Martijn_Sanders

De verbindende kracht van de muziek: Reisopera brengt Ariadne auf Naxos met topcast

Tekst: Peter Franken

De oorspronkelijke versie van deze opera ging op 25 oktober 1912 in première in Stuttgart. Hugo von Hofmannsthal had zich laten inspireren door Molières Le Bourgeois Gentilhomme uit 1670. Dat is een combinatie van een toneelstuk en een ballet, waarvoor de muziek werd gecomponeerd door Jean-Baptiste Lully. In het stuk wordt de spot gedreven met de rijke burger die het gedrag en de levenswijze van de adel probeert te imiteren.

Maria Juritza, de eerste Ariadne

Van Hofmannsthal kortte Molières stuk in tot het de lengte had die passend was voor een prelude bij een opera over ‘Ariadne auf Naxos’, de verlaten vrouw die ‘eine wüste Insel’ bewoont. In 1916 hebben Strauss en Von Hofmannsthal deