cd/dvd recensies

We want the light

It is not easy to put into words a five-hour long, important documentary.
So let’s make it very short,

By means of interviews, music fragments and archive films, Christopher Nuppen sketches a picture of the role that Jews have played in German culture: art, literature and music. Their urge for assimilation, inspired among others by Lessing, could only end in tragedy, because “that symbiosis had taken place inside our minds but not in the minds of the Germans”.



Wagner’s role in bringing about the Holocaust is also being examined. Norman Lebrecht says that “he is the one most to blame”, but the mayor of Rishon L’tzion (where, in October 2000, the first performance of Wagner’s music by an Israeli orchestra took place) denies this: “we will not let them take away the music from us, it has nothing to do with it”.

The survivors talk about the great significance that music has had in their lives: “if you could play you felt happy and healthy, the music gave us strength” says the then 98-year old Alice Summer.

The title of Christopher Nupen’s film, We want the light, is taken from a poem written in Theresienstadt by a 12-year-old girl, Eva Pickova.


Vladimir Ashkenazy:

Producer Christopher Nupen talks about the characteristics of his films, the power of music and introduces his film “We Want The Light”.



https://video.alexanderstreet.com/watch/we-want-the-light?context=channel:daniel-barenboim



We want the light
film by Christopher Nupen
Vladimir Ashkenazy, Daniel Barenboim, Evgeni Kissin, Zubin Mehta, Itzhak Perlman, Pinchas Zukerman, Alice Summer and others.
Opus Arte OA CN0909 D (3 DVDs)

Der Luiten Lusthof. Israel Golani: In the Garden of Polyphony.

(Titel vrij naar Jacob van Eycks Der Fluyten Lusthof.)

Tekst: Neil van der Linden

Er zijn een paar perioden uit de geschiedenis van muziek waarvan iedereen weet dat die van cruciaal belang zijn geweest voor de evolutie van de muziek, maar waarvan de muziek zelf in de vergetelheid is geraakt. Bijvoorbeeld de Mannheimer school, met Johann Stamitz en volgelingen. Waar zou Haydn zijn geweest zonder hen, zou er een Haydn zijn geweest?

Verder de tweede helft van de zeventiende eeuw meteen na Monteverdi, de ‘tussenjaren’ van de barok.  En zo ook de periode waarover deze CD gaat, de overgang van Renaissance naar Barok, tweede helft zestiende eeuw. We kennen een paar componisten: Lassus, Victoria, Palestrina, Byrd, Sweelinck, en misschien Caccini en Peri. Maar in werkelijkheid golfde er een stortvloed van nieuwe muziek over Europa. Vanwege de opkomst van de burgerij en de afnemende macht van de adel werd de muziekbeoefening tegelijk breder en kleinschaliger, ze werd ‘gedemocratiseerd’.

De uitvoeringspraktijk verplaatste zich naar kleinschalige concerten, soms door slechts één instrumentalist, en burgers hadden geld en tijd om zich als amateur-muziekbeoefenaar te bekwamen. De luit en de gitaar waren daarbij ideaal vertolkingsmiddelen, want gemakkelijk mee te nemen en veel goedkoper dan klavecimbels, en nodigden toch uit om meerstemmige muziek te spelen, in tegenstelling tot strijk- en blaasinstrumenten. Er ontstond daardoor ook een enorme vraag naar speelbaar materiaal: nieuw geschreven muziek en bewerkingen van bestaande muziek.

Sinds de uitvinding van de boekdrukkunst en nieuwe drukprocédés voor muziek was ook de beschikbaarheid van bladmuziek ‘gedemocratiseerd’. De Parijzenaar Pierre Attaingnant (ca. 1494-1552) ontwikkelde een methode om de notaties in één drukgang te printen en verkreeg daarmee ongeveer het monopolie op muziekdrukken in Frankrijk. Vandaar dat sommige componisten uitweken naar Pierre Phalèse (ca.1510-1573) in Leuven. Op deze CD put de Nederlands-Israëlische luitist en gitarist Israel Golani onder meer uit hun beider baanbrekende uitgaven.

Tussen 1529 en 1578 werden aldus in Parijs, Leuven en later ook Lyon zo’n 44 luitboeken uitgegeven. Ze bevatten bewerkingen van chansons, dansstukken en werken waarin de componist meer academisch zijn gang kon gaan, vaak genaamd fantasieën.

Titel pagina Phalèse ‘Des chansons reduictz en tabulature de lut a deux, trois et quatre parties’, uitgegeven bij Phalèse, Leuven 1547

De chansons zijn bewerkingen van meerstemmige chansons uit de Frans-Vlaamse Renaissance-scholen en zijn vaak melancholisch van toon, met titels als ‘Pleurez mes yeux’ (Albert de Rippe), het openingsstuk van de CD, dat aan het eind in een versie van Guillaume Morlaye terugkeert, en verder ‘Il ne se trouve en amytié’ (Simon Gorlier), ‘De trop penser’ (Jean-Paul Paladin) en ‘Est il douleur cruelle’ (Morlaye). De ‘dansen’ (vermoedelijk net zomin als de dansen in Bachs cellosuiten bedoeld om daadwerkelijk op te dansen) zijn vrolijker van karakter. Net als Sweelincks gelijknamige stukken zijn de fantasieën bedoeld om te experimenteren met theoretisch vernuft.

Al deze muziek was hoogstwaarschijnlijk vooral bedoeld voor concerten binnen kleine kring of zelfs om in je eentje te spelen, stelt een artikel in het prachtig verzorgde tekstboekje. Denk aan de luitspeelsters, altijd zo te zien uit de gegoede burgerij, op schilderijen van Vermeer en Van Mieris, ook al dateren die van een eeuw later.

We mogen deze gegoede burgers in elk geval complimenteren met hun goede smaak. Het is allemaal ragfijne subtiele muziek, vernieuwend tot op de millimeter. Maar doordat de muziek relatief kleinschalig is, én technisch veeleisend, én omdat de luit niet een erg luid instrument is om mee te imponeren en de gitaar als gevolg van de opkomst van klavierinstrumenten, is deze muziek toch in de vergetelheid geraakt.

Sommige componisten op de CD zijn nog steeds bekend van hun vocale muziek: Janequin, Crecquillon en Sermisy. Maar namen als Morlaye, Gorlier en Paladin vinden we alleen nog maar op CDs van collega-luitisten.

Golani had al eerder een CD opgenomen met 17e-eeuwse Franse gitaarmuziek. Vier jaar geleden echter stuitte hij op een werk van voornoemde Albert de Rippe, een in Frankrijk populaire vroeg 16e-eeuwse luit-virtuoos van Italiaanse komaf. Het was een arrangement van het anonieme Franse vierstemmige chanson “Un jour le temps”, ook te vinden op deze CD.  

Hij raakte geïntrigeerd door de bijzondere harmonische progressies, ongebruikelijke dissonanten en de eisen die worden gespeeld aan speeltechniek in deze muziek. En door het feit dat de muziek bij de juiste aanpak zo mooi laat horen dat ze van de zangkunst afstamt. Golani bestudeerde dan ook de gezongen originelen van de chansons. In het boekje bij de CD staat een aantal teksten van de oorspronkelijke vocale versies afgedrukt.

Sommige stukken worden nu al onspeelbaar beschouwd vanwege de razend moeilijke vingerzettingen. En toch moeten zelfs goede amateurs dit repertoire indertijd hebben kunnen spelen. Het kan zijn dat de instrumenten toen iets anders waren gebouwd, stelt Golani. Of dat je de snaren op andere manieren moet afdempen dan tegenwoordig gebruikelijk is. Ik kan me bovendien voorstellen dat het is zoals met de Sequenza’s van Berio: die zijn vaak als ‘bijna onspeelbaar’ gecomponeerd, maar sommige uitvoerders van het eerste uur vertellen dat hun studenten nu veelal kunnen spelen waar hun docenten nog moesten smokkelen met noten. Golani haalt een vergelijking aan met de scene waarin Umma Thurmans personage in Quentin Tarentino’s ‘Kill Bill’, na verlamd te zijn geraakt, door wilskracht en concentratie voor het eerst een teen leert te bewegen.

In zijn tekst bij de CD vermeldt Golani nog een parallel tussen deze muziek en recente popcultuur, namelijk tussen de muziek van Guillaume Morlaye en een kenmerk van verschillende songs van zijn jeugdhelden het ‘progressive pop’ duo Eurythmics (Dave Stewart en Annie Lennox), namelijk het veelvuldig gebruik van de myxolodische toonreeks met zijn kenmerkende wisselingen tussen majeur en mineur. Golani schrijft toen al aangetrokken te zijn door de ambivalente die dat genereert, een ambivalentie die we terugvinden in Annie Lennox’ uiterlijk. (Over dat van Morlaye en überhaupt zijn leven weten we helaas niets tot vrijwel niets.)

Graindelavoix met een chanson van Guillaume Morlaye:

Israel Golani met een ‘Gaillarde’ van Morlaye

https://www.voordekunst.nl/projecten/12551-in-the-garden-of-polyphony

www.israelgolani.com

Israel Golani: In the Garden of Polyphony
Solairerecords 1010

Metamorfosen als symbool van transfiguratie van de wereld na de oorlog

Het was aan het einde van de Tweede Wereldoorlog dat Richard Strauss zijn Metamorphosen voor drieëntwintig strijkers componeerde. Het stuk, één van zijn laatste werken, is gebaseerd op mythologische verhalen van de Ovidius, waarin schepping en geschiedenis van de wereld gebaseerd zijn op de Griekse en Romeinse mythologie.

Het wordt algemeen aangenomen dat Strauss het werk componeerde als reactie op de verschrikkingen van de oorlog en rouw om de vernietiging van Duitsland. Dat het een soort van elegie was voor de verwoestende bombardementen op München, met name de Münchener Opera.

Het slotdeel getiteld ‘In Memoriam’ zou erop kunnen wijzen dat het stuk bedoeld was als een muzikaal monument voor cultuur in het algemeen, Duitse cultuur in het bijzonder, waardoor sommigen, o.a. Matthijs Vermeulen zagen de compositie als een klaagzang voor Hitler en de teloorgang van het naziregime (bron: Wikipedia). Ik kan het mij niet voorstellen, maar: wie ben ik?

Volgens Richard Straus (en Beethoven) specialist dr. Jürgen May was het Strauss’ manier om zijn treurnis voor “meer dan drieduizend jaar van de culturele ontwikkeling van de mensheid” te uiten

In de compositie zijn ook citaten uit Beethovens Eroica en diens vijfde symfonie waarneembaar, alsook uit Siegfried Idyll van Wagner. Dat het werk nogal somber en zeer ontroerend is, is nogal wiedes. Voornamelijk de ‘In memoriam’ laat je niet onberoerd.

“Kinderloos ging ze moedeloos neerzitten […] Toch huilt zij en […] is zij meegesleurd naar haar vaderland; daar, vastgehecht op de top van een berg, smelt zij weg, en ook nu nog laat het marmer tranen vloeien” (bron Latijn en Grieks, anonieme vertaling)

Met de daarop volgende werken van zowel Schreker en Korngold houd je het gevoel van troosteloosheid en verlatenheid aan.

Franz Schreker componeerde het Intermezzo, het oudste stuk (en ook de kortste) op de schijf, in 1900. Het was nog lang voor hij zijn grootste werken schreef en zijn opera’s, met enorme succes uitgevoerd werden in de grootste operahuizen van, met name, Oostenrijk en Duitsland. Toch hoor je er al in de narcotiserende ‘Ferne Klang’, Schrekers muziek zo eigen.

Zijn Symphonische Serenade schreef Korngold kort na de Tweede Wereldoorlog toen hij even Hollywood verliet en naar Wenen kwam. Hij werkte er aan vanaf 1947 en in dezelfde tijd begon hij ook aan wat hij dacht dat zijn grootste werk zou worden Symfonie in Fis. John Wilson met zijn Sinfonietta London heeft zich al eerder over de Symfonie ontfermd met een verbluffend resultaat. Deze cd doet daar niet voor onder.


Richard Strauss, Metamorphosen
Franz Schreker, Intermezzo op.8
Erich Wolfgand Korngold, Symphonic Serenade for Strings op.39
Sinfonia of London‎ olv John Wilson
Chandos CHSA5292 (SACD)




Giuseppe Sinopoli in memoriam

On 20 April 2001 Giuseppe Sinopoli died of a heart attack while conducting Aida in Berlin. He had just started the third act when he lost consciousness……
Sinopoli was 54 years old.




ATTILA



There are those performances where everything is just in perfect harmony and you get the feeling that it could not be any better. People keep talking about them and they become legends.

Verdi’s Attila was such a performance, at the Vienna State Opera on 21 December 1980. It was Giuseppe Sinopoli’s debut in the house, his name was still virtually unknown, but the initial reluctance of the audience turned into frenzied enthusiasm from the very first bars. Verdi’s score – not the strongest – has never been heard before with such warmth, fervour and tenderness.

Nicolai Ghiaurov was a great Attila. With his sonorous bass, he gave the character not only the allure of a general but also the gentleness of a loving man.

In her role as Odabella, Mara Zampieri proved that she is not only a fantastic singer with a radiant height and a dramatic attack, but also a great actress.



The stretta ‘E gettata la mia sorte’ in the second act requires the baritone to sing the high b flat. Piero Cappuccilli hit it with ease and suppleness, and then was forced to encore by the frenzied audience, something one seldom experiences in opera. A rare occurrence.




TANNHÄUSER



I have never been a ‘Wagnerian’. I could never muster the patience to sit through hours of his operas. I found them bombastic. Pathetic. And even though I had to admit that there were some beautiful melodies, I felt that I really needed a pair of scissors and radically shorten them

That this feeling has totally changed, I owe to Domingo. In my collector’s mania (I had to have everything he had done), I bought the recently released Tannhäuser (DG 4276252) in 1989. And then it happened: I became addicted.

At first, it was mainly Domingo who was to ‘blame’, whose deeply human interpretation of the title role gave me the goose bumps. His words:  “Wie sagst du, Wofram? Bist du denn nicht mein Feind?” (sung with emphasis on ‘mein’ and ‘Feind’ and with a childish question mark at the end of the phrase) caused me to burst into tears.

Later, I learned to appreciate the music for itself and to this day, Tannhäuser is not only a very beloved Wagner opera, but also one of my absolute favourites.

I still consider this recording, conducted very sensually by Giueseppe Sinopoli, to be one of the best ever. Also because all the roles (Cheryl Studer as Elisabeth and Agnes Baltsa as Venus, such wealth!) are excellently cast. At the time, in the eighties and early nineties, this was not necessarily a given.



DER FLIEGENDE HOLLÄNDER




This CD recording from 1998 (DG 4377782) is particularly dear to me. First of all because of Cheryl Studer, at the time probably the most beautiful Senta one could imagine. Her wonderfully lyrical soprano with its easy and sensual height seemed made for the role.

The Holländer is sung here by Bernd Weikl. Not really the youngest anymore and you can really tell, but still very suitable for the role. Peter Seiffert is a splendid Steuerman, and in the role of Erik we hear none other than Plácido Domingo, a luxury!

But best of all is the orchestra: under the truly inspired leadership of Giuseppe Sinopoli, the Orchester der Deutsche Oper Berlin performs in a really magnificent way.




SALOME



I realise that many of you will not agree with me, but for me Cheryl Studer is the very best Salome of the last fifty years. At least on CD, because she has never sung the complete role on stage (DG 4318102). Like few others, she knows how to portray the complex character of Salome’s psyche. Just listen to her question ‘Von wer spricht er?’ after which she realises that the prophet is talking about her mother and then she sings in a surprised, childishly naive way: ‘Er spricht von meiner Mutter’. Masterly.

Bryn Terfel is a very virile young Jochanaan (it was, I think, the first time he sang the role), but most beautiful of all is Giuseppe Sinopoli’s very sensual, wide- sounding conducting.

Korngold and time

“Die Zeit, die ist ein sonderbar Ding […] sie ist um uns herum, sie ist auch in uns drinnen. (Hugo von Hoffmanstal)

Yes, time is really something special, it goes by whether you want it to or not, and resigning yourself to it is an art in itself. But sometimes time returns, often too late and usually in a dream. Or as a memory.


Think of Erich Wolfgang Korngold, a child prodigy who at the age of 20 was already world-famous and established as a composer. In 1934, he left for Hollywood to compose music for A Midsummer Night’s Dream. The film was a huge success and the management of Warner Bros. offered Korngold a really fantastic contract. Who thought at the time that it would save his life?

Korngold with his wife and children



In early 1938, he received a telegram asking if he could be back in Hollywood in ten days. Korngold considered it an omen: on the very last ship, on 29 January of that year, he left his beloved Vienna. And Europe.


(Original Caption) Erich Wolfgang Korngold, his son and his wife, pictured as they arrived in New York City, aboard the S.S. Normandie.


He was doing well in America and was very successful there, but he did not feel at home. His heart and soul remained in Vienna. In 1949 he travelled back to the city of his dreams, but nobody there knew him anymore. Forgotten. In just over ten years, he had become a nobody. Disillusioned, he returned to Hollywood, where he literally died of a broken heart seven years later.



Until the 1980s, he went from being a celebrated composer of countless operas, songs, concertos, symphonies, quartets and whatnot to a reviled ‘film composer’ of kitsch music.

Time… And suddenly people found out – or remembered – what a great composer he had been. Korngold was rediscovered. Today, his violin concerto is one of the most played (and recorded) violin concertos and his operas are on the bill in every opera house in the world. Rightly so, but too late for him.



Time… Just look at his string quartets. Korngold composed his second string quartet in 1933, when nothing was supposedly happening as yet, although you could already hear (and not even very far away) lightning and thunder and there were already some signs on the wall.

Korngold wrote his third string quartet twelve years later. Not only did a lot of time pass between the second and third string quartets, but a lot of things had also happened. Well, a few things…… Fascism, anti-Semitism, Kristallnacht, Anschluss, pogroms, the Second World War and the Shoah.

Time…. The second string quartet still has the schwung of the old Viennese tradition. A bit like a ‘Mozart-kugel’, or a ‘Sachertarte’. Delicious and irresistible. What a difference with the third! Korngold composed it in 1945 and you feel nostalgia and bitterness. And resignation.

Alma String Quartet



We have long known that the Alma Quartet has a great affinity with ‘Entartete composers’. Their recording of the quartets by Schulhoff is simply the best I have ever heard.

\



And now there is Korngold. Just as I expected: fascinating, breathtaking and speaking to your heart and soul. Virtuoso, perfect and emotional. Phenomenal, in other words. That is how I prefer to hear my Korngold.

But there is more to it. Again; time… The Almas recorded the string quartets ‘direct-to-disc’. Live and without edits. No modifications: directly onto the record (CD).


In the announcement: “Because in this old recording technique, there is no digital track between the microphone and the record, there can be no editing. What you get is studio quality, but the sensation of a live performance. To reinforce that feeling, the quartet decided to play two pieces by Erich Wolfgang Korngold in concert attire”.

The first quartet is still to come: I can hardly wait!


Erich Wolfgang Korngold
String Quartet No. 2 in E-flat, op. 26 – No. 3 in D, op. 34
Alma Quartet: Marc Daniël van Biemen, Benjamin Peled, Jeroen Woudstra, Clément Peigné
Challenge Classics CC72869



Live performance on NPO Radio 4 ‘Podium’ at Hilversum Mediapark on November 25th, 2021





The Curse of Irrelohe

In 2010, The Opera in Bonn started a Schreker revival. Kudos! In 2010, Irrelohe was put on the stage there and recorded live by MDG (9371687-6).

The story most resembles a real horror movie. The lords of the Irrelohe castle are cursed. On their wedding day, they go mad and rape a virgin, a curse they pass on to their first-born son. Only a fire and its flames can lift the curse. And those flames do come, at the end, when the beautiful Eva (Ingeborg Greiner) prefers Count Heinrich (irresistible Roman Sadnik) to the bastard Peter (Mark Morouse). You get the idea: Peter is the first-born son of the rapist; Heinrich (who is his half-brother) was born 30 days later. All’s well that ends well, but first we shudder, shiver and enjoy…….


Roman Sadnik in scenes from Irrelohe:





Of the opera there already existed a recording on Sony, recorded live in Vienna in 1989. The Wiener Symphoniker was conducted by Peter Gülke and maybe it is his fault that it does not sound very exciting. The singers (including Luana de Vol and Monte Pederson) are certainly not to blame, although they are nothing to write home about.



Worth knowing:
Schreker wrote the libretto in a very short time (it took him only a few days) in 1919. The work takes its name from a railway station called Irrenlohe which Schreker passed by on a trip to Nuremberg in March 1919.

Maria Stuarda van Pizzi in Macerata

Tekst: Peter Franken

Dit tweede deel van Donizetti’s Tudor trilogie stamt uit 1834. Het verhaal draait om de rivaliteit tussen de afgezette Schotse koningin die de Rooms Katholieke kerk trouw is gebleven en de Engelse koningin Elisabeth, de dochter van Henry VIII en Anna Boleyn.

Op het moment dat de (overigens niet historische) ontmoeting tussen beide koninginnen plaatsvindt, heeft Maria al een jaar of negen huisarrest. De bedoeling van de ontmoeting is dat ze zich ‘klein maakt’ voor de bijna 10 jaar oudere Elisabetta zodat deze de mogelijkheid heeft zich verzoenend op te stellen.

Dat loopt geheel anders, Elisabetta uit beschuldigingen en beledigingen waarop Maria explodeert en haar rivaal op haar beurt beledigingen in het gezicht slingert: bastaard, hoerenkind. Dat slaat op de positie van Anna Bolena, Elisabetta’s moeder, die na haar onthoofding in diskrediet werd gebracht waarbij tevens haar dochtertje tot bastaard werd verklaard.

De tweede akte speelt een jaar of tien later. Nadat Lord Cecil haar het doodvonnis heeft overhandigd gaat ze te biecht bij Lord Talbot die haar confronteert met een aantal wandaden uit haar inmiddels verre verleden. Daarna wacht Maria nog slecht de valbijl.

De Sferisterio in Macerata is een openluchttheater dat oorspronkelijk dienst deed als arena voor een traditioneel balspel. Het wordt thans gebruikt voor theatervoorstellingen en in 2007 was er een voorstelling van Maria Stuarda te zien die op dvd is uitgebracht.

Het toneel is breed en relatief ondiep. Pier Luigi Pizzi heeft daarom een decor ontworpen dat geïnspireerd lijkt op de tempel van Hatsjepsut in Luxor.

Op de voorgrond een lage afgeknotte trappenpiramide waarop een groot deel van de handeling zich afspeelt. Daarachter een tweetal hellingbanen die in tegengestelde richting oplopen en waarlangs grotere groepen spelers kunnen opkomen en afgaan. Op het einde is het schavot geplaatst daar waar de hellingbanen en de piramide zo ongeveer samenkomen. Pizzi is zoals gebruikelijk verantwoordelijk voor het volledige ontwerp van de productie en voert ook de regie. Hij heeft geopteerd voor periode kostuums, ziet er prachtig uit allemaal.

Elisabetta wordt vertolkt door de mezzo Laura Polverelli. Ik zag haar eerder in Luik als Bellini’s Romeo, mooie zangeres met een nog mooiere naam. Ze zet een uitstekende Engelse koningin neer, in de ontmoetingsscène met haar rijzweepje in Maria’s gezicht prikkend en haar afkeer van deze rivale de vrije loop latend. En mooi verzorgde zang natuurlijk.

De overige leden van de cast zijn mij onbekend. Zo ook de titelrol die in handen is gelegd van de coloratuursopraan Maria Pia Piscitelli. Wat ze laat horen sluit goed aan bij de diverse opnamen van deze rol die ik in mijn hoofd heb zitten maar hier en daar laat ze even wat weg of opteert voor een kleine vereenvoudiging. Het zij haar vergeven, ze acteert goed en zingt vol overtuiging, wat wil de toeschouwer nog meer op een warme augustusavond in een Italiaans openlucht theater?

De rol van Robert, de graaf van Leicester die tussen twee koninginnen gevangen zit en weinig ten goede kan uitrichten wordt zeer overtuigend vertolkt door tenor Roberto de Biasio, uitstekend optreden hoewel acterend een tikje larmoyant. Talbot bij wie Maria te biecht gaat bij gebrek aan een katholieke priester is een mooie rol van Simone Alberghini.

Alles overwegend vind ik dit inhoudelijk de mooiste van het drietal Tudor opera’s, zeker in de laatste akte waarin Maria’s einde zich aankondigt en ze daarmee in het reine komt. Het is van een ingehouden schoonheid zonder showaria’s. Verder geen liefdesdrama’s met rivaliserende koppels en ander gedoe maar een duidelijke clash tussen twee familieleden die elkaar het licht in de ogen niet gunnen, tout court. Dat verbale moddergevecht neem ik dan maar op de koop toe.

De productie kan bekeken worden op de site van Opera on video

https://www.operaonvideo.com/maria-stuarda-macerata-2007-poverelli-piscitelli/

Suite for Orchestra by Weinberg is nothing less than a revelation

And once again, I was almost knocked out by an unknown work by Mieczyslaw Weinberg. Not so much by his seventeenth symphony, which I had not heard before: it is certainly beautiful but it not really surprising. But his Suite for Orchestra, from 1950, really is!

This work originated in the difficult fifties; difficult for Weinberg (and other Soviet composers), because in those years you could not so sure of what you were, or were not, allowed to put into your music, as anything at all might be turned against you.

Already in the first few seconds of the first movement, ‘Romance’, I was captivated by the unprecedented beauty of the melancholic sound of the trumpet, which in the second movement, ‘Humoresque’, makes way for a cheerful lightness. It is just like a bouncy dance, with a quotation or two from Mahler’s fourth symphony. Part three, ‘Waltz’, resembles the well-known waltz from the second Jazz Suite by Shostakovich.

The nineteen-minute Suite for Orchestra is nothing less than a revelation and the chances of it becoming a ‘hit’ are great. I am therefore very surprised that the work has remained hidden for so long: the recording by the Siberian State Symphony Orchestra has its world premiere here.

Symphony No. 17, nicknamed Memory, together with No. 18 (War, there is no world more cruel) and No. 19 (Bright May) forms a unity, a trilogy with the nickname ‘On the Treshhold of War’. Like the other two symphonies previously recorded by Naxos, this one too has ‘The Great Patriotic War’, or the Second World War, as its theme.

Whereas the eighteenth was based on a poem by Aleksandr Tvardovsky, number seventeen is based on a poem by Anna Achmatova:

‘Your power and freedom
But in the treasure-house of the people’s memory
There will always remain
The incinerated years of war’.



Like the works themselves, the performance by the Krasnoyarsk orchestra is miraculous. Conductor Vladimir Lande has already shown in the earlier recording how much affinity he has with Weinberg’s music, but here he surpasses himself.



MIECZYSLAW WEINBERG
Suite for Orchestra (1950),Symphony No.17 ‘Memory’, Op.137
Siberian State Symphony Orchestra (Krasnoyarsk) conducted by Vladimir Lande
Naxos 8573565

War… there is no word more cruel

Korngold en de tijd

“Die Zeit, die ist ein sonderbar Ding […] sie ist um uns herum, sie ist auch in uns drinnen. (Hugo van Hoffmanstal)

Ja, de tijd is echt iets bijzonders, het gaat voorbij of je het wilt of niet en je je erbij neerleggen is een kunst op zich. Maar soms komt de tijd terug, vaak te laat en meestal als een droom. Of als een herinnering..

Denk aan Erich Wolfgang Korngold, een wonderkind die op zijn twintigste al wereldberoemd en gevestigd als componist was. In 1934 vertrok hij naar Hollywood om muziek te componeren voor A Midsummer Night’s Dream. De film werd het een groot succes en de directie van Warner Bros. bood Korngold een fantastisch contract aan. Wie dacht er toen aan dat het zijn leven zou redden?

Begin 1938 kreeg hij een telegram of hij binnen tien dagen in Hollywood terug kon zijn. Korngold beschouwde het als een omen: met het laatste schip verliet hij op 29 januari dat jaar zijn geliefde Wenen. En Europa. 

Hij had het goed in Amerika en was er zeer succesvol, maar hij voelde zich er niet thuis. Zijn hart en ziel waren in Wenen achtergebleven. In 1949 reisde hij terug naar de stad van zijn dromen, maar niemand kende hem er meer. Vergeten. In iets meer dan tien jaar tijd werd hij een nobody. Gedesillusioneerd keerde hij naar Hollywood terug, waar hij zeven jaar later letterlijk aan een gebroken hart overleed.

Tot en met de jaren tachtig van de vorige eeuw verwoordde hij van een gevierd componist van ettelijke opera’s, liederen, concerto’s, symfonieën, kwartetten, kwintetten en wat niet meer tot een verguisde ‘filmcomponist’ van kitschmuziek.

De tijd… En opeens kwam men erachter – of herinnerde men het zich weer – wat een geweldige componist hij toch was. Korngold werd herontdekt. Zijn vioolconcert behoort tegenwoordig tot de meest gespeelde (en opgenomen) vioolconcerten en zijn opera’s staan in alle operahuizen ter wereld op de rol. Terecht, maar voor hem te laat.

De tijd… Neem alleen maar zijn strijkkwartetten. Zijn tweede strijkkwartet componeerde Korngold in 1933, toen er zogenaamd nog niets aan de hand was, al hoorde je al (niet eens in de verte) onweren en donderen en er waren al tekenen aan de wand.

Zijn derde strijkkwartet schreef Korngold twaalf jaar later. Er is niet alleen veel tijd verlopen tussen het tweede en derde strijkkwartet maar er is ook het een en ander gebeurd. Nou ja, het een en ander…… Fascisme, antisemitisme, Kristallnacht, Anschluss, pogroms, tweede wereldoorlog en de Shoah.

De tijd…. Het tweede strijkkwartet bezit nog de schwung in de oude Weense traditie. Een beetje een ‘Mozart-kugel’, of een ‘Sachertarte’. Heerlijk en onweerstaanbaar. Wat een verschil met het derde! Korngold componeerde het in 1945 en je voelt nostalgie en verbittering. En berusting.

Dat het Alma Quartet grote affiniteit heeft met de ‘Entartete componisten’ dat weten we al lang. Hun opname van de kwartetten van Schulhoff is gewoon de beste wat ik ooit heb gehoord.

En nu dus Korngold. Net zoals ik verwachtte: fascinerend, adembenemend en tot je hart en ziel sprekend. Virtuoos, perfect en emotioneel. Fenomenaal, aldus. Zo hoor ik mijn Korngold het lief

Maar er is meer aan de hand. De tijd… De Alma’s hebben de strijkkwartetten ‘direct-to-disc’ opgenomen. Live en zonder edits. Geen montage: rechtstreeks op de plaat (cd)

https://www.facebook.com/watch/?v=1420722505056608

In de aankondiging: “Omdat in deze oude opnametechniek geen digitaal spoor zit tussen de microfoon en de plaat, kan er niet gemonteerd worden. Wat je krijgt is studiokwaliteit, maar de sensatie van een live-uitvoering. Om dat gevoel kracht bij te zetten, besloot het kwartet twee stukken van Erich Wolfgang Korngold in te spelen in concertkleding “


Live optreden bij NPO Radio 4 ‘Podium’ in november 2021

Het eerste kwartet hebben we nog te goed: kan niet wachten!

Erich Wolfgang Korngold
Strijkkwartet nr. 2 in Es, op. 26 – nr. 3 in D, op. 34
Alma Quartet: Marc Daniël van Biemen, Benjamin Peled, Jeroen Woudstra, Clément Peigné
Challenge Classics CC72869

‘Stolen melodies’ by Dick Kattenburg, as a kind of metaphor for his short life

Dick Kattenburg, painting Theo Kroeze 1916-1988


He was twenty-four. Twenty-four. That was all the Nazis allowed him. Who
knows what he would have been capable of? What operas could we have had
from him? Who knows, maybe he would have surpassed maybe he would have surpassed Wagner, the composer who
was not so keen on Jews? Or he might have gone in a totally different
direction and become a jazz giant?

Kattenburg: self portrait made in 1937


We will never know, because he only lived to be 24 and when the war
broke out he was not even 20 yet. But he had already made a name for himself
as a violinist. But also as a composer, because composing was his true love and something
he did on a daily base. Even while he was in hiding.

Kattenburg by GregorySinger



He had to move often because he was in danger of being betrayed, but he
continued to compose. How he was arrested is not entirely clear. Perhaps
during a raid? What we do know is that on 14 May 1944 he was put on a
transport to Auschwitz. A death certificate, dated 30 September 1944,
states that he died in Central Europe. That is all we have to go on.


At one time he also wanted to become a music teacher, as is shown by an
advertisement in Het Joodsche Weekblad (a publication of the Jewish
Council) of 7 September 1941, in which he offered himself as a teacher
of music theory and violin pedagogy. Only recently, he had successfully
passed the state examination of theory and violin with Willem Pijper,
which enabled him to establish himself as a teacher. He lived in
Naarden with his mother, his younger brother, his sister and her husband.

Kattenburg never denounced his Jewish background. He arranged a large
number of Hebrew melodies, which appeared in his manuscripts with titles
written in Hebrew and he also used dating according to the Jewish calendar. In
1942, the Star of David even appeared symbolically in his manuscripts.


Not long ago, a CD was released with Kattenburg’s “All that jazz”,
something we owe to a German piano duo, Friederike Haufe and Volker Ahmels.

The ‘Overture for two pianos’ from 1936 is the only work Kattenburg
wrote for two pianos (i.e. not for piano four hands). Tap dance’ also
dates from the same period and for this a tap dancer was actually needed to perform.



Kattenburg even made a very successful drawing of the tap dancer in the
manuscript. On this new album, Tonio Geugelin has been perfectly fitted
to this special role.

You really have to buy this CD. Please do. It is insanely good. And so incredibly
important!
That this CD has a short playing time, a little over 21 minutes is not
important. There is simply nothing more.

Friederike Haufe: “We wondered if it would be possible to market a CD of
such short duration, especially when most people want quantity next to
quality… but Donemus and Medien Kontor, labels we worked with, asked
us to leave it this way. So it has become a kind of metaphor for the
tragedy of his short life …



Stolen Melodies
Works for two pianos and piano four hands by Dick Kattenburg
Piano duo Friederike Haufe and Volker Ahmels (piano) with Tonio Geugelin
(tap dance)

More information:

https://www.klavierduo-haufe-ahmels.de/

This cd can be ordered here. You can also download the booklet here

https://www.medien-kontor-hamburg.de/cds/kattenburg.php