cd/dvd recensies

Piotr Beczala en zijn nieuwe helden

Beczala Vincero

Luisterend naar deze cd moest ik ongewild denken aan de fabel van de La Fontaine, die over de mier en de krekel. De moraal: flierefluiten in de zomer is leuk maar als de winter komt heb je je spaarcenten nodig. Zo ongeveer.

Verander de ‘spaarcenten’ nu in stem en dan heb je het geheim van Piotr Beczala. Begonnen met de delicate Mozarts en de meest lyrische Verdi’s klom hij, via poëtische Rodolfo’s en Massenets des Grieux naar het repertoire wat zwaarder heet te zijn. Eerst een voorzichtige stap richting Lohengrin en Gustavo (Ballo in Maschera), maar toen ging het hek open en: et voilà! Hier staat een tenor aan een begin van de derde belangrijke fase in zijn professionele leven, die van het lyrico-spinto.

Na Mario (Tosca) en Maurizio (Adriana Lecouvreur) komen nu Radames en Calaf aan de beurt en dat is geen kattenpis. En weet u wat? Hij kan het! Hij benadert die rollen minder ‘heldisch’, iets wat eigenlijk helemaal niet hoeft. Luister naar zijn illustere voorgangers waar zijn stem – met de snik en de traan – het meeste op lijkt, Tauber en Kiepura. Hij benadert zijn helden emotioneel en schuwt het sentiment niet, want niet inhoudt dat hij schmiert.

Wat ik wel jammer vind is dat hij voor de bekendste aria’s uit het repertoire heeft gekozen. Maar van de andere kant: het gaf hem kans om te vergelijken en die vergelijking valt in zijn voordeel uit, zeker wat de hedendaagse tenoren betreft.

Radames staat er niet op, wel Calaf, wat de titel van de cd meteen verklaart. Zijn ‘Nessun dorma’ is voornamelijk teder en het Cor de la Generalitat Valenciana steunt hem er goed bij. Er is wel een minpuntje: ‘Aveto torto … Firenze è come un albero fiorito’ uit Puccini’s Gianni Schicchi. Die rol is Beczala al ontgroeid.


VINCERÒ
Puccini, Cilea, Mascagni, Giordano, Leoncavallo, Verdi
Piotr Beczala (tenor)
Evgenya Khomurtova (mezzosopraan)
Cor de la Generalitat Valenciana
Orquestra de la Comunitat Valenciana olv Marco Boemi
Pentatone PTC 5186 733

Piotr Beczala: thuis ben ik inmiddels overal

Zemlinsky versus Zemlinsky

Zemlinsky Malkki

Niet schrikken! Het is geen vreemde uitvoering van – of een variatie op – de vijfde symfonie van Beethoven maar het begin van de uit 1934 stammende Sinfonietta van Zemlinsky, een werk waarin je de componist amper kunt herkennen. Ergens las ik dat hij met dat werk zijn grootste critici wilde bewijzen dat hij het in het symfonische genre niet onderdoet voor de drie grote B’s: Beethoven, Brahms en Bruckner.

Totale onzin natuurlijk want zijn grootste aantrekkingskracht ligt in zijn eigen idioom: de broeierige, nauwelijks te betamen erotische spanning. En laat de Sinfonietta nou juist die wezenlijke elementen te ontberen. Ik heb het werk niet eerder gehoord en ik denk niet dat ik er vaker naar ga luisteren, wat niet aan de uitstekende uitvoering ligt: de Finse dirigente Susanna Mälkki heeft er duidelijk affiniteit mee.

Jammer genoeg is de uitvoering van de Sechs Maeterlinck Gesänge niet van hetzelfde niveau. Het ligt voornamelijk aan Petra Lang. Ik ben nooit een groot fan van haar geweest, maar nu klinkt zij, hoe zal ik het zeggen… alles behalve erotisch? Jammer.

Als een soort ‘toetje’ krijgen we het voorspel en de monoloog uit de derde acte van König Kandaules, een opera die Zemlinsky heeft nooit afgemaakt. De monoloog wordt zeer indrukwekkend gezongen door Siegfried Lorenz en het orkest onder leiding van de in 2014 gestorven Gerd Albrecht klinkt gewoon hemels. De opname dateert uit 1992.


Alexander Zemlinsky
Sinfonietta, op. 23, Six Maeterlinck-Songs Op. 13
Petra Lang (sopraan)
ORF Vienna Radio Symphony Orchestra olv Susanna Mälkki

Der König Kandaules (twee fragmenten)
Siegfried Lorenz (bariton),
ORF Vienna Radio Symphony Orchestra olv Gerd Albrecht
Capriccio C5377

EINE (AUTO)BIOGRAFISCHE TRAGÖDIE: ALEXANDER ZEMLINSKY. Deel 1: de man

EINE (AUTO)BIOGRAFISCHE TRAGÖDIE: ALEXANDER ZEMLINSKY. Deel 2: ‘Du bist mein Eigen’

EINE (AUTO)BIOGRAFISCHE TRAGÖDIE: ALEXANDER ZEMLINSKY. Deel 3: dromen en het geluk dat verborgen dient te worden

EINE (AUTO)BIOGRAFISCHE TRAGÖDIE : ALEXANDER ZEMLINSKY. Deel 4: ‘Warum hast du mir nicht gesagt..’

Ivanhoé van Rossini: een heerlijke pasticcio

Ivanhoe

In 1826 was pasticcio al over zijn hoogtepunt heen. Deze operavorm, zeer geliefd in de achttiende eeuw was eigenlijk niet meer dan een samenraapsel van verschillende aria’s, duetten en ensembles uit diverse opera’s; niet noodzakelijk beperkt tot één componist

Gioacchino Rossini behoorde tot de grote liefhebbers – en gebruikers – van dit genre. Niet zelden hergebruikte hij dezelfde (orkestrale)stukken en soms zelfs de complete aria’s in zijn ‘gewone’ opera’s. Deze bekwaamheid kwam hem goed van pas toen hij, eenmaal succesvol in Parijs in tijdnood kwam. Geholpen door Pacini, zijn Parijse uitgever ‘componeerde’ hij Ivanhoé een opera die samengesteld werd uit fragmenten uit zijn verschillende werken, waaronder Semiramide en La Cenerentola.

Het libretto was losjes gebaseerd op een in die tijd zeer succesvolle roman van Walter Scott. Dat het verhaal mager en in feite niet na te vertellen is, is eigenlijk onbelangrijk want de muziek doet wonderen. Het is ook een bijzonder aanstekelijk samenraapsel geworden, vol schitterende aria’s en duetten. De première op 15 september 1826 was zeer succesvol en het Parijse publiek stroomde toe.

Na jaren van in totale vergetelheid te zijn geraakt, werd Ivanhoe gepresenteerd tijdens het festival in Martina Franca, in juli 2001. Dat de uitvoering niet helemaal optimaal was doet er eigenlijk niet toe en ik ben Dynamic zeer erkentelijk voor de opname die ze er live van hebben gemaakt.


Gioacchino Rossini
Ivanhoé
Simon Edwards, Inga Balabanova, Soon-Won Kang, Filippo Morace
Orchestra Internazionale d’Italia olv Paolo Arrivabeni
Dynamic CDS 397/1-2

Ginevra di Scozia oftewel Ariodante van Giovanni Simone (Johann Simon) Mayr

https://basiaconfuoco.com/wp-content/uploads/2018/07/opera-rara-mayr-ginevra.jpg?w=620

Wij kunnen het ons niet meer voorstellen maar Giovanni Mayr behoorde ooit tot de meest succesvolle operacomponisten. Zijn Ginevra di Scozia ging in 1801 in Teatro Nuovo in Triest in première waar ze dertig jaar repertoire heeft gehouden, zelfs nadat Mayrs’ roem door de ‘nieuwkomers’ Rossini en Donizetti werd overschaduwd. Exact tweehonderd jaar later keerde Ginevra met veel succes terug naar Triest, alwaar zij live werd opgenomen.

Als basis voor het libretto diende een episode uit Orlando Furioso van Ariosto: Ariodante en Ginevra houden van elkaar en de jaloerse gemenerik Polinesso doet alles om ze uit elkaar te drijven. Drie cd’s lang zijn wij getuige van alle verwikkelingen, gelukkig loopt het allemaal goed af.

De bezetting is bijzonder sterk. Allereerst is er de titelrol van Elizabeth Vidal: een schitterende coloratuursopraan die met gemak en soepelheid al haar vereiste hoge E’s (en dat zijn er wat!) haalt en daarbij nog tot tranen toe weet te ontroeren. Luister maar naar ‘Di mia morte’ ( een driedelige aria begeleid door cello obligato) aan het eind van de eerste acte.

Met haar warme en beweeglijke alt zet Daniela Barcellona een ontroerende Ariodante neer en Antonino Siragusa trekt alle registers open in zijn rol van de schurk Polinesso. (ORC23)


Carlo di Borgogna van Pacini: een ‘belcanto opname van het millennium’?

Carlo di Borgogna

Vierenzeventig opera’s heeft hij geschreven, maar voor een doorsnee operaliefhebber is hij niet meer dan een naam. Een enkele verzamelaar van Leyla Gencer kende zijn Sappho, een doorgewinterde belcanto bewonderaar heeft Margherita, Regina d’Inghilterra op zijn plank staan. Maar van Carlo di Borgogna heeft bijna niemand gehoord.

Geen wonder. De première in 1835 was een fiasco en de opera werd nooit meer uitgevoerd. Sterker: ook de partituur werd niet eerder uitgegeven. Is het terecht? Laat ik maar eerlijk zijn: een hoogvlieger is het niet.

De opbouw is heel traditioneel: cavattina, cabaletta, stretta en van enige psychologische ontwikkeling van de personages is absoluut geen sprake. Wat dat betreft blijft Paccini ver achter bij zijn tijdgenoten Donizetti en – voornamelijk – Bellini.

Maar de muziek is machtig mooi en er valt wanzinnig veel te genieten. Het is tenslotte niet voor niets dat Pacini ‘Il maestro di cabaletta’ werd genoemd!

Jennifer Larmore en Elizabeth Futral zingen het duet ‘Qual d’un angelo nel core, espulsa schernita’:

De uitvoering is van een onvoorstelbaar hoog niveau. Alle zangers, met Bruce Ford, Jennifer Larmore en Elizabeth Futral voorop beschikken over een formidabele techniek en een ongekende souplesse en David Parry dirigeert met verve en overgave.

Toen de opname in 2001 op de markt werd gebracht werd er in de connaisseurkringen gesproken over een ‘belcanto opname van het millennium’ en daar zat iets in (ORC21)


La Straniera: de hemelse cantilenen van Bellini

Straniera

Toegegeven, het libretto is zo warrig dat zelfs de hoofdpersonen waarschijnlijk niet weten wie ze zijn, wat ze aan het doen zijn, met wie, en waarom. Maar de muziek! Als er engelen bestonden dan zouden ze Bellini’s cantilenen uit La Straniera tot vervelens toe (kan men daar verveeld van raken?) herhalen.

Dat geldt nog meer omdat er in de opera, op één of drie keer na, niet echt aria’s voorkomen, niet in de ouderwetse manier althans. Het is meer een ‘conversatiestuk’ met veel dialogen en zeer theatrale, lange scènes, die elkaar toch in een rap tempo opvolgen.

Bellini componeerde La Straniera in 1829, drie jaar voor Norma en La Sonnambula, en je hoort er al de kleine voorbodes in van zijn bekendste muziek (‘Casta Diva!’). Wonderlijk genoeg hoor ik ook flarden uit La Traviata tussendoor…

Alle rollen zijn voortreffelijk bezet. Darío Schmunck is met zijn aangenaam klinkende tenor bijzonder geschikt voor een romantische lover en de lyrische bariton Mark Stone (onthoud die naam!) is een warmbloedige Valdeburgo.

Patrizia Ciofi:

De virtuoze mezzo Enkelejda Shkosa zingt een ontroerende Isoletta en over Patrizia Ciofi volstaat één woord: fenomenaal. Er is geen enkele zangeres die de rol van Alaide tegenwoordig beter, en met meer betrokkenheid, zou kunnen zingen (ORC 38)


Simone de Bonefont: ooit van gehoord?

Tekst: Neil van der Linden

Bonefont cover

Simone de Bonefont, nooit van gehoord. Paul van Nevel van het Huelgas Ensemble had ook nooit van hem gehoord, tot hij in een bibliotheek in Wenen in een koorboek een Missa pro Mortuis ontdekte, een Requiem-mis uit 1556. Dat is ook ongeveer het enige dat over Bonefont bekend is, behalve dat hij kanunnik was in Clermont-Ferrand, en dat er nog drie korte liederen van hem zijn overgeleverd.

Bonafonte

Uit het feit dat het commercieel uitgegeven koorboek rijkelijk geïllustreerd was kunnen we afleiden dat dit werk hogelijk werd gewaardeerd, en de maker ook. Van Nevel acht het gezien de kwaliteit vrijwel onmogelijk dat dit de enige werken van de componist zijn. De Bonefont is vermoedelijk rond 1500 geboren en is daarmee een generatiegenoot van de vierde Vlaamse school met grootheden als Gombert, De Rore, Willaert en Clemens non Papa en de Spanjaard Cristóbal de Morales. Een gouden tijd van de Renaissance. De muziek is dan echt helemaal losgekomen van een zekere laat-Middeleeuwse cerebraliteit, componisten experimenteren er lustig op los en de maniërismen die de Barok steeds meer zou opleggen hebben hun intree nog niet gedaan.

Dit requiem heeft de vloeiende motoriek van bijvoorbeeld het Requiem van De Richafort uit ongeveer dezelfde tijd, waaraan Van Nevel en het Huelgas eerder al een magnifieke CD wijdden. Het succes van De Richaforts Requiem door het Huelgas Ensemble, tot dan toe een onbekend werk, leidden binnen de kortste keren tot meer opnamen en maakten van een obscure componist een ster, die nu zelfs door de King’s Singers wordt gezongen.

Soms sluit De Bonefont af met een grillige akkoord-sequens vol onverwachte modulaties en dissonanten die bijna pijn aan de oren doen. Kan dat een restant van laat-Middeleeuwse polyfonie zijn? De Bonefont zat daar in de Auvergne een beetje geïsoleerd, terwijl de rauwere vormen van polyfonie zoals die heden ten dage nog Corsica en Sardinië leeft toen op veel meer plaatsen werd gepraktiseerd. Of was het juist een uiting van avant-gardistische experimenteerlust?

Bonnefond_Huelgas-Ensemble-PVDS-c-Alidoor-Dellafaille

Requiem-Simon-de-Bonnefond_Huelgas-Ensemble-PVDS- ©Alidoor-Dellafaille

Het Huelgas Ensemble lost het vocaal allemaal overtuigend op. Een van hun handelsmerken is stemkleuring. Door veel ruimte te geven aan individuele stemkarakteristieken is het mogelijk complexe polyfone weefsels helder uit te diepen, maar worden diepe onderliggende lagen grondig geëxploreerd. Desnoods past Van Nevel het tempo aan om een tekstuele of melodische frase extra duidelijk te laten uitkomen. En dat allemaal live, deze CD is live opgenomen.

De CD combineert De Bonefonts dodenmis met vier motetten uit dezelfde tijd op een andere veel gebruikte tekst over dood en sterfelijkheid, Media Vita in Morte Sumus. “Midden in het leven zijn wij door de dood omvangen’, aldus de oeroude antifoon, die ooit zo populair was dat het concilie van Keulen van 1316 het verbood: het lied zou magisch geladen zijn waardoor men er anderen mee kon vervloeken. Het lied bleef echter populair: zelfs de vermaledijde ketter Luther maakte een bewerking in het Duits.” (ik citeer hier muziekweb.nl)

Ja, het was een tijd van pestepidemieën, van sociale revoluties en godsdienstoorlogen. De versie van de Brugse componist Arnold von Bruck gebruikt die vertaling door Luther, ‘Mytten wir ym leben synd’. De andere drie versies zijn in het Latijn en van keurig katholiek gebleven Vlaamse grootheden, Jacobus de Kerle, Orlandus Lassus en Nicolas Gombert. De laatste twee kent iedereen natuurlijk.

Bonafonte HUELGAS-ENSEMBLE-8

Het Huelgas Ensemble © Huelgas Ensemble

Het Huelgas Ensemble had Gomberts motet al eens opgenomen en er is ook een mooi dramatische uitvoering van het Hilliard Ensemble. “Bij dit alles denk je onwillekeurig aan Gomberts eigen Media Vita-ervaring: volgens de arts Jerome Cardan werd Gombert naar de galeien verbannen omdat hij zich aan het hof van Karel V aan een knaap had vergrepen (Gombert was belast met het rekruteren van de indertijd alom gezochte Vlaamse koorknapen voor de hofkapel in Madrid van Karel V – NvdL). De componist kreeg echter gratie nadat hij de keizer wist te ontroeren met twee zogenaamde ‘zwanenzangen’. (Misschien onder meer dit In Media Vita? – NvdL)” Aldus muziekweb.nl.

Cappella Amsterdam heeft net ook Lassus’ versie op CD uitgebracht, schoolser vind ik; de stemkleuringstechniek van het Huelgas Ensemble maakt muziek telkens toch wel heel direct invoelbaar.

De Kerle uit Ieper is minder bekend. Maar naar verluidt heeft hij meer nog dan Palestrina de polyfone kerkmuziek gered door een motet te componeren voor de hereniging van de Christelijke Kerk het succesvolle verloop van het Concilie van Trente, terwijl Palestrina met de eer is gaan strijken (en het aldus ook tot protagonist van een laat-romantische opera heeft gebracht, Pfitzners Palestrina, die dus eigenlijk De Kerle had moeten heten).

Aan hem had het Huelgas Ensemble al eerder een CD gewijd, ook met dit adembenemende In Media Vita (en het intrigerende Cantio octo vocum de sacro foedere contra Turcas, ‘Achtstemmig zang over een heilig bondgenootschap tegen de Turken’, een tijd waarin hemel en aarde dicht bij elkaar kwamen).

Bonefort Bosch

Detail uit het rechter paneel, Op Weg naar de Hemel, uit Visioenen van het Hiernamaals – Jeroen Bosch

De voorkant van de CD is mooi geïllustreerd met een detail uit de Opstijging ten Hemel, met een naakte figuur die begeleid door een engel door een tunnel van licht beweegt, een andere mensfiguur in het gezelschap van een duivel die het misschien probeert, en aan het eind van de tunnel bijna verzwolgen door het licht nog twee figuren, uit Visioenen van het Hiernamaals van Jeroen Bosch.


Simone de Bonefont (ca. 1500): Missa pro mortuis cum quinque vocibus
Arnold von Bruck (1500-1554), Jacobus de Kerle (1531-1591), Orlandus Lassus (1532-1594), Nicolas Gombert (1495-1560).
Huelgas Ensemble onder leiding van Pal van Nevel.
Cypres Records-CYP168

https://klara.be/music-matters-op-30-april-met-paul-van-nevel

https://www.crescendo-magazine.be/paul-van-nevel-nous-fait-decouvrir-simone-de-bonefont/

 

 

Pleidooi voor Gian Carlo Menotti en zijn opera’s

Consul Gian_Carlo_Menotti_Paris-962x538

Gian Carlo Menotti. Voor de meeste Nederlandse opera-gangers is hij niet meer dan een vaag bekende naam. Zijn opera’s zijn hier nooit echt populair geweest en de uitvoeringen ervan zijn op de vingers van één hand te tellen.

Jammer eigenlijk, want niet alleen is zijn muziek buitengewoon mooi (men denke aan de combinatie van Mascagni met Britten), ook de onderwerpen die hij in zijn (zelfgeschreven) libretti aankaart zijn maatschappelijk betrokken en snijden actuele onderwerpen aan.

Consul

Een krantenartikel van 12 februari 1947 over de zelfmoord van een Poolse emigrante wier visum voor de VS was afgewezen, werd door Menotti, die zich het lot van zijn Joodse vrienden in Oostenrijk en Duitsland nog goed herinnerde (ook zijn eigen partner, de componist Samuel Barber was Joods), gebruikt voor zijn eerste avondvullende opera. Het onderwerp heeft – helaas – niets aan zijn actualiteit verloren en The Consul is en blijft een aangrijpende opera die je door je ziel snijdt.

In 1960 werd het geproduceerd voor de televisie, en die registratie is door VAI (4266) op DVD uitgebracht. In zwart-wit, zonder ondertitels (niet schrikken, er wordt zeer duidelijk gezongen) en buitengewoon dramatisch in beeld gebracht door Jean Dalrymple.

Patricia Neway zingt ‘To This We’ve Come’:

HILFE, HILFE DIE GLOBOLINKS!

Liebramann Globolinks

Speciaal voor Hamburg heeft de Italiaans-Amerikaanse componist en regisseur Gian CarloMenotti Globolinks!,  een opera ‘voor kinderen en voor hen die van kinderen houden’ gemaakt. De première vond plaats in 1968 en een jaar later werd het in de studio verfilmd.

Ik moet u bekennen dat ik niet zo’n liefhebber van kinderopera’s ben maar hier heb ik toch schaamteloos van zitten genieten. Het is een onweerstaanbaar sprookje over aliens (Globolinks) die allergisch zijn voor muziek en alleen door middel van muziek bestreden kunnen worden.

De beelden zijn voor die tijd zeer sensationeel, vol kleur en beweging en het bos waar de kleine Emily (onweerstaanbare Edith Mathis) met haar viooltje doorheen moet om hulp te gaan halen is werkelijk beangstigend. De aliens zijn volgens de hedendaagse begrippen een beetje knudde, maar het geeft niet,  het geeft het geheel een aaibare glans. Het werk zit barstensvol humor en ironie, er wordt naar de muziekbarbaren uitgehaald: de schooldirecteur die muziek niks vindt verandert zelf in een alien.

Er wordt ook rijkelijk met oneliners gestrooid (“muziek leidt je naar de juiste weg” of “als de muziek sterft is het eind van de wereld nabij”). Onbegrijpelijk dat zoiets niet standaard voor alle scholen (en ik bedoel hiermee niet alleen de kinderen) wordt opgevoerd, het onderwerp is (en blijft) zeer actueel.

De bezetting van alle rollen, inclusief de kinderen, kan gewoon niet beter, en bewijst nog eens de hoge standaard van het Hamburgse ensemble, want waar vind je nog zoveel geweldige zangers/acteurs bij elkaar, die zoveel verschillende rollen op zo’n hoog niveau kunnen brengen?

Grachtenfestival 2015: FAÇADE MEETS THE TELEPHONE

Linda di Chamounix is meer dan een aria!

Linda

Linda di Chamounix is één van de laatste opera’s van Donizetti. Een doorsnee operaganger kent er waarschijnlijk maar één aria uit: ‘O luce di quest’anima’, een zeer virtuoos trapezewerk, waarmee menig coloratuursopraan stemmencompetities onveilig maakt.

Merkwaardig genoeg werd de aria pas na de première aan de opera toegevoegd, speciaal voor Eugenia Tadolini, de tweede vertolkster van de titelrol. Van haar wordt verteld dat haar lyrische coloratuursopraan zeer expressief was en over veel kleuren beschikte.

Daar moest ik, luisterend naar Eglise Gutiérrez, aan denken, want zo moest Tadolini waarschijnlijk geklonken hebben. Zeer virtuoos, maar ook met zeer veel gevoel voor drama zingt Gutiérrez de gekwelde titelheldin die zeer spectaculair haar verstand verliest en het niet minder spectaculair hervindt.

Stephen Costello (onthoud de naam!) is een nieuwkomer op het ‘lyrische tenoren horizon’. Zijn timbre is zeer prettig en zijn hoogte soepel en aangenaam. In zijn rol van de schilder Carlo, die eigenlijk de Sirval heet en een burggraaf is (daar word je inderdaad gek van) is hij bijzonder overtuigend.

Marianna Pizzolato beschikt over een mooi, rond, licht en een zeer wendbaar mezzo. Meer een sopraan eigenlijk, maar dan iets donkerder getimbreerd. Het is ook buitengewoon aangenaam naar haar te luisteren waardoor ze zowat een perfecte cast is voor Pierotto, Linda’s vriend en vertrouweling.

Zowel Ludovic Tézier (vader van Linda) als Bálint Szabó (de prefect) zijn aan elkaar gewaagd en de oudgediende Alessandro Corbelli weet perfect raad met de buffo-rol van markies di Boisfleury. Zeer, zeer aanbevolen!


Gaetano Donizetti
Linda di Chamounix
Eglise Gutiérrez, Ludovic Tézier, Elizabeth Sikora, Alessandro Corbello, Stephen Costello,  Bálint Szabó, Marianna Pizzolato e.a.
Orchestra of the Royal opera House, Covent Garden olv Sir Mark Elder
Opera Rara ORC 43 (3cd’s)

 

Onevenwichtiche Il Corsaro uit Parma

Il Corsaro Parma

 

Eerlijk gezegd weet ik niet, wat ik ervan moet denken. De opera zelf is zwak, maar er zitten zo veel wonderschone aria’s in: de romance van Medora bijvoorbeeld. Goed uitgevoerd kan het voor een groot plezier zorgen, maar de productie uit Parma (opname 2005) is jammer genoeg onevenwichtig.

Renato Bruson had toen zijn dag niet en zijn bijdrage is bijzonder pijnlijk voor het oor.

 

Michela Sburlati is niet echt slecht, maar dat is onvoldoende voor de mooie noten die Medora te zingen heeft.

Over Zvetan Michailov (Corrado) ben ik er ook niet uit: de stem op zich is oké, maar hij brult te veel en drukt op de hoge noten. Van de andere kant heeft hij een prachtig mezzavoce tot zijn beschikking en weet zijn stem tot fluisterzachte tonen te moduleren.

Adriana Damato daarentegen is een werkelijk fenomenale Gulnara: haar portrettering van het geliefde haremmeisje van Seid is temperamentvol en haar stem vol met gloed. Men hoort als het ware de toekomstige Abigaille, maar daarvoor moet ze nog een hele poos van de zware rollen afblijven.

De regie is traditioneel en de kostuums kleurrijk, maar de blote buik jurk van Gulnara is ronduit belachelijk. Hoe kun je het een diva (in spe, maar toch) aan doen?

 

 

Giuseppe Verdi
Il Corsaro
Zvetan Michailov, Renato Bruson, Michela Sburlati, Adriana Damato
Orchestra e Coro del Teatro Regia di Parma olv Renato Palumbo
Regie Lamberto Puggelli
Dynamic DVD 33468