Alweer een zomer zonder ‘Bayreuth‘ is voor mij aanleiding geweest wat oude opnames af te spelen. Na de Parsifal uit de Metropolitan Opera, de productie van Otto Schenk, is nu de beurt aan Tristan und Isolde.
Ik bekeek een dvd met een opname uit 1998 van de productie die Peter Konwitschny in 1996 maakte voor de Bayerische Staatsoper in München. Het oogt verrassend klassiek allemaal, vooral ook door de decors en kostuums van Johannes Leiacker. Verder is er geen sprake van een ‘concept’ al plaatst Kontwitschny wel de nodige opmerkelijke accenten.
Hieronder Waltraud Meier als Isolde en Marjana Lipovsek als Brangäne:
Bij aanvang zien we Isolde en Brangäne op het dek van een groot jacht, Isolde leunt over de reling en Brangäne ligt in een van de twee getoonde ‘deckchairs’. De zeeman die het liedje zingt over het Ierse meisje doet dat terwijl hij beide dames een cocktail komt serveren.
Tristan staat zich te scheren en loopt nog geruime tijd met scheerschuim op zijn gezicht rond.
Konwitschny benadrukt de gemoedstoestand van het liefdespaar in wording. Isolde voelt zich verraden, is hevig verliefd maar ook razend op Tristan. Nu moet ze niet alleen verder leven met een oude man maar ook nog eens met haar grote liefde voortdurend in de buurt, een kwelling. Verder heeft ze de pest in dat hij haar zorgvuldig mijdt zodat ze niet eens haar hart kan luchten door een scène te schoppen.
Tristan heeft natuurlijk allang spijt van de hele onderneming. Hij had Isolde voor zichzelf kunnen hebben in plaats van haar als trophy wife en symbool van verzoening tussen Ierland en Cornwall aan zijn oom Marke te laten. Beiden zijn zich bewust van het feit dat hun leven vergald zal blijven tot Marke is overleden, en hoelang kan dat wel niet duren? Voor hevig verliefde mensen is een week al gauw een eeuwigheid. Zodoende groeit de gedachte aan een liefdesdood al snel uit tot een aantrekkelijke en misschien wel enig mogelijke optie.
Zodra Isolde aan Tristan heeft duidelijk gemaakt dat ze niet aan wal zal gaan voor beiden zich met elkaar hebben verzoend, laat Konwitschny zien wat in die twee omgaat. Ze kunnen niet van elkaar afblijven, beginnen alvast wat kleren uit te doen en vreten elkaar bijna ter plekke op. Maar het is natuurlijk hopeloos en alleen de Todestrank kan uitkomst bieden. In de dood worden ze voor altijd met elkaar verenigd. Vandaar de totale ontreddering als blijkt dat ze na uiteindelijk die drank te hebben geconsumeerd gewoon in leven zijn gebleven.
De tweede akte heeft een onopvallend verloop eindigend met Tristan die zich ongewapend op Melot probeert te storten en door diens korte zwaard wordt gewond. Aardig detail is overigens dat Marke tegen het einde van zijn klaagzang tussen Tristan en Isolde in zit op de bank die Tristan heel handig had meegebracht voor zijn rendez vous met Isolde. Hij houdt hun beider handen vast maar zij bevinden zich in een andere wereld. Markes onbegrip is duidelijk groter dan zijn verontwaardiging.
De derde akte toont een sjofele huiskamer in een vervallen kasteel, Kareol. Tristan heeft de afstandsbediening van een diaprojector in zijn hand en er zijn op de achterwand wisselende beelden te zien. Natuurlijk vooral van een vrouw die Isolde moet voorstellen. Of is het misschien toch zijn moeder, die in het kraambed is gestorven?
Als Isolde eenmaal is gearriveerd en Tristan is gestorven, lopen beiden het toneel af naar een lager gelegen voortoneel. Ze treden letterlijk uit de handeling en onttrekken zich aan de vechtpartij in de kamer die eindigt met een groot aantal doden. Marke zingt zijn afscheid met alleen Brangäne bij zich, alle anderen zijn gesneuveld. Isolde zingt vervolgens haar Liebestod op het voortoneel. De voorstelling eindigt met twee doodskisten op het toneel en Tristan en Isolde op het voortoneel. Ze lopen samen weg, beiden zijn dood en nu voor altijd bij elkaar.
