Bo Skovhus

Die Lustige Witwe and The Merry Widow

© Mary Evans Picture Library

Operetta may be seen and heard again, and even in the poshest opera houses it appears in the repertoire these days.

Die Lustige Witwe is often chosen, and not without reason: this is a beautiful work, full of wonderful melodies and witty dialogue.



Helmuth Lohner, originally a film and stage actor and also an operetta singer has been concentrating on directing in recent years and he does so superbly. His 2004 production from Zurich is very traditional, rich in colour and movement, and his satirical characterisation of the characters makes perfect sense.

He does allow himself a small ˜adaptation”: after the men’s sextet ˜Wie die Weiber”, he has the women sing an equivalent of it.



Initially I had a bit of trouble with the somewhat shrill Dagmar Schellenberg (Hanna), but gradually she gets better and better and she really redeems herself with a perfectly performed Vilja song.


Rodney Gilfrey is an irresistibly charming and sexy Danilo, Ute Gferer a kitschy Valencienne, and Piotr Beczala revives the good old days of a Kiepura with his beautiful, lyrical tenor (Arthaus Music 100451)





THE MERRY WIDOW



Yes, it’s in English. So what? The ˜unvergessliche süsse Melodien” sound no less beautiful. This production of Franz Lehár’s Die Lustige Witwe by San Francisco Opera is simply wonderful.

In 2003, The Merry Widow was the last production by Lotfi Mansouri, the face of San Francisco Opera for more than forty years. A new English translation of the libretto, of its French version!, was produced for the occasion. In it, the last act does not take place at Hanna’s home, but in the real ˜Maxim’s”.

Mansouri sees Hanna as an already somewhat mature woman, who should be sung by a singer who has already been performing the Marschallin. Into this concept Yvonne Kenny fits wonderfully and she makes her role debut with it. She possesses a brilliant stage personality, her voice is creamy, velvety and enchanting.

Bo Skovhus, too, is a Danilo true to Mansouri’s vision: youthful and irresistibly attractive. His voice rings like a bell, he is a gifted actor and a superb dancer.

Angelika Kirschschlager and Gregory Turay excel as Valencienne and Camille, and the rest of the cast is also outstanding. A wonderful production (Opus Arte OA 0836 D)

BONUS



De Zaak Makropulos goed opgelost

Tekst: Neil van der Linden

Het Radio Filharmonisch Orkest is ongeveer een Janáček-huisorkest geworden. Onder leiding van Karina Canellakis is het helemaal ingevoerd in het klankidioom van de Tsjechische meesterinstrumentalist, die met De zaak Makropulos op hoge leeftijd nog weer eens een staaltje klanktovenarij afleverde, waaraan in het Concertgebouw volledig recht werd gedaan.

De Zaak Makropulos’ is eigenlijk geen goede vertaling van de Tsjechische titel Věc Makropulos, want Věc betekent iets tussen ‘ding’ en ‘kwestie’ in. Ook al speelt het verhaal tijdens een gerechtsprocedure, er is iets met die naam Makropulos aan de hand dat eeuwen terug reikt.

Keizer Rudolf afbeelding Arcimboldo

De opera draait om Emilia Marty alias Elina Makropulos alias nog een heleboel alterego’s van de protagoniste wier namen allemaal met E en M beginnen. Ze blijkt blijkt al ruim driehonderd oud te zijn, gedoemd om steeds in een nieuwe gedaante voort te leven. Als dochter van de lijfarts van Keizer Rudolf II in Praag was ze, nadat de Keizer haar vader had verzocht een levenselixer te fabriceren, proefkonijn geworden.

Het middel bleek te werken, en sindsdien naar verlangt ze ernaar om eindelijk te sterven. Tragisch is natuurlijk bovendien dat niemand aanvankelijk kon bewijzen dat het middel werkte, totdat ze iedereen in haar omgeving zou overleven. Ze probeert in al haar gedaanten liefdesrelaties met mannen aan te gaan, maar ondergaat die gevoelloos en een liefdesnacht met haar wordt als ijskoud ervaren. Intussen geeft de componist haar gloeiend warme muziek mee.

Misschien sprak het verhaal de componist ook aan omdat hij zelf al tegen de zeventig liep maar én zelf nog weer eens verliefd was geraakt, op een jongere vrouw. In elk geval bleek hij creatief geenszins levensmoe. De muziek bruist en klotst dat het een aard heeft, en dat in wat in wezen een rechtbankdrama in dialogen is, met een levensmoede persoon als protagonist.

De opera is misschien moeilijk scenisch uit te voeren. De dialogen gaan razendsnel terwijl als je opera naturalistisch zou opvatten weinig eer valt te behalen aan de nogal saaie locaties zijn. Natuurlijk is de persoon van Emilia Marty eigenlijk magisch-symbolistisch. Je zou kunnen aanhaken bij de stijlmiddelen van de expressionistisch film, à la Robert Wiene (Dr Caligari) en Fritz Lang (Dr Mabuse, Der Müde Tod en Metropolis). Die films dateren allemaal van de jaren twintig van de vorige eeuw.

De componist had het toneelstuk waarop de opera is gebaseerd in 1922 gezien en de opera ging in première in 1926.De protagoniste heeft ook wel iets weg van de vrouwelijke protagonisten in Der Müde Tod en Metropolis. Misschien liet Alban Berg zich vervolgens door Emilia Marty inspireren voor de protagoniste van zijn opera Lulu, ook een min of mee ongrijpbaar personage dat niet zozeer door de tijd als wel dwars door allerlei sociale kringen bewoog en geruïneerde mannen achterliet, half tegen wil en dank.  De last van het eeuwige leven komt in meer opera’s voor. Het zit in Der Fliegende Holländer en Kundry in Parsifal.

In de Matinee werd de rol van Emilia Marty/Elina Makropulos vertolkt door Sally Matthews, die vorig jaar een fantastische vos was in Janáčeks Het Sluwe Vosje. Na ruim 300 jaar is haar karakter volgens het libretto ‘ijskoud’ maar Janáček gaf haar een zangpartij mee die het tegendeel van ‘koud’ is, en Sally Matthews vertolkte deze dubbelheid fantastisch; in uitstraling ongenaakbaar, in stem en gestiek warmbloedig.

Bo Skovhus is natuurlijk een ster. Het siert hem dat hij deelnam in deze uitvoering waarin hij toch ook vooral dienstbaar is aan het ensemblewerk. Maar dat deed hij dan ook geweldig.

De grootste tenorrol is voor Magnus Vigilius als Albert Gregor, een echte Janáček-stem voor de vaak bij hem voorkomende tenorrollen die een half-macho, half-gevoelige jongeman verbeelden. Hij heeft een fraai stem en ziet er, in elk geval voor deze gelegenheid, ook uit zoals bij de rol past, jong, vitaal, maar ook niet als laten we zeggen een Verdiaanse Draufgänger. Hij heeft ook Siegmund, Cavaradossi en Lohengrin, maar dat past ook wel.

Ook de andere rollen waren uitstekend bezet. Ook de kleinere rollen doen in veeleisendheid nauwelijks onder voor de grote.



Zo keerde uit het Sluwe Vosje keerde Iris van Wijnen terug, altijd ook goed voor een sterke theatrale uitbeelding van een karakter, zoals ook heel bleek in Der Rosenkavalier afgelopen seizoen bij De Nationale Opera

Tim Kuypers had eerder in de Matinee gezongen in Janáčeks Kát’a Kabanová en Le Grand Macabre. De eveneens Nederlandse tenor Linard Vrielink mag ook apart worden genoemd, als een sterke Janek, de verloofde van de jonge zangeres Kristina, die nadat Kristina onder invloed van Emilia Marty alleen nog oog heeft voor haar carrière zich van kant maakt.

Vrielink heeft met zijn fraaie wendbare lyrische tenor al een uitgebreide loopbaan opgebouwd in Duitsland en Oostenrijk (Berliner Staatsoper, Bregenzer Festspiele) en komt dit seizoen naar De Nationale Opera als Jaquino in Fidelio.

Er stond nog een Nederlander op het podium, Arnold Bezuyen, als Graaf Hauk-Sendorf, een oude vlam van EM van een halve eeuw geleden. Het is goed hem terug te hebben in Nederland. Afgelopen zomer was hij een geweldige Mime in de Bayreuthse Ring.

Belangrijk was dat alle solisten ook moeiteloos ensembles vormden, wat in deze opera met zijn razendsnelle dialogen, zonder echt grote soli, zo van belang is.

Het is een blijk van het succes van de door de vorige artistiek Matinee-directeur Kees Vlaardingerbroek ingezette Janáček-cyclus dat de zaal vrijwel vol zat, bijna zo vol als vorige week bij de ‘authentieke’ Walküre. En dat voor een opera met een behoorlijk complex libretto en flink wat personages, zonder populaire ‘hits’ en zonder herkenbare grote solopassages.

Radio Filharmonisch Orkest
Groot Omroepmannenkoor
Karina Canellakis dirigent
Emilia Marty: Sally Matthews sopraan
Jaroslav Prus: Bo Skovhus bariton
Dr. Kolenatý: Seth Carico bas-bariton
Albert Gregor: Magnus Vigilius tenor
Vitek: Paul Curievici tenor
Hauk-Sendorf: Arnold Bezuyen tenor
Janek: Linard Vrielink tenor
Kristina: Natalia Skrycka sopraan
Komorná: Maria Warenberg mezzosopraan
Strojnik: Tim Kuypers bariton
Poklízecka: Iris van Wijnen mezzosopraan

Gezien 23 maart NTR Matinee in het Concertgebouw Amsterdam

De NTR-opname van de opera is beluisteren op :

https://www.nporadio4.nl/uitzendingen/ntr-zaterdagmatinee/bb0664f8-aca3-432a-8e27-1736378d22bb/2024-03-23-ntr-zaterdagmatinee-karina-canellakis-covert-de-zaak-makropulos

Foto’s: Lodi Lamie en Neil van der Linden

Het eeuwige leven oftewel Věc Makropulos van Janáček

Nieuwe productie van De vuurengel op Blu-ray verschenen

Tekst: Peter Franken

In het voorjaar van 2021 ging in Theater an der Wien een nieuwe productie van Prokofjevs opera The fiery angel in een enscenering van Andrea Breth. Unitel heeft hiervan recent een opname op Blu-ray uitgebracht.

Sergej Prokofjev baseerde het libretto van zijn opera op de gelijknamige roman van Valeri Brjoesov uit 1908. Hij werkte er met tussenpozen van 1919 tot 1929 aan maar tot een opvoering kwam het tijdens zijn leven niet. De scenische wereldpremière vond pas plaats op 29 september 1955 in het Teatro La Fenice.

De vuurengel vertelt het verhaal van een vrouw die als kind is bezocht door een schitterende verschijning, die ze voor een engel hield. Ze kon het goed met hem vinden en elke keer als hij terugkwam, speelden ze gezellig allerlei spelletjes.

Maar als het meisje Renata een jonge vrouw wordt, wil ze meer dan dat. Ze wil zich lichamelijk met deze geestverschijning verenigen. De engel weigert dit, maar belooft dat hij over enige tijd zal terugkeren in de gedaante van een gewone man die aan haar wens zal voldoen.

In graaf Heinrich meent Renata haar engel te herkennen, maar na een jaar verlaat hij haar zonder ooit nog iets van zich te laten horen. Dat brengt haar volledig uit haar evenwicht, ze begint te zwerven en schreeuwt voortdurend in haar slaap. Een passant die toevallig met haar in een zelfde herberg logeert trekt zich haar lot aan en raakt gaandeweg geheel verstrengeld met Renata en haar onoplosbare problemen.

Deze Ruprecht helpt bij het zoeken naar Heinrich, maar probeert feitelijk Renata ertoe te brengen die hersenschim op te geven en voor hem te kiezen. De handeling voltrekt zich vervolgens in Keulen, waar ze samen Heinrich proberen te vinden. Daar wordt ook de metafysicus Doktor Agrippa von Nettesheim geraadpleegd. Uiteindelijk komt Renata in een nonnenklooster terecht waar ze door een inquisiteur wordt berecht.

