Ed_Spanjaard

Smetana’s Bruid te koop gebracht als hedendaagse Rite of Spring

Tekst: Peter Franken

De Tsjechische componist Smetana (1824-1884) schreef naast muziek voor orkest, waarvan ‘Má Vlast’ de meeste bekendheid geniet, een achttal opera’s. De eerste versie van zijn Prodaná nevěsta ging op 30 mei 1866 in première. De uiteindelijke versie in drie aktes dateert van 25 september 1870. Het werk is vooral bekend geworden onder de Duitse titel Der verkaufte Braut en is Smetana’s enige opera die repertoire heeft weten te krijgen en behouden.

Het verhaal is eenvoudig. Marshenka is verliefd op een jongeman die zomaar is aan komen lopen in het dorp, niemand kent hem. Haar vader heeft graag dat ze trouwt met de zoon van de rijke boer Micha en die wens is wederzijds. Maar de zoon is kwestie is een beetje dom of op zijn minst erg naïef en hij stottert waardoor hij erg verlegen is en zich liever niet vertoont voordat het huwelijk is geregeld.

Marshenka’s lover Jenik is in werkelijkheid Micha’s oudste zoon die met onmin het ouderlijk huis heeft verlaten en dood wordt gewaand. Hij verkoopt Marshenka mits de huwelijksmakelaar Kezal in het contract de eis opneemt dat ze uitsluitend met Micha’s zoon mag trouwen. Dankzij die voorwaarde kan hij na de nodige verwikkelingen zijn bruid opeisen.

Repetitie:

Een artistiek team bestaande uit dirigent Ed Spanjaard, regisseur John Yost en ‘hertaalster’ Anne Lichthart heeft dit wat oubollige werk uit de sfeer van het 19e-eeuwse Tsjechische platteland gehaald en gesitueerd in een provinciestad ergens in Roemenië (?) met overal flatgebouwen Sovjet stijl jaren ’60.

Tijdens de ouverture ziet het er authentiek grauw uit allemaal maar daarna worden de voorhangende doeken weggetrokken en oogt alles aardig opgefleurd, met een fris verfje kom je een eind. We blijven zodoende in Centraal Europa waardoor de paternalistische houding ten aanzien van het uithuwelijken van dochters niet geheel en al iets van lang geleden is.

Mooi decor van Gary McCann, een vaste waarde bij de Reisopera,  die ook verantwoordelijk is voor de soms wat uitzinnige kostumering, vooral in de scène met het Rariteitenkabinet dat hier de plaats inneemt van het reizende circus.

Van een vertaling in het Nederlands is nauwelijks sprake. Het genoemde drietal is er eens gezellig voor gaan zitten en heeft in een jaar tijd ongetwijfeld onder het nodige gegniffel een nieuwe tekst gecomponeerd die het verhaal draagt. De ouverture, een sprankelend kunststukje, is het enige deel waar men niets aan heeft veranderd. Naar verluidt was Spanjaard niet genegen dit toch wel lange stuk wat in te korten.

Nu die tekst: als je de Duitse vertaling leest wordt duidelijk dat het koor met weinig anders bezig is dan seks. Het is lente dus er moet dringend wat gebeuren. Anne Lichthart heeft dit goed begrepen en laat niet na dat op geheel Nederlandse wijze uit te spellen. Na een opgewonden dansscène wordt er gezongen: ‘nu vlug mee naar de WC’. Op de achterbank is natuurlijk wel zo comfortabel maar niemand heeft hier een auto. Geen mogelijkheid wordt onbenut gelaten het ‘stark seksualisierte’ karakter van deze bewerking te benadrukken. Dialogen worden hier minder door bepaald maar ook daar wordt vaak lekker overdreven, zoals wanneer Marshenka haar Jenik duidelijk maakt dat hij zal eindigen als een leren handtasje in geval hij vreemd gaat.

Dat benadrukken van ‘wij zijn er alleen voor elkaar, für immer’ tussen die twee staat in een vreemd contrast met het vrijgevochten gedrag van de rest van de dorpsjeugd. Ook Marshenka weet van wanten. Als ze de verlegen Vasek aan het bewerken is door hem voor te spiegelen dat een ander meisje helemaal gaga van hem is en bijna sterft van liefdesverdriet trekt ze alle registers open. Het arme kind stond deze week al voor een trein, ze drinkt liters chloor. Neem haar mee voor picknick, gezellig samen op een kleed en voor je het weet zit je hand in haar broekje. Kortom, de tekst schuurt wat met de brave 19e-eeuwse muziek maar dat mag niet deren.


Het is een leuke bewerking die uitstekend geschikt is voor een breed publiek. En de aanwezigheid van Laetitia Gerards in de titelrol trekt ook onder een wat jonger publiek de aandacht. Eenmaal een BN’er, immers uitgebreid op tv geweest, ben je echt iemand, nietwaar. Natuurlijk wisten de operaliefhebbers dat allang, ze is een geweldige sopraan die heel leuk kan acteren en zodoende geknipt voor deze rol.

Wat de doorslag geeft in deze productie en voorkomt dat het ondanks alles een wat gezapig heel blijft, is het optreden van een tiental fantastische dansers die de rol van het koor op het punt van beweging vrijwel volledig overnemen. De koorleden doen zo nu en dan al zingend een walsje en vervolgens maken ze plaats op het voortoneel voor vijf dansparen die een spetterende show ten beste geven op een choreografie van André de Jong.

De Vlaamse tenor Denzil Delaere vertolkt de rol van Jenik, goed maar niet echt opvallend  en in een Nederlandse productie valt zijn accent een beetje uit de toon.. Door zijn houding en kostuum maakt Jenik tussen die opgewonden dorpelingen een wat statische indruk. Dat hij de meiden achter zich aan heeft lopen komt niet overtuigend over. Feitelijk maakt zijn broer Vasek een betere indruk en die heeft dan ook succes met die blonde fee Esmeralda van het Rariteitenkabinet, al zal dat wel van tijdelijke aard zijn. Mark Omvlee wist mij volledig te overtuigen in zijn lastige rol, wat mij betreft hadden hij en Delaere beter van plaats kunnen wisselen.

Huub Claessens leeft zich aardig uit in de wat anachronistische rol van koppelaar Kezal. Hij biedt Jenik driehonderd gulden in het origineel wat hier gemakshalve wordt omgezet in drie ton, euro’s. Dit lijkt me wel wat overdreven. Alsof iemand dat zo maar eventjes kan ophoesten.

De overige rollen zijn adequaat bezet, er wordt ook niet heel veel van hen gevergd. Feitelijk vind ik hun inbreng in zoverre nauwelijks relevant dat in mijn beleving er in deze bewerking ook wel gewoon een Spieloper van gemaakt had kunnen worden, dus met gesproken teksten. Dat had als vanzelf nog wat extra vaart in het geheel kunnen brengen.

Ed Spanjaard stond voor het orkest Phion en dat leidde tot gave klanken uit de bak, een mooie Smetana. Andrew Wise was erin geslaagd 28 Nederlanders en Vlamingen met dezelfde intonatie in hun moedertaal te laten zingen. Desgevraagd liet hij weten dat dit een stuk lastiger was gebleken dan iedereen in een vreemde taal op één lijn te krijgen. Gelukkig is zijn eigen Nederlandse uitspraak en intonatie onberispelijk dus kon hij altijd het goede voorbeeld geven. Mooi gelukt, compliment.

Er volgen nog 7 voorstellingen, de eerstvolgende op 28 april in Utrecht. Ga erheen, is leuk.

Trailer:

Fotomateriaal: © Marco Borggreve

Herinneringen aan Die Walküre in Enschede

Op 26 september 2010 is in Enschede Die Walküre in première gegaan. Het project van de Nederlandse Reisopera was niet alleen prestigieus maar ook zeer gewaagd: een eigen Ringcyclus, daar konden zich tot die tijd alleen de grootste operahuizen aan wagen.

Het resultaat was meer dan verbluffend en de bijval van het publiek kon niet groter zijn: aan het applaus, bravos’en voetstampen kwam zowat geen einde. En in tegenstelling tot wat heden ten dage normaal is, werden ook de regisseur en zijn team meer dan enthousiast ontvangen.

Hoe terecht! De Engelse regisseur en ontwerper Antony McDonald (hij was ook verantwoordelijk voor het bühnebeeld, decors en kostuums) heeft een wereld gecreëerd waarin alles op zijn plaats was, al was het een beetje in het klein. De problemen waarmee de goden te kampen hadden waren zeer menselijk en herkenbaar, waardoor ook extra ontroerend.  Daarbij volgde McDonald het libretto op de voet, wat een verademing! Voor de werkelijk fantastische videoprojecties tekende Thomas Bergmann en ook de bewegingsregie van Lucy Berge mag niet onvermeld worden.

Muzikaal bevonden we ons in een top klasse. Geen van alle stemmen was bijzonder groot, maar in Enschede (niet al te grote theater, goede akoestiek) was het absoluut geen probleem, integendeel. De prachtige zaal in het nieuwe muziekkwartier werd door hen helemaal gevuld.

Kelly God en Michael Weinius © Marco Borggreve

De Nederlandse sopraan Kelly God was een prachtige Sieglinde. Qua uitstraling deed zij mij af en toe aan Eva-Maria Westbroel denken, maar ik vond haar stem iets ronder en romiger.

© Marco Borggreve

Michael Weinius’ Siegmund was voornamelijk lyrisch. Het was niet helemaal vlekkeloos en een klein beetje saai, maar ik ben er zeker van dat hij in de rol nog gaat groeien.

© Marco Borggreve

Harry Peters was misschien een minder autoritaire Wotan dan we doorgaans gewend zijn. De regisseur heeft ook veel meer de nadruk gelegd op zijn emoties, gevoelens en zijn vaderlijkheid. Het maakte ook zijn afscheid van Brünhilde (uitstekende Judit Nèmeth, die met de rol van stem vak was gewisseld) tot het ontroerendste moment van de avond.

Het Geldersorkest onder leiding van Ed Spanjaard speelde werkelijk sterren naar beneden.
Ik was in tranen.

Van de Bayreuth-gangers hoorde ik in de wandelgangen dat het niveau (zowel qua enscenering maar ook vocaal!) in Enschede veel hoger was dan in het echte Wagners Walhalla van de laatste jaren. Het stemt tot nadenken.

Trailer van de productie:

Wat hebben ‘La Voix Humaine’ en ‘L’Enfant et les sortilèges’ met elkaar te maken en wat maakt het uit?

Op 28 januari 2009 werd in Rotterdam een niet voor de hand liggende double bill gepresenteerd: La Voix Humaine, het keel snoerende (melo)drama van Poulenc werd gekoppeld aan L’Enfant et les sortilèges van Ravel. Op papier zag het er behoorlijk vreemd uit maar het pakte goed uit. Het publiek was super enthousiast, wat mede (voornamelijk?) te danken viel aan de geweldige uitvoerenden.

Rotterdam Miricioiu NRC

Nelly Miricioiu had een nieuwe glansrol aan haar repertoire toegevoegd waarin ze niet alleen overtuigde maar ook bijzonder ontroerde. Zij is een fenomenale actrice maar bovenal een zeer begenadigde zangeres: met haar kruidige sopraan, haar zeer karakteristieke timbre en haar tot de perfectie beheerste vibrato behoort ze tegenwoordig tot de uitstervende ras van de echte diva’s, type Callas, Scotto of Olivero. Haar portret van de verlaten vrouw, die net een zelfmoordpoging achter de rug heeft en op het punt staat het opnieuw te gaan doen, greep mij, letterlijk direct naar de keel.

Na de pauze werd het luchtiger. De éénakter van Maurice Ravel is niet echt makkelijk te realiseren, zeker niet concertante. Iets wat onder andere ligt aan de vele rollen, die dan (hoe kan het anders?) drie- en zelfs vierdubbel bezet werden.

Het sprookje over het verveelde rotjongentje dat door zijn slachtoffers teruggepakt wordt werd zeer vernuftig in scène gezet door Rieks Swarte en zijn firma. Door middel van het gebruik van knipsels en kindertekeningen werd een soort poppenspel gecreëerd, dat door een handbediende videocamera op spectaculaire wijze op de achterwand geprojecteerd werd. Zeer innovatief en verrassend.

De (jonge) zangers waren stuk voor stuk goed, met de mezzo’s Barbara Kozelj (het kind) en Helen Lepelaan (o.a. de moeder, het kopje en de kat) als de echte uitschieters.

Een apart applaus verdient het Limburgs Symphony Orkest dat onder de zeer bezielde directie van Ed Spanjaard de sterren van de hemel speelde.