live concerten

Brahms, Rachmaninoff en Zemlinsky, tragedies

Tekst: Neil van der Linden

Wat voor opera zou Brahms hebben geschreven, als hij een opera zou hebben geschreven? Ik moest daaraan denken in dit aan het thema ‘tragedie’ gewijde concert. Ik kom in elk geval muzikaal tot een collage van mijn favoriete stukken (van een componist waarvoor ik niet altijd warm loop): “Ihr habt nun Träurigkeit” uit Ein Deutsches Requiem, de bijna pre-Mahleriaanse Alt-rhapsodie, het bijna Wagneriaanse eerste deel uit zijn eerste pianoconcert, de passacaglia uit het eerste strijksextet, en vooruit ook het langzame deel uit het tweede, en misschien nog een stukje Liebeslieder-Walzer.

Én als overture de Tragische Overtüre. Waarmee dit NTR Matinee-concert begon. En wel tamelijk spectaculair. Canellakis liet het orkest verrassend open klinken, maar waar nodig met de juiste zwaarte. Die hoorns in het begin klonken fenomenaal, evenals verderop de replieken van de vooral lage strijkers. Alle vaste stijlkenmerken van Brahms komen in dit werk voor, maar precies goed gedoseerd, met een heldere schriftuur, en dat werd allemaal fraai uitgelicht door Canellakis en orkest.

Heldere schriftuur kun je niet zeggen van Rachmaninoff in zijn Dodeneiland, gebaseerd op symbolist Arnold Böcklins schilderij Die Toteninsel. Rachmaninoffs versie roept zelfs geen associaties op met het schilderij. De muziek is broeierig impressionistisch, terwijl het ‘lugubere’ van Böcklins verbeelding juist is dat het zo kraakhelder en sereen is. Niemand die dat beter aanvoelde dan Patrice Chéreau toen hij in zij legendarische Ring-enscenering in Bayreuth de Walkürenrots uitbeeldde als de rots op Böcklins schilderij. (Dat overigens pas in het tweede jaar, in het eerste jaar had hij de Matterhorn nagebouwd op het toneel. Voortschrijdend inzicht, of hij was op de terugweg van Bayreuth langs München gereisd, waar het werk in de Pinakotheek hangt. Erwin Olaf – had hij ooit maar een Ring-décor of zelfs überhaupt een operadecor mogen ontwerpen! – parafraseerde volgens mij Böcklin fraai in zijn serie Im Wald.) In dit Duitsige programma zou een ander op het schilderij van Böcklin geënte symfonisch gedicht misschien beter hebben gestaan, dat van Max Reger. Op YouTube vond ik een uitvoering door het Concertgebouworkest uit 1941 (!) onder de Duitse toenmalige geregelde Bayreuth dirigent Hermann Abendroth. Maar het is ook heel keurig opgenomen met het KCO door Neeme Järvi

In tijd zat Reger (geb. 1873) dicht aan tegen Zemlinsky (geb. 1871). Diens eenakter-opera Eine florentinische Tragödie is gebaseerd op A Florentine Tragedy van Oscar Wilde, wiens oeuvre ook Richard Strauss had geïnspireerd voor diens Salomé uit 1905 (en ook Schreker voor Die Geburtstag der Infantin an later nog eens Zemlinsky voor Der Zwerg). En net als in de stof voor Salomé lijkt de oorspronkelijke auteur zich in de stof voor Eine florentinische Tragödie zich verfijnd te verlustigen in het gedrag van de hoofdpersonen, waarbij familieleden elkaar in de val laten lopen, met navrante gevolgen, en als satire op de liefde die zonder wreedheid en immoraliteit niet lijkt te kunnen bestaan.

In Eine florentinische Tragödie betrapt een koopman, Simone, bij thuiskomst zijn echtgenote, Bianca, in bed met een edelman. De edelman moet het met de dood bekopen. Drie eeuwen eerder had componist/edelman Carlo Gesualdo zijn echtgenote en haar minnaar betrapt en doodde hen beiden. Als edelman ging hij toen vrijuit. Wildes verhaal vertelt niet hoe het was nu een burgerman een crime passionel had gepleegd, op een edelman nog wel.

De echtgenote overleeft het deze keer wel. Sterker nog, nu ze ziet hoe sterk haar man eigenlijk is wordt ze weer verliefd op hem. En hij vervolgens weer op haar. Bianca: ‘Waarom wist ik niet dat je zo sterk was?’ [Schekers partituur: Apotheotische geluiden uit het orkest.] Simone: Waarom heb je mij niet verteld hoe mooi je eigenlijk bent?’ Bianca zijgt op haar knieën neder en kunst haar geliefde. [Ende der Oper, aldus de partituur.]

Zemlinksky’s muziek werd door de Nazi’s Entartet verklaard. Maar Salomé was toch niet minder Entartet? Maar ja, Strauss was niet Joods, en zijn Der Rosenkavalier, hoewel in wezen niet minder ‘pervers’, had in de ogen van de burgerij veel goed gemaakt.

Enfin, Zemlinsky’s muziek bleek een kolfje naar Canellakis’ hand. Ook orkestraat dampten erotiek en wellust van het podium. Canellakis liet het orkest alle hoeken en gaten van de partituur zien.

De muziek fleemde, kookte, streelde en schroeide. Je hoort dat de muziek van de grote filmkunst eraan komt, en daarmee de Duitse Expressionistische filmkunst als geheel. En vervolgens, deels dankzij de uit Europa gevluchte artistieke diaspora, de Hollywood filmkunst.

En eigenlijk behoort Eine florentinische Tragödie nog tot de beste filmmuziek in wording. Verschillende ensceneringen laten dat zien, zoals die van De Nationale Opera een paar jaar geleden, en de zeer filmische registratie door de Livermore Valley Opera die ik in YouTube vond.

Er zat deze middag een bekende jonge, nieuw aangetreden rechtse partijleider in de zaal, en ik ben benieuwd wat zij ervan vond. Een ideoloog uit haar kringen (die ik overigens niet per se met haar vereenzelvig) had net geschreven: “Cultuurmarxisme haat alles wat Westers is. Klassieke muziek inderdaad (..) Wanneer bevrijden de hero leaders ons nu eindelijk van de cultuurmarxisten.”

Bij de NTR bevonden we ons deze middag natuurlijk in het hol van de ‘Staatsomroep’ en van de ‘Mainstream Media’. Enfin, geweldig dat zij er was. Haar voorganger kwam ook geregeld in het Concertgebouw, maar hij wijst alle muziekstijlen van na Rachmaninoff af.

Solisten: geweldig. De Oostenrijker Josef Wagner is een fraaie Wagneriaanse bariton die de plot van het verhaal stemtechnisch en theatraal soeverein vertaalde. Zelfs als Zemlinksky en in zijn voetsporen Canellakis het orkest even laat donderen tijdens de opperste extase in Simones rol blijft hij fier overeind.

De van geboorte Italiaanse tenor Attilio Glaser heeft de Deutsch Oper Berlin als thuishaven, wat er ongetwijfeld aan bijdroeg dat hij een ideale vertolker bleek van het Duitstalige repertoire gemengd met de Italianita in de door Zemlinsky voor hem geschreven rol.

En de Nederlandse mezzosopraan Nina van Essen van de Staatsoper Hannover overtuigde ook in haar in omvang beperktere maar vocaaltechnisch wel degelijk veeleisende rol.

Voor alle drie waren dit hun roldebuten in de Matinee. Ik hoop dat ze terugkomen.

Brahms: Tragische Ouvertüre in d, op. 81
Rachmaninoff: Het dodeneiland, op. 29
Zemlinsky: Eine florentinische Tragödie
Radio Filharmonisch Orkest
Karina Canellakis dirigent
Attilio Glaser tenor (Guido Bardi)
Nina van Essen sopraan (Bianca)
Josef Wagner bariton (Simone)

Gezien 27 september

Mooie uitvoering op Youtube van Eine florentinische Tragödie in combinatie met Puccini’s (ook in Florence gesitueerde) Gianni Schicchi, door de Livermore Valley Opera.

En in Amsterdam:

https://basiaconfuoco.com/2017/11/12/eine-florentinische-tragodie-gianni-schicchi-amsterdam-november-2017/

Regers Die Toteninsel, prachtige muziek, erg foute opname. Er zijn nog andere opnames.

Die Walküre derde dedrijf in de regie van Patrice Chéreau Bayreuth 1980 met Böcklins Die Toteninsel nagebouwd als decor.

Foto’s Neil van der Linden en twee foto’s uit Erwin Olafs serie Im Wald.

Discografie:

https://basiaconfuoco.com/2017/11/05/eine-autobiografische-tragodie-alexander-zemlinsky-deel-4-warum-hast-du-mir-nicht-gesagt/

Margaretha van Oostenrijk, politiek genie en maecenas van de kunsten.

Tekst: Neil van der Linden

Cappella Mariana en Capriccio Stravagante met Cipriano de Ro

Een tijd geleden had ik geschreven over de kopieën die werden gemaakt van werken uit de verzameling geestelijke muziek verzameld door Margaretha van Oostenrijk (voor gebruik als koorboek in de Mirakelkapel tussen de Amsterdamse Kalverstraat en het Rokin (rond 1900 op last van de Hervormden om plaats te maken voor… een winkelcentrum, met tegenwoordig ook het Martelmuseum).

Margaretha (1480-1530) was de tante van Karel V die nadat zijn vader Filips de Schone in 1506 was overleden optrad als landvoogdes van de Nederlanden tot Karel (geboren 1500) oud genoeg zou zijn. (Zijn moeder Johanna van Castilië alias Johanna de Waanzinnige, officieel de troonpretendent, was zowel door haar vader Ferdinand II van Spanje, haar echtgenoot Filips en door haar zoon Karel in een klooster opgesloten, hoewel ze volgens sommige bronnen helemaal niet zo waanzinnig was; ze zat politiek in de weg, want anders was misschien de unie tussen de Habsburgse landen Oostenrijk, de Bourgondische zij het nu formeel ook Habsburgse Nederlanden enerzijds en Spanje anders weer uiteengevallen.)

Margaretha was een uitmuntend bestuurder. Zonder haar zouden Nederland en België misschien niet meer als zodanig hebben bestaan. En ze wist dat mede te bereiken door vrede te bewaren. Én ze was een grootse beschermvrouw van de kunsten, met smaak. Zo verzamelde ze muziek van vooraanstaande componisten, zoals zes missen van Pierre de la Rue en één van Matthaeus Pipelare. Die zijn te vinden in het fraai uitgegeven Mechels Koorboek, vervaardigd in het atelier van meesterkopiist Petrus Alamire. 

Het Festival Oude Muziek liet de zeven missen uitvoeren door zeven ensembles. Ik was drie keer aanwezig, in de Pieterskerk. (Die kerk waar ik als scholier bijna dagelijks langskwam is nog eens vijfhonderd jaar ouder is dan Margaretha’s koorboek, toen Spanje nog grotendeels Arabisch was en niemand nog van de Habsburgers had gehoord.)

Enfin, in het koorboek zitten ook Nederlandstalige liederen zoals Het is volbracht van Gaspar van Weerbeke, een tegenwoordig minder bekende componist die, voor de verandering, zijn naam niet verfranste, en wiens carrière wel degelijk een hoge vlucht nam in Milaan en Rome.

Ik was bij Cappella Pratensis, Cappella Mariana en het Huelgas Ensemble.Cappella Pratensis zingt met het hele ensemble staande rond één partituur, in dit geval een kopie van bladzijden uit het oorspronkelijke koorboek. Dit is gebruikelijk bij dit ensemble en komt overeen met de uitvoeringspraktijk geregeld op afbeeldingen uit die tijd wordt afgebeeld.

De la Rues Missa de Feria was geschreven voor de ‘gewone’ doordeweekse dagen in het jaar, dus niet een dag vernoemd naar een heilige. Toch is deze mis geen routineklus geweest, integendeel. Er zit een knappe consequent doorgewerkte dubbele canon in, die je dankzij het lijnenspel in de zang goed kunt volgen. Intussen zong het ensemble tussendoor delen in het Gregoriaans uit de liturgie, waarbij het ensemble koos voor iets toch niet alledaags, het ‘feest’ van de onthoofding van Johannes de Doper, 29 augustus, vier dagen voor dit concert.

Het Huelgas Ensemble met Matthaeus Pipelare

Na afloop liet artistiek leider Tim Braithwaite de passage uit een oorspronkelijk koorboek zien waarop bij het begin van een Gotische ‘notenbalk’ een plaatje was getekend van die onthoofding. Interessant was ook dat delen van de Gregoriaanse liturgie met geïmproviseerd contrapunt werden uitgevoerd, waarbij de zangers reageren op handgebaren van de tenor volgens authentiek-vijftiende-eeuwse gebarentaal, zo legde Tim Braithwaite uit.

Cappella Mariana uit Praag koester ik sinds ik kennis maakte met hun CD Praga Rosa Bohemiae, Music in Renaissance Prague uit 2019, met onder meer een erg fraaie uitvoering van de Missa Presulem Ephebeatum van Heinrich Isaac. Het ensemble heeft een prachtige klankkleur door een uitermaate geslaagde vermenging van de timbres vrouwen- en mannenstemmen. Nu voerden ze De la Rues Missa de Sancta Cruce, gecombineerd met een chanson van Josquin en een motet van Alexander Agricola, beiden tijdgenoten van De la Rue. Zeer fraai, het timbre van het ensemble komt ook live tot zijn recht.

Het laatste concert uit de reeks was met het Huelgas Ensemble. Nog net onder oprichter Paul van Nevel, die binnenkort afscheid neemt. Uit Margaretha’s koorboek klonk de Missa Fors Seulement van Matthaeus Pipelare (ca. 1450-ca. 1515), een componist die bij wijze van uitzondering niet naar het zuiden afreisde, en gewerkt heeft in Dordrecht en Den Bosch (en misschien via een Maria genootschap met ongeveer leeftijdgenoot Jeroen Bosch in contact was). De mis is gebaseerd op Pipelares eigen zetting van het chanson “Fors Seulement”, een populaire melodie uit die tijd, ook gebruikt door onder meer De la Rue, Brumel en Ockeghem. De uitvoering was zoals we gewend zijn van het Huelgas Ensemble. Al was het wat betreft geïnspireerdheid niet het beste concert dat ik van het ensemble meemaakte.

De Cappella Mariana trad daags na hun Margaretha programma nogmaals aan, met een mis van nog een andere Vlaamse componist, Cipriano de Rore (1516 –1565), 63 jaar geboren na Pierre de la Rue en twee jaar oud toen De la Rue stierf. 63 jaar is ongeveer het verschil in geboortejaren tussen Mahler en Boulez. En ook al noemen wij dit allemaal ‘Oude Muziek’, in die tijd gebeurde er misschien wel evenveel in de muziek, en in de wereld, als tussen de jaren van Mahler en Boulez.

Cappella Mariana trad nu samen op met het instrumentale ensemble van Capriccio Stravagante. Hetzelfde ensemble als waarbij ik me de dag ervoor wezenloos had verveeld tijdens een instrumentaal concert met delen uit Michael Praetorius’ Terpsichore, omdat ‘dansmuziek’ (ook al was die geschreven als concertmuziek) zo stijfjes werd uitgevoerd. Maar nu vulden een zink, blokfluit en vier gambas en kistorgel harmonieus de polyfone zangstemmen van Cappella Mariana aan.

Al deze missen zijn nog niet op CD uitgebracht door de desbetreffende ensembles, al zijn er wel opnamen door andere ensembles, zoals die van Pipelares Missa Fors Seulement door The Sound and the Fury. In elk geval is er voor elk van de ensembles in dit festival werk aan de winkel.

Recentste CD van Cappella Pratensis, in de voorlaatste bezetting:

Feast of the Swan: A Renaissance Brotherhood at Table

Cappella Mariana: Praga Rosa Bohemiae, Music in Renaissance Prague

Huelgas Ensemble: Matthaeus Pipelare: Missa “L’homme armé”; Chansons; Motets Niet op Spotify

https://www.gramophone.co.uk/review/pipelare-missa-lhomme-arm%C3%A9-etc

The Sound And The Fury: Matthaeus Pipelare 1 met de Missa Fors Seulement

Over het Mirakel van Amsterdam en de Codex Occo aan de Kalverstraat.

Foto’s: © Neil van der Linden

Echo’s uit Iran

Tekst: Neil van der Linden

Ik heb dit jaar niet zoveel gezien van het Holland Festival als voorheen, maar voor mij eindigde het dit jaar in extase, dankzij dit concert, althans wat betreft specifiek het tweede deel van het concert, een compositie van de Iraanse Golfam Khayam, haar concert voor altviool, santur en gemengd kamerensemble.

Golfam Khayam maakt fraai gebruik van de dissonanten die ontstaan als Iraanse en Westerse modi samen worden gespeeld (en die je eigenlijk dus schijndissonanten kunt noemen). Ook horen we fraai de ‘tarab’ in de Iraanse muziek, een term uit Arabische muziek voor opwinding of liever vervoering, waarvan ik even kwijt ben of die ook in de Iraanse muziek als zodanig gebruikt wordt, maar het effect is overeenkomstig.

Ritmes die steeds stuwender worden, instrumenten die steeds wilder worden bespeeld, melodielijnen die naar steeds hogere regionen opschuiven, over steeds pregnanter baslijnen. De muziek is modaal opgebouwd, zoals de meeste traditionele Iraanse muziek. De compositie blijft binnen dezelfde toonsoort, maar daarbinnen worden alle variaties uitgeprobeerd in dramatische modale akkoordsequensen, over een basis van lange grondtonen.

Michael Gieler

De solisten, Michael Gieler op altviool en Kioomars Musayyebi op santur (een oriëntaalse broer van de cimbalom), durven ruig te spelen en allerlei kleuren uit hun instrument tevoorschijn te halen. Fraai was hoe Michael Gieler ook in de extreme grepen in zijn partituur de noten telkens opbouwde vanuit een rijke volle toon. Die op haar beurt fraai contrasteerde met de metalige achtige klank van de santur.

Kioomars Musayyebi

Khayam gaat ook prachtig om met slagwerk. Schudden van de metalen belletjes van de daf, een grote lijsttrom met belletjes eromheen. Wrijven over de vellen van de daf en de pauken. Maar natuurlijk ook slaan op de daf, de pauken en bekkens. De interactie tussen de Iraanse percussionist Reza Samani en Concertgebouworkest-slagwerker annex in dit geval tevens paukenist Bence Major was fenomenaal.

Vanwaar ik zat, rechts voor het podium, klinkt er helemaal vanaf de andere kant op zeker moment een prachtig luid arpeggio op de harp (Doriene Marselje), en horden we idem dito subtiel tussen pianissimo en fortissimo schakelende pianoklanken (Ramon van Engelenhoven). Fraai was ook het schakeren met kleurverschillen tussen de ney (oriëntaalse fluit) van Marianne Noordink en de KCO-dwarsfluit van Susana Lopes.

Golfam Khayam in 2016 tijdens het Tehran Contemporary Music Festival.

Ik kende Golfam Khayam van de 2016 editie van het Tehran Contemporary Music Festival. Zij had toen net een fraaie CD uit samen met klarinettiste Mona Mattoum Riahi, in Iran verschenen op het pionierende Hermes label, elders op ECM. Met die combinatie trad ze ook op in het festival. Sindsdien heeft ze onder meer werk geschreven voor Barbara Hannigan als dirigent van het Iceland Symphony Orchestra en masterclasses gegeven met Hannigan en was ze composer in residence in het Festival Aix-en-Provence,

Wat ook mooi was was dat Khayam alleen incidenteel, in momenten van totale extase, het hele instrumentarium tegelijk gebruikt. Een aanwinst voor het repertoire. Jammer dat Golfam Khayyan er zelf niet was. Zij was in Tehran toen de recente oorlog daar uitbrak en was met haar familie naar het veiliger noorden afgereisd. Vandaar was het onmogelijk om op tijd in Amsterdam te zijn. Als ze haar familie op dat moment had willen verlaten.

Ud(oriëntaalse luit)-speler Fouad Samiei had een fraaie solo in Forbidden Echoes, de liedcyclus van de Koerdisch-Iraanse zangeres en componiste Hani Mojtahedy. Zij werkte hiervoor samen met producer Andi Toma van het Duitse elektronische dance-muziek duo Mouse on Mars.

Hani Mojtahedy.





In Iran maakte Mojtahedy deel uit van een geheel uit vrouwen bestaand muziekensemble, Vian, waarvan de concerten in die tijd alleen door vrouwen mochten worden bijgewoond. (Dat is inmiddels soms anders; om een voorbeeld te noemen, een paar jaar geleden werd in Teheran zelfs My Fair Lady opgevoerd; bij de première neurieden anderen zachtjes mee met de solisten zodat het officieel koorzang was, maar na die première hoefde dat niet meer. Dit heet natuurlijk repressieve tolerantie, en het regime is er niet minder grimmig om gebleken.)

Mojtahedy woont al sinds 2004 buiten Iran en mijdt bezoeken aan haar geboorteland. Zo durfde ze zelfs de begrafenis van haar moeder niet bij te wonen. De ‘echoes’ uit de titel verwijst naar een reis die Mojtahedy maakte naar het gebergte in het Iraakse deel van Koerdistan, zo dicht mogelijk bij Sanandaj, waar ze werd geboren. Daar, aan de Iraakse kant van de grens, maakte ze opnamen van haar stem met de echo’s daarvan zoals die tussen de bergen weerklonk, ook vanaf de andere kant van de grens. Zo bereikte haar stem toch haar geboorteland. Die opnamen werden vervolgens fraai verwerkt in de compositie voor stem, elektronica en akoestische instrumenten zoals die nu weerklonk, voorzien van gedigitaliseerde beelden van de natuur in de Koerdische bergen.