De grens tussen waanbeelden en werkelijkheid is in het verhaal flinterdun, er gebeuren de meest vreemde dingen als Agrippa ten tonele verschijnt en later maken ook Faust en Mephistofeles nog hun opwachting. Breth heeft daarom gekozen voor een psychiatrische inrichting als plaats van handeling. De personages die in het libretto worden benoemd zijn hier allemaal aanwezig waarbij de toeschouwer zich kan afvragen of er wezenlijk onderscheid gemaakt kan worden tussen patiënten en medisch personeel.

Door de handeling zo nadrukkelijk te beperken tot een kliniek haalt Brett feitelijk de angel uit het stuk. De toeschouwers weten zich veilig, het zijn de anderen die van het pad zijn, niet zijzelf. Volgt men het libretto wat nauwkeuriger dan ontstaan er meer mogelijkheden om het publiek te ontregelen.

In dat opzicht was de benadering van regisseur Immo Karaman in zijn productie voor Deutsche Opera am Rhein beter geslaagd. Daarin werd voortdurend gesuggereerd dat bepaalde scènes zich op andere locaties afspelen, maar steeds blijkt de toeschouwer op een dwaalspoor te zijn gebracht en bevindt iedereen zich nog steeds in een sanatorium.

Prokofjev beoogde naar verluidt de vierde wand ten minste gedeeltelijk te slechten zodat het publiek zich kon gaan afvragen of het deel uitmaakte van die wereld die uit zijn voegen was geraakt. Bij Brett is daar van meet af aan geen sprake van, het blijft bij aapjes kijken.



Deze instelling wordt getoond als een krankzinnigengesticht in de benadering van een griezelfilm. Er zijn sjofele, rond schuifelende stakkers te zien, die schokkende bewegingen maken en ongecontroleerde geluiden uitstoten. Renata koestert een knuffelbeer die ze voor haar Heinrich houdt en lijkt bij vlagen delirisch. Geen cliché wordt geschuwd, ook een kringgesprek zoals in One flew over the cuckoos nest ontbreekt niet.

Het decor bestaat grotendeels uit ijzeren ziekenhuisbedden die in de slotscène aan elkaar gelast een hoge toren vormen waarin de nonnen (ook patiënten) zich aan duivelse extase mogen overgeven. Eigenlijk is het toneelbeeld tamelijk onaangenaam om naar te kijken, wit, grijs, kil, afstotend.

Renata komt voor rekening van Ausrine Stundytre, een rol die haar op het lijf geschreven is. Ze is een absoluut theaterdier dat beslist tegen een stootje kan. En dat komt hier heel goed van pas. Haar zang en acteren zijn geheel in lijn, ze zet een geestelijk ontspoorde vrouw neer en je twijfelt er geen moment aan of ze is dat ook werkelijk. Van haar Elektra in Salzburg en Heliane in Gent was ik veel minder onder de indruk, Renata geeft haar de kans echt uit te blinken.

Ruprecht wordt vertolkt door Bo Skovhus, eveneens een veeleisende rol die hij een geloofwaardige invulling weet te geven.

Nikolai Schukoff speelt Agrippa en Mephistofeles alsof het een en dezelfde persoon is, niet vreemd natuurlijk voor een patiënt in een inrichting die is opgenomen vanwege een gespleten persoonlijkheid en mogelijk nog veel ernstiger problemen. Je ziet bijna de waanzin in zijn ogen en zijn zang is uitstekend verzorgd.

Natasha Petrinsky loopt rond in witte jas en hanteert achteloos een injectiespuit. Formeel speelt ze de herbergierster en de abdis maar hier is ze het enige personage dat herkenbaar niet tot de patiënten behoort. Met ook nog eens strak achterover gebonden haar en een bril boezemt haar verschijning angst in, mooi gedaan. Ze heeft niet veel te zingen maar doet dat adequaat. Dat geldt ook voor de overige bijrollen.

We horen het ORF Radio-Symphonieorchester Wien en het Arnold Schoenberg Chor. Constantin Trinks heeft de muzikale leiding.

Vooral door toedoen van Stundyte, Schukoff en Skovhus de moeite van het bekijken waard.

