Ingo Metzmacher

Aantrekkelijke Königskinder uit Zürich op Bluray

Tekst Peter Franken

In 2010 was in Zürich een uitstekende productie van Humperdincks grote sprookjesopera Köningskinder te zien. Deze werd door Decca in 2012 op Bluray uitgebracht, tijd voor een terugblik.

Sprookjes zijn het schoolvoorbeeld van verhalen met een happy ending: ‘En ze leefden nog lang en gelukkig’. Meestal gaat er wel het verscheiden van een slechterik aan vooraf maar voor de hoofdpersonen loopt alles goed af, en zo hoort het natuurlijk ook.

Anders is het gesteld met het verhaal dat Ernst Rosmer (pseudoniem voor Elsa Bernstein) rond 1890 schreef over een koningszoon die de wijde wereld intrekt en in een ganzenhoedstertje zijn gedroomde koningin gevonden meent te hebben. Zij is een weeskind dat is geadopteerd door een heks die haar door een toverspreuk gebonden houdt aan haar omgeving en de tijd verdrijft met het hoeden van een troep ganzen. De ronddolende koningszoon is het dwingende hofleven beu en op zoek naar zijn eigen identiteit.

Er zit veel van Siegfried in deze figuur, denk aan zijn ‘monologue intérieur’ tijdens de tweede akte van de gelijknamige opera, maar ook van Walther in Die Meistersinger von Nürnberg. Beiden vervullen op hun eigen wijze de rol van buitenbeentje in de handeling.

Opvallend is echter dat die associatie met genoemde opera’s ook muzikaal vorm heeft gekregen. Het gaat te ver om te zeggen dat Humperdinck op zijn beroemde voorganger heeft geleund, maar door hem geïnspireerd is hij zeker. Het meest opvallende aan de muziek van dit doorgecomponeerde werk is echter de vloeiende stijl. De opening doet denken aan het begin van een avonturenfilm met iemand als Errol Flynn en dat filmische karakter blijkt een kenmerk van het gehele werk. Humperdinck had het helemaal kunnen maken in het Hollywood van de jaren ’30.

 

                              Isabel Rey en Jonas Kaufmann © Susanne Schwiertz

De jonge koningszoon en het prille tienermeisje voelen zich direct sterk tot elkaar aangetrokken. Hij wil haar een gouden kroontje opzetten, zij heeft liever haar eigen bladerenkrans. Er volgt een stoeipartijtje waarbij de krans scheurt; we hoeven niet op Freud te wachten voordat de seksuele symboliek zijn intrede doet binnen de gevestigde orde. Als ze met hem mee wil gaan, houdt de toverspreuk haar tegen. Hij ziet dat als het verbreken van een belofte en loopt boos weg.

In het stadje met de symbolische naam Hellabrunn probeert de koningszoon zich door de bevolking herkend te laten worden als de nieuwe koning. Zij zien in hem echter slechts een charlatan. Als de in het kielzog van de Spielmann opgedoken ganzenhoedster met zijn achtergelaten kroon komt aanzetten, als bewijs dat hij echt de zoon van de inmiddels overleden koning is, worden ze beiden door een woedende menigte verdreven.

Vervolgens gaat het bergafwaarts in Hellabrunn. De heks wordt verbrand maar dat helpt niet. De kinderen verwijten hun ouders die jongelui weggejaagd te hebben. Het waren volgens hen de echte Königskinder. We treffen die twee later in een scène die doet denken aan Siegmund en de uitgeputte Sieglinde einde tweede akte Walküre. Ze kopen een brood dat nog uit het huis van de heks afkomstig is. Het is vergiftigd waardoor beiden sterven.

Regisseur Jens Daniel Herzog heeft gekozen voor een toneelbeeld dat enerzijds vrij modern aandoet maar anderzijds met name door de kostumering een beeld van vroeger oproept. Het decor bestaat uit een grote hal die in de eerste akte dienstdoet als broeikas waarin de heks haar bijzondere planten kweekt. Tegelijkertijd is het de besloten ruimte die de ganzenhoedster niet kan verlaten. Diezelfde hal fungeert in de tweede akte als fastfood restaurant en dorpsplein. In de derde akte toont het als een desolate gevandaliseerde Turnhalle annex besneeuwde buitenruimte.

