Neil van der Linden

Een schertsvertoning in operetteland

Tekst: Neil van de Linden

De naam ‘Operetta Land’ was toen de productie uitkwam waarschijnlijk een woordspeling op de succesvolle musicalfilm La La Land, maar de productie is vooral een eerbetoon aan een genre dat niet altijd met het nodige respect wordt behandeld. Dat ligt gedeeltelijk aan het feit dat je operette ook slecht kunt uitvoeren. Maar als je het goed doet wordt het heel goed. Het is niet voor niets dat ‘serieuze’ dirigenten als Karajan, Harnoncourt, Gardiner en Bychkov zich inlieten met het repertoire, althans in de twee eerste gevallen met Die Fledermaus, in het geval van Karajan met Die Lustige Witwe (in een fantastische opname onder meer) en in het geval van Gardiner, Karajan, Maazel en Bychkov met Offenbach.

Wel is dan weer opvallend dat operette het toch slecht doet in de NPOKlassiek publieks-top 400.In het programmaboek staat een essay van Kevin Clarke over de vraag waar het ‘mis ging’ met de operette in Nederland. In elk geval is Operetta Land een opsteker voor het genre bij de Nationale Opera.

De muziek is een compilatie van fragmenten uit operettes van Johann Strauss jr., Offenbach, Gilbert & Sullivan, Millöcker, Fall en Léhar, slim aaneengeregen door Steef de Jong met herschreven teksten door Paulien Cornelisse.

Er is veel jong publiek in de zaal. En zo te zien van alle in Amsterdam vertegenwoordigde afkomsten. Maar ook ouderen, waarvan een deel missschien de opera ook niet frequenteert, en zich, zoals de drie personen links van mij, kostelijk vermaakt.

Alle operette-gebruiken als mannelijke prinsen gezongen door vrouwelijke sopranen, Hosenrollen (in de tekst staat een grappige letterlijke verwijzing naar Lederhosen), en andersom, de Koningin die door een man wordt gezongen (mooie rol van Raoul Steffani).

En een opbloeiende regelrechte man-man romance tussen ‘De Verzinner’ (vertolkt door inderdaad verzinner van de voorstelling Steef de Jong) en de ‘echte’ Prins Nicola (Steven van der Linden).

Er is een ingenieus decor van bordkarton, dat voortdurend verandert, door decorelementen open en weer dicht te klappen, en op en neer te laten gaan.

Er zijn champagnefeesten en diners, verbeeld met behulp van op karton geschilderde champagneglazen, flessen en gerechten. En de illusie werkt ook nog.

Spectaculair is natuurlijk de opkomst van De Verzinner, op 6 meter hoogte op een fiets over het toneel zwevend, ‘luchtfietsend’, tot hij naar beneden komt zwegen

Het verschil tussen operette en opera is, zo legt De Verzinner vervolgens uit, dat in een operette alles altijd goed afloopt en in een opera niet, of in elk geval niet per se. Operette is veelkleurig, maar de favoriete kleur in de opera is ‘betongrijs’; een knipoog naar heel wat opera-ensceneringen die inderdaad in somber-grijze decors worden uitgevoerd.

Met al die bewegende kartonnen decorstukken, ook ontworpen door Steef de Jong, lijkt het wel een bewegende kijkdoos, of zo’n kartonnen pop-up kinderboek waar als je een volgende pagina openslaat nieuwe landschappen of interieurs omhoog klappen. Wat er opzettelijk klungelig uitziet heeft een geraffineerd subtiele werking.

Iedereen mag intussen schmieren dat het een aard heeft. Ook hier gecontroleerd, want net als elke decorwisseling komt al het schijnbare geklungel met persoonsverwisselingen en muzikale escapade klopt tot in de details.

Er is ook een Prinses in een toren, Elenora Hu, winnares in het televisieprogramma ARIA, maar inmiddels ook pupil van Nelly Miricioiu, en een komisch talent van jewelste. In het verhaal is ze een stenene beeld, geschapen door koning Pygmalion van Operania (fijne rol van Frederik Bergman). Zij is ontsnapt omdat ze op zoek is naar echte liefde, maar koning Pygmalion wil haar terug hebben, met stenen hart. Want een eigen wil moet ze volgens hem maar liever niet hebben.

Als uitvoerenden mogen Minister van Financiën Marc Pantus en Graaf Lothar Laetitia Gerards genoemd worden.

Operettaland is een schertsvertoning, een heerlijke tot in de puntjes geregisseerde, dramaturgisch tot in details doordachte janboel.

Ik heb de voorstellingen in 2022 niet gezien. Er zijn wat rolwisselingen ten opzichte van de vorige versie, waarvan misschien de belangrijkste is Steven van der Linden, die de rol van de ‘echte’ Prins Nicola met verve vertolkt en die vorig seizoen ook opviel in de Incoronazione di Poppea van de Reisopera.

Verder heeft het Nederlands Kamerorkest de plaats ingenomen van het Nationaal Jeugdorkest, maar ik kan ze dus niet vergelijken. Dirigent Aldert Vermeulen is gebleven en leidt het geheel strak, maar joyeus, hier en daar bovendien een orkestraal pareltje naar voren halend.

Én de voorstelling was toen de kerstvoorstelling, ideaal daarvoor. Maar dit jaar is de beurt aan de balletafdeling, met Tchaikovsky’s Notenkraker.

Gezien 7 oktober Nationale Opera en Ballet Amsterdams

Regie, decor en kostuums Steef de Jong
Herschreven teksten Paulien Cornelisse
Dramaturgie Laura Roling
Verzinner / Lady Kant / Venus Steef de Jong
Koningin Raoul Steffani
Minister van Financiën Marc Pantus
Graaf Lothar Laetitia Gerards
Prinses Galathea Elenora Hu
Koning Pygmalion / Heggenschaarhuzaar Frederik Bergman
Prins Nicola / Heggenschaarhuzaar Steven van der Linden (De Nationale Opera Studio)
Sir Taki Aaike Nortier (De Nationale Opera Studio)

Nederlands Kamerorkest
Muzikale leiding Aldert Vermeulen

Radio uitzending, met inleiding en commentaar door Jules van Hessen, interviews met dramaturg Laura Roling en zangeres Laetitia Gerards en verder veel muziek van Offenbach en Kálmán.

https://www.npoklassiek.nl/uitzendingen/ntr-opera-live/019999e5-91bf-73fb-be42-3c0f1d569606/2025-10-18-ntr-opera-live

Recensie van Peter Franken over de eerste opvoeringen:

Charlotte Salomon Leben? oder Theater? als opera

Tekst: Neil van de Linden

De Duits-Joodse Charlotte Salomon (Berlijn 1917 – Auschwitz 1943) werd postuum bekend door haar levenswerk Leben? oder Theater?: Ein Singespiel. Deze reeks van 769 schilderingen in gouache maakte ze tussen 1941 en 1943 in Zuid-Frankrijk, waar ze ondergedoken zat voor de nazi’s. Het is het omvangrijkste kunstwerk dat we kennen van een kunstenaar uit de Holocaust. In 1971 kreeg het Amsterdamse Joods Historisch Museum de beschikking over de collectie en sindsdien is haar werk de wereld over gegaan.

Photo: Nichon Glerum

Toen Charlotte nog maar acht of negen jaar oud was, pleegde haar moeder zelfmoord – al vertelde men het meisje dat haar moeder aan de griep was overleden. Zelfmoord kwam in de familie van haar moeder veel vaker voor, en de vele zelfmoorden in de familie komen uitgebreid ter sprake in de opera, en ook hoe Charlotte in paniek raakte door het idee dat zijn de volgende zou kunnen zijn. Zij besluit deze mogelijk latente doodsdrift om te zetten in kunst.

Rond dit alles zien we ook het Nazisme en de Jodenvervolging opkomen. Bijvoorbeeld hoe haar vader, een chirurg, eerst een Berufsverbot krijgt, en vervolgens in Sachsenhausen werd opgesloten, maar toch weer vrij komt, dankzij zijn tweede echtgenote, een beroemde zangeres.

Photo: Nichon Glerum

Leben? oder Theater?: Ein Singespiel werd aldus een mengeling van autobiografie en fantasie. Ze verwerkte de dood van haar moeder, haar liefde voor de kunst, haar stormachtige relatie met haar grootouders – maar alles onder andere namen en met dramatische muzieknotities. Ze noemde het zelf dus een “Singespiel”, een woordspelvariant op het begrip Singspiel, lyrisch drama, en Salomons werk is dus in zekere zin half opera, half dagboek, een Wagneriaans Gesammtkunstwerk.

Charlotte tekende vele gebeurtenissen minutieus ook op in brieven aan Alfred Wolfsohn, zangpedagoog, die haar had aangemoedigd door te gaan met schilderen en op wie ze ook verliefd was geworden. De laatste brief, voordat ze werd opgepakt door de Nazis, besloeg 35 paginas.

Photo: Nichon Glerum

In Leben? oder Theater?: Ein Singespiel ruimt Salomonson een centrale rol in voor een fictieve figuur, Amadeus Daberlohn, die overduidelijk is gebaseerd op Wolfsohn. In de gouaches komen ook erotische taferelen met Daberlohn/Wolfsohn. Ook al is historisch niet zeker of deze taferelen overeenkomen met de werkelijkheid, de desbetreffende schilderwerken behoren tot het expressiefste en ontroerendste uit Salomons oeuvre, de Liebesnacht uit Tristan und Isolde, als we het nu toch over een Wagneriaans Gesammtkunstwerk hebben.