Wat deze opname zo de moeite waard maakt is de werkelijk fantastische wijze waarop Waltraud Meier haar Isolde vertolkt. Ze zingt en acteert alsof het haar laatste optreden zal zijn, geeft alles en bekroont de avond met een fenomenale Liebestod die door merg en been gaat.
Een tweede reden om deze dvd eens terug te zien was de Marke van Kurt Moll, een van mijn favorieten. Je zou anno 2021 bijna heimwee naar die twee, Meier & Moll, krijgen.
Jon Fredric West is een heel behoorlijke Tristan en Bernd Weikl zingt de rol van Kurwenal.
Tristan und Isolde. Wandschilderij van August Spieß, 1881
CD’S
Carlo Kleiber 1982
Writing a discography of Tristan und Isolde almost feels like being a composer yourself. Not only because there are so many recordings (no less than fifty, eleven of which are on DVD! and those are just the complete commercial editions that are still for sale!, add to that the countless editions of highlights, the pirates, videos on Youtube …. ), but also because it is an opera that will completely drain you emotionally.
But I did my best. I listened for hours to the many Furtwänglers, Böhms and Karajans (and there are many!), dusted off Artur Bodanzky… visited Janowski and Barenboim…. only to conclude, after a few weeks of almost continuously dying hundreds of Love Deaths, that were I to be banished to a desert island with only one recording, it would undoubtedly be the 1982 version under Carlos Kleiber (DG 4775355).
Margaret Price is an unforgettable Isolde. Her silver-like lyric soprano sounds very feminine and pure in its vulnerability. Oh, she is strong too, and determined, but her feminine side prevails. An Isolde to fall in love with. René Kollo lacks a little brilliance, but otherwise sings a good Tristan. It is a pity about Fischer-Dieskau, his Kurwenal is not really the best, but Kurt Moll is a fantastic Marke and Brigitte Fassbänder ditto as Brangäne.
But the conductor! How wonderful he is! From the very first distant sound to the last chord, with my eyes closed I completely immerse myself in the orchestral sound. Breathtaking. No, more than that: hypnotic.
WILLEM FURTWÄNGLER: LIVE, 1941 – 1947
A few years ago, the company The Intense Media released a Furtwängler box set, with live recorded operas on no less than 41 CDs. Apart from one stray Verdi (Otello with Ramón Vinay from Vienna 1951), all are German: Mozart, Gluck, Beethoven and von Weber. And – how can it be otherwise? -, a lot of Wagner, his music is on no less than 24 of the 41 CDs.
Tristan und Isolde are present no less than three times, in fragments from three different performances.
The recording from Vienna in 1943 with Max Lorenz and Anny Konetzni, famous among the diehards, also contains some added fragments with the same cast from 1941. A mistake, of course, but for many still an important document.
I myself have a lot of trouble with this part, which is why I quickly went through it and continued with the fragments recorded in 1947 in the Admiralspalast in Berlin, with a truly excellent Tristan sung by Ludwig Suthaus. There are few basses that can match Gottlob Frick (Marke), Erna Schlüter is a fine Isolde and Margarete Klose a very good Brangäne. The sound is unfortunately not beautiful, but a real Wagnerian does not mind that too much.
WILLEM FURTWÄNGLER: STUDIO, LONDON 1952
Less exciting perhaps, but the opera becomes really inimitably beautiful in the studio recording from 1952 (Naxos 8110321-24). Ludwig Suthaus is here also, but only now do you hear what a fantastic Tristan he was. He was now partnered with an Isolde of his own stature: Kirsten Flagstadt.
The young Fischer-Dieskau is a beautiful Kurwenal, Josef Greindl a brilliant Marke and Blanche Thebom a very attractive, lyrical, Brangäne.
But the orchestra is the most beautiful of all: in this recording, you really hear what a fantastic conductor Furtwängler was! Also remarkable: in the small roles of the sailor and the shepherd you can hear Rudolf Schock…. Yes… those were the days!