Indrukwekkend, maar ik moet zeggen dat dit stuk mij na het concert voor altviool, santuur en ensemble, waarin zoveel expliciets juist impliciet werd gelaten, minder beroerde dan Golfam Khayams werk. Misschien kwam dat overigens ook doordat vanwege de projecties, waarbij het podiumbeeld donker moest worden gehouden, het contact tussen de uitvoerenden (waaronder Hani Mojtahedy en Andi Toma, die rechts op het podium elektronica bediende) en publiek afstandelijk bleef.

Het concert werd geopend met Towards Affinity van Nader Adabnejad, een kort werk voor ney (Marianne Noordink), Iraans slagwerk (Reza Samani) en strijkers, een opdrachtcompositie voor het KCO. Adabnejad experimenteert op een interessante manier met het gebruik van de Westerse strijkinstrumenten als ritme-instrumenten.

Towards Affinity van Nader Adabnejad voor ney, Iraans slagwerk en strijkers, opdrachtcompositie voor het KCO
Concert voor altviool, santur en gemengd kamerensemble van Golfam Khayam, 2024, nieuwe bewerking
Forbidden Echoes liedcyclus van Hani Mojtahedy met producer Andi Toma (Mouse on Mars), 2022, nieuwe bewerking door arrangeur Ian Anderson

Solo altviool Michael Gieler
Santur Kioomars Musayyebi
Zang Hani Mojtahedy
Elektronica Andi Toma
Dirigent André de Ridder
Ney Marianne Noordink
Ud Fouad SamieiIraans
slagwerk Reza Samani

Leden van het Koninklijk ConcertgebouworkestCoproductie Koninklijk Concertgebouworkest, Holland
Festival

Foto’s:  © Martine Berendsen, Neil van der Linden foto Golfam Khayam 2016

https://www.golfamkhayam.com/

Eerdere uitvoering van het concert voor altviool, santur en orkest met dezelfde santur-speler:

https://www.hanimojtahedy.com/

https://naderadabnejad.com/biography/

Joel Bons’ droom van een wereldorkest

Tekst: Neil van der Linden

Het Atlas Ensemble, is uitgedijd tot het Atlas Orchestra. Het geesteskind van componist Joël Bons telt nu 41 instrumentalisten.  Dat is in omvang vergelijkbaar met bijvoorbeeld het Orkest van de XVIIIe Eeuw, maar het instrumentarium stamt voor een belangrijk deel uit huidige authentieke muziekpraktijken in de Kaukasus en Azië. Voor dit ensemble componeerde Joël Bons de vuurdoop.

Voor het Atlas Ensemble had hij al eerder een werk van wat grotere schaal geschreven, Nomaden, met solist cellist Jean-Guihen Queyras en achttien begeleidende musici, een werk dat onder meer de ‘Nobelprijs voor de gecomponeerde muziek’ ontving, de Grawemeyer Award for Music Composition.

Bons’ nieuwe werk heet simpelweg zoals het orkest heet, Atlas Orchestra. De naam impliceert dat het werk ook een staalkaart moest worden over de mogelijkheden van een orkest met dit soort instrumenten van dit formaat. Ook Yo Yo Ma’s Silk Road Ensemble heeft tot nu toe niet zo’n omvang gehad. Die druk zal vast ook door Joël Bons zijn gevoeld bij het componeren.

Misschien is het daarom dat ik denk dat hij een aantal doorbraakwerken uit de Europese muziek lijkt te laten doorklinken. Bij de opening van het werk zelfs een parafrase op de opening van Das Rheingold, zoals Bons net als Wagner vanaf enkele arpeggio’s opbouwt naar een machtig groot akkoordcomplex vol kwinkelerende trillers, waarbij hem in vergelijking met Wagner nog wat extra klankkleuren ter beschikking staan.  

Ik heb ook associaties met Strawinsky’s Sacre du Printemps, zoals de verschillende secties van de Sacre worden opgebouwd, nu met veel verschillende windblazers. Uniek in het eerste deel was verder een solo op de Japans sho door Naomi Sato. De sho is een vrij klein mondorgel, maar hetklonk als een volledig kerkorgel, waardoor je eerst de verkeerde kant op kijk.

Wat betreft mondorgels waren ook spectaculaire Zhang Meng en Zivan Dai op de Chinese sheng, in principe melodie-instrumenten, die je op de een of andere manier bijna als slagwerk kunnen klinken. Slagwerk als zodanig was er natuurlijk te over, wat moet hebben uitgedaagd tot Sacre-achtige passages met polyritmiek.

Geestig waren een paar duo’s op kleine bekkens tussen slagwerkers Mariana Suroka en Gonçalo Martins. Met zoveel slagwerk, de sho en de shengs die in de tutti wel iets weg hebben van ondes Martenot, liggen Messiaenistische klankresultaten ook voor de hand; en hier en daar werd Messiaen gekruist met een beetje (verantwoorde) minimal à la John Adams.

Terwijl deze vergelijkingen voor de hand liggen tovert het ensemble dus voortdurend ook eigen klankkleuren tevoorschijn. In het eerste deel van het werk, Boek 1, laat Bons ook geregeld één of twee instrumenten centraal staan. Dat gebeurt in korte stukken, miniaturen op zijn Bartóks, waardoor die instrumenten duidelijk worden geprofileerd.  

Deze opbouw heeft dan wel ook als bezwaar dat het geheel in dit eerste deel fragmentarisch overkomt. Je zou in elk geval willen dat minstens een aantal delen attacca aan elkaar zouden worden gespeeld.

Het tweede deel bestaat uit langere stukken met elk een organischer opbouw. En ook hierin krijgen afzonderlijke musici evenzeer de ruimte. Zo horen we in het derde deel Circle of Eight Atlas Ensemble veteraan Gevorg Dabaghian op duduk (geïmproviseerd), Ainhoa Pérez Etxepare op Engelse hoorn (gecomponeerd), Shavak Matyoqubov op de kushnai (geïmproviseerd), Elcin Nagyjev op tar (geïmproviseerd), Yuji Nakagawa sarangi (geïmproviseerd), Elshan Mansurov op kamancha (geïmproviseerd), Huseyan Nagiyev op kamancha (gecomponeerd), Bassem Alkhoury op qanun (geïmproviseerd), afgewisseld met orkestrale uitbarstingen.

Het begrip improvisatie is overigens betrekkelijk. In de jaren waarin Joël Bons aan deze compositie werkte had hij, mede vanwege de Corona-jaren deels via Zoom, contact met alle musici en legden ze samen ook geïmproviseerde passages ongeveer vast.

Het vijfde deel van Boek 2, Moving Ears, is een duet geschreven voor nog een oudgediende, Elcin Nagijev, met nu als nieuw toegetreden ensemblelid zijn zoon Huseyn.

Zoals hij het instrumentarium opbouwt uit families van instrumenten (familieleden uit verschillende delen van de wereld die elkaar soms al eeuwen niet meer hebben gezien, zo zegt hij zelf op de radio in de pauze van het concert), zo smeedt Bons ook telkens bijna-familie-banden tussen de musici. Die niet alleen over grenzen maar ook over politieke conflicten heen reiken. Zoals in het geval van Gevorg Dabaghian uit Armenië en Elcin Nagiyev uit Azerbaijan. Nederlandse ensembleleden Raphaela Danksagmüller (duduk) en Ernestine Stoop (harp) zijn ook oudgedienden in vorige emanaties van het ensemble, net als de Palestijns-Nederlandse Nizar Rohana op ud en Bassem Alkhoury op qanun, en natuurlijk dirigent Ed Spanjaard.

Atlas Orchestra door het Atlas Orchestra.

Gezien 21 juni, Concertgebouw Amsterdam NTR Zaterdagmatinee en Holland Festival, coproductie met het Oranjewoud Festival, waar op 15 juni de première plaats vond.

Foto’s: © Milagro Elstak in het Concertgebouw, Foppe Schut in het Oranjewoud Festival.

De radiouitzending van Atlas Orchestra kan beluisterd worden in deze link:

https://www.npoklassiek.nl/uitzendingen/ntr-zaterdagmatinee/9e31bf2e-d1f4-4b47-a34d-d27ca0f1c017/2025-06-21-ntr-zaterdagmatinee

Joel Bons’ Nomaden:

Atlas Orchestra door het Atlas Orchestra.

Gezien 21 juni, Concertgebouw Amsterdam NTR Zaterdagmatinee en Holland Festival, coproductie met het Oranjewoud Festival, waar op 15 juni de première plaats vond.

Foto’s Milagro Elstak in het Concertgebouw, Foppe Schut in het Oranjewoud Festival.

Noordse goden spelen met het weer in Sibelius’ vijfde symfonie bij het KCO onder Rouvali

Tekst: Neil van der Linden

Ik herinner mij de hoestekst van Decca-LP die ik bezat met Sibelius’ vijfde symfonie door Lorin Maazel en de Wiener Philharmoniker waarin (in het Engels) Simon Vestdijk werd geciteerd, die had geschreven dat hij bij de midden passage uit het derde deel van deze symfonie moest denken aan een Noordse god die met een hamer om zich heen zwaaiend het zwerk uiteenscheurde en een ‘gouden zonnegloed’ naar de aarde liet stromen.

Waarschijnlijk stamt dit citaat uit Vestdijks essay ‘De Symfonieën van Sibelius’ uit 1959. Vestdijk schreef dit in een tijd dat Sibelius’ symfonieën in Nederland nog vrijwel onbekend waren. Dat laatste is nu wel anders. Zo bouwt het Koninklijk Concertgebouworkest gestaag voort aan een reeks Sibelius-symfonieën met als gastdirigent de Fin Santtu-Matias Rouvali. Na de eerdere uitvoeringen de vierde symfonie en De Zwaan van Tuonela onder aankomende, eveneens Finse chefdirigent Klaus Mäkelä zal er van zijn kant ook wel meer volgen.

Mäkelä heeft inmiddels alle symfonieën opgenomen met het Oslo Philharmonisch. Rouvali voltooide onlangs zijn cyclus met het Gothenborg Symfonisch Orkest Misschien komt er dan ook ruimte voor andere Finse en overige noordelijke grootheden, zoals de Fin Leevi Madetoja en de Est Heino Eller en Deen Rued Langgaard.

Ik kan vaststellen dat in Rouvali’s aanpak van wat Vestdijks had omschreven in klank werd vertaald. Inderdaad brak tijdens de ostinato passages uit het derde deel in het koper een gouden gloed door en leek een firmament open te splijten.

Sibelius schreef deze symfonie tijdens een (zoveelste) periode van depressie. Hij componeerde eerst een vierdelige versie (première1915), maar die vond hij vervolgens te somber. Bovendien was hij gevoelig voor veranderingen die de muziekwereld in de voetsporen van Schönberg had ondergaan, en hij wilde de compositorische principes van de symfonie wat moderniseren.

In 1919 zag een driedelige versie het licht die daar meer mee overeen kwam. Osmo Vänskä heeft beide versies op één CD gecombineerd. En eerlijk gezegd, hoe meer Sibelius, hoe beter, en van de vier delen van de oerversie met een vooral langere finale geniet ik ook. Maar de inkorting van het laatste deel komt de spanningsboog van het werk ten goede, en het contrast met de broeierige mystiek komt sterker naar voren.

Rouvali bracht dit alles optimaal tot verklanking. Hij maakte hierbij maximaal gebruik van een prachtig sonoor klinkend Concertgebouworkest, dat bij een werk als dit zich fantastisch plooit naar de klank van het gebouw.

Het was een feest om de gestiek van Rouvali te aanschouwen, gedragen gespannen waar het bij de muzikale atmosfeer paste, en monter en opgewekt als de muzikale zon doorbreekt, zoals bij de ‘godenhamerslagen’ in de middenpassage van het derde deel, en van daar alles leiden naar aan een spetterend klinkende finale.

Zaterdagavond 15 maart is er in de serie Essentials van het Concertgebouworkest een speciale uitvoering, die later begint, om negen uur, met alleen deze symfonie en een op jongere doelgroepen gerichte speciale inleiding door de Vlaamse acteur en televisiepresentator Thomas Vanderveken.

Hier is een link naar Sibelius 3 en 5 en Pohjola’s Daughter door Rouvali en het Gotheborg orkest:

Als opening van het concert werd vóór de pauze eerst in kamermuziekformatie Fractured Time van Anna Clyne gespeeld. Eerder had zij voor het orkest en Martin Fröst het klarinetconcert Weathered geschreven. Fractured Time is een stuk van ongeveer zes minuten. Ik had Weathered gemist. Ik mag zeggen dat ik aangenaam verrast was door dit nieuwe stuk. Atonale (kamermuziekformaat-) klankblokken worden afgewisseld tonalere, harmonischer, gelaagde, fraai stromende passages.

Ditzelfde werk staat op Youtube gespeeld door het Kaleidoscope Ensemble:

Het tweede werk van het concert was Rachmaninoffs derde pianoconcert. In het begin moest je je even afvragen wie hier de leiding had. De pianist en dirigent waren niet altijd in sync. Wilde de pianist niet precies wat de dirigent wil, of was het andersom? Je gaat je dan afvragen of dit pianoconcert niet tevens een symfonie is, met obligate pianopartij, of een sonate met obligate orkestpartij. Maar al snel vonden dirigent en pianist elkaar.

In rustiger passages draaide Gerstein zich al spelend half naar het orkest om en dat deed hij ook als het orkest alleen aan het woord was. Dankzij zijn virtuositeit had hij ook de ruimte in zijn concentratie om even mild bestraffend de zaal in te kijken toen iemand in de zaal iets liet vallen. Samen bewogen Gerstein en Rouvali zich naar een spetterende finale toe, met een dolenthousiast publiek tot gevolg.

Gerstein gaf toegift Mélodie, uit Rachmaninoffs opus 3, Morceaux de fantaisie (1892), waarbij hij vermeldde Gerstein dat de componist 17 jaar was toen hij dit schreef. We hoorden de jeugdigheid van de componist maar ook een besef van alles wat nog komen zou in zijn oeuvre.

Gerstein in Rachmaninoffs Tweede pianoconcert, met de Berliner Philharmoniker onder Kirill Petrenko:

Dezelfde combinatie in hetzelfde concert drie minuten live

Ik recenseerde eerder Kirill Gerstein met het Concertgebouworkest in de uitvoering van Adès’ pianoconcert en Liszts Totentanz, en ja, hij kan alles op de piano:


Concertgebouworkest olv Santtu-Matias Rouvali 
Kirill Gerstein piano

Clyne Fractured Time
Rachmaninoff Pianoconcert nr. 3 in d, op. 3
Sibelius Symfonie nr. 5 in Es, op. 82

Gezien 13 maart 2025, Concertgebouw Amsterdam

Foto’s: © Copyright Eduardus Lee

zie ook:

Atlantis and other utopia’s

Tekst: Neil van der Linden

Ruimte, muziek en beeld waren gelijkwaardige componenten in “Atlantis and Other Utopias”, een multidisciplinaire uitvoering gebaseerd op de schilderijenserie Atlantis en From the New World van Maryleen Schiltkamp met speciaal hiervoor gecomponeerde muziek van componist/pianist Marion von Tilzer.

Marion von Tilzer maakte in het voorjaar van 2023 op dezelfde plek, de Amsterdamse Posthoornkerk, indruk met Into Eternity, het aangrijpende eerbetoon aan de Tsjechische Vilma Grunwald (gebaseerd op de onthutsende afscheidsbrief die zij schreef aan haar echtgenoot, voordat ze samen met haar oudste zoon in Auschwitz zou worden getransporteerd naar de gaskamers).

Deze keer is de opzet abstract. Rond het publiek hangen schilderijen van Maryleen Schiltkamp, gebaseerd op thema’s uit de historische en mythologische Griekse antieke wereld. We zien het Parthenon, kariatiden en onderwaterlandschappen. De musici zijn opgesteld op het podium achter in de kerk. Daarachter worden op een groot scherm elementen uit de schilderijen van Maryleen Schiltkamp vertoond als onderdeel van videoprojecties gemaakt door Studio de Maan.

Ik schrijf groot scherm, maar het enorme projectiedoek valt in het niet vergeleken bij de hoogte van de Posthoornkerk, en dat is precies de bedoeling, want visuele aspecten en de muziek van de uitvoering gaan een voortdurende actieve uitwisseling aan met het interieur van Cuypers meesterwerk.

Op het programma staat drie nieuwe instrumentale stukken van Von Tilzer en enkele andere stukken, uitgevoerd door de componiste zelf op de piano samen met het Amstel Saxofoon Kwartet en percussionist Jacobus Thiele; Thiele had ook een belangrijk aandeel in Eternity.

Schreef Von Tilzer toen intiemer, met muziek die de solo-zang en solo-instrumenten ruimte moest geven, nu is de aanpak massaler. Er zijn elementen van repetitieve muziek, maar dan meer de kant uit van Julius Eastman.

Fraaie klankblokken vanuit het saxofoonkwartet wisselen af met harmonische clusters op de piano. In de prachtige nagalm van de kerk ontstonden fraaie, soms etherische, soms woest alle kanten opzwiepende wisselwerkingen met de ruimte. Vandaar mijn Eastman-associatie.

Ja, het was ook een tentoonstelling van de afzonderlijke schilderijen langs de zijwanderen rond het auditorium. Maar naarmate de muziek vorderde leken ook de schilderijen op te gaan in het fluïdum van klank en ruimte.

Er zijn plannen voor een CD met de muziek van dit project.

Programma:
1. Atlantica – Ian Wilson, saxofoonkwartet
2. Les courants polyphoniques d’après Klee – Hugues Dufourt, saxofoonkwartet
3. Nachtfalter – Marion von Tilzer, piano solo
4. Tante Lotte – Marion von Tilzer, duo piano + percussie
5. Atlantis and other Utopias’ – saxofoonkwartet, piano, percussie; wereldpremière

Uitvoerenden:
Marion von Tilzer – componiste/ pianiste: https://marionvontilzer.com
Amstel Quartet – saxofoon kwartet
Vitaly Vatulya (sopraansaxofoon), Olivier Sliepen (altsaxofoon)
Bas Apswoude (tenorsaxofoon), Harry Cherrin (baritonsaxofoon)
Jacobus Thiele – percussionist
Studio de Maan – videoprojectie

Video gebaseerd op “Atlantis and Other Utopias”:

Over de Atlantis serie van Maryleen Schiltkamp:

Stichting LiveART die dit project geïnitieerd georganiseerd en gefinancierd heeft:

https://live-art-foundation.com

Website van Maryleen Schiltkamp:

https://maryleenschiltkamp.com

Afbeeldingen: Erechtheion – Karyatiden, olieverf/doek, 2021, door Maryleen Schiltkamp bewerkt door Studio de Maan.

Uitvoeringsfoto’s © Arkady Mitnik.    

    

Over Into Eternity:

Marion von Tilzer: 

Hoe Eastman eerder werd uitgevoerd in Amsterdam:

De zachte toon van de violist en de schrijnende tekst van een gedicht

Tekst: Neil van der Linden

Voorafgaand aan de première van Confessions of the Mulberry Tree in het Concertgebouw van componist Ramin Amin Tafreshi betraden dirigent Gemma New en de componist samen het podium. Tafreshi gaf een toelichting bij de titel, ontleend aan een gedicht van de Iraanse dichter, filmmaker en activist Baktash Abtin (1974–2022), die als politieke gevangene overleed na medische verwaarlozing tijdens een COVID 19-infectie.

De toelichting door Ramin Amin Tafreshi op Facebook:

https://www.facebook.com/neil.vanderlinden/videos/604338148907778

Three years on, still no accountability for the death in custody of Baktash Abtin:

https://pen.org/press-release/three-years-on-still-no-accountability-for-the-death-in-custody-of-baktash-abtin/

Tafreshi’s premiere had dit weekend last van concurrentie van Joey Roukens’ nieuwe vioolconcert, dat, voor zover via de radio te beoordelen, ook wel wat klankkleuren aan Shostakovich eerste vioolconcert lijkt te hebben ontleend.

Tafreshi is een fantastisch orkestrator, als een waardig leerling van Willem Jeths. Hij gebruikt ongeveer het hele instrumentarium van het orkest van Shostakovich’ eerste vioolconcert. Maar hij gaat ook heel andere kanten uit. Na wat zachte openingstonen horen we al snel een schildering van dreiging en crisis, in breed geschilderde, woelige clusterpassages door het voltallig orkest, die daarna overgaan naar  steeds tonaler wordende  melodiefragmenten. Dit alles strak in de hand gehouden door dirigent Gemma New.

Het stuk eindigt in verstilling, in steeds ijlere strijkersklanken. Misschien parallel aan de levensloop van de dichter in zijn laatste jaren, van aanvankelijk energiek activisme tot eenzame dood.

Confessions of the Mulberry Tree loopt in zekere zin ook parallel met Shostakovich’ Eerste Vioolconcert uit 1947, dat net zo sereen eindigt. Dat was ook een door politiek omgeven werk, uit de tijd van de Zhdanov Doctrine, toen  componisten het gevaar liepen om beschuldigd te worden van ‘formalisme’, componeren ‘om de vorm’ en niet ten dienste van het communistische ideaal.

Shostakovich schreef het in 1947-48, maar het werd aanvankelijk verboden op grond van de Zhdanov doctrine, maar ook vanwege het gebruik van Joodse thema’s.  Het beleefde zijn première in 1955, na de dood van Stalin, in de ‘liberalere’ tijd van Khrushchev, met David Oistrakh en het Leningrad Philharmonisch onder Yevgeny Mravinsky.

Shostakovich’ eerste Vioolconcert No 1 met Oistrakh, Staatskapelle Berlin en Heinz Fricke, Berlijn 1967:

Shostakovich’ Tweede Vioolconcert uit 1967 is een beetje een replica van het eerste, met dien verstande dat het voordeel ervan is dat we wel een youtube video hebben met degenen die de première uitvoerden, Oistrakh, het Moskou Philharmonisch en Kondrashin. Dit werk kon wel in 1967 in première gaan.



Solist Daniel Lozakovich legt een prachtig warme toon aan de dag, die een klein beetje een zonnige gloed over het verder sombere karakter van het werk. Opvallend was hoe hij contrast daarmee in sommige ingehouden passages bijna achteloos, zelfs bijna onverschillig klonk, op een prachtige manier; de componist die misschien even moedeloos werd en zich bij de omstandigheden leek te willen neerleggen. In de cadens in het derde deel, die ingetogen begint maar geleidelijk aan steeds intenser wordt, haalt Lozakovich alles uit de kast om het inherente drama naar boven te halen.

Het Nederlands Philharmonisch Orkest speelt ook hier weer in topvorm. Zij het dat solist, dirigent en het orkest in de snelle passages in het Shostakovich hier en daar uit de pas lopen. In de grote Passacaglia van het derde deel haalt het alle orkestkleuren naar boven.

Als toegift speelde hij een bewerking voor soloviool van de romance uit Shostakovich’ soundtrack voor de film De Horzel (The Gadfly) uit 1955.
Ogenschijnlijk een Fritz Kreisler-achtige publieks-pleaser, wordt het stuk al snel tweestemmig en kon Lozakovich zijn kunnen via twee melodielijnen tegelijk vertonen.

Ook Beethovens zevende symfonie heeft politieke connotaties. Net als in zijn vijfde drukte hij in deze symfonie zijn afkeur uit over de expansiedrift van de aanvankelijk door hem verafgode Napoleon. Dirigent Gemma New maakt een compact geheel van het werk, energiek waar het energiek moet zijn, en gedragen in de treurmars in het tweede deel, het Alegretto.

De toelichting door Ramin Amin Tafreshi op Facebook:

https://www.facebook.com/neil.vanderlinden/videos/604338148907778

Three years on, still no accountability for the death in custody of Baktash Abtin

https://pen.org/press-release/three-years-on-still-no-accountability-for-the-death-in-custody-of-baktash-abtin/


Ik vind dit ook een mooi Shostakovichiaans vioolconcert, het concert van de Azerbaijaanse componist Kara Karayev (1918-1982), ook uit 1967. Let op de enorme cataclystische klap. Opname uit de Soviet-Unie met Gidon Kremer uit 1976”

Nederland Philharmonisch Orkest, Gemma New dirigent, Daniel Lozakovich viool
Het Concertgebouw, Amsterdam zaterdag 1 februari 2025

Ramin Amin Tafreshi (1992)— Confessions of the Mulberry Tree (opdrachtwerk)
Sjostakovitsj — Vioolconcert nr. 1
Beethoven — Symfonie nr. 7

Foto’s: © Simon van Boxtel

Niet helemaal: de meest overweldigende uitvoering van Brittens vioolconcert?

Tekst: Neil van der Linden

Ik ging naar dit concert allereerst vanwege het vioolconcert van Britten, en omdat ik benieuwd was naar de samenwerking specifiek in dit werk tussen Klaus Mäkelä en Janine Jansen, bij Concertgebouworkest. Het zou ook de eerste keer in al deze lange tijd worden dat ik Mäkelä bij het orkest zou mee maken.

Ik houd al van het concert sinds ik het hoorde in de uitvoering door Ida Haendel, een opname uit 1978. Het zit ten onrechte niet in de top tien van populairste concerten, of laten we zeggen dat het minstens in de top vijftien zou moeten staan. Te midden de concerten van Shostakovich en die van Prokofiev, waarmee Brittens concert idiomatisch sterke verwantschappen heeft (dat van Britten kwam tien jaar eerder dan Shostakovich’s eerste). Britten stond in contact met Shostakovich, en vooral diens eerste concert heeft wel wat overeenkomsten met dat van Britten, vooral in een zekere zwaarmoedigheid, en een aantal fraaie fortissimo orkestklappen. Maar in het rapsodische en zangerige van Brittens concert hoor je ook parallellen met Prokofiev. Allemaal vioolconcerten die ook in mijn favoriete top tien staan.

Ida Haendel in de vioolconcerten van Britten en Haendel uit 1978:

Dan zou je een wonder mogen verwachten. Wel, de verhoopte magie bleef lange tijd uit. Ja, er werd prachtig gemusiceerd en gesoleerd. Maar er ontbrak iets. De toppen en dalen waren allemaal wat vlak getrokken. Misschien loert het gevaar van oversentimentaliteit om de hoek, maar het concert dateert uit de niet erg aangename jaren 1938/39, geschreven door een componist die nog maar ongeveer 25 jaar was. Een zekere dosis Sturm und Drang mag er dus ook wel in zitten.

Intussen is het concert voor een 25-jarige bij vlagen ook wel ingetogen en lyrisch. Het is bij zo’n vlaag zo’n vijf minuten na het begin van het derde deel dat de elementen werkelijk bij elkaar kwamen, bij de overgang naar het rapsodische passage in het derde deel, Passacaglia; Andante Lento leek Jansen via haar solo het voortouw te nemen en kreeg het geheel echt inhoud. Dat het allemaal toch wat intenser zou worden had Janine Jansen overigens daarvoor al aangegeven in de schrijnende vioolgrepen uit de cadens van het tweede deel.

Dit was het donderdagavond concert, in een reeks van drie. Voorafgaand aan een tournee naar Spanje. Misschien had ik net een ‘tussenavond’ te pakken? En nogmaals, alle klank was prachtig. En wel goed dat men met dit vioolconcert op tournee gaat.

Voorafgaand aan Britten hadden de koperblazers en een bespeler van de grote trom de begrafenismars uit Purcells Funeral Music for Queen Mary gespeeld. Britten zelf gebruikte muziek van Purcell in zijn Young Person’s Guide to the Orchestra. Via de roffel op de trom ging Purcell naadloos over in de paukenpassage waarmee Brittens concert opent.

Na pauze volgde een bewerking van een stuk van nog een Britse componist, nog melancholischer, John Dowlands Lachrimae antiquae. Oorspronkelijk geschreven voor vijf viols, maar nu uitgevoerd door strijkkwintet op moderne instrumenten. Als nogmaals een ouverture voor muziek uit de Duitse cultuur, Schumann Tweede Symfonie. Ik vind dit al heel lang niet meer het interessantste repertoire om door een traditioneel symfonieorkest te laten spelen, al had men zijn best gedaan een beetje te experimenteren met negentiende-eeuwse orkestpraktijken door de de contrabassen achter de overige strijkers te plaatsen.

Purcell Mars (uit Music for the Funeral of Queen Mary II in c, Z 860)
Britten Vioolconcert in d, op. 15
Dowland Lachrimae antiquae
Schumann Symfonie nr. 2 in C, op. 61

Janine Jansen viool
Concertgebouworkest olv Klaus Mäkelä 

Gezien 23 januari, Concertgebouw, Amsterdam

Foto’s: © Tedje Schreurs

Janine Jansen met Brittens vioolconcert in 2009:

Janine Jansen en Klaus Mäkelä met de concerten van Sibelius en Beethoven:

Rebels with a cause: the friendship of Britten and Shostakovich:

https://www.theguardian.com/music/2019/sep/11/britten-shostokovich-festival-orchestra-jan-latham-koenig

Lieneke Effern:  Mijn mooiste vijf voorstellingen van 2024

2024 was een jaar vol schitterende momenten, maar er zijn vijf voorstellingen die extra indruk hebben gemaakt.

1. Fanny and Alexander – De Munt, Brussel


In december bezocht ik de opera Fanny and Alexander in de prachtige Muntschouwburg in Brussel. Deze productie bracht alle kunstvormen samen: zang, toneelspel, muziek en een adembenemend toneelbeeld. Ik was heel blij dat Thomas Hampson de rol van de bisschop vertolkte in een over de hele linie geweldige cast. Dit was opera in zijn meest meeslepende vorm, een ware triomf van het muziektheater.