En ja, als half dagboek, half opera vraagt Leben? oder Theater?: Ein Singespiel om een muziekdramatische uitvoering. Steven Kamperman schreef de muziek. Hij had al eerder met Wishful Singing samengewerkt, met de fraaie nieuwe muziek bij Fritz Langs Der müde Tod, een voorstelling die ik hier ook heb gerecenseerd. Deze keer past de muziek in de traditie van Kurt Weil en Hans Eisler.

Refererend aan de ‘erfelijke belasting’ die Salomon zelf veronderstelde op grond van de zelfmoorden in de familie, componeerde Stefan Kamperman een aantal muzikale motieven gebaseerd op de codes van de aminozuren uit ons DNA – A(denosine), T(hymine), C(ytosine) en G(uanine), voor wie zich dat nog van de lessen biologie herinnert, waarbij T muzikaal vertaald wordt naar E. Hiermee en bouwde hij ‘ketens van muzikale genen’; natuurlijk hoor je dat niet per se, maar de notencombinatie A-E|C-G in de eerste maten zetten wel een zwaarmoedige muzikale toon, en verder hoor je dat bepaalde ketens, guirlandes, van noten door het hele werk heen, die op deze instrumenten een semi-jazz semi-jaren dertig muziek ambiance scheppen, een eenheid creëren.

Steven Kemperman verwerkte in zijn partituur ook bepaalde muzikale suggesties van Charlotte Salomon zelf in haar teksten, van onder meer Beethoven, Schubert en Von Weber, en een aantal malen heel fraai meerstemmig gezongen, Gottfried Heinrich Stölzels Bist du bei mir in de zetting van Johanns Sebastian Bach. Charlotte zelf vermengde als vanzelfsprekend ‘serieuze’ kunst met populaire elementen, en ook dat horen we terug in de partituur.

Er wordt razendknap gezongen, er klinken messcherpe harmonieën van het zangkwartet en bariton Florian Justen. De vier leden van Wishful Singing vertolken alle vrouwenrollen, bariton Florian Just is zangleraar Amadeus Daberlohn en de drie muzikaal virtuoze instrumentalisten acteren ook fraai Charlottes vader, haar grootvader en de steeds vaker in het straatbeeld zichtbare Nazi’s.

Goed is ook dat Wishful Singing in deze productie en ook eerder in Der müde Tod soms ruig durft te zingen. Ik ben benieuwd hoe zich dat ontwikkelt als ze in hun volgende productie samenwerken met het Amsterdams Andalusisch Orkest. Het Middeleeuwse en vroeg-Renaissance repertoire waarin Wishful Singing zich ook specialiseeert moet oorspronkelijk dicht tegen de zangstijl van de Arabo-Andalusische muziek hebben gelegen

En verder krijg je veel van het werk van Charlotte Salomon te zien. De vele familieperikelen waaronder al die zelfmoorden worden breed uitgemeten maar spelen een prominente rol in Charlottes werk, dus rub it in.

De voorstelling loopt aan het eind dan toch nog vrij plotseling af. Zoals ook Charlotte Salomons leven eindigde. In 1943 werd ze opgepakt en nauwelijks drie weken later naar Auschwitz vervoerd, en waarschijnlijk op de dag van haar aankomst vergast – 10 oktober 1943.

Charlotte Salomon Leben? oder Theater?
Opera van Steven Kamperman, tekst Annechien Koerselman op basis van Charlotte Salomons werk 
Regie: Annechien Koerselman
Wishful Singing: zang.
Wilco Oomkes: accordeon, synthesizer, zang
Vincent Martig: klarinetten, drums, zang
(samen het duo But What About)

Benjamin de Boer: bas
Florian Just: bariton

Gezien 28/9 in De Kleine Komedie Amsterdam

Trailer https://www.youtube.com/watch?v=6ckJFF6v5_E

Over Fritz Langs Der müde Tod met muziek van Steven Kamperman door Wishful Singing en Modar Salama, percussie:

Over Charlotte Salomon

https://jck.nl/verhalen-en-verdieping/maak-kennis-met-charlotte-salomon

Over Alfred Wolfsohn

Foto’s Juri Hiensch en Nichon Glerum

https://www.parool.nl/kunst-media/het-leven-van-charlotte-salomon-in-769-gouaches~b189c53c/

En dan is er nog de film van Franz Weiss (trailer):



Brahms, Rachmaninoff en Zemlinsky, tragedies

Tekst: Neil van der Linden

Wat voor opera zou Brahms hebben geschreven, als hij een opera zou hebben geschreven? Ik moest daaraan denken in dit aan het thema ‘tragedie’ gewijde concert. Ik kom in elk geval muzikaal tot een collage van mijn favoriete stukken (van een componist waarvoor ik niet altijd warm loop): “Ihr habt nun Träurigkeit” uit Ein Deutsches Requiem, de bijna pre-Mahleriaanse Alt-rhapsodie, het bijna Wagneriaanse eerste deel uit zijn eerste pianoconcert, de passacaglia uit het eerste strijksextet, en vooruit ook het langzame deel uit het tweede, en misschien nog een stukje Liebeslieder-Walzer.

Én als overture de Tragische Overtüre. Waarmee dit NTR Matinee-concert begon. En wel tamelijk spectaculair. Canellakis liet het orkest verrassend open klinken, maar waar nodig met de juiste zwaarte. Die hoorns in het begin klonken fenomenaal, evenals verderop de replieken van de vooral lage strijkers. Alle vaste stijlkenmerken van Brahms komen in dit werk voor, maar precies goed gedoseerd, met een heldere schriftuur, en dat werd allemaal fraai uitgelicht door Canellakis en orkest.

Heldere schriftuur kun je niet zeggen van Rachmaninoff in zijn Dodeneiland, gebaseerd op symbolist Arnold Böcklins schilderij Die Toteninsel. Rachmaninoffs versie roept zelfs geen associaties op met het schilderij. De muziek is broeierig impressionistisch, terwijl het ‘lugubere’ van Böcklins verbeelding juist is dat het zo kraakhelder en sereen is. Niemand die dat beter aanvoelde dan Patrice Chéreau toen hij in zij legendarische Ring-enscenering in Bayreuth de Walkürenrots uitbeeldde als de rots op Böcklins schilderij. (Dat overigens pas in het tweede jaar, in het eerste jaar had hij de Matterhorn nagebouwd op het toneel. Voortschrijdend inzicht, of hij was op de terugweg van Bayreuth langs München gereisd, waar het werk in de Pinakotheek hangt. Erwin Olaf – had hij ooit maar een Ring-décor of zelfs überhaupt een operadecor mogen ontwerpen! – parafraseerde volgens mij Böcklin fraai in zijn serie Im Wald.) In dit Duitsige programma zou een ander op het schilderij van Böcklin geënte symfonisch gedicht misschien beter hebben gestaan, dat van Max Reger. Op YouTube vond ik een uitvoering door het Concertgebouworkest uit 1941 (!) onder de Duitse toenmalige geregelde Bayreuth dirigent Hermann Abendroth. Maar het is ook heel keurig opgenomen met het KCO door Neeme Järvi

In tijd zat Reger (geb. 1873) dicht aan tegen Zemlinsky (geb. 1871). Diens eenakter-opera Eine florentinische Tragödie is gebaseerd op A Florentine Tragedy van Oscar Wilde, wiens oeuvre ook Richard Strauss had geïnspireerd voor diens Salomé uit 1905 (en ook Schreker voor Die Geburtstag der Infantin an later nog eens Zemlinsky voor Der Zwerg). En net als in de stof voor Salomé lijkt de oorspronkelijke auteur zich in de stof voor Eine florentinische Tragödie zich verfijnd te verlustigen in het gedrag van de hoofdpersonen, waarbij familieleden elkaar in de val laten lopen, met navrante gevolgen, en als satire op de liefde die zonder wreedheid en immoraliteit niet lijkt te kunnen bestaan.

In Eine florentinische Tragödie betrapt een koopman, Simone, bij thuiskomst zijn echtgenote, Bianca, in bed met een edelman. De edelman moet het met de dood bekopen. Drie eeuwen eerder had componist/edelman Carlo Gesualdo zijn echtgenote en haar minnaar betrapt en doodde hen beiden. Als edelman ging hij toen vrijuit. Wildes verhaal vertelt niet hoe het was nu een burgerman een crime passionel had gepleegd, op een edelman nog wel.

De echtgenote overleeft het deze keer wel. Sterker nog, nu ze ziet hoe sterk haar man eigenlijk is wordt ze weer verliefd op hem. En hij vervolgens weer op haar. Bianca: ‘Waarom wist ik niet dat je zo sterk was?’ [Schekers partituur: Apotheotische geluiden uit het orkest.] Simone: Waarom heb je mij niet verteld hoe mooi je eigenlijk bent?’ Bianca zijgt op haar knieën neder en kunst haar geliefde. [Ende der Oper, aldus de partituur.]

Zemlinksky’s muziek werd door de Nazi’s Entartet verklaard. Maar Salomé was toch niet minder Entartet? Maar ja, Strauss was niet Joods, en zijn Der Rosenkavalier, hoewel in wezen niet minder ‘pervers’, had in de ogen van de burgerij veel goed gemaakt.

Enfin, Zemlinsky’s muziek bleek een kolfje naar Canellakis’ hand. Ook orkestraat dampten erotiek en wellust van het podium. Canellakis liet het orkest alle hoeken en gaten van de partituur zien.

De muziek fleemde, kookte, streelde en schroeide. Je hoort dat de muziek van de grote filmkunst eraan komt, en daarmee de Duitse Expressionistische filmkunst als geheel. En vervolgens, deels dankzij de uit Europa gevluchte artistieke diaspora, de Hollywood filmkunst.

En eigenlijk behoort Eine florentinische Tragödie nog tot de beste filmmuziek in wording. Verschillende ensceneringen laten dat zien, zoals die van De Nationale Opera een paar jaar geleden, en de zeer filmische registratie door de Livermore Valley Opera die ik in YouTube vond.

Er zat deze middag een bekende jonge, nieuw aangetreden rechtse partijleider in de zaal, en ik ben benieuwd wat zij ervan vond. Een ideoloog uit haar kringen (die ik overigens niet per se met haar vereenzelvig) had net geschreven: “Cultuurmarxisme haat alles wat Westers is. Klassieke muziek inderdaad (..) Wanneer bevrijden de hero leaders ons nu eindelijk van de cultuurmarxisten.”

Bij de NTR bevonden we ons deze middag natuurlijk in het hol van de ‘Staatsomroep’ en van de ‘Mainstream Media’. Enfin, geweldig dat zij er was. Haar voorganger kwam ook geregeld in het Concertgebouw, maar hij wijst alle muziekstijlen van na Rachmaninoff af.

Solisten: geweldig. De Oostenrijker Josef Wagner is een fraaie Wagneriaanse bariton die de plot van het verhaal stemtechnisch en theatraal soeverein vertaalde. Zelfs als Zemlinksky en in zijn voetsporen Canellakis het orkest even laat donderen tijdens de opperste extase in Simones rol blijft hij fier overeind.

De van geboorte Italiaanse tenor Attilio Glaser heeft de Deutsch Oper Berlin als thuishaven, wat er ongetwijfeld aan bijdroeg dat hij een ideale vertolker bleek van het Duitstalige repertoire gemengd met de Italianita in de door Zemlinsky voor hem geschreven rol.

En de Nederlandse mezzosopraan Nina van Essen van de Staatsoper Hannover overtuigde ook in haar in omvang beperktere maar vocaaltechnisch wel degelijk veeleisende rol.

Voor alle drie waren dit hun roldebuten in de Matinee. Ik hoop dat ze terugkomen.

Brahms: Tragische Ouvertüre in d, op. 81
Rachmaninoff: Het dodeneiland, op. 29
Zemlinsky: Eine florentinische Tragödie
Radio Filharmonisch Orkest
Karina Canellakis dirigent
Attilio Glaser tenor (Guido Bardi)
Nina van Essen sopraan (Bianca)
Josef Wagner bariton (Simone)

Gezien 27 september

Mooie uitvoering op Youtube van Eine florentinische Tragödie in combinatie met Puccini’s (ook in Florence gesitueerde) Gianni Schicchi, door de Livermore Valley Opera.

En in Amsterdam:

https://basiaconfuoco.com/2017/11/12/eine-florentinische-tragodie-gianni-schicchi-amsterdam-november-2017/

Regers Die Toteninsel, prachtige muziek, erg foute opname. Er zijn nog andere opnames.

Die Walküre derde dedrijf in de regie van Patrice Chéreau Bayreuth 1980 met Böcklins Die Toteninsel nagebouwd als decor.

Foto’s Neil van der Linden en twee foto’s uit Erwin Olafs serie Im Wald.

Discografie:

https://basiaconfuoco.com/2017/11/05/eine-autobiografische-tragodie-alexander-zemlinsky-deel-4-warum-hast-du-mir-nicht-gesagt/

Margaretha van Oostenrijk, politiek genie en maecenas van de kunsten.

Tekst: Neil van der Linden

Cappella Mariana en Capriccio Stravagante met Cipriano de Ro

Een tijd geleden had ik geschreven over de kopieën die werden gemaakt van werken uit de verzameling geestelijke muziek verzameld door Margaretha van Oostenrijk (voor gebruik als koorboek in de Mirakelkapel tussen de Amsterdamse Kalverstraat en het Rokin (rond 1900 op last van de Hervormden om plaats te maken voor… een winkelcentrum, met tegenwoordig ook het Martelmuseum).

Margaretha (1480-1530) was de tante van Karel V die nadat zijn vader Filips de Schone in 1506 was overleden optrad als landvoogdes van de Nederlanden tot Karel (geboren 1500) oud genoeg zou zijn. (Zijn moeder Johanna van Castilië alias Johanna de Waanzinnige, officieel de troonpretendent, was zowel door haar vader Ferdinand II van Spanje, haar echtgenoot Filips en door haar zoon Karel in een klooster opgesloten, hoewel ze volgens sommige bronnen helemaal niet zo waanzinnig was; ze zat politiek in de weg, want anders was misschien de unie tussen de Habsburgse landen Oostenrijk, de Bourgondische zij het nu formeel ook Habsburgse Nederlanden enerzijds en Spanje anders weer uiteengevallen.)

Margaretha was een uitmuntend bestuurder. Zonder haar zouden Nederland en België misschien niet meer als zodanig hebben bestaan. En ze wist dat mede te bereiken door vrede te bewaren. Én ze was een grootse beschermvrouw van de kunsten, met smaak. Zo verzamelde ze muziek van vooraanstaande componisten, zoals zes missen van Pierre de la Rue en één van Matthaeus Pipelare. Die zijn te vinden in het fraai uitgegeven Mechels Koorboek, vervaardigd in het atelier van meesterkopiist Petrus Alamire. 

Het Festival Oude Muziek liet de zeven missen uitvoeren door zeven ensembles. Ik was drie keer aanwezig, in de Pieterskerk. (Die kerk waar ik als scholier bijna dagelijks langskwam is nog eens vijfhonderd jaar ouder is dan Margaretha’s koorboek, toen Spanje nog grotendeels Arabisch was en niemand nog van de Habsburgers had gehoord.)

Enfin, in het koorboek zitten ook Nederlandstalige liederen zoals Het is volbracht van Gaspar van Weerbeke, een tegenwoordig minder bekende componist die, voor de verandering, zijn naam niet verfranste, en wiens carrière wel degelijk een hoge vlucht nam in Milaan en Rome.

Ik was bij Cappella Pratensis, Cappella Mariana en het Huelgas Ensemble.Cappella Pratensis zingt met het hele ensemble staande rond één partituur, in dit geval een kopie van bladzijden uit het oorspronkelijke koorboek. Dit is gebruikelijk bij dit ensemble en komt overeen met de uitvoeringspraktijk geregeld op afbeeldingen uit die tijd wordt afgebeeld.

De la Rues Missa de Feria was geschreven voor de ‘gewone’ doordeweekse dagen in het jaar, dus niet een dag vernoemd naar een heilige. Toch is deze mis geen routineklus geweest, integendeel. Er zit een knappe consequent doorgewerkte dubbele canon in, die je dankzij het lijnenspel in de zang goed kunt volgen. Intussen zong het ensemble tussendoor delen in het Gregoriaans uit de liturgie, waarbij het ensemble koos voor iets toch niet alledaags, het ‘feest’ van de onthoofding van Johannes de Doper, 29 augustus, vier dagen voor dit concert.

Het Huelgas Ensemble met Matthaeus Pipelare

Na afloop liet artistiek leider Tim Braithwaite de passage uit een oorspronkelijk koorboek zien waarop bij het begin van een Gotische ‘notenbalk’ een plaatje was getekend van die onthoofding. Interessant was ook dat delen van de Gregoriaanse liturgie met geïmproviseerd contrapunt werden uitgevoerd, waarbij de zangers reageren op handgebaren van de tenor volgens authentiek-vijftiende-eeuwse gebarentaal, zo legde Tim Braithwaite uit.

Cappella Mariana uit Praag koester ik sinds ik kennis maakte met hun CD Praga Rosa Bohemiae, Music in Renaissance Prague uit 2019, met onder meer een erg fraaie uitvoering van de Missa Presulem Ephebeatum van Heinrich Isaac. Het ensemble heeft een prachtige klankkleur door een uitermaate geslaagde vermenging van de timbres vrouwen- en mannenstemmen. Nu voerden ze De la Rues Missa de Sancta Cruce, gecombineerd met een chanson van Josquin en een motet van Alexander Agricola, beiden tijdgenoten van De la Rue. Zeer fraai, het timbre van het ensemble komt ook live tot zijn recht.

Het laatste concert uit de reeks was met het Huelgas Ensemble. Nog net onder oprichter Paul van Nevel, die binnenkort afscheid neemt. Uit Margaretha’s koorboek klonk de Missa Fors Seulement van Matthaeus Pipelare (ca. 1450-ca. 1515), een componist die bij wijze van uitzondering niet naar het zuiden afreisde, en gewerkt heeft in Dordrecht en Den Bosch (en misschien via een Maria genootschap met ongeveer leeftijdgenoot Jeroen Bosch in contact was). De mis is gebaseerd op Pipelares eigen zetting van het chanson “Fors Seulement”, een populaire melodie uit die tijd, ook gebruikt door onder meer De la Rue, Brumel en Ockeghem. De uitvoering was zoals we gewend zijn van het Huelgas Ensemble. Al was het wat betreft geïnspireerdheid niet het beste concert dat ik van het ensemble meemaakte.

De Cappella Mariana trad daags na hun Margaretha programma nogmaals aan, met een mis van nog een andere Vlaamse componist, Cipriano de Rore (1516 –1565), 63 jaar geboren na Pierre de la Rue en twee jaar oud toen De la Rue stierf. 63 jaar is ongeveer het verschil in geboortejaren tussen Mahler en Boulez. En ook al noemen wij dit allemaal ‘Oude Muziek’, in die tijd gebeurde er misschien wel evenveel in de muziek, en in de wereld, als tussen de jaren van Mahler en Boulez.

Cappella Mariana trad nu samen op met het instrumentale ensemble van Capriccio Stravagante. Hetzelfde ensemble als waarbij ik me de dag ervoor wezenloos had verveeld tijdens een instrumentaal concert met delen uit Michael Praetorius’ Terpsichore, omdat ‘dansmuziek’ (ook al was die geschreven als concertmuziek) zo stijfjes werd uitgevoerd. Maar nu vulden een zink, blokfluit en vier gambas en kistorgel harmonieus de polyfone zangstemmen van Cappella Mariana aan.

Al deze missen zijn nog niet op CD uitgebracht door de desbetreffende ensembles, al zijn er wel opnamen door andere ensembles, zoals die van Pipelares Missa Fors Seulement door The Sound and the Fury. In elk geval is er voor elk van de ensembles in dit festival werk aan de winkel.

Recentste CD van Cappella Pratensis, in de voorlaatste bezetting:

Feast of the Swan: A Renaissance Brotherhood at Table

Cappella Mariana: Praga Rosa Bohemiae, Music in Renaissance Prague

Huelgas Ensemble: Matthaeus Pipelare: Missa “L’homme armé”; Chansons; Motets Niet op Spotify

https://www.gramophone.co.uk/review/pipelare-missa-lhomme-arm%C3%A9-etc

The Sound And The Fury: Matthaeus Pipelare 1 met de Missa Fors Seulement

Over het Mirakel van Amsterdam en de Codex Occo aan de Kalverstraat.

Foto’s: © Neil van der Linden

De duivel in de nacht

Tekst: Neil van der Linden

In de serie Voix Étouffées, Missing Voices presenteerde de Leo Smit Stichting een CD met werken van Henriëtte Bosmans (1895-1952). De serie heet zo omdat, net zoals zoveel componisten waaraan de Leo Smit Stichting aandacht besteed, en zoveel anderen, Henriëtte Bosmans, met een Joodse moeder, slachtoffer werd van de Nazipraktijken. In 1941 werd haar (volgens de Joodse leer dus Joods, maar volgens de Nazis ‘maar’ half-Joods) optreden als pianist verboden, ook omdat ze weigerde lid te worden van de Nederlandsche Kultuurkamer.

Maar ze heeft de oorlog overleefd. Anders dan de andere componist die deze middag op het programma stond, Daniel Belinfante (1893-1945) die naar een werkkamp bij Auschwitz was gedeporteerd en daar de dag voordat het kamp werd bevrijd stierf (toen de Duitsers terwijl Russische troepen naderden) de barak waar hij doodziek was ondergebracht in brand hadden gestoken. Van hem klonk zijn prachtig grimmige, maar deels ook lyrische Sonatine uit 1939.

In een vergelijkbaar concert vorig jaar november van sopraan Elizaveta Agrafenina en pianist Dimitri Malignan stond naast Bosmans ook werk van Daniel Belinfante op het programma. Malignan bereid inmiddels een CD helemaal gewijd aan werk van Belinfante voor. Daniel Belinfante was trouwens een neef van celliste Frieda Belinfante, Bosmans’ levensgezellin gedurende de jaren twintig.

De eerste drie liederen van deze middag klonken de vorige keer ook. “Lead, kindly light” uit 1945 op tekst van de Engelse kardinaal Newman is geschreven voor Jo Vincent, die het in de orkestversie zong met het Concertgebouworkest onder Adrian Boult. Newman had ook de tekst voor Elgar’s The Dream of Gerontius geschreven. Bosmans was in die jaren bevriend met Britten. Het lied werd nu uitgevoerd in de versie voor piano, maar met een fraaie extra toegevoegde vioolpartij (bewerking Elizaveta Agrafenina), gespeeld door Sarah Bayens.

“La chanson des marins hâlés” (Het lied van de gebruinde zeelieden) uit 1949 was wat zonniger, burlesker. Maar het gaat ook over de rusteloosheid van het leven, van mensen als zeelieden die overal en nergens thuis zijn.

Het derde lied, “Le diable dans la nuit” uit 1935, waarnaar de middag vernoemd was, onderstreept de lugubere sfeer van die tijd. Het lied zit vol extreme kleuringen, in de zang en de pianopartij, fraai naar boven gehaald door Agrafenina en Malignan.

De eerste regel uit het gedicht van Paul Fort uit 1895 luidt “Le diable court dans la nuit”, “De duivel rent de nacht in”, maar in 1935 moest er eerst nóg weer een Satan komen.

Bosmans’ vier liederen die na Belinfantes Sonatine werden uitgevoerd stonden de vorige keer niet op het programma. “Complainte du petit cheval blanc” uit 1949, heeft door de combinatie van de speelse pianopartij en de tekst van Paul Fort, over een levenslustig ronddravend wit paard dat bliksem en donder tart, maar uiteindelijk door de bliksem wordt getroffen, wel iets Mahler-Wunderhorn-achtigs, ook in de Mahleriaanse harmonieën en ritmen die het beeld van het ronddravende paard oproepen.

“Pieusement” is een relatief vroeg werk, uit 1921, fraai devoot. Ik meen er ook kerkklokken ergens in een landschap in te horen, op zijn impressionistisch, zoals in werken met kerklokken als thema van Debussy en Ravel.

Het contrast met “Chanson” kon bijna niet groter zijn. In dit lied uit 1952, Bosmans’ laatste levensjaar, is ze mondain, een echt-Franse chanson, die misschien Piaff niet zou hebben misstaan, aldus Agrafenina.

Nog een contrast is er met “Daar komen de Canadezen” uit 1945 behoort tot haar Nederlandstalige liederen. Het is ook geschreven voor Jo Vincent. Ondanks dat er een satire op marsmuziek in doorklinkt, is het een ode aan het geallieerde bevrijdingsleger (en misschien is gekozen voor de Canada als bevrijdingsmacht met de minst imperialistische aspiraties).

Na een fraaie uitvoering door Sarah Bayens en Dimitri Malignan van Bosmans’ vioolsonate voegde Elizeveta Agrafenina zich voor de laatste keer bij hen voor “Gebed” uit 1945, van dezelfde tekstdichter als van “Daar komen de Canadezen”, Fedde Schurer, en een meditatiever oorlogslied: ‘Heer, zegen Gij ons dierbaar vaderland
En laat ons nimmer, nimmer slaven worden.
Gelijk de blinde, teugellooze horden
Die ons verheerden lang met moord en brand.’ Het lied, waarin op de piano ook weer kerkklokken doorklinken, eindigt met een ‘Amen’.

Henriëtte Bosmans (1895-1952)

  • Lead Kindly light (arr. met viool) 1945 J.H. Newman
  • La chanson des marins hâlés 1949 Paul Fort 
  • Le diable dans la nuit 1933 Paul Fort 

Daniel Belinfante (1893-1945) Sonatine 1939

Henriëtte Bosmans

  • Complainte du petit cheval blanc 1949, Paul Fort  
  • Pieusement (1921, second song she wrote after Beau Chevalier.. first work was already 1914.) I only spoke from lieder perspective, a bit like with Schubert.. his first song was Erlkonig…. op.1 (Poet: Verhaeren)
  • Chanson 1952 Fernard Mazade 
  • Daar komen de Canadezen. 1945-1946, Fedde Schurer 

Henriëtte Bosman Sonate voor viool en piano 1918

Henriëtte Bosmans

-Gebed (arr.met viool) 1945 Fedde Schurer 

De hele CD staat op Spotify:

Er zijn nog veel meer liederen van Bosmans. Hopelijk gaan Agrafenina en Malignan die ook opnemen. Hopelijk komt het ook van opnamen van Bosmans’ liederen met orkest. In elk geval bestaat er een youtube opname van de orkestversie van “Lead, kindly light” met Elizaveta Agrafenina als solist.

Afgelopen juni en juli verschenen bij CPO twee fraaie CDs met onder meer de cellosonate en de twee celloconcerten van Bosmans, met cellist Raphael Wallfisch en Ed Spanjaard als pianist en dirigent.

­

­

Foto’s: © Neil van der Linden

Echo’s uit Iran

Tekst: Neil van der Linden

Ik heb dit jaar niet zoveel gezien van het Holland Festival als voorheen, maar voor mij eindigde het dit jaar in extase, dankzij dit concert, althans wat betreft specifiek het tweede deel van het concert, een compositie van de Iraanse Golfam Khayam, haar concert voor altviool, santur en gemengd kamerensemble.

Golfam Khayam maakt fraai gebruik van de dissonanten die ontstaan als Iraanse en Westerse modi samen worden gespeeld (en die je eigenlijk dus schijndissonanten kunt noemen). Ook horen we fraai de ‘tarab’ in de Iraanse muziek, een term uit Arabische muziek voor opwinding of liever vervoering, waarvan ik even kwijt ben of die ook in de Iraanse muziek als zodanig gebruikt wordt, maar het effect is overeenkomstig.

Ritmes die steeds stuwender worden, instrumenten die steeds wilder worden bespeeld, melodielijnen die naar steeds hogere regionen opschuiven, over steeds pregnanter baslijnen. De muziek is modaal opgebouwd, zoals de meeste traditionele Iraanse muziek. De compositie blijft binnen dezelfde toonsoort, maar daarbinnen worden alle variaties uitgeprobeerd in dramatische modale akkoordsequensen, over een basis van lange grondtonen.

Michael Gieler

De solisten, Michael Gieler op altviool en Kioomars Musayyebi op santur (een oriëntaalse broer van de cimbalom), durven ruig te spelen en allerlei kleuren uit hun instrument tevoorschijn te halen. Fraai was hoe Michael Gieler ook in de extreme grepen in zijn partituur de noten telkens opbouwde vanuit een rijke volle toon. Die op haar beurt fraai contrasteerde met de metalige achtige klank van de santur.

Kioomars Musayyebi

Khayam gaat ook prachtig om met slagwerk. Schudden van de metalen belletjes van de daf, een grote lijsttrom met belletjes eromheen. Wrijven over de vellen van de daf en de pauken. Maar natuurlijk ook slaan op de daf, de pauken en bekkens. De interactie tussen de Iraanse percussionist Reza Samani en Concertgebouworkest-slagwerker annex in dit geval tevens paukenist Bence Major was fenomenaal.

Vanwaar ik zat, rechts voor het podium, klinkt er helemaal vanaf de andere kant op zeker moment een prachtig luid arpeggio op de harp (Doriene Marselje), en horden we idem dito subtiel tussen pianissimo en fortissimo schakelende pianoklanken (Ramon van Engelenhoven). Fraai was ook het schakeren met kleurverschillen tussen de ney (oriëntaalse fluit) van Marianne Noordink en de KCO-dwarsfluit van Susana Lopes.

Golfam Khayam in 2016 tijdens het Tehran Contemporary Music Festival.

Ik kende Golfam Khayam van de 2016 editie van het Tehran Contemporary Music Festival. Zij had toen net een fraaie CD uit samen met klarinettiste Mona Mattoum Riahi, in Iran verschenen op het pionierende Hermes label, elders op ECM. Met die combinatie trad ze ook op in het festival. Sindsdien heeft ze onder meer werk geschreven voor Barbara Hannigan als dirigent van het Iceland Symphony Orchestra en masterclasses gegeven met Hannigan en was ze composer in residence in het Festival Aix-en-Provence,

Wat ook mooi was was dat Khayam alleen incidenteel, in momenten van totale extase, het hele instrumentarium tegelijk gebruikt. Een aanwinst voor het repertoire. Jammer dat Golfam Khayyan er zelf niet was. Zij was in Tehran toen de recente oorlog daar uitbrak en was met haar familie naar het veiliger noorden afgereisd. Vandaar was het onmogelijk om op tijd in Amsterdam te zijn. Als ze haar familie op dat moment had willen verlaten.

Ud(oriëntaalse luit)-speler Fouad Samiei had een fraaie solo in Forbidden Echoes, de liedcyclus van de Koerdisch-Iraanse zangeres en componiste Hani Mojtahedy. Zij werkte hiervoor samen met producer Andi Toma van het Duitse elektronische dance-muziek duo Mouse on Mars.

Hani Mojtahedy.





In Iran maakte Mojtahedy deel uit van een geheel uit vrouwen bestaand muziekensemble, Vian, waarvan de concerten in die tijd alleen door vrouwen mochten worden bijgewoond. (Dat is inmiddels soms anders; om een voorbeeld te noemen, een paar jaar geleden werd in Teheran zelfs My Fair Lady opgevoerd; bij de première neurieden anderen zachtjes mee met de solisten zodat het officieel koorzang was, maar na die première hoefde dat niet meer. Dit heet natuurlijk repressieve tolerantie, en het regime is er niet minder grimmig om gebleken.)

Mojtahedy woont al sinds 2004 buiten Iran en mijdt bezoeken aan haar geboorteland. Zo durfde ze zelfs de begrafenis van haar moeder niet bij te wonen. De ‘echoes’ uit de titel verwijst naar een reis die Mojtahedy maakte naar het gebergte in het Iraakse deel van Koerdistan, zo dicht mogelijk bij Sanandaj, waar ze werd geboren. Daar, aan de Iraakse kant van de grens, maakte ze opnamen van haar stem met de echo’s daarvan zoals die tussen de bergen weerklonk, ook vanaf de andere kant van de grens. Zo bereikte haar stem toch haar geboorteland. Die opnamen werden vervolgens fraai verwerkt in de compositie voor stem, elektronica en akoestische instrumenten zoals die nu weerklonk, voorzien van gedigitaliseerde beelden van de natuur in de Koerdische bergen.

Indrukwekkend, maar ik moet zeggen dat dit stuk mij na het concert voor altviool, santuur en ensemble, waarin zoveel expliciets juist impliciet werd gelaten, minder beroerde dan Golfam Khayams werk. Misschien kwam dat overigens ook doordat vanwege de projecties, waarbij het podiumbeeld donker moest worden gehouden, het contact tussen de uitvoerenden (waaronder Hani Mojtahedy en Andi Toma, die rechts op het podium elektronica bediende) en publiek afstandelijk bleef.

Het concert werd geopend met Towards Affinity van Nader Adabnejad, een kort werk voor ney (Marianne Noordink), Iraans slagwerk (Reza Samani) en strijkers, een opdrachtcompositie voor het KCO. Adabnejad experimenteert op een interessante manier met het gebruik van de Westerse strijkinstrumenten als ritme-instrumenten.

Towards Affinity van Nader Adabnejad voor ney, Iraans slagwerk en strijkers, opdrachtcompositie voor het KCO
Concert voor altviool, santur en gemengd kamerensemble van Golfam Khayam, 2024, nieuwe bewerking
Forbidden Echoes liedcyclus van Hani Mojtahedy met producer Andi Toma (Mouse on Mars), 2022, nieuwe bewerking door arrangeur Ian Anderson

Solo altviool Michael Gieler
Santur Kioomars Musayyebi
Zang Hani Mojtahedy
Elektronica Andi Toma
Dirigent André de Ridder
Ney Marianne Noordink
Ud Fouad SamieiIraans
slagwerk Reza Samani

Leden van het Koninklijk ConcertgebouworkestCoproductie Koninklijk Concertgebouworkest, Holland
Festival

Foto’s:  © Martine Berendsen, Neil van der Linden foto Golfam Khayam 2016

https://www.golfamkhayam.com/

Eerdere uitvoering van het concert voor altviool, santur en orkest met dezelfde santur-speler:

https://www.hanimojtahedy.com/

https://naderadabnejad.com/biography/

Joel Bons’ droom van een wereldorkest

Tekst: Neil van der Linden

Het Atlas Ensemble, is uitgedijd tot het Atlas Orchestra. Het geesteskind van componist Joël Bons telt nu 41 instrumentalisten.  Dat is in omvang vergelijkbaar met bijvoorbeeld het Orkest van de XVIIIe Eeuw, maar het instrumentarium stamt voor een belangrijk deel uit huidige authentieke muziekpraktijken in de Kaukasus en Azië. Voor dit ensemble componeerde Joël Bons de vuurdoop.

Voor het Atlas Ensemble had hij al eerder een werk van wat grotere schaal geschreven, Nomaden, met solist cellist Jean-Guihen Queyras en achttien begeleidende musici, een werk dat onder meer de ‘Nobelprijs voor de gecomponeerde muziek’ ontving, de Grawemeyer Award for Music Composition.

Bons’ nieuwe werk heet simpelweg zoals het orkest heet, Atlas Orchestra. De naam impliceert dat het werk ook een staalkaart moest worden over de mogelijkheden van een orkest met dit soort instrumenten van dit formaat. Ook Yo Yo Ma’s Silk Road Ensemble heeft tot nu toe niet zo’n omvang gehad. Die druk zal vast ook door Joël Bons zijn gevoeld bij het componeren.

Misschien is het daarom dat ik denk dat hij een aantal doorbraakwerken uit de Europese muziek lijkt te laten doorklinken. Bij de opening van het werk zelfs een parafrase op de opening van Das Rheingold, zoals Bons net als Wagner vanaf enkele arpeggio’s opbouwt naar een machtig groot akkoordcomplex vol kwinkelerende trillers, waarbij hem in vergelijking met Wagner nog wat extra klankkleuren ter beschikking staan.  

Ik heb ook associaties met Strawinsky’s Sacre du Printemps, zoals de verschillende secties van de Sacre worden opgebouwd, nu met veel verschillende windblazers. Uniek in het eerste deel was verder een solo op de Japans sho door Naomi Sato. De sho is een vrij klein mondorgel, maar hetklonk als een volledig kerkorgel, waardoor je eerst de verkeerde kant op kijk.

Wat betreft mondorgels waren ook spectaculaire Zhang Meng en Zivan Dai op de Chinese sheng, in principe melodie-instrumenten, die je op de een of andere manier bijna als slagwerk kunnen klinken. Slagwerk als zodanig was er natuurlijk te over, wat moet hebben uitgedaagd tot Sacre-achtige passages met polyritmiek.

Geestig waren een paar duo’s op kleine bekkens tussen slagwerkers Mariana Suroka en Gonçalo Martins. Met zoveel slagwerk, de sho en de shengs die in de tutti wel iets weg hebben van ondes Martenot, liggen Messiaenistische klankresultaten ook voor de hand; en hier en daar werd Messiaen gekruist met een beetje (verantwoorde) minimal à la John Adams.

Terwijl deze vergelijkingen voor de hand liggen tovert het ensemble dus voortdurend ook eigen klankkleuren tevoorschijn. In het eerste deel van het werk, Boek 1, laat Bons ook geregeld één of twee instrumenten centraal staan. Dat gebeurt in korte stukken, miniaturen op zijn Bartóks, waardoor die instrumenten duidelijk worden geprofileerd.  

Deze opbouw heeft dan wel ook als bezwaar dat het geheel in dit eerste deel fragmentarisch overkomt. Je zou in elk geval willen dat minstens een aantal delen attacca aan elkaar zouden worden gespeeld.

Het tweede deel bestaat uit langere stukken met elk een organischer opbouw. En ook hierin krijgen afzonderlijke musici evenzeer de ruimte. Zo horen we in het derde deel Circle of Eight Atlas Ensemble veteraan Gevorg Dabaghian op duduk (geïmproviseerd), Ainhoa Pérez Etxepare op Engelse hoorn (gecomponeerd), Shavak Matyoqubov op de kushnai (geïmproviseerd), Elcin Nagyjev op tar (geïmproviseerd), Yuji Nakagawa sarangi (geïmproviseerd), Elshan Mansurov op kamancha (geïmproviseerd), Huseyan Nagiyev op kamancha (gecomponeerd), Bassem Alkhoury op qanun (geïmproviseerd), afgewisseld met orkestrale uitbarstingen.

Het begrip improvisatie is overigens betrekkelijk. In de jaren waarin Joël Bons aan deze compositie werkte had hij, mede vanwege de Corona-jaren deels via Zoom, contact met alle musici en legden ze samen ook geïmproviseerde passages ongeveer vast.

Het vijfde deel van Boek 2, Moving Ears, is een duet geschreven voor nog een oudgediende, Elcin Nagijev, met nu als nieuw toegetreden ensemblelid zijn zoon Huseyn.

Zoals hij het instrumentarium opbouwt uit families van instrumenten (familieleden uit verschillende delen van de wereld die elkaar soms al eeuwen niet meer hebben gezien, zo zegt hij zelf op de radio in de pauze van het concert), zo smeedt Bons ook telkens bijna-familie-banden tussen de musici. Die niet alleen over grenzen maar ook over politieke conflicten heen reiken. Zoals in het geval van Gevorg Dabaghian uit Armenië en Elcin Nagiyev uit Azerbaijan. Nederlandse ensembleleden Raphaela Danksagmüller (duduk) en Ernestine Stoop (harp) zijn ook oudgedienden in vorige emanaties van het ensemble, net als de Palestijns-Nederlandse Nizar Rohana op ud en Bassem Alkhoury op qanun, en natuurlijk dirigent Ed Spanjaard.

Atlas Orchestra door het Atlas Orchestra.

Gezien 21 juni, Concertgebouw Amsterdam NTR Zaterdagmatinee en Holland Festival, coproductie met het Oranjewoud Festival, waar op 15 juni de première plaats vond.

Foto’s: © Milagro Elstak in het Concertgebouw, Foppe Schut in het Oranjewoud Festival.

De radiouitzending van Atlas Orchestra kan beluisterd worden in deze link:

https://www.npoklassiek.nl/uitzendingen/ntr-zaterdagmatinee/9e31bf2e-d1f4-4b47-a34d-d27ca0f1c017/2025-06-21-ntr-zaterdagmatinee

Joel Bons’ Nomaden:

Atlas Orchestra door het Atlas Orchestra.

Gezien 21 juni, Concertgebouw Amsterdam NTR Zaterdagmatinee en Holland Festival, coproductie met het Oranjewoud Festival, waar op 15 juni de première plaats vond.

Foto’s Milagro Elstak in het Concertgebouw, Foppe Schut in het Oranjewoud Festival.

“Tradition is progress”,  Abel Selaocoe, publiekslieveling uit Zuid-Afrika was in Amsterdam

Tekst: Neil van der Linden

Zijn levensloop is onderhand bekend. Abel Selaocoe werd geboren in de Zuid-Afrikaanse township Sebokeng. Zijn oudere broer ging naar de muziekschool in Soweto en nam hem mee, waar de bijzondere aanleg van het jongere broertje opviel. Hij kreeg een beurs voor het conservatorium in Johannesburg en kwam bij het Royal Northern College of Music in Manchester terecht. Vanuit Engeland begon zijn zegetocht over de wereld. Selaocoe combineert klassieke cello met traditionele Zuid -Afrikaanse zang, waaronder de keelzang van de Xhosa.

“Tradition is progress”, dat is de slogan uit de openingswoorden waarmee Abel Selaocoe zijn publiek toesprak. Hij opende het concert met een aantal eigen stukken, waarin Afrikaanse ritmes en Afrikaanse polyfonie doorklinken. Die worden niet alleen instrumentaal maar ook vocaal wonderwel fraai ondersteund door leden van het Ensemble Resonanz, samen met de Malinees-Britse percussionist Sidiki Dembélé.

Spannend is meteen de opening van het eerste stuk, Qhawe (‘Held’). Mysterieuze klanken, waarin de ensembleleden meerstemmig met het instrumentarium meezingen. Waarna Selaocoe inzet met een vlammende solo en vervolgens samen met het slagwerk het geheel opstuwt tot een kolkend-ritmische klankmassa. Mede door de imposante, rijzige verschijning van Selaocoe, in een gewaad dat door de Ghanese kunstenaar El Anatsui had kunnen zijn ontworpen, en met de musici van Ensemble Resonanz op de celli na verspreid over het podium, is het concert eigenlijk bijna muziektheater.

Selaocoe is ook bekend van interpretaties van klassieke cellowerken zoals de cellosuites van Bach en muziek van Marin Marais, maar hij speelt ook nieuw geschreven klassieke werken. Zoals deze middag Bay of Bisons van Kate Moore. Moore schreef dit celloconcert speciaal voor Selaocoe, als compositieopdracht van de Matinee, het Holland Festival, het Ensemble Resonanz en DeSingel Antwerpen, en het ging een paar dagen eerder in première in de Hamburgse Elbphilharmonie.


OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Moore is momenteel stadscomponist van Amsterdam. Voorafgaand aan het concert voerde het VU-Kamerkoor van haar hand een lied uit voor het de 750e verjaardag van Amsterdam. Het Bay of Bisons uit de titel associeer je niet met Amsterdam, maar is toch ook niet zo exotisch als het klinkt. De “Bizonbaai” is onderdeel van de Ooijpolder, ten oosten van Oss, waar Moores moeder vandaan komt. Ze componeerde het werk op een wandeltocht tussen Oss, via Oxford, naar het eiland Skellig Michael tegenover de Ierse Westkust, waar haar vader is geboren.

Bay of Bisons, het eerste stuk na de pauze, begint met een psalmachtige solo gezongen melodie tegenover een contrapuntische passage op cello solo, waarna lage mannenstemmen en contrabassen de contrapuntmelodie overnemen. Vervolgens toveren Selaocoe en het hele strijkersensemble een wereld van mystieke klanken tevoorschijn. Het zou een impressie kunnen zijn van een wandeling door de Ooijpolder langs de Bizonbaai in de ochtenddauw. In het volgende deel horen we een Angelsaksische jig-achtige melodie tegenover een ostinato van de lage strijkinstrumenten. Dan lijken we ergens in Engeland te zijn. De strijkersklanken worden vervolgens aangevuld met keelklanken, van Selaocoe of van de ensembleleden. Door de subtiele mixage in de elektronische versterking laten de verschillende klankkleuren zich fraai vermengen.

Het derde deel opent met solozang met solo-cello als begeleiding, totdat cello en strijkers uitbarsten in een prachtige klaagzang, op een melodie die ook weer psalmodisch lijkt, of Hebreeuws, of Arabisch of Perzisch. Wanneer het ensemble begint mee te zingen lijkt het alsof een hele menigte zingt.

Ook al bevond Kate Moore zich ergens tussen bossen, heidevelden en moerassen tijdens haar wandeltocht, het is alsof de hele wereld even meezingt. Petje af weer voor de uitstekende geluidstechniek, terwijl de grote zaal van het Concertgebouw wat betreft elektronische versterking behoorlijk berucht is.

Het vierde deel opent met de cello geheel solo in minimal loopjes, waar de strijkers zich na een paar maten bij voegen. Als deze muziek het eindpunt van Moore’s voettocht verbeeldt, aan de westkust van Ierland, dan kun je je hier een schuimende Atlantische Oceaan bij voorstellen, op een dag waarop een vroege lentezon uit door de wind uiteen geblazen tevoorschijn komt.

Na Bay of Bisons volgt When we were trees voor 2 cello’s en strijkers van Giovanni Sollima, waarin celliste Saarom Park van het ensemble de andere partij voor haar rekening neemt. Sollima was een inspirator voor Selaocoe in diens pionierende speelstijl tussen klassiek en improvisatie.

In het derde en vijfde deel moeten de twee solo-instrumenten een in razend tempo synchroon spelen, zo snel dat ze – opzettelijk – telkens gezamenlijk bijna uit de bocht vliegen. Sollima citeert tenslotte een passage uit het concert voor twee celli en strijkers van Vivaldi, wat vervolgens tot halsbrekende toeren voor het gehele ensemble leidt, culminerend in een extatische climax, uiteraard met gejuich onthaald door de zaal.

Het is duidelijk dat Selaocoe zelf garant staat voor een volle zaal, de naamsbekendheid van de componisten doet er niet toe. Hij zou deze middag oorspronkelijk ook Waldesruhe van Dvorák spelen, wat niet kon doorgaan vanwege tijdgebrek. Toen dat werd omgeroepen ging er even een korte zucht van teleurstelling door de zaal. Maar de mensen komen voor hem.

Als ‘toegift’ speelde hij nog een eigen stuk, Ka Bohaleng, wat onderhand een eigen hitsong is geworden. Sidiki Dembélé kreeg de gelegenheid om nog even een briljante percussiesolo ten beste te geven, waarna Selaocoe en het hele ensemble losbarstten, en nu werd het publiek uitgenodigd om het hele tweede deel van stuk mee te zingen, te klappen en te stampen, wat dan ook gebeurde.

Ik moet wel opmerken dat de muziek in de twee langzame eigen stukken voor de pauze, van Selacoe zelf, kunnen neigen naar sentimentaliteit. Misschien speelt hij dan iets te veel in op goodwill in de zaal. Maar dat werd dan weer goed gemaaktin de ‘wilde’ stukken.

Gezien: Abel Selaocoe cello en stem, Sidiki Dembélé percussie, Saerom Park cello, Ensemble Resonanz. 