Mezzosopraan Liliana Nikiteanu is een genot als de spreekwoordelijke boze heks, die om onbekende redenen een giftig brood bakt dat altijd vers en knapperig zal blijven, een soort MacGuffin al duurt het tot aan het einde voor het weer opduikt en de dood van de Königskinder veroorzaakt. De tweede mezzo Anja Schlosser haalt alles uit haar rol als hedonistische herbergiersdochter die de koningszoon probeert te versieren. Hiermee wordt vermoedelijk getoond waartoe het koningsloze rijk in moreel opzicht is vervallen.

Bariton Oliver Widmer excelleert als Der Spielmann. Van alle bijrollen heeft hij de mooiste muziek en die weet Widmer uitstekend over het voetlicht te brengen. De bijrollen van houthakker en bezembinder zijn in goede handen bij respectievelijk Reinhard Mayr en Boguslaw Bidzinski. Koor en kinderkoor leveren goede vocale prestaties met een opvallend zeker solo optreden van Marie-Thérèse Albert als het dochtertje van de bezembinder.

Isabel Rey kan ik me nog herinneren als Susanna in de Nozze di Figaro uit 1994 bij DNO. Ze weet zich goed te verplaatsen in de rol van het jonge meisje dat nog maar kort geleden vrouw is geworden en daar uiting aan wil geven door op zoek te gaan naar andere mensen. Vocaal is ze uitstekend opgewassen tegen de lange en bij vlagen veeleisende partij. Een goede casting al had Herzog haar een fractie meisjesachtiger kunnen doen lijken. Een afdeling kap en grime heb je niet voor niets.

De grote ster van deze opname is Jonas Kaufmann, in absolute Hochform. Alleen al om hem is deze Bluray een aanbeveling waard, overigens de eerste video opname van dit werk. Hij oogt voldoende jongensachtig om een weggelopen tiener neer te zetten die aan zijn gouden kooi is ontsnapt. En als hij dat kan, waarom kan dat ganzenhoedstertje dan niet ook gewoon weglopen met hem? Toverij is flauwekul, dat vindt de Spielmann overigens ook. Je moet het zelf willen en durven, dan lukt het vanzelf.

Het koor en orkest van Opernhaus Zürich staan onder leiding van Ingo Metzmacher die zich de partituur zeer goed eigen gemaakt lijkt te hebben. Zijn Humperdinck is een waar pleidooi voor dit onderbelichte werk. Het is geen potentiële kindervoorstelling zoals het zeer veel gespeelde Hänsel und Gretel maar voor liefhebbers van het laat romantische Duitse operarepertoire een absolute must.

 

 

DAS FLOSS DER MEDUSA

2_henzefloss hans_werner_1965

Hans Werner Henze in 1968 © NDR / Susanne Schapowalow

Soms vallen de dingen gewoon mee. Of tegen. Hangt van de kant af waar je het uit bekijkt. Zo bang als de dood was ik voor de productie van Romeo Castelucci van Henze’s Das Floss der Medusa. Ik heb al eerder het een en ander van hem gezien en dat alles stemde mij niet vrolijk. Zijn uitspraken over de ‘actualisering’ en het naar ‘het heden halen’ van het verhaal; maar – bovenal – de vergelijking die hij trok tussen het negentiende-eeuwse drenkelingendrama met de (het kon niet uitblijven) vluchtelingenproblematiek deden mij het ergste vrezen.

Achteraf kon ik opgelucht ademhalen: het viel mij allemaal mee. In geen velden of wegen was er een vluchteling te bekennen en dat waar ik het meest bang voor was, het beeld van het aangespoelde jongetje in zijn rode T-shirt was ons, aan de goden lof bespaard gebleven.

floss schilderij

Théodore Géricault: Het vlot van Medusa,1819, Louvre

Castelucci, de door mij gevreesde enfant terrible bleek bij nader inzien een min of meer aaibare kunst te hebben geleverd waar de angel uit was getrokken. Dat was dus wat mij tegenviel. Wie het schilderij van Théodore Géricault ooit in het echt heeft gezien, heeft er op zijn minst een paar slapeloze nachten van hebben gehad want het gruwelijke lot van de opvarenden van het fregat Méduse is nooit beter zichtbaar gemaakt.

Niet zichtbaarder dan, maar wel hoorbaarder want het was Hans Werner Henze in 1968 gelukt om een oratorium over het onderwerp te componeren waar je daadwerkelijk angstvisioenen van kreeg. Dat kreeg hij voor elkaar door behalve een drietal solisten een werkelijk immens koor en orkest (alles bij elkaar meer dan 250 man!) in te zetten en ze de meest onzingbare muziek te laten uitvoeren.

Een kort radio-interview met Hans Werner Henze, gemaakt vlak voor de uitzending:

https://www.ndr.de/kultur/radio/Hans-Werner-Henze-ueber-den-Stoff-Das-Floss-der-Medusa,hanswernerhenze100.html

 

Dat het hem toen om Ché Guevarra ging voor wie het werk als Requiem bedoeld was zij hem vergeven. Het waren de jaren zestig, toen de ‘linker kant van de maatschappij’ nogal verblind op de werkelijkheid reageerde. Tegenwoordig kun je het stuk op alle onrecht van de wereld toepassen. Ook voor het gebrek aan zorg voor de zwakkeren in onze eigen maatschappij, om maar iets te noemen. Gebruik je hersenen, zou ik zeggen!

 

_floss_d_medusa_1968

De repetitie van het oratorium in het Ernst-Merck-Halle. © NDR / Hans-Ernst Müller

Even kort waar het verhaal over gaat:  in 1816 voer het fregat Méduse op een zandbank 60 mijl uit de westkust van Afrika. Aan boord was er een vlot waar 147 opvarenden opklommen die niet in de sloepen pasten of er niet op werden toegelaten. Van 5 tot 17 juli dobberde het vlot rond en toen het werd gevonden waren er nog maar twaalf mensen in leven. De anderen waren overboord geduwd, verhongerd of opgegeten.

Van dat alles kregen we (hier weer de opluchting) niets de zien. Wat we te zien kregen was een videoprojectie van de zee. Van links naar rechts en van boven naar beneden keken we ruim een uur lang tegen de ingeblikte beelden van blauwgroene, voortkabbelende zeemassa waar ik persoonlijk rustig van werd.

 

Op film: Mamadou Ndiayeop het toneel: Lenneke Ruiten (La MOrt)

Mamadou Ndiaye. Met op de voorgrond Lenneke Ruiten © DNO 2018/Monika Rittershaus

Er was ook een donkere man die onophoudelijk door het beeld zwom. Ik neem aan dat hij als symbool diende voor de vluchtelingen (dus toch een beetje). Maar hij was ook Jean-Charles, de mulat van het schilderij. Hij had ook een rode vlag bij zich: de vlag waarmee hij de aandacht van het naderende schip wist te trekken. Maar ook het symbool van jaren zestig dwaalidealisme van Henze. Denk ik.

 

floss_der_medusa_228

©  DNO 2018/Monika Rittershaus

Het koor was in – en achter – de zee opgesteld en grotendeels onzichtbaar. Er werd de suggestie gewekt van de dobberende mensen, je zag koppetjes op- en afspringen en je zag af en toe iemand er in verdwijnen. Aan het eind kregen we alleen handen te zien en voor het eerst die avond werd ik oprecht ontroerd.

Wat het werk van Henze normaliter zo ontzettend indrukwekkend maakt is – onder anderen – de positionering van het koor. Eerst zie je ze aan de ene kant van het podium staan maar zodra één iemand het leven laat, verplaatst die zich naar de andere kant, daar waar de Dood het voor het zeggen heeft. Dat alles heb ik gemist.