2. Verklärte Nacht – Schönberg – Concertgebouw


Arnold Schönbergs Verklärte Nacht is een meesterwerk op zich, maar het Concertgebouworkest bracht het naar een nieuwe hoogte onder de bezielende leiding van Klaus Mäkelä. In de zaal hing een betoverende sfeer: elke noot leek geladen met emotie, en het orkest transporteerde het publiek naar een andere wereld. Toen de laatste klanken vervaagden, bleef de zaal in een diepe stilte gehuld. Een onvergetelijke avond

https://www.concertgebouw.nl/concerten/5216512-klaus-makela-dirigeert-mahler-bij-het-concertgebouworkest

3. Rusalka – Staatsoper Berlin


In de Staatsoper Berlin beleefde ik een prachtige uitvoering van Dvořáks Rusalka. Christiane Karg blonk uit in de titelrol. Haar zang was niet alleen technisch perfect, maar vooral doorleefd en ontroerend. Elk gebaar, elke noot vertelde het tragische verhaal van de waternimf die verlangt naar de liefde van een mens. Haar fenomenale acteerprestatie maakte de ervaring extra intens. De rest van de bezetting was ook van zeer hoog niveau.

4. Billy Budd – Wiener Staatsoper


Benjamin Brittens Billy Budd zag ik in de Wiener Staatsoper. Gregory Kunde schitterde als Captain Vere, een rol die hij onvergetelijk maakte met zijn subtiele tekstbeleving en vocale kracht. De opera is een verhaal over loyaliteit en morele dilemma’s, en deze productie wist die thema’s uitstekend over te brengen. Een opera die nog lang nadreunt.

5. Alma Quartet met Santa Vizine en Klaus Mäkelä – Kamermuziekprogramma


Het Alma Quartet, samen met altvioliste Santa Vizine en cellist Klaus Mäkelä, bracht een indrukwekkend kamermuziekprogramma ten gehore. Op het programma stonden Korngolds Sextet in D en Schuberts Strijkkwintet in C, D956. De musici wisten de essentie van deze werken perfect te vangen, wat zorgde voor een avond vol muzikaal vakmanschap en intensiteit.

Foto’s “Behind the scenes” © Lieneke Effern



Karina Canellakis. De klank was prachtig, de muziekkeuze ook

Tekst: Neil van der Linden




De klank was prachtig, de muziekkeuze ook. Maar Patricia Kopatchinskaja was er niet. En in de Debussy stukken ontbrak er telkens iets.

Het Concertgebouw lijkt gemaakt voor Debussy. Nog altijd behoren de Debussy-registraties van het KCO onder Haitink tot de beste. Wat de opnametechniek betreft hoefde je bij wijze van spreken alleen maar twee microfoons neer te zetten en de akoestiek deed de rest. Haitinks vermogen om emoties te beheersen en ze op bepaalde momenten toch gedoseerd de ruimte te geven, als ook zijn precisie bij het lezen van partituur pasten ideaal bij deze muziek.

Helaas ontbrak er deze middag om aan de twee gespeelde Debussy-stukken de essenties te ontlokken. In de Prélude à l’après-midi d’un faune ontbrak het aan zwoelheid, voelde je niet het mengsel van lui neer willen liggen en geil rondspringen van de faun waarover het stuk gaat. En La Mer was niet zozeer de Golf van Biskaje, waarin een wind, en vaak een storm het water opjaagt, maar meer een kanaal; op het Noordzeekanaal kan het ook spoken, maar La Mer speelt zich eigenlijk af op oceanische verten, of op zijn minst een wijde baai, waarboven zon en wolken elkaar afwisselen.

Overigens mogen vooral wat betreft Prelude de fluitisten van het Radio Filharmonisch Orkest worden genoemd. In het tweede deel van de solo waarmee het stuk opent hoorde ik de eerste fluitiste (Ingrid Geerlings?) af en toe een soort overblaaseffect gebruiken dat ik nog niet eerder zo duidelijk had gehoord en dat erg fraai werkte. Het stuk heeft ook passages waarin de tweede fluitist (Maike Grobbenhaar?) eerst -fraai – inzet, en wanneer vervolgens de eerste en derde fluitist volgend ontstond even de zevende Debussy-hemel.

Het idee om de Japanse in het VK woonachtige Dai Fujikura om een dubbelconcert voor viool, fluit en orkest te vragen kwam van de violiste Patricia Kopatchinskaja. Helaas had Kopatchinskaja al haar optredens voor tot over een maand afgezegd.

Akiko Suwanai was muzikaal-technisch een uitstekende vervanger in dit in postmodern-harmonisch-atmosferische stijl geschreven stuk. Fluitiste Claire Chase neemt in felblauwe gebreide trui en grijze broek de honneurs wat betreft springerige bewegingen van Kopatchinskaja waar.

Toch zou het interessant zijn geweest twee solisten als de faunen in Debussy’s openingsstuk te hebben zien rondspringen. En misschien ook: als Kopatchinskaja er was geweest om in wat ruigere tonen de uitdagingen van Claire Chase van repliek te dienen. Al rondspringend haalde Chase soms behoorlijk ruige klanken uit haar fluit of basfluit. Hier was dirigent Canellakis in elk geval goed op dreef

Dat gold ook voor Olivier Messiaens Les offrandes oubliées. Dit werk uit 1930, zijn eerste grote symfonisch werk, ken ik nauwelijks. Canellakis benutte ten volle de verschillen tussen het serene eerste deel La Croix, en het kolkende tweede deel, Le Péché, om vervolgens het nog serenere en dubbel zo lange derde en laatste deel L’Eucharistie optimaal te laten contrasteren.

Volgens de programmatoelichting is het werk beïnvloed door Debussy en in het wildere middendeel door Stravinsky. Ik zou ook de orkestwerken Debussy’s compaan Charles Koechlin kunnen noemen, maar ik hoorde er ook invloeden uit de Duitstalige muzikale invloedssferen in, van Parsifal tot en met zelfs Schönbergs Begleitmusik zu einer Lichtspielscene (dat uit hetzelfde jaar als Les offrandes oubliées stamt).

De eerste en derde akte van Parsifal zijn ook eucharistievieringen, en trouwens de tweede akte gaat net als Le Péché over De Zonde. Naast, zoals het programmaboek vermeldt, inderdaad invloeden van Stravinsky’s Sacre, hoorde ik in de fraai door Canellakis aangezette orkestrale ff erupties, ook flarden van de orkestrale uitbarstingen uit Schönbergs Gurrelieder opklinken.

Claude Debussy Prélude à l’après-midi d’un faune
Dai Fujikura Dubbelconcert voor fluit, viool en orkest (wereldpremière)
Olivier Messiaen Les offrandes oubliées
Claude Debussy La mer

Radio Filharmonisch Orkest olv Karina Canellakis
Claire Chase fluit
Akiko Suwanai viool

NTR ZaterdagMatinee | NPO Klassiek 11 januari, Concertgebouw, Amsterdam

Foto’s: © Neil van der Linden

De uitzending is nog terug te beluisteren:

https://www.npoklassiek.nl/uitzendingen/ntr-zaterdagmatinee/9bb98d1e-ece0-4ef2-8bd2-0e0780782d07/2025-01-11-ntr-zaterdagmatinee