Heliane en Jonny, Jonny en Heliane. En de geschiedenis

Tekst: Peter Franken

Na het daverende succes van de première bij de Reisopera van Das Wunder der Heliane wordt als vanzelf ook het verhaal achter de wereldpremière in 1927 opgerakeld. Erich Korngolds vader Julius was een gevreesd criticus die zijn positie bij de Neue Freie Presse gebruikte om componisten die in een stijl schreven die niet aansloot bij zijn muzikale wereldbeeld volledig de grond in te boren. Dat gold in die tijd ook Ernst Křenek die hij verafschuwde. Om de nieuwste creatie van zijn zoon ruim baan te geven begon Korngold senior niet alleen ongevraagd een promotiecampagne voor Das Wunder der Heliane maar tegelijkertijd een strijd tegen de nieuwe opera Jonny spielt auf van Krenek die hij als schoolvoorbeeld zag van de uitwassen van de moderne muziek.

Dat viel niet in goede aarde bij een deel van het Weense publiek waardoor al snel een tegencampagne op gang kwam die zich nadrukkelijk ook tegen Erich Korngold en diens Heliane keerde. Uiteindelijk werd Jonny spielt auf een enorm succes, het werk werd al snel na de première overal in Europa gespeeld.

Waldemar Staegemann als Jonny
Kostümfoto von Usula Richter 1927

Met Korngolds Europese carrière ging het na de relatieve mislukking van zijn Heliane bergafwaarts. Het publiek had zich van hem afgewend, mede door toedoen van zijn vader die zich als een dolle stier had gedragen. Hij verloor zijn interesse in het schrijven van opera’s en ging al snel in op een uitnodiging om in Hollywood filmmuziek te gaan schrijven. Dat werd zijn nieuwe carrière en leverde hem twee Oscars op.

Na 1933 werden uitvoeringen van de Joodse Korngold door de nazi’s verboden waardoor hij tot ver na de oorlog vrijwel onbekend is gebleven. Maar voordien had zijn eigen vader feitelijk zijn carrière al de das om gedaan. Nu we een eeuw verder zijn is het aardig om die twee werken weer eens naast elkaar te leggen.

Jonny spielt auf

Křenek (1900-1991) schreef 20 opera’s in de periode tussen 1922 en 1973, de laatste twee speciaal voor het nieuwe medium televisie. Zijn vierde opera Jonny spielt auf ging in 1927 in première en was zoals gezegd de grootste concurrent voor de aandacht van het publiek van Korngolds Das Wunder der Heliane. Jonny spielt auf zag ik in 2005 in Oper Köln. Een opname van dit werk werd in 1993 door Decca op cd uitgebracht in de serie ‘Entartete Musik’.

De opera werd na de première zeer enthousiast ontvangen en binnen de kortste keren overal in Duitsland en daar buiten geprogrammeerd. De vele honderden voorstellingen genereerden veel inkomen voor de componist die zijn leven op slag zag veranderen.

Krenek schreef zelf het libretto voor Jonny waarin de hoofdrol is weggelegd voor de romantische geëxalteerde componist Max die zich in zijn ambities geremd denkt door Anita, een opera zangeres. In werkelijkheid schrikt Max ervoor terug om zijn lot in eigen handen te nemen, hij is afwachtend en verwart dat met stabiliteit.

De violist Daniello en de zwarte jazz musicus Jonny zijn Max’ rivalen in de liefde voor Anita. Verder speelt de viool van Daniello een belangrijke rol. Jonny probeert die te stelen en het instrument maakt tijdens de opera een hele reis verstopt in een banjo kist. Rond dit gegeven volgen korte scènes elkaar in snel tempo op waarbij expressionistische beelden, filmische elementen, slapstick comedy en misdaad door Krenek tot een dynamisch geheel zijn verweven.

Jonny als leider van een jazzband in een hotel in Parijs brengt als vanzelf jazzy klanken met zich mee. Maar in andere scènes laat Krenek zich van een uitgesproken neo-romantische kant horen, en zo’n beetje alles daar tussenin. Het slot van de opera ziet Max met Anita naar Amerika vertrekken, Daniello komt onder een trein en Jonny mag de gestolen viool houden.

Het begin van het Derde Rijk betekende direct het einde van Jonny’s succesreeks. Het werk voldeed volledig aan de typologie van Entarte Musik die de nazi’s hadden bedacht. De poster waarop Jonny te zien is werd zelfs in karikaturale vorm, een neger met dikke lippen die saxofoon speelt, tot het beeldmerk van de in 1937 opgezette tentoonstelling over Entartete Kunst. Het werk raakte in vergetelheid maar is tegenwoordig wel weer eens te zien. Zo ook in 2016 in Theater Hagen.

De muzikale richtingenstrijd die Korngold senior meende te moeten voeren ligt ver achter ons en speelt geen rol meer als we beide werken beluisteren en op waarde schatten. De dag na de première van Heliane in Enschede waarover ik eerder op deze site berichtte speelde ik in de auto op weg naar huis Jonny af. Wat ik hoorde maakte weinig indruk en wist hoegenaamd niet te beklijven, afgezien van de slotopmerking aan het einde van de eerste akte: ‘You forgot the banjo’.

De muziek mag dan wel aansluiten bij de tijdgeest van de jaren ’20, het zijn niet de huidige twintiger jaren. Dat neemt niet weg dat een live theateruitvoering in een leuk opgetuigde productie zoals ik in Keulen zag een zeer geslaagde opera ervaring kan zijn. Ik denk er met genoegen aan terug en was graag naar Hagen gegaan om het stuk nog eens te zien. Helaas is dat niet gelukt. Om kort te gaan: Heliane en Jonny met elkaar willen vergelijken heeft in de huidige tijd geen enkele meerwaarde, het is sneeuw van eergisteren. Und das ist gut so.



Opname uit Wenen 2002 met (o.a) Tortsen Kerl, Nancy Gustafson en Bo Skovhus.

https://ok.ru/videoembed/2376192297500

Op YouTube zijn er ook fragmenten te vinden met (o.a.)Lucia Popp:




Soile Isokoski, a star for the connoisseurs

She is quite well known but not famous like a Pavarotti or a Bartoli. She can still easily walk around incognito, but true voice lovers know better, and her fans follow her performances all over the world.


Her career began in 1987 when she won second prize in Cardiff, but it was only about four years ago that her name was really beginning to be recognized. Ignored by the big record companies, she had to make do with the success of her performances and word of mouth.



I first heard her as Donna Elvira in Paris, with Bo Skovhus as don Giovanni. It was Skovhus for whom I had undertaken the journey, and it was Soile Isokoski who made my heart beat faster. Her Elvira was heartbreaking and pitiful, yes, she made me really understand all those tears for the seducer.



She received a Grammy Award for her performance of Strauss’s Vier letzte Lieder, quite rightly,

and her recording of Finnish songs (all on Ondine) belongs in every song lover’s home.




It is also precisely Bo Skovhus, with whom Isokoski recorded Hugo Wolf’s Italienisches Liederbuch, with at the piano Marita Viitasalo, her regular accompanist.

Wolf’s miniatures have never had better protagonists, as both voices have a lot in common: perfect diction, musicality, the great art of ‘acting’ with your voice alone, and a somewhat sweet timbre.



Hugo Wolf
Italienisches Liederbuch
Soile Isokoski, Bo Skovhus, Marita Viitasalo
Ondine ODE 998-2 (2cd)

DAS FLOSS DER MEDUSA

2_henzefloss hans_werner_1965

Hans Werner Henze in 1968 © NDR / Susanne Schapowalow

Soms vallen de dingen gewoon mee. Of tegen. Hangt van de kant af waar je het uit bekijkt. Zo bang als de dood was ik voor de productie van Romeo Castelucci van Henze’s Das Floss der Medusa. Ik heb al eerder het een en ander van hem gezien en dat alles stemde mij niet vrolijk. Zijn uitspraken over de ‘actualisering’ en het naar ‘het heden halen’ van het verhaal; maar – bovenal – de vergelijking die hij trok tussen het negentiende-eeuwse drenkelingendrama met de (het kon niet uitblijven) vluchtelingenproblematiek deden mij het ergste vrezen.