NTR Zaterdag Matinee als onderdeel van het Holland Festival. 14 juni, Concertgebouw, Amsterdam.Geluidstechniek: PME-tècnica, mag een keer speciale vermelding krijgen.

Foto’s – Abel Selaocoe: Sharp, Kate Moore: Johan Nieuwenhuize, Ooijpolder: Apdency, Skellig Michael eiland, waar Moore’s voettocht eindigde: Jerzy Strzelecki, publiek Concertgebouw: Neil van der Linden.

Ka Bohaleng/’On the sharp side’

Het programmaboek:

https://cms-assets.nporadio.nl/npoRadio4/NTRZM2025-06-14-web.pdf?v=1749570628

https://www.npoklassiek.nl/uitzendingen/ntr-zaterdagmatinee/9e31bf25-917f-43d1-8a3c-3c6b43a441de/2025-06-14-ntr-zaterdagmatinee

Boris Godunov als parabel van het historische Rusland en het Rusland van nu

Tekst: Neil van der Linden

Al geruime tijd doet een meme de ronde over Orwells 1984 en AnimalFarm, namelijk dat er steeds meer op lijkt dat sommigen die boeken niet als waarschuwing zien maar als handleiding. Bij Mussorgski’s Boris Godunov, zeker in deze enscenering van Kirill Serebrennikov, bekruipt je het gevoel dat die net als Pushkins toneelstuk waarop de opera is gebaseerd, niet alleen een beeld geven van historische gebeurtenissen in Rusland maar dat de intriges die erin worden verbeeld ook het Russische handboek voor nu zijn.


Boris nog aan het begin, rechts midden de politieke activist.

Van Serebrennikov waren in Nederland drie niet van politiek gespeende films te zien. Leto, over jongeren in het toenmalige Leningrad die voorafgaande aan de Glasnost vrijheden verkennen in de popcultuur.  Daarna Petrov’s Flu, over een inmiddels al gedesillusioneerdere iets oudere generatie in de deprimerende omgeving van Jekaterinenburg. Een film bovendien die bovendien vol kritiek zat op de Russische verovering van de Krim in 2014 en op racisme jegens Moslims en Joden in het huidige Rusland.  Drie jaar geleden Tchaikovski’s Wife, dat ik toen besprak voor deze blog.

En in Cannes ging vorige maand zijn nieuwe The Disappearance of Josef Mengele in première, naar de historische roman van Olivier Guez.

Serebrennikov maakte van Boris Godunov een soort ‘documentaire-opera’. Het merendeel van de tijd zien we een opengewerkt drie verdiepingen hoog flatgebouw, opgetrokken in sombere jaren vijftig volksbouwarchitectuur die in Jekaterinenburg maar ook in Amsterdam-Noord zou kunnen staan. Maar de voorwand ontbreekt, en daardoor heeft het gebouw ook wel iets van een gebombardeerd gebouw, in bijvoorbeeld Oekraïne.

In elk vertrek zien we een eigen tranche de vie die geïnspireerd is door de beeldschone fotografie van Dmitry Markov, foto’s die de troost zoeken in de beelden van troosteloosheid die ze tonen, waarvan een deel wordt geprojecteerd op een scherm in het decor.

De fotografie van Dmitry Markov:

https://www.flickr.com/photos/dcimru/with/25119671853

In de verschillende vertrekken zien we beelden die corresponderen met die foto’s, uitgebeeld door leden van het koor en figuranten: gezinnen bij een kerstboom uitbeelden, vrienden die bij elkaar op bezoek gaan, laveloze dronkaards, eenzame bejaarden tot en met prostituees die klanten ontvangen, soldaten die doelloos bij elkaar rondhangen, en ook een politieke activist. In elke vertrek van de flat, behalve in dat van de activist, staan televisies aan, allemaal op hetzelfde kanaal; er is in het land blijkbaar maar één televisiekanaal. Daarop zijn zo te oordelen alleen maar kleurige, maar inhoudsloze spelprogramma’s, levenloze talkshows en fabrieken waar glanzend-witte auto’s worden gefabriceerd, waarvan de bewoners het vervallende flatgebouw vermoedelijk alleen maar kunnen dromen.


De politie komt op bezoek

De politieke activist wordt gespeeld door Odin Lund Biron, die in zijn eerder DNO-productie Der Freischütz de rol speelde van het door Serebrennikov toegevoegde personage The Red One en vervolgens Tchaikovski speelde in Tchaikovsky’s Wife. Hij hangt politieke posters op, die geregeld worden verwijderd door politieagenten terwijl op een ander moment mannen in donkergrijze regenjassen zijn appartement overhoop halen. Tussen de muzikale passages van de opera door debiteert hij teksten die Serebrennikov samenstelde uit ‘laatste woorden’ van aangeklaagden in hedendaags Rusland – activisten, kunstenaars, tieners, teksten over waarheid, geweten, macht die zich moet richten naar het volk.

Boris, de ‘simpele’ man Joerodivy en Sjoesjki

Tot grote verrassing blijkt dit personage in de vierde akte Yuródivïy te zijn; een Russisch woord voor iets tussen een dorpsidioot en een‘Heilige Asceet’, iemand die zich door zijn half door de kerk gesanctioneerde positie kon permitteren vrijuit de waarheid kon zeggen.  Ook weleen Reine Tor zoals Parsifal? Tijdens zijn scènes verschijnt er een paar keer een zwaan op het toneel, gemaakt van witgeverfde stukken autoband. In elk geval: ook als zanger was Lund Biron fantastisch

Maar er waren er meer. Allereerst Boris zelf, ofwel Tomasz Konieczny. Voor het eerst in Nederland, maar mensen als sinds kort wijlen Fred Coeleman bewonderden hem al langer. Hij lijkt wel een beetje of Boris Jeltsin, of in elk geval is hij zo aangekleed. Ik zag trouwens zo’n twintig jaar geleden in het Holland Festival het oorspronkelijke toneelstuk van Pushkin, door een ensemble uit Sint-Petersburg, waarin de acteur die Boris speelde sterk leek op de jonge Putin. Zou dat nu nog kunnen in Rusland?

Mussorgski gaf Boris een paar weergaloze monologen en duetscenes mee. Die met vorst Sjoejsjki aan het eind van de tweede acte pakte fenomenaal uit, met een vocaal overweldigende Ya-Chung Huang als Boris’ opponent. Prachtig was hier ook het contrast tussen Konieczny’s rijzige gestalte en dat van de tengere Ya-Chung Huangs, als een roofdier dat zijn prooi vangt door het uit te putten.

Pimen en de jonge Grigori, de latere nep-Dimitri

Pimen werd gezongen door Vitalij Kowaljo, een machtige bas. Omgeven door stapels stoffige boeken, in een raamloos vertrek op de onderste verdieping van een flatgebouw, typt Pimen zijn kronieken op een oude, misschien Russische, laptop. Daar wordt hij bezocht door de jonge Grigori, Dumitru Mîțu, in de gedaante van een pizzabezorger. Van Pimen hoort Grigorie het verhaal van het vermoedelijk in opdracht van Boris vermoorde zoontje van diens voorganger, Iwan de Verschrikkelijke, die zijn vader had moeten opvolgen, Dimitri.

Marina palmt de nep-Dimitri in

Vervolgens krijgen we in de derde, de Poolse akte, even een andere wereld te zien. Grigori doet zich dan inmiddels voor als Dimitri, en de trotse en ambitieuze edelvrouw Marina ontfermt zich over hem. Dat is een rol van Raehann Bryce-Davis, die bij DNO eerder Ježibaba in Rusalka  en Giorgetta en La zia Principessa in Il trittico zong. Ook nu weer geheel overtuigend in haar rol, en met een prachtige vocale présence, is haar personage degene die de metamorfose van Grigori tot Dimitri katalyseert.

Dat gebeurt in haar boudoir, volgens het libretto in een stad in Zuidoost Polen, maar hier gesitueerd in een soort Witte Huis-Oval Office, compleet met Amerikaanse vlaggen, in een wereld, op Marina’s felrode deux-pièce en Gregory/Dimitri’s pizzabezorgerskleding na, vol mannen en vrouwen in grijze pakken en mantelpakken, die gedisciplineerd van achter een lange tafel de wereld bestieren.

6 Marina en haar staf, en de nep-Dimitri rechts, op de filmset

Iedereen in deze Oval Office weet dat deze Dimitri fake is, maar de ‘Polen’/‘Amerikanen’ grijpen het verhaal aan om toch Rusland binnen te kunnen vallen. Overigens is tijdens verschillende episodes van de Russische angst voor buitenlandse inmenging terecht gebleken. We zien voortdurend cameraploegen rondlopen – misschien Fox TV die helpt de spin van het Witte Huis te verbreiden.

Maar op sommige moment blijkt de scene ook een filmset te zijn, met een regisseur die tussen de muzikale gedeeltes ‘cut’ roept en greenscreens, groene schermen die gebruikt worden bij een film- en videoproducties, waarmee je later een andere achtergrond en andere personages kunt toevoegen. Dus misschien bevinden we ons op een Russische filmset, waar een nepfilm over Amerikaanse voorbereidingen voor een inval in Rusland wordt geproduceerd.

Zien we hier Serebrennikov misschien ook verwijzen naar zijn andere ik, de filmmaker, en hoe een regisseur in films de werkelijkheid verdieping kan geven maar de werkelijkheid ook kan manipuleren?

Het regisseurspersonage dat op het toneel ‘cut’ roept doet dat ook na het grote liefdesduet van Marina en Dimitri. Alsof men een Love Story-film aan het schieten is. Is het ook een verwijzing naar het feit dat de hele Poolse akte inclusief het liefdesduet tussen Marina en Dimitri pas in tweede instantie door Mussorgski is toegevoegd, omdat hij de opera zonder liefdesduet niet kon slijten? Volgens sommige puristen hoort die episode er dus niet bij.