HERBERT VON KARAJAN BAYREUTH 1952
I am not such a fan of Martha Mödl singing Isolde. I admire her enormously, though! Her stamina is inexhaustible and her powerful voice can only be compared to a laser beam that cuts mercilessly through all the walls until nothing remains standing. Hurricane Irma is nothing in comparison.
The performance recorded live in Bayreuth in 1952 sounds quite sharp, making her voice seem even louder and bigger than usual. There is a lot to be said for that; no one had to turn the volume up because what you hear is pure nature. Even Karajan and his orchestra cannot compete with her! Legendary, yes, but I hear so little love in her interpretation! This in contrast to Ramón Vinay’s Tristan, he may be a little less powerful, but he sounds very warm and romantic.
The latter is for me the main reason to cherish the recording, but I also like the rest of the cast very much. Ida Malaniuk is an attractive Brangäne, Ludwig Weber a good Marke and Hans Hotter a somewhat heavy but otherwise beautiful Kurwenal.
DVDs
NIKOLAUS LEHNHOFF GLYNDEBOURNE 2007
The performance recorded in August 2007, directed by Nikolaus Lehnhoff, is in all respects one of the most beautiful Tristans. For the first time in my life, I completely surrendered myself to the opera. Without any regrets, by the way.
Lehnhoff took Isolde’s words: ‘Im dunkel du, im lichten ich’ as the starting point of his staging, and his play with dark and light (and with space!) results in an extraordinarily exciting and beautiful stage setting. The costumes are a kind of mixture of medieval simplicity and contemporary glitter.
Nina Stemme is literally and figuratively the most beautiful Isolde one can imagine. Her creamy, sensual soprano with its many colour nuances sounds like a balm for the soul. All her notes sound natural and effortless, as natural and bittersweet as love itself.
Robert Gambill’s voice may not quite meet the heavy demands of the part, but he portrays a very charismatic and committed Tristan. Katarina Karnéus (Brangäne), René Pape (Marke) and Bo Skovhus (Kurvenal) also sing and act in an excellent manner.
The conductor (an amazingly good Jiří Bêlohlávek) persuades the orchestra to produce the most beautiful colours as he builds up a thriller-like tension. The opera, which lasts more than four hours, is over in no time at all. That is real Art. Highly recommended. (Opus Arte 0988 D)
NIKOLAUS LEHNHOFF ORANGE 1973
In 1973, Lehnhoff directed a then very high-profile production of Tristan in Orange. The production is simple and timeless and, frankly, a little dull.
But the leading roles are sung by the then 55-year-old Birgit Nilsson and Jon Vickers and it is conducted by Karl Böhm, which makes the whole thing a document of note. The picture and sound quality is poor, but that will not deter the true music lover (Hardy Classics HCD 4009).
BARENBOIM AND PONNELLE BAYREUTH 1981
The performance of ‘Tristan’ in 1981 marked the debut of Barenboim and Ponnelle in Bayreuth. Their collaboration resulted in immense success, and both the audience and the press were wildly enthusiastic. In October ’83, the performance, this time without an audience, was recorded on video (DG 0734321).
Ponnelle’s splendid staging is a fine display of magic realism; with much symbolism, subcutaneous eroticism and dreams, where the real world turns out to be an imagination. The last act takes place in the head of the delirious Tristan: accompanied by Isolde’s Liebestod, perhaps the most beautiful music ever written, he dies in the arms of Kurvenal.
It is the first time I see Johanna Meier, and the encounter is not entirely satisfactory. Admittedly – she looks beautiful, acts well, and I have no complaints about her singing, but it all sounds so artificial … You can almost hear her work so very hard, and I don’t like that. But maybe I am wrong, and there is just no chemistry between her and me? There is no lack of the latter between her and Tristan: a bit dry sounding, but otherwise fine singing, René Kollo. Matti Salminen is irresistible as Marke and Hanna Schwarz is a truly phenomenal Brangäne. A magical performance.
BARENBOIM AND CHÉRAU MILAN 2007
The opening night of La Scala with Tristan und Isolde directed by Daniel Barenboim and Patrice Chéreau, with Waltraud Meier in the leading role… Yes, that raises expectations. The reviews were not entirely positive, but I was enthusiastic about it, and now that I have seen the production again, I still am.
First of all, there is Chéreau’s intelligent and very humane directing and Richard Peduzzi’s sober but so ‘to the point’ stagecraft. The costumes and sparse sets are very medieval and through small details a suggestion of reality is created. For me, this is an example of how, with the use of tradition, a truly modern performance can be put upon the stage.
The direction of the characters is excellent. Chéreau knows like no other how to turn his theatrical characters into people of flesh and blood. It is not a fairy tale or a legend, everything is actually happening and the ‘everlasting kiss’ does indeed last forever.
Waltraud Meier sings (and acts!) a warm-blooded Isolde, Michelle de Young is a very convincing Brangäne, Gerd Grochowski a formidable Kurwenal and Matti Salminen as Marke is already an icon. But I was most surprised by the then unknown Ian Storey as a solid Tristan (Warner Classics 0825646055005).
Ik ben nooit een ‘Wagneriaan’ geweest. Nooit kon ik het geduld opbrengen om zijn urenlange opera’s uit te zitten. Bombastisch vond ik ze. Aanstellerig. En al moest ik toegeven dat er best mooie melodieën in zaten, toch vond ik dat er op zijn minst een schaar aan te pas moest komen, wilde ik ze enigszins kunnen verdragen.
Dat daar toch nog een verandering in is gekomen, heb ik aan Domingo te danken. In mijn verzamelwoede (ik moest en ik zou alles van hem hebben) schafte ik in 1989 de net uitgebrachte Tannhäuser (DG 4276252) aan. En toen gebeurde het: ik raakte verslaafd.
In het begin was het voornamelijk de ‘schuld’ van Domingo, wiens diepmenselijke invulling van de titelrol me kippenvel bezorgde. Bij zijn woorden ‘Wie sagst du, Wofram? Bist du denn nicht mein Feind?’ (gezongen met de nadruk op ‘mein’ en ‘Feind’ en met een kinderlijk vraagteken aan het eind van de frase) barstte ik in snikken uit.
Later leerde ik ook de muziek zelf te waarderen en tot op de dag van vandaag is Tannhäuser niet alleen mijn geliefde Wagner-opera, maar ook één van mijn absolute favorieten.
Deze door Sinopoli zeer sensueel gedirigeerde opname beschouw ik nog steeds als één van de beste ooit. Ook omdat alle rollen (Cheryl Studer als Elisabeth en Agnes Baltsa als Venus, wat een weelde!) voortreffelijk zijn bezet. Dat was toen, in de jaren tachtig en begin negentig, beslist niet vanzelfsprekend.
ERIK
Voor de in 1998 opgenomen Der Fliegende Holländer (DG 4377782) heeft Domingo de rol van Erik aan zijn repertoire toegevoegd. Zijn Erik is aantrekkelijk en charmant, hij zingt die rol niet alleen zeer betrokken maar ook zeer idiomatisch.
Die opname is mij bijzonder dierbaar en dat niet alleen vanwege Domingo, maar ook vanwege Cheryl Studer, toen wellicht de mooiste Senta die men zich kon voorstellen. Haar heerlijk lyrische sopraan met makkelijke en sensuele hoogte leek geschapen voor die rol.
De Holländer wordt hier gezongen door Bernd Weikl. Niet echt de jongste meer en dat hoor je, maar voor die rol zeer passend en Peter Seiffert is een pracht van Der Steuerman.
Maar het allermooist is het orkest: onder de werkelijk bezielde leiding van Giuseppe Sinopoli speelt het Orchester der Deutsche Oper Berlin sterren van de hemel.
LOHENGRIN
Alle zwanen ten spijt, de Lohengrins vallen niet uit de hemel. Vóór hij de rol in 1985 officieel ging opnemen (Decca 4210532), had Domingo zich er al bijna twintig jaar op voorbereid. En het resultaat was er ook naar.