Achteraf kon ik opgelucht ademhalen: het viel mij allemaal mee. In geen velden of wegen was er een vluchteling te bekennen en dat waar ik het meest bang voor was, het beeld van het aangespoelde jongetje in zijn rode T-shirt was ons, aan de goden lof bespaard gebleven.

floss schilderij

Théodore Géricault: Het vlot van Medusa,1819, Louvre

Castelucci, de door mij gevreesde enfant terrible bleek bij nader inzien een min of meer aaibare kunst te hebben geleverd waar de angel uit was getrokken. Dat was dus wat mij tegenviel. Wie het schilderij van Théodore Géricault ooit in het echt heeft gezien, heeft er op zijn minst een paar slapeloze nachten van hebben gehad want het gruwelijke lot van de opvarenden van het fregat Méduse is nooit beter zichtbaar gemaakt.

Niet zichtbaarder dan, maar wel hoorbaarder want het was Hans Werner Henze in 1968 gelukt om een oratorium over het onderwerp te componeren waar je daadwerkelijk angstvisioenen van kreeg. Dat kreeg hij voor elkaar door behalve een drietal solisten een werkelijk immens koor en orkest (alles bij elkaar meer dan 250 man!) in te zetten en ze de meest onzingbare muziek te laten uitvoeren.

Een kort radio-interview met Hans Werner Henze, gemaakt vlak voor de uitzending:

https://www.ndr.de/kultur/radio/Hans-Werner-Henze-ueber-den-Stoff-Das-Floss-der-Medusa,hanswernerhenze100.html

 

Dat het hem toen om Ché Guevarra ging voor wie het werk als Requiem bedoeld was zij hem vergeven. Het waren de jaren zestig, toen de ‘linker kant van de maatschappij’ nogal verblind op de werkelijkheid reageerde. Tegenwoordig kun je het stuk op alle onrecht van de wereld toepassen. Ook voor het gebrek aan zorg voor de zwakkeren in onze eigen maatschappij, om maar iets te noemen. Gebruik je hersenen, zou ik zeggen!

 

_floss_d_medusa_1968

De repetitie van het oratorium in het Ernst-Merck-Halle. © NDR / Hans-Ernst Müller

Even kort waar het verhaal over gaat:  in 1816 voer het fregat Méduse op een zandbank 60 mijl uit de westkust van Afrika. Aan boord was er een vlot waar 147 opvarenden opklommen die niet in de sloepen pasten of er niet op werden toegelaten. Van 5 tot 17 juli dobberde het vlot rond en toen het werd gevonden waren er nog maar twaalf mensen in leven. De anderen waren overboord geduwd, verhongerd of opgegeten.

Van dat alles kregen we (hier weer de opluchting) niets de zien. Wat we te zien kregen was een videoprojectie van de zee. Van links naar rechts en van boven naar beneden keken we ruim een uur lang tegen de ingeblikte beelden van blauwgroene, voortkabbelende zeemassa waar ik persoonlijk rustig van werd.

 

Op film: Mamadou Ndiayeop het toneel: Lenneke Ruiten (La MOrt)

Mamadou Ndiaye. Met op de voorgrond Lenneke Ruiten © DNO 2018/Monika Rittershaus

Er was ook een donkere man die onophoudelijk door het beeld zwom. Ik neem aan dat hij als symbool diende voor de vluchtelingen (dus toch een beetje). Maar hij was ook Jean-Charles, de mulat van het schilderij. Hij had ook een rode vlag bij zich: de vlag waarmee hij de aandacht van het naderende schip wist te trekken. Maar ook het symbool van jaren zestig dwaalidealisme van Henze. Denk ik.

 

floss_der_medusa_228

©  DNO 2018/Monika Rittershaus

Het koor was in – en achter – de zee opgesteld en grotendeels onzichtbaar. Er werd de suggestie gewekt van de dobberende mensen, je zag koppetjes op- en afspringen en je zag af en toe iemand er in verdwijnen. Aan het eind kregen we alleen handen te zien en voor het eerst die avond werd ik oprecht ontroerd.

Wat het werk van Henze normaliter zo ontzettend indrukwekkend maakt is – onder anderen – de positionering van het koor. Eerst zie je ze aan de ene kant van het podium staan maar zodra één iemand het leven laat, verplaatst die zich naar de andere kant, daar waar de Dood het voor het zeggen heeft. Dat alles heb ik gemist.