Gelukkig voeren Serebrennikov en Petrenko deze akte wel uit. Petrenko vindt dat de opera daardoor beter in balans is. En zoals hij ook zegt: dan heb je niet alleen voor een kort optreden in de tweede akte een tenor voor een veeleisende rol ingehuurd. En daar was Mîțu volledig tegen opgewassen.


Slotbeeld, de 'simpele man' c.q. de politieke activist, het volk en Boris in zijn doodskist, op een foto van Dmitry Marko

Ook Boris’ sterfscène was indrukwekkend. Hij verkeert alleen nog in het gezelschap van een paar getrouwen, zijn dochter Ksenia (Inna Demenkova) en zijn zoon Feodor (de Nederlandse countertenor David van Laar). Ik herinner me van de eerdere enscenering door Harry Kupfer bij DNO countertenor Jochen Kowalski in deze rol. Ook daar werd Feodor uitgebeeld als iemand die te lievig of zeg maar te slap leek om zijn vader op te volgen, zoals Boris wenste. Ook David van Laar speelde Feodor als naïef kind.

Van de overige ook uitstekende cast verdient de Nederlandse mezzosopraan Eva Kroon als Herbergierster aparte vermelding. Die was ook al zo goed als Annina in Der Rosenkavalier.

Helaas: orkest en koor, en/of dirigent, leken nog wat aan elkaar te moeten wennen. Met name in de eerste akte liepen ze uit de pas, ook al leek Petrenko duidelijk te dirigeren. Misschien ligt dat ook aan het feit dat als het koor vanuit al die verschillende vertrekken van het flatgebouw zingt, het moeilijk is te coordineren. Maar de leden zien toch de monitors achter in de zaal? Hopelijk trekt het wel bij.

Libretto  Gebaseerd op Poesjkin met wijzigingen door Moessorgski
Muzikale leiding  Vasily Petrenko
Regie, decor en kostuums  Kirill Serebrennikov

Boris Godoenov  Tomasz Konieczny
Feodor  David van Laar 
Ksenia  Inna Demenkova
De voedster  Polly Leech
Vorst Vasili Ivanotvitsj Sjoejski  Ya-Chung Huang
Andrej Sjtsjelkalov  Jasurbek Khaydarov
Pimen  Vitalij Kowaljow
Grigori Otrepjev  Dumitru Mîțu
Marina Mniszek  Raehann Bryce-Davis
Rangoni  Gevorg Hakobyan
Varlaam /Mitjoecha  ShenYang
Missail /Bojaar  Steven van der Linden

Herbergierster  Eva Kroon 
Joerodivy Odin Lund Biron
Nikititsj  Roger Smeets  Koor van De Nationale Opera
Instudering Koor  Edward Ananian-Cooper

Nieuw Amsterdams Kinderkoor (onderdeel van Nieuw Vocaal Amsterdam)
Instudering Pia Pleijsier
Koninklijk Concertgebouworkest

Tevens onderdeel van het Holland Festival 2025.


Foto’s : © Marco Borggreve

Trailer:

Discografie:

Tchaikovsky’s Wife:

Constant Meijer in gesprek met Kirill Serebrennikov.

Met enige weerzin deel ik opnamen van Valery Gergiev maar dit is wel een goede opname van de 1872 versie inclusief een fraai gepassioneerde uitvoering van de Poolse akte. Indertijd werd deze uitgebracht in combinatie met de 1869 versie.

Ithaka, de reis is het doel

Tekst: Neil van der Linden

Het verhaal van Otto Kettings Ithaka is gebaseerd op het gelijknamige gedicht van de Griekse dichter Konstantínos Kaváfis. De dichter gebruikte de terugreis van Odysseus van het slagveld van Troje naar zijn geboorte-eiland Ithaka als een metafoor voor het zoeken naar het ‘doel’ van het leven. Het doel van de reis is niet het doel maar de reis zelf. Met dat inzicht doen de gevaren en obstakels onderweg er niet toe.

En als Kaváfis dacht als hij het had over de obstakels en tegenslagen die Odysseus ondervond en de avonturen die laatstgenoemde onderweg beleefde ongetwijfeld aan zijn eigen leven, als émigré in Alexandrië en als homoseksueel, met naar blijkt vele vluchtige liefdes.

Voor Otto Ketting was zijn Ithaka “een roadmovie van zijn eigen leven, van een kunstenaar die ontheemd op zoek is naar een herinnering aan geborgenheid”, stelt het programmaboek.

Ithaka was het werk waarmee De Nederlandse Opera in 1986 het Amsterdams Muziektheater als operapodium inwijdde.



Van links naar rechts Derek Welton, Antony Hermus, Ilse Eerens, Toby Spence en Johanni van Oostrum

De NTR Zaterdagmatinee voerde het werk nu concertante uit. Naar verluidt boterde het indertijd niet tussen de componist en de regisseur Franz Marijnen. Ik herinner mij een tamelijk sombere voorstelling met een aantal tamelijk expliciete seksscènes, maar ook dat de tekst onder meer de zinsnede “Ik wil een fiets” bevatte, die als ik mij goed herinner in de zaal tot hilariteit leidde.

In een poging misschien het Hollandse ‘Doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg’ te parodiëren bereikte het libretto het tegendeel. Namelijk dat het werk zelf op zo’n moment licht ridicuul werd. Ergens tegen verderop roept iemand “Neem een olijf.” Waarschijnlijk om een dosis Griekse couleur locale teweeg te brengen. Nee, het libretto bood ook weinig aanknopingspunten voor een consistente enscenering.

Bij de uitvoering nu kwam nog een euvel dat toen opviel aan het licht. In de vocale partijen van de opera klinkt nauwelijks individuele karakterisering en alles inclusief dat “Ik wil een fiets” en “Neem een olijf” getoonzet met een gedragenheid zoals die waarmee Gurnemanz Parsifal instrueert over de Heilige Graal.

Ithaka is eigenlijk een oratorium, opgebouwd uit tien allegorische scènes. Maar ze zijn eigenlijk elk te kort zijn om dramatisch op eigen benen te kunnen staan.

Iris van Wijnen

Neem nou de scène waarin Star (op zichzelf prachtig vertolkt door Iris van Wijnen) wordt vermoord door de ‘dwerg’ Manikin (AJ Glueckert, ook op zichzelf prachtig, recent ook Barak in Die Frau ohne Schatten bij De Nationale Opera). “She sounds like Lulu”, zegt het libretto al eerder over haar, en én in muziek én in verhaal is deze scène muziek een referentie aan de moord op Lulu en Gräfin Geschwitz door Jack the Ripper in Alban Bergs opera Lulu. Maar de scène is te kort om echt te beklijven.

Antony Hermus, Derek Welton, Journalist, James Newby, Poet.

Ergens halverwege Ithaka blijkt de Journalist (een ook weer geweldigeDerek Welton, bas-bariton, eerder in de Matinee een weelderige Wotan bij Nagano en Van Zweden) een zoon te hebben die op 14-jarige leeftijd overleed, wat de vader als trauma achtervolgt. Maar daar blijkt in het verdere verloop van het libretto weinig van.

De Dichter (James Newby, ook weer topcasting) bezingt, vermoedelijk in de lijn van Kaváfis levensloop, zijn liefdesavonturen met mannen en jongens, deels betaalde liefdesavonturen. Maar het blijft bij tekst, zonder dialoog en zonder materiaal voor dramatische handeling. Misschien is het hierom dat Franz Marijnen de enscenering seksualiseerde. Wat naar verluidt indruiste tegen de ideeën van de componist, die een meer romantische, etherische aanpak voor ogen had. Maar dat strookt dan weer niet met bijvoorbeeld de scène waarin Star verleidelijk moet poseren voor een fotograaf, de latere wurgmoord op haar en de seksuele avonturen van de dichter.

Ook Matinee oudgediende Toby Spence (1998 Berlioz Romeo et Juliette) en Ilse Eerens (2009 Yniold in Pelléas et Mélisande) waren fraai.

Ilse Eerens, AJ Glueckert, James Newby, Johanni van Oostrum, koordirigent Gijs Leenaars, concertmeester Nadia Wijzenbeek, Antony Hermus, Derek Welton, Toby Spence.

Naar mijn idee komt wat Ketting en librettist Kees Hin voor ogen hadden waarschijnlijk het volmaaktst bij elkaar in de rol van Angel, de engel, een glansrol voor Johanni van Oostrum, die we eerder bij DNO zagen als Rusalka en onlangs als Ellen Orford in Peter Grimes.

Johanni van Oostrum, Toby Spence,Ilse Eerens, Antony Hermus en Derek Welton

Pas aan het eind krijgen tekst en muziek de bedoelde transcendente lading. De engel, die dan een engel des doods blijkt te zijn, zingt, begeleid door een fraai koor, iedereen (de wereld?) in slaap op een in het laatste couplet woordloos lied.

Het Radio Filharmonisch Orkest en het Groot Omroepkoor haalden het onderste uit de kan, dit alles onder de meest bezielende leiding van Antony Hermus, die tot het uiterste ging in pogingen om het werk weer relevant te maken.

En ja, dat liet men wel horen: de muziek ís goed geschreven. Het mag geen cliché worden, maar Ketting was een uitnemende filmcomponist en kon als de beste kleuren en stemmingen oproepen.

Met liefde her-uitgevoerd, en het maximale eruit gehaald: Ithaka, de reis is het doel.

Foto’s: © Foppe Schut