 

floss_der_medusa_173

©  DNO 2018/Monika Rittershaus

De Dood kwam hier in de gedaante van een New York Times-reporter, zij droeg een gele regenjas en witte laarzen. Het stoorde niet. Niet dat ik het echt snapte, maar ach… Wat wél belangrijk was, was dat de rol zo onwaarschijnlijk goed werd gezongen! Petje af voor Lenneke Ruiten! Hoe zij die hondsmoeilijke octaafsprongen en die onmenselijke hoogte de baas was… wow! BRAVA!

 

floss_der_medusa_065

Mamadou Ndiaye,  Bo Skovhus, Lenneke Ruiten. Op de voorgrond: Dale Duesing. ©  DNO 2018/Monika Rittershaus

Ook Bo Skovhus (Jean-Charles) gaf de – voor mij – onuitvoerbare muziek de best mogelijke stem. Hij fluisterde, hij riep, hij smeekte en hij zong… dat laatste zowat perfect. Iemand die zo veel verschillende gevoelens weet over te brengen verdient een enorm applaus. En dat applaus, die kreeg hij ook.

 

Dale Duesing (Charon)

Dale Duesing ©  DNO 2018/Monika Rittershaus

Dale Duesing was een fantastische Charon (spreekrol), de veerman die de overledenen naar het dodenrijk brengt. Met een absoluut perfecte dictie wist hij alle gebeurtenissen stem te geven: zo duidelijk en zo verstaanbaar dat ik de boventiteling niet nodig had. Bij zijn laatste woorden: ‘Der Mulatte Jean Charles, der – den Blick auf das rettende Schiff gerichtet – den roten Fetzen geschwenkt hatte, lag in Agonie, als man ihn barg, und ist nicht mehr erwacht. Die Überlebenden aber kehrten in die Welt zurück: belehrt von Wirklichkeit, fiebernd, sie umzustürzen.” kreeg ik eindelijk de kippenvel waar ik de hele avond op heb gewacht. Waarvoor dank.

Ik ben geen fan van Ingo Metzmacher, maar in dit repertoire is hij waarachtig één van de besten. Met veel zeer voelbare liefde en een strakke hand leidde hij het Nederlands Philharmonisch Orkest langs alle valkuilen heen. Het meest ben ik hem er dankbaar voor dat hij het goddelijk spelend orkest dienstbaar heeft gemaakt aan de echte ‘hoofdpersoon’ van het oratorium: het koor.

Ik zeg: het koor, maar het waren er drie. Koor van De Nationale Opera, Capella Amsterdam en Nieuw Amsterdams Kinder- en Jeugdkoor (Nieuw Vocaal Amsterdam). Drie koren, samen meer dan honderd mannen, vrouwen en kinderen, allemaal zingend op het allerhoogste niveau en samen een onwezenlijk geluid voortbrengend: dat van mensen in nood. Hoe de drie dirigenten: Ching-Lien Wu, Daniel Reuss en Eline Welle het voor elkaar hebben gekregen?

Ze zongen zonder partituur, zonder tekst, zonder steun van een autocue of andere hulpmiddelen. Die hondsmoeilijke muziek met die onuitspreekbare teksten .. dat alles deden ze alsof ze nooit iets anders hebben gedaan.
Chapeau! Vanwege de muziek en vanwege alle uitvoerenden: GAAN!

Trailer van de productie:

 

Zie voor meer informatie de website van De Nationale Opera.

 

Hans Werner Henze
Das Floss der Medusa
Dale Duesing, Bo Skovhus, Lenneke Ruiten
Koor van De Nationale Opera, Cappella Amsterdam, Nieuw Amsterdams Kinderkoor
Nederlands Philharmonisch Orkest olv Ingo Metzmacher.
Regie: Romeo Castellucci.

Bezocht op 13 maart 2018

Meer Henze:
HANS WERNER HENZE: esthetisch -theatrale wereldverbeteraar in drie opera’s en een biografie

HANS WERNER HENZE en zijn L’UPUPA