 

floss_der_medusa_173

©  DNO 2018/Monika Rittershaus

De Dood kwam hier in de gedaante van een New York Times-reporter, zij droeg een gele regenjas en witte laarzen. Het stoorde niet. Niet dat ik het echt snapte, maar ach… Wat wél belangrijk was, was dat de rol zo onwaarschijnlijk goed werd gezongen! Petje af voor Lenneke Ruiten! Hoe zij die hondsmoeilijke octaafsprongen en die onmenselijke hoogte de baas was… wow! BRAVA!

 

floss_der_medusa_065

Mamadou Ndiaye,  Bo Skovhus, Lenneke Ruiten. Op de voorgrond: Dale Duesing. ©  DNO 2018/Monika Rittershaus

Ook Bo Skovhus (Jean-Charles) gaf de – voor mij – onuitvoerbare muziek de best mogelijke stem. Hij fluisterde, hij riep, hij smeekte en hij zong… dat laatste zowat perfect. Iemand die zo veel verschillende gevoelens weet over te brengen verdient een enorm applaus. En dat applaus, die kreeg hij ook.

 

Dale Duesing (Charon)

Dale Duesing ©  DNO 2018/Monika Rittershaus

Dale Duesing was een fantastische Charon (spreekrol), de veerman die de overledenen naar het dodenrijk brengt. Met een absoluut perfecte dictie wist hij alle gebeurtenissen stem te geven: zo duidelijk en zo verstaanbaar dat ik de boventiteling niet nodig had. Bij zijn laatste woorden: ‘Der Mulatte Jean Charles, der – den Blick auf das rettende Schiff gerichtet – den roten Fetzen geschwenkt hatte, lag in Agonie, als man ihn barg, und ist nicht mehr erwacht. Die Überlebenden aber kehrten in die Welt zurück: belehrt von Wirklichkeit, fiebernd, sie umzustürzen.” kreeg ik eindelijk de kippenvel waar ik de hele avond op heb gewacht. Waarvoor dank.

Ik ben geen fan van Ingo Metzmacher, maar in dit repertoire is hij waarachtig één van de besten. Met veel zeer voelbare liefde en een strakke hand leidde hij het Nederlands Philharmonisch Orkest langs alle valkuilen heen. Het meest ben ik hem er dankbaar voor dat hij het goddelijk spelend orkest dienstbaar heeft gemaakt aan de echte ‘hoofdpersoon’ van het oratorium: het koor.

Ik zeg: het koor, maar het waren er drie. Koor van De Nationale Opera, Capella Amsterdam en Nieuw Amsterdams Kinder- en Jeugdkoor (Nieuw Vocaal Amsterdam). Drie koren, samen meer dan honderd mannen, vrouwen en kinderen, allemaal zingend op het allerhoogste niveau en samen een onwezenlijk geluid voortbrengend: dat van mensen in nood. Hoe de drie dirigenten: Ching-Lien Wu, Daniel Reuss en Eline Welle het voor elkaar hebben gekregen?

Ze zongen zonder partituur, zonder tekst, zonder steun van een autocue of andere hulpmiddelen. Die hondsmoeilijke muziek met die onuitspreekbare teksten .. dat alles deden ze alsof ze nooit iets anders hebben gedaan.
Chapeau! Vanwege de muziek en vanwege alle uitvoerenden: GAAN!

Trailer van de productie:

 

Zie voor meer informatie de website van De Nationale Opera.

 

Hans Werner Henze
Das Floss der Medusa
Dale Duesing, Bo Skovhus, Lenneke Ruiten
Koor van De Nationale Opera, Cappella Amsterdam, Nieuw Amsterdams Kinderkoor
Nederlands Philharmonisch Orkest olv Ingo Metzmacher.
Regie: Romeo Castellucci.

Bezocht op 13 maart 2018

Meer Henze:
HANS WERNER HENZE: esthetisch -theatrale wereldverbeteraar in drie opera’s en een biografie

HANS WERNER HENZE en zijn L’UPUPA