De puriteinen riepen er toen schande van. Want een Germaanse held vertolkt door een Spaanse belcanto-zanger, en dat ook nog met een accent, nee, dat kon niet. Ik kan me nog levendig de recensies van toen herinneren, geschreven door de vermaarde muziekbesprekers (nee, ik ga geen namen noemen) die er niet alleen een schande van riepen, maar ook zeker wisten dat zijn carrière zowat afgelopen was, want hier zong hij zijn stem aan kapot. Nou…
Tegenwoordig, 33 jaar later weten we beter. Niet alleen is zijn stem niet kapot, maar men geeft grif toe dat het een formidabele lezing was, door één van de beste tenoren uit de vorige eeuw. Deze Lohengrin is niet alleen heldhaftig, maar voornamelijk liefhebbend en warmbloedig, minder god, meer mens.
Jessye Norman was in die tijd de volmaakte Elsa: jong en onschuldig. En als je weet dat de dirigent Solti heet…. Gewoonweg prachtig!
Domingo’s vuurdoop in de rol van Lohengrin was in Hamburg in 1968. Hij was toen 27 (!) jaar oud. Het was niet alleen zijn eerste Wagner, het was ook de allereerste keer dat hij een opera in het Duits zong, een taal dat hij toen nog niet beheerste.
Van de uitvoering zijn fragmenten bewaard gebleven (onder meer Melodram MEL 26510). Zijn stem klinkt als een klok, met veel brons en een gouden glans. De hoge noten zijn hoog en worden voluit gezongen. Wanneer kan je nog zo’n Lohengrin heden ten dage horen? Om te huilen zo mooi.
Zijn Elsa was Arlene Saunders, in die tijd een op handen gedragen prima donna in Hamburg, tegenwoordig totaal vergeten. Hoe onterecht! Saunders was niet alleen een waanzinnig goede zangeres, zij was ook een mooie vrouw en een voorbeeldige actrice.
Hieronder Plácido Domingo en Arlene Saunders in ‚Das süße Lied…Wie hehr erkenn’ ich‘:
PARSIFAL
In 2006 zong Domingo zijn laatste Parsifal (officieel althans). Het werd live in Wenen door Deutsche Grammophon opgenomen (DG 4776006). Hoewel hij hoorbaar niet zo piep is, weet hij nog steeds volkomen te overtuigen, wat eigenlijk ook voor Waltraud Meiers Kundry geldt.
Franz-Josef Selig is een fantastische Gurnemanz. Zijn warme bas met prachtig legato lijkt geschapen voor de lange monologen. Falk Struckmann zet verder een pracht van een Amfortas neer.
Van de dirigent Christian Thielemann wordt gezegd dat hij een waardige opvolger is van Furtwängler en daar zit wat in. Zijn voorliefde voor de grote Duitse componisten steekt hij niet onder stoelen of banken en zijn interpretaties daarvan worden dan ook zeer terecht geroemd.
Ook zijn grilligheid en eigengereidheid heeft hij met zijn illustere voorganger gemeen. Zijn interpretaties zijn dan ook vaak omstreden. Ik mag dat wel, want daardoor dwingt hij zijn luisteraar tot een aandachtig luisteren. In Parsifal legt hij de nadruk niet zozeer op de mystiek, als wel op het menselijke aspect van het werk. Het werkelijk briljant spelende orkest volgt hem op de voet.
In 1998 heeft Tony Palmer een zeer boeiende film gemaakt, getiteld Parsifal – The Search for the Grail (Arthaus 100610). Domingo is de gastheer en vertelt niet alleen over het werk, maar ook over de geschiedenis van de heilige graal.
Het is een zeer boeiende en leuke zoektocht, geïllustreerd door onder meer fragmenten uit Indiana Jones en Monty Python en uit een opvoering in het Mariinski Theater, met naast Domingo Violeta Urmana als Kundry en Matti Salminen als Gurnemanz. Gergiev dirigeert.
TRISTAN UND ISOLDE
In de winter 2004/2005 was het dan zover: de kroon op Domingo’s lange carrière. Tristan stond al lang op zijn verlanglijstje en tweemaal was het al bijna zover geweest (Bayreuth en Wenen), maar uiteindelijk durfde hij het niet aan. De kans om het dan maar op te nemen, greep hij met beide handen aan.
