real

Opvallende Ernani bij Opera Vlaanderen

Tekst: Peter Franken

De eindejaar voorstelling in Antwerpen is deze keer een opvallende productie van Ernani, flink bewerkt en met een acteur die eigen geschreven teksten uitspreekt. Het resultaat is redelijk geslaagd, zo bleek afgelopen zondagmiddag.

Verdi’s vijfde opera Ernani had zijn première op 9 maart 1844 in La Fenice in Venetië en was zodoende de eerste die niet in Milaan ten doop werd gehouden. Ernani was tevens het eerste werk waarmee de componist ook internationaal blijvend succes had. In Nederland was het werk de voorbije eeuw slechts sporadisch te zien, voor het laatst in 2002 toen het op het programma van de Reisopera stond.

Ernani staat in mijn beleving aan het begin van een lange serie werken die allen direct herkenbaar zijn als opera’s van Verdi. Denk daarbij aan het nadrukkelijk gebruik van het koper in de begeleiding van bepaalde dramatische passages, slepende celli op emotionele momenten en wat loom klinkende triolen. Wat de zang betreft is er natuurlijk de favoriete scène waarin de sopraan het moet opnemen tegen de bariton of bas, het duet van de tenor met de bariton en op spannende momenten een terzet of kwartet van de protagonisten. Al deze voor Verdi kenmerkende aspecten zijn in Ernani volop aanwezig. Voeg daarbij een aantal meeslepende melodieën en het wordt duidelijk waarom dit werk medio 19e eeuw zo goed aansloeg.

De handeling is erg ingewikkeld en op een aantal punten niet erg geloofwaardig. Gekrenkte trots wint het van liefde en zelfs van de lust om verder te leven. Ernani sterft liever dan dat hij ook maar een duimbreed toegeeft aan zijn rivalen, de oude Don de Silva en de Spaanse koning Don Carlos die tegen het einde van de opera verkozen wordt tot keizer Karel V.

Ernani is een in ongenade gevallen edelman die wordt betiteld als rebel. Het wreken van de dood van zijn vader lijkt zijn enige levensdoel, totdat hij Elvira ontmoet. Zijn geliefde leeft in het kasteel van haar voogd de Silva die, zoals gebruikelijk in de opera, haar wil huwen ondanks zijn hoge leeftijd.

Als Ernani haar wil ontvoeren treft hij in Elvira’s kamer niemand minder dan Don Carlos, die Elvira aan zijn reeks minnaressen wil toevoegen. Aardig detail is dat de koning op dat moment, net voor zijn verheffing tot keizer, pas 19 jaar oud is, dat verklaart een heleboel natuurlijk. Hoewel dit historisch niet te rijmen valt met Carlos’ levensloop maakt het libretto hem tot de persoon op wie Ernani’s vader moet worden gewroken. Dat hij nu ook zijn rivaal in de liefde is maakt Ernani alleen maar meer gebrand op die voorgenomen wraakoefening.

Maar de beledigde Silva wil Carlos ook doden wegens de hem aangedane smaad. Tal van verwikkelingen volgen waarbij uiteindelijk de Silva aan het langste eind trekt: op zijn aandringen doet Ernani zijn toch wat lichtvaardig gegeven woord gestand en pleegt zelfmoord. De eer van de Silva is gered, die van Ernani ook, Elvira blijft met lege handen achter.

Het referentie kader van de protagonisten in termen van eer, recht en wraak leunt sterk op de late Middeleeuwen. Op zich geen wonder: we zijn in Spanje anno 1519. Regisseur Barbora Horáková Joly vindt het zonde van de tijd om zich hierin te verdiepen. Ze heeft het stuk gereconstrueerd en toont slechts de passages die noodzakelijk zijn om de belangrijke muzikale scènes te kunnen spelen. Zonder voorkennis van het verhaal is nauwelijks te volgen wat er zich afspeelt. De regie wil in plaats daarvan tonen dat alleen een volledige ommekeer in de morele grondslagen van de mens aan die ‘middeleeuwen’ een einde kan maken. We moeten ons ontdoen van alles dat in de weg zit en helemaal opnieuw beginnen als een kind dat net leert lopen en spreken.

Daarvoor is een acteur aan de cast toegevoegd, Peter Verhelst, die door hemzelf geschreven teksten debiteert tussen de gezongen passages in. Die eigen gewilde totale heropvoeding is een idee dat in een paar zinnen kan worden verteld. Maar omdat Verhelst anders te snel klaar zou zijn krijgen we nog veel meer te horen, hele verhalen waarvan de inhoud los staat van de opera. Na verloop van tijd zou je willen dat die man naar de kantine gaat.

Het toneelbeeld van Eva-Maria van Acker (decors en kostuums) is mooi verzorgd en prettig om naar te kijken. In combinatie met de videobeelden van Tabea Rothfuchs levert het mooie plaatjes op en een permanent aanwezige figurant, een jonge vrouw in een kort zwart jurkje, completeert die indruk. Maar van relevantie met de getoonde handeling is veelal geen sprake. Een uitzondering hierop zien we bij de opkomst van Elvira. Ze zit als het ware op een troon met afhangende touwen die een strop suggereren, als een geboeide Rapunzel.

Het topstuk voor de sopraan is Elvira’s ‘Ernani involami’ dat hier een potente vertolking kreeg door de Canadese Leah Gordon. Ze is de ingénue tussen maar liefst drie mannen maar deze Elvira is duidelijk van plan haar huid duur te verkopen. Ze klonk bepaald niet als een onschuldig jong meisje maar dat maakt in deze enscenering eigenlijk toch niets uit. Over het geheel genomen wist Gordon een pakkende vertolking van haar personage te geven, niet erg subtiel maar technisch zeker bovenmodaal.

Dat gebrek aan subtiliteit bleek vervolgens de gehele verdere voorstelling te bepalen. Zowel de solisten als het koor hadden kennelijk het consigne gekregen zo hard mogelijk te zingen en het orkest onder leiding van Julia Jones bleef daar beslist niet bij achter. Ernani is een tamelijk lawaaiig stuk muziek en zo nu en dan benam het geluidsniveau me plaatsvervangend de adem.

Dat gezegd hebbend presteerden de drie kemphanen stuk voor stuk op een uitstekend niveau. Bariton Ernesto Petti was een goed zingende Carlos. Hij geeft zijn personage behalve een door hormonen gevoed temperament ook een aantal onprettige kantjes mee. Zijn koning is een tegenstander die niet te onderschatten valt, hij gaat over lijken. Pas als zijn verkiezing tot keizer aanstaande is komt hij tot bezinning, hij zal zijn levenshouding moeten aanpassen.

Tenor Vincenzo Constanzo was een prima opgewonden Ernani die zich zo mogelijk nog meer dan Carlos gedraagt als een jonge hond. Hij paart roekeloosheid aan een op de spits gedreven eergevoel en dat wordt hem noodlottig. De bas Andreas Bauer Kanabas was een grimmige Silva met een fraai timbre. Zijn stem reikte niet tot in de kelderdiepte van de rol maar dat betrof slechts een enkele passage. En alle drie zongen ze heel erg luid.

De bijdrage van het koor is in vergelijking met dat in Nabucco en I Lombardi artistiek een stap terug. Hier brallen ze op afroep hun meesters na als daartoe het sein wordt gegeven. Als de handeling toch wordt losgelaten hadden die koorscènes er wat mij betreft ook wel uit mogen blijven.

Er volgen nog 11 voorstellingen in Antwerpen en Gent

Foto’s © Annemie Augustijns