cd/dvd recensies

Bruid staat nog steeds te koop

Tekst: Peter Franken

Alles en iedereen stond vorig jaar klaar voor de première van Bruid te koop, de Nederlandse bewerking van Smetana’s Die verkaufte Braut waarmee de Reisopera vervolgens op tournee zou gaan. De lockdown die met onmiddellijke ingang van kracht werd, gooide roet in het eten. Maar gelukkig kon alles opgeschoven worden naar het najaar, op 3 oktober zou de voorstelling alsnog in première gaan. Daarna werd het stil rondom deze veelbelovende productie maar inmiddels staat er een nieuwe datum online. Op 2 april 2022 hoopt de Reisopera in het Wilminktheater de bruid alsnog verkocht te krijgen.

Intussen heb ik me vermaakt met een heel oude productie van Smetana’s bekendste opera met de Tsjechische sopraan Lucia Popp in de titelrol. Het betreft een productie van Otto Schenk voor de Wiener Staatsoper uit 1982. Met Siegfried Jerusalem als Hans, Heinz Zednik als zijn broer Wenzel en Karl Ridderbusch als Kezal de huwelijksmakelaar staat er zowaar bijna een complete Bayreuth bezetting op het toneel.

De enscenering is rechttoe rechtaan zoals we van Schenk gewend zijn. Het eenheidsdecor toont een dorpspleintje met een waterput, een paar muurtjes en een trapje naar een hoger gelegen deel. Verder wat seringen om de lente te suggereren. De kostuums doen nogal folkloristisch aan dus zullen wel in overeenstemming zijn met het Boheemse platteland.

Het verhaal is eenvoudig. Marie is verliefd op een jongeman die zomaar is aan komen lopen in het dorp, niemand kent hem. Haar vader heeft graag dat ze trouwt met de zoon van de rijke boer Micha en die wens is wederzijds. Maar de zoon is kwestie is een beetje dom of op zijn minst erg naïef en hij stottert waardoor hij erg verlegen is en zich liever niet vertoont voordat het huwelijk is geregeld.

Marie’s lover Hans is in werkelijkheid Micha’s oudste zoon die met onmin het ouderlijk huis heeft verlaten en dood wordt gewaand. Hij verkoopt Marie voor 300 gulden mits de huwelijksmakelaar in het contract de eis opneemt dat Marie uitsluitend met Micha’s zoon mag trouwen. Dankzij die voorwaarde kan hij na de nodige verwikkelingen zijn bruid opeisen. Vader Micha stemt er morrend in toe, kennelijk is er behoorlijk veel oud zeer tussen die twee.

De opera heeft een zeer sprankelend begin, de ouverture is een kunststukje en het orkest van de Staatsoper krijgt er mede dankzij dirigent Adam Fischer het publiek bijna mee op de banken. Het applaus duurt zo lang dat Fischer het orkest tweemaal moet laten opstaan, de stemming zit er al gelijk goed in.

De tekst is vaak nogal herhalend en goed beschouwd gebeurt er nogal weinig. Schenk doet zijn best dat met bijkomend toneel wat te verlevendigen maar wat mij betreft zitten er toch behoorlijk veel bijna dode momenten in de handeling. Na dat wervelende begin valt dat natuurlijk extra op. Uiteraard zingen Marie en Hans het mooie duet ‘Mit der Mutter sank ins Grabe’ maar het blijft toch een beetje statisch allemaal.

Gelukkig is er Karl Ridderbusch als huwelijksmakelaar die de rol zingt en acteert als een bas buffo. Daarbij zwaait hij geregeld met een paraplu voor bijkomend komisch effect. Goed beschouwd draagt zijn optreden de voorstelling tot de komst van Heinz Zednik als een werkelijk voortreffelijke Wenzel. Ik kende hem eigenlijk alleen als Loge en vooral Mime en zijn vertolking van Micha’s jongste zoon doet daar in de verte wel een beetje aan denken.

De manier waarop Marie deze verlegen Wenzel op het verkeerde been weet te zetten is kostelijk: ‘Ich weiß Euch einen lieben Schatz’. Daarna zijn we weer terug bij Hans en Kezal die zeer lang de tijd nemen om tot een bindende afspraak te komen. Als de dorpelingen te horen krijgen dat Hans zijn bruid heeft verkocht wordt hij van alle kanten belaagd, zozeer dat hij wegvlucht.

De handeling zakt nu wat in maar alles komt plotseling volop tot leven als het circus Springer verschijnt. Directeur Erich Kunz maakt van zijn toespraak tot het publiek een echte ‘Frosch act’ waarin de indruk wordt gewekt dat hij daadwerkelijk in de Staatsoper is. ‘Als u hier gisteren was gekomen had u mij niet gezien maar ‘Tristan en zijn solde’ of zoiets, maakt niet uit toch? Vervolgens wordt de intendant op de hak genomen en zo verder. Het circus geeft een paar voorproefjes van zijn vrij beperkte kunnen en het publiek komt al helemaal in de stemming voor de komende voorstelling.

De man in het berenpak is dronken maar de danseres Esmeralda weet Wenzel zover te krijgen dat hij die rol op zich neemt. Ze hoeft hem slechts haar eeuwige liefde als beloning in het vooruitzicht te stellen, een kleinigheid die haar gemakkelijk afgaat. In dat kostuum jaagt hij iedereen schrik aan totdat hij zijn hoofd toont: ‘Ich bin kein Bär, ich bin der Wenzel’. Zijn moeder boos en Marie’s keuze, welke van de twee zonen van Micha zal zij tot man nemen, wordt door zijn onbeholpen naïviteit wel erg eenvoudig gemaakt.

Jerusalem zingt een prima Hans maar zijn acteren vind ik nogal eendimensionaal. Hij komt niet veel verder dan smoelen trekken. Lucia Popp’s acteren is ook nogal voorspelbaar maar  veert helemaal op in het duet ‘Mein lieber Schatz, nun aufgepaßt’. Maar ja, ze dan is dan ook erg kwaad op dat moment.

Popp’s zang is om door een ringetje te halen, prachtige sopraan. Jammer voor haar dat er in het Duits wordt gezongen. Haar grote aria ‘Endlich allein!…Wie fremd und tot’ is natuurlijk haar topstuk en in samenspel met Fischer maakt ze er iets heel moois van. Popp zingt het als een monologue intérieur en dat impliceert dat ze zich niet merkbaar moet laten leiden door het orkest, ze is immers helemaal met zichzelf bezig? De vele tempowisselingen die Popp zich veroorlooft worden door Fischer werkelijk fantastisch opgevangen, daar moeten ze flink op gerepeteerd hebben.

Het is een gouwe ouwe deze opname maar zeker de moeite van het (opnieuw) bekijken waard. En nu maar rustig wachten tot 2 april 2022.

De complete opera is ook op YouTube te vinden:

Liszt door Grosvenor: fabelachtig en virtuoos

Op zijn nieuwste, zevende opname al voor Decca heeft Benjamin Grosvenor zich over Liszt ontfermd. Dat hij niet over een nacht ijs gegaan vertelde hij openhartig in het interview dat hij gaf aan het New York Times. “I almost feel like you should know the notable recordings of a work like this” zei hij, waarbij hij doelde op de pianosonate. Zo bestudeerde hij zowat alle mogelijke uitvoeringen van het werk: Lupu, Cherkassky, Horowitz, noem maar op.

Of het ook van invloed is geweest op zijn eigen interpretatie? Ongetwijfeld. Wij, mensen, wij worden beïnvloed zelfs als we het niet merken. En toch is zijn lezing van de sonate volkomen eigen. Virtuoos, voornamelijk. Zo virtuoos dat ik in ademnood kwam door het luisteren alleen. Zijn techniek is fabelachtig. Wat ik nog meer bewonder is zijn, hoe moet ik het zeggen, acteervermogen? Acteren op de piano en spanning opbouwen met toetsen alleen tot je beschikking?

Van de andere stukken op de cd ben ik ietsjes minder gecharmeerd. Voornamelijk de drie Petrarca Sonetten uit het tweede boek van ‘Années de Pèlerinage’, die heb ik mooier en lyrischer gehoord: Arrau, Lazar Berman… Maar nog steeds niemand zich kan meten met de interpretatie van Michael Rudy. Volgens mij dan.


FRANZ  LISZT
Pianosonate in b klein, Berceuse, Années de Pèlerinage (Italie), Réminiscences de Norma, Ave Maria
Benjamin Grosvenor (piano)
Decca 4851450

String quartets by Weinberg played by the Arcadia Quartet: perfection at hand

He composed seventeen of them. Seventeen string quartets that just about mark his entire musical life. Mieczyslaw Weinberg, the composer who is finally being rescued from oblivion, albeit (too) late. And posthumously.

The best known of all his quartets is, I think, number eight. This does not surprise me because it is not only insanely emotional, but at the same time also restrained. It begins with an Adagio that you cannot escape. Very beautiful but also quite painful. The following Alegretto does not offer any solace either: it should be cheerful but it is not. Part three, Doppo piú lento is nothing but distressing. This music will not make you happy, but it gets under your skin and then never lets go. Weinberg composed it in 1959 and dedicated it to the Borodin Quartet.

Number two is an early piece; he wrote it in 1939, when he was still a conservatory student in Warsaw and he dedicated it to his mother and sister (neither of whom survived the war). He revised it in 1987. I would love to be able to compare both versions… maybe one day I will?

The Arcadia Quartet and Chandos have now embarked on a new project: they are going to record all of Weinberg’s string quartets, commendable. It is not the first time that all of Weinberg’s string quartets have been recorded though; the Danel Quartet preceded them. Something that escaped the press.

I myself don’t know this earlier recording, but I think it cannot possibly be better than this version. Because it is just perfect. The members of the string quartet, unknown to me until now, play lively and their commitment is palpable. Simply put: they play the stars from the sky.

Arcadia Quartet about Weinberg: “his music is like a glow of light surrounded by the darkness of the unknown […]. With every recording and every live performance of his music, we want to shed some light on this wide-ranging, profound phenomenon, which has been overlooked for so long, and we hope that in time Mieczyslaw Weinberg will take his rightful place in the history of music”.

I can only say ‘Amen’ to that and I just can’t wait for the sequel. Bravo Arcadians! And chapeau again to Chandos!



Mieczyslaw Weinberg
String quartets 2, 5 and 8
Arcadia Quartet
Chandos Chan 20158

Das Liebesverbot van Opera Zuid tot nader order uitgesteld

Tekst: Peter Franken

Dit seizoen stond Wagners tweede opera Das Liebesverbot op het programma van Opera Zuid. Zoals zoveel producties moest ook deze worden geschrapt. Wout Koeken vond het niet verantwoord aan de voorbereidingen te beginnen zolang de theaterdirecteuren nog geen voorstellingen konden boeken. Gelukkig hebben Wagnerliefhebbers en zij die domweg nieuwsgierig zijn naar dit jeugdwerk van Der Meister een alternatief. Kasper Holten regisseerde de opera namelijk voor Teatro Real.

Van de voorstelling in Madrid is een opname op BluRay uitgebracht en die geeft een uitstekende indruk van deze minst Wagneriaanse van alle Wagners. Aanleiding voor de coproductie met de Royal Opera en het Teatro Colon was het 400e sterfjaar van Shakespeare. Het accent ligt zodoende op diens Measure for measure en minder op een streven om Wagners tweede opera wat meer bekendheid te geven. Een echt serieuze poging in die richting is het dan ook niet geworden.

Wagner componeerde Das Liebesverbot toen hij begin 20 was. Het werk ging in 1836 in première in Maagdenburg onder leiding van de jonge componist zelf. Het werd een compleet fiasco en een tweede voorstelling is er tijdens Wagners leven nooit meer van gekomen. De complete titel van dit jeugdwerk luidt: Das Liebesverbot oder die Novize von Palermo. Het libretto is een bewerking door de componist van Leer om leer.

Das Liebesverbot doet denken aan het werk van Lortzing en von Flotow, maar dan met uitgesproken belcanto invloeden. Net als Martha is het een Spieloper zonder gesproken teksten. In zijn productie voor Teatro Real heeft regisseur Kasper Holten echter gekozen voor een andere insteek. Hij brengt het werk als een Gilbert and Sullivan operetta, met veel zwaar aangezette ‘humor’ en overdreven maniertjes.

Wagner verplaatste de handeling van Wenen naar Palermo maar volgt verder de grote lijn van Shakespeare’s stuk vrij getrouw. De Duitse stadhouder Friedrich, die bij afwezigheid van de Siciliaanse vorst tijdelijk het gezag uitoefent, wil de losbandigheid van zijn onderdanen aan banden leggen. Daarbij concentreert hij zich op seksuele ‘onregelmatigheden’ al dan niet het gevolg van alcoholgebruik. Door het aanstaande carnaval te verbieden hoopt hij aldus twee vliegen in één klap te slaan. In zijn ijver om het burgerlijk fatsoen in ere te herstellen gaat hij echter zo ver dat alle seksuele contacten buiten het huwelijk worden verboden met de ultieme sanctie: de doodstraf. De politie krijgt opdracht om maar direct de gehele rosse buurt van Palermo te ontruimen. Deze inbreuk op het vrije handelsverkeer valt niet in goede aarde en de bevolking protesteert dan ook luid.

Luzio ziet zijn vriend Claudio weggevoerd worden door de politie. Die gaat naar het gevang omdat hij een kind heeft verwekt bij een vrouw met wie hij niet is getrouwd. Overigens niet geheel zijn schuld aangezien haar ouders hebben geweigerd in te stemmen met een huwelijk. Hij vraagt Luzio om zijn zuster Isabella, als novice tot een klooster toegetreden, op de hoogte te brengen en te vragen of deze voor hem wil pleiten bij Friedrich. In het klooster praat Isabella met een andere novice, Mariana. Deze vertrouwt haar toe dat ze daar terecht is gekomen nadat haar minnaar en aanstaand echtgenoot, een hooggeplaatste figuur, haar heeft laten zitten. Uiteraard is dat niemand minder dan Friedrich zelf. Isabella is diep verontwaardigd, zowel over het gedrag van Friedrich als over het lot van haar broer, en onderneemt een reddingspoging. Daarbij maakt ze zoveel indruk op Friedrich dat deze voor haar charmes bezwijkt en belooft Claudio van de galg te redden. Ten prooi aan hormonale opwinding eist hij echter als tegenprestatie dat Isabella zich aan hem geeft, al is het maar voor een uurtje.

Wat volgt is een serie klassieke verwikkelingen met geheime rendez vous’, gemaskerde personen, verwisselingen en uiteindelijk een apotheose in de vorm van de terugkeer van de heersende vorst. En dat alles op muziek die hoegenaamd niet aan de latere Wagner doet denken. Luisterend krijg je bepaald niet het gevoel dat hier de toekomstige smid van de Ring aan het werk is.

Het decor van Steffen Aarfing is inventief en maakt snelle wisselingen mogelijk waarbij een rosse buurt in een oogwenk verandert in een klooster, rechtszaal of gevangenis. Hij was ook verantwoordelijk voor de kostumering en daar gaat het een beetje mis: carnaval speelt weliswaar een grote rol in het verhaal maar dat zou geen reden moeten zijn bijna de gehele cast er voortdurend bij te laten lopen alsof men naar een gekostumeerd bal gaat. Het acteren is al steeds ‘over the top’ en de kostumering versterkt die indruk waardoor het geheel dreigt af te glijden naar ‘leuk doen’.

De Duitse Wagnersopraan Manuela Uhl neemt de titelrol (Isabella, die Novize) voor haar rekening. Wat Holten haar aan gebaren heeft meegegeven is een tikje kinderachtig maar gelukkig weet ze de partij uitstekend te zingen.

Ook de twee overige vrouwenrollen zijn met María Miró (Mariana) en María Hinojosa (Dorella) goed bezet. Hinojosa excelleert in de scène waarin ze als animeermeisje Dorella de politiechef Brighella om haar vinger weet te winden. Een opmaat voor Isabella die dit vervolgens nog eens dunnetjes overdoet met Friedrich.

Cristopher Maltman speelt een aardige Friedrich maar zijn zang valt wat tegen. Alle mannen hebben overigens meer dan verwacht moeite met hun partij. Geforceerde uithalen zijn niet van de lucht, zowel bij Maltman als bij Ilker Argayürek (Claudio) en Peter Lodahl (Luzio). Een uitzondering is Ante Jerkunica die zonder hoorbare moeite gestalte geeft aan zijn bufforol van Brighella.

Koor en orkest van Teatro Real staan onder leiding van Ivor Bolton. Het orkest klink redelijk, het koor is goed. Al met al een aardig curiosum deze opname, maar nu vooral aanbevolen als pleister op de wonde van diegenen die hebben uitgekeken naar een nieuwe productie van Opera Zuid.

Trailer van de productie:

Alle foto’s (c) Teatro Real / Javier del Real

Kim and Blechacz,  a mix of Polish melancholy and French elegance

blechacz kim

Polish master pianist Rafał Blechacz and Korean star violinist Bomsori Kim have recently formed a duo, at least on the stage. Their collaboration brought them to the Deutsche Grammophon studio, where they recorded a CD with Polish and French works for violin and piano.

The choice of these two countries is explained by the music of Frédéric Chopin, whose Nocturne No.20 in C minor, arranged by Nathan Milstein, is on the CD. Chopin, who lived half of his short life in France, symbolises – at least according to the compilers – the perfect symbiosis of Polish melancholy and French elegance. But whether this also applies to the other composers on the CD?

Oh well, it’s not really important since the music is so beautiful. Not that I have no comments. I find the piano too dominant and too loud, at least in Fauré. Blechacz is a more than excellent pianist, who is known for his poetic touch and that is precisely what is missing here!

But that could be due to the recording, because in Debussy the balance is restored and you can finally hear how really wonderful Kim’s performance is. Her bowing techniques are delicate and her delivery mysterious and mystical, and so is the sound of the pianist. Exactly as it should be.



FAURÉ, DEBUSSY, SZYMANOWSKI, CHOPIN
Rafał Blechacz (piano), Bomsori Kim (violin)
DG 48364671

A fascinating introduction to Yitzhak Yedid

YItzhak Yedid cd

A word of warning: it starts with a ‘bang’. If you are not prepared for that, you may get quite a shock. It almost knocked me out of my chair, but the landing afterwards was fortunately on the soft side. Let me put it this way: the ‘bang’ – I assume it is the ‘killul’ (the ‘curse”’) of the title – was a prelude to an interesting story. So you have been warned.

Chad Gadia (the little goat) for clarinet, violin, cello and piano is different. Let me put it this way: the title is an ept one. Delightful. It put a smile on my face.

The piano concerto is different again. I don’t know if I like it, but it is certainly worthwhile, mainly because of the excellent performance. The pianist Michael Kieran Harvey deserves a big compliment for his insanely good execution of the piece. You can hear it best in the very classicist- sounding third movement.

Yitzhak Yedid
Israeli composer Yitzhak Yedid was born in Jerusalem in 1971; his parents were Jewish refugees from Syria. In his music, you can hear the influences of Arab and Jewish rhythms, all combined with free jazz. This is especially evident in the (for me the best and also the most interesting) title composition, Angels Revolt, a chaconne for piano.

But if I may be very honest: I found the introduction absolutely fascinating, but will I ever play the CD again, just for my own pleasure? My advice is: take your time, listen and … who knows?



YITZHAK YEDID
Angels Revolt
Kiddushim ve´killulim, Chad Gadya, Concerto for piano and strings, Angel´s Revolt
Rachael Shipard, Michael Kieran Harvey (piano)
Christian Lindberg, Graeme Jenkins (conductor)
Betweenthelines BTLCHR71246

Strijkkwartetten van Weinberg door het Arcadia Quartet: de perfectie nabij

Zeventien heeft hij er gecomponeerd. Zeventien strijkkwartetten die zowat zijn hele muzikale leven markeren. Mieczysław Weinberg, de componist die eindelijk uit de vergetelheid wordt gehaald, al is het (te) laat. En postuum.

Het bekendste van al zijn kwartetten is, denk ik, nummer acht. Daar verbaas ik mij niet over want het is zo waanzinnig emotioneel maar tegelijk ook ingehouden. Het begint met een Adagio waar je niet aan kunt ontsnappen. Heel erg mooi maar ook best pijnlijk. De daaropvolgende Alegretto biedt ook geen soelaas: het zou vrolijk moeten zijn maar is het niet. Deel drie, Doppo più lento is alleen maar schrijnend. Geen muziek waar je vrolijk van wordt maar het kruipt onder je huid en laat je nooit meer los. Weinberg componeerde het in 1959 en heeft het aan het Borodin Quartet opgedragen.

Nummer twee is een jeugdwerk, hij schreef het in 1939 toen hij nog conservatoriumstudent was in Warschau en droeg het op aan zijn moeder en zuster (geen van beiden hebben ze de oorlog overleefd). In 1987 heeft hij het gereviseerd. Ik zou graag beide versies naast elkaar kunnen leggen… wellicht lukt het ooit?

Het Arcadia Quartet en Chandos zijn nu aan een nieuw project begonnen: ze gaan alle strijkkwartetten van Weinberg opnemen, lovenswaardig. Het is niet de eerste keer dat alle strijkkwartetten van Weinberg worden opgenomen, het Danel Quartet ging ze voor. Iets wat aan de pers is ontsnapt.

Ook ik ken die uitvoering niet, maar ik denk niet dat het beter kon. Kan. Het is gewoon perfect. De leden van het mij tot nu toe onbekende strijkkwartet spelen levendig en hun betrokkenheid is voelbaar. Simpel gezegd: ze spelen de sterren naar beneden.

Arcadia Quartet over Weinberg: “zijn muziek is als een gloed van licht omgeven door de duisternis van het onbekende […]. Met elke opname en elke live-uitvoering van zijn muziek willen we wat licht laten schijnen op dit veelomvattende, diepgaande fenomeen, dat zo lang over het hoofd is gezien, en we hopen dat Mieczysław Weinberg mettertijd zijn rechtmatige plaats in de muziekgeschiedenis zal innemen”

Daar kan ik alleen maar ‘Amen’ op zeggen en kan gewoon niet wachten op het vervolg. Bravo Arcadiërs! En Chapeau alweer Chandos!


MIECZYSLAW WEINBERG
Strijkkwartetten 2, 5 en 8
Arcadia Quartet
Chandos Chan 20158

Strehlers Entführung uit La Scala uitgebracht op BluRay

 Tekst: Peter Franken

In 1965 stond Mozarts Singspiel Die Entführung aus dem Serail op het programma van de Salzburger Festspiele.Het betrof een productie van Giorgio Strehler en de 29-jarige Zubin Mehta had de muzikale leiding.

Strehler (Mitte) mit seinem Ausstatter Luciano Damiani (links) und Dirigent Zubin Mehta (foto archief Salzburger Festspiele)

Strehler overleed in 1997 en om hem te herdenken liet La Scala 20 jaar later zijn inmiddels legendarische Entführung herleven in een regie van Mattia Testi. Het geval wilde dat Luciano Damiani, van wiens hand het oorspronkelijke decor en de kostuums waren, in 2007 overleed zodat met deze revival tegelijkertijd diens tiende sterfjaar kon worden herdacht. De productie is nauwgezet gereconstrueerd en was zoals al vermeld in 2017 te zien in La Scala. Op CMajor is een opname op BluRay van een van de voorstellingen verschenen.

Strehler bracht het werk als theater binnen het theater. Op het toneel van La Scala is een kleiner toneel gebouwd, compleet met gekostumeerde toneelknecht die handmatig het doek open en dicht laat gaan. Het zodoende kleine toneel wordt verder geminimaliseerd door twee grote decorstukken links en rechts die het paleis van Selim moeten suggereren. De uitgespaarde opening biedt uitzicht op een wit met blauwe achtergrond, lucht en zee, waar zo nu en dan het silhouet van een langskomend schip te zien is.

 

Silhouet, dat is het toverwoord van Strehlers benadering. Hij laat het speelvlak niet geheel belichten maar houdt een strook geheel donker. Zodra een van de spelers een paar passen richting publiek doet komt deze in de onbelichte zone te staan. Met zorgvuldig ingestudeerde gebaren wordt vooral tijdens de aria’s op deze manier een fraai schimmenspel opgevoerd. Het idee is natuurlijk afkomstig van het theater met Wajangpoppen. Hoewel hiermee mooie beelden worden gecreëerd wordt de methodiek na verloop van tijd nogal voorspelbaar. Gecombineerd met de smalle toneelopening kreeg ik het gevoel naar een silhouetspel tussen de schuifdeuren te kijken.

De regie houdt de handeling zo luchtig mogelijk. Zo trippelt Osmin, fraai uitgedost in Turks folkloristisch kostuum, in de rondte terwijl hij tegelijkertijd de boeman probeert uit te hangen. Het levert aardige contrasten op. Ook de Janitsaren zorgen voor enig comic relief. Bassa Selim daarentegen is bloedserieus en tamelijk dreigend, het enige personage dat de toeschouwer bij de les houdt. Immers, we kijken naar een viertal mensen in gevangenschap dat in geval van een mislukte ontsnapping op onmiddellijke executie kan rekening.

Lenneke Ruiten geeft een fraaie zeer verzorgde uitvoering van de rol van Konstanze. Haar coloraturen zijn puntgaaf en het traject van zeer laag tot stratosferisch hoog doorloopt ze zonder dat er een hoorbare wisseling van register waarneembaar is. Acterend wordt er weinig van haar gevraagd, zelfs niet in ‘Martern aller Arten’ dat ze bijna als een concertaria naar het publiek moet zingen.

Sabine Devieilhe als Blonde is vooral acterend de moeite waard. Aardig om te zien hoe ze Osmin duidelijk maakt dat ze zijn ogen zal uitkrabben als hij haar te na komt, haar Blonde staat dan met uitgestoken ‘klauwhanden’ voor zijn gezicht. Vocaal weet ze op mij minder indruk te maken. De noten zijn er, keurig netjes geleverd allemaal, maar haar stem is nogal dun waardoor wat ze zingt te weinig indruk maakt.

Tobias Kehrer speelt zijn Osmin als een buffo en dat is aardig om te zien. Zijn zang is uitstekend. Dat geldt ook die van Maximilian Schmitt als zijn directe tegenstrever Pedrillo. De interactie tussen die twee houdt tijdens de wat trage momenten de aandacht vast.

Mauro Peter geeft een prima vertolking van Belmonte, overigens in mijn beleving de minst interessante figuur in het stuk. Hij is duidelijk geen partij voor de aartsvijand van zijn vader, Selim. De rol van Bassa is in handen gegeven van Cornelius Obonya die een wat schor stemgeluid paart aan duidelijk herkenbare onderhuidse dreiging in zijn uitspraken. Let niet op wat hij zegt, maar hoe hij het zegt, geen man om op zijn woord te vertrouwen. Dat maakt zijn plotselinge ommekeer aan het einde nogal geforceerd. Wat minder woede en dreiging en iets meer ironie in zijn monoloog ‘Ist es möglich?’ was hier op zijn plaats geweest.

De muzikale leiding is in handen van opnieuw Zubin Mehta, inmiddels 80 jaar oud, waarmee de cirkel gesloten wordt. Een prima uitvoering van een toch wel enigszins gedateerde productie.

De complete Entfurung uit Salzburg :

Trailer uit La Scala:

foto’s uit La Scala: © Brescia/Amisano – Teatro alla Scala)

Knock-out geslagen door het eerste solo album van Nuala McKenna

De in 1993 geboren Duits-Ierse celliste Nuala McKenna groeide op in een muzikale familie. Op haar vierde begon ze met pianolessen. Cello kwam toen zij acht was. Zij was twaalf toen ze toegelaten werd aan het conservatorium van Lübeck, waarna zij (o.a.) bij Jean-Guilhen Queyras en Ivan Monighetti studeerde, wat haar liefde voor modern (en solo) kan verklaren.


                                                                     © Hans van der Woerd

In haar eigen woorden: “Wanneer ik de vraag krijg bij aankomst van een concert wat ik nodig heb op het podium, zijn de mensen altijd verrast als ik zeg: ‘alleen een stoel graag’.
Door de jaren heen heb ik een grote liefde ontwikkeld voor het solorepertoire voor cello waarmee ik ook veel over mezelf heb geleerd. Deze opname is het resultaat van alle processen die ik doorlopen heb om me met deze muziek te verbinden “ (bron: voordekunst).

Haar techniek is onberispelijk, maar techniek alleen is te weinig om te (blijven) boeien, zeker als je, als enige partner je cello hebt. Nou: zelden zat ik zo aan mijn stoel gekluisterd als nu, bij het beluisteren van deze cd. Ongelooflijk spannend vanaf het eerste moment. En de spanning vervaagde niet en was tot de laatste noot ijzingwekkend, bijna thrillerachtig voelbaar.

Ik weet niet of ik de sonate van Kodály ooit beter gespeeld heb gehoord en ik heb er toch best veel gehoord. Ook in Ligeti toont zij zich een meester van het instrument. In Britten heeft zij wat meer concurrentie (Rostropovitsj, bij voorbeeld, voor wie Britten zijn stukken heeft geschreven), maar ook in Britten is haar lezing gewoon ongeëvenaard.

Nuala McKenna heeft mij met haar spel knock-out geslagen en als ik eerlijk mag zijn, deze knock-out voelt meer dan lekker. Ook de opname is subliem. Zeer aanbevolen!


Cellosolowerken van Zoltá Kodály, György Ligeti en Banjamin Britten
Nuala McKenna (cello)
Cobra Records 0078

The Divine Emma /Božská Ema …

emmy-destinn-the-greatest-czech-soprano-dv

Emílie Pavlína Věnceslava Kittlová (February 26, 1878 – January 28, 1930) or, as the world knows her: Emmy Destinn. She is considered to be one of the greatest sopranos of the first twenty years of the twentieth century. She celebrated triumphs in Berlin, Paris, London and New York, she performed with Enrico Caruso, who had once proposed to her, and together they sang the world premiere of La Fanciulla del West, an opera that Puccini had composed with her voice in mind.

Emmmy Fanciulla

In her homeland, Bohemia, she was mainly loved for her patriotism, which even earned her a three-year house arrest during the First World War. The Czech documentary about her life is both interesting and irritating.

Emmy Dinh

Interesting because it recounts many unknown facts about her life and it provides us with beautiful images, photos and film clips and special acoustic recordings (including a real rarity: the Czech national anthem, sung in Czech together with her, then, lover, the Algerian baritone, Dinh Gilly):

Irritating, because it is put together as a very old-fashioned, extremely sentimental filmic portrait, full of seagulls flying overhead, windblown cornfields, a recurring hourglass and larded with staged fictional images. And all that to the sounds of Chopin’s Nocturne.

But the worst thing is that they had Destinn’s voice replaced with that of Gabriela Beňačková! So a great singer is not even allowed on- screen, because the leading part is – of course – intended for a beautiful young lady.

And here the _real_ Emmy:

The Greatest Czech Soprano
Supraphon, SU7006-9