EMI (tegenwoordig Warner Classics 5099996686423) maakte er meteen een feest van en pakte groots uit – het schijnt dat het project bijna een miljoen euro heeft gekost!
Het resultaat is dan ook overweldigend. Nina Stemme zingt een jonge en kwetsbare Isolde en René Pape is één van de beste Marke’s die ik ooit heb gehoord. Zijn monoloog ‘Tatest du’s wirklich’ behoort tot de mooiste en ontroerendste momenten uit de opera.
Domingo is een Tristan om verliefd op te worden. Hij is een man, een mens van vlees en bloed, zo nodig heroïsch en sterk, maar ook zwak en breekbaar. Hij is trouw, maar voornamelijk verliefd, tot de dood erop volgt.
Zijn interpretatie lijkt weinig op die van andere grote Tristans uit de geschiedenis. Dat kan ook niet anders: hij is geen heldentenor. Maar zingen is wat voor mij het meeste telt en zingen doet hij! Peter Alward (de scheidende A&R-producer van EMI en het brein achter de opname) zei ooit in een interview dat het hem niet zou verbazen als een hele toekomstige generatie van Wagner-tenoren een massale harakiri gaat plegen na het beluisteren van Domingo in die rol.
DIE WALKÜRE
Domingo als Siegmund in Washington in 2007.
Met Siegmund (Die Walküre) is Domingo inmiddels zowat getrouwd, het was dan ook zijn vaakst gespeelde Wagner-rol. Ik heb het hem horen zingen in Londen, op de Proms, een ervaring om nooit meer te vergeten.
Er zijn meer dan genoeg opnamen in omloop, officieel en minder officieel dus ik neem aan dat u er zeker één hebt. Althans….. als u er in geïnteresseerd bent.
Dan maar twee video-clips: een fragment van zijn debuut in die rol (Wenen 1992) met Waltraud Meier als Sieglinde:
SIEGFRIED
Nee. Aan Siegfried heeft hij zich nog nooit gewaagd, niet op de bühne althans en het is zeer onwaarschijnlijk dat hij het nog gaat doen, maar met Domingo weet je het nooit. Tenslotte verrast hij ons ieder jaar met minstens één nieuwe rol, geen kleinigheidje als je 78 bent geworden!
Op een cd getiteld Scenes from the Ring (ooit EMI 5572422, nu waarschijnlijk uit de handel) zingt hij alle grote muziek van Siegfried uit zowel Siegfried als Götterdämmerung en dat doet hij fantastisch. Luister alleen maar naar ‘Nothung’ of ‘Dass mein Vater nicht ist’, om van ‘Brünhilde! Heilige Braut!’ maar te zwijgen. Kan het nog indrukwekkender? Wat een genoegen om hem in die rol te horen.
LOVE DUETS
Al eerder had hij de duetten uit Siegfried opgenomen (ooit EMI 5570042), samen met de even fantastisch zingende Deborah Voight. Behalve muziek uit Siegfried staat op de cd de concertversie van het liefdesduet uit de tweede akte van Tristan und Isolde. Het werd door Wagner zelf bewerkt voor de concertzaal en deze versie bevalt me zeer.
Een liefdesnacht vol passie mag nooit als een nachtkaars uitgaan. In de opera Tristan und Isolde worden de geliefden door de bedrogen echtgenoot gesnapt waardoor hun liefdesduet abrupt eindigt. Een acte verder sterven zij, hij door een wond en zij uit verdriet. In de concertstuk Tristan und Isolde wordt ons het eind van de opera voorspeld, de muziek sterft uit op de akkoorden die we als ‘Isoldes Liebestot’ herkennen.
De uitvoering is wederom ongekend geweldig, wat we hier te horen krijgen, is belcanto (ja, ja, belcanto! Het is geen vies woord hoor, ook niet bij Wagner) in al zijn facetten: twee schitterende stemmen die samensmelten in liefde niet alleen voor elkaar, maar ook voor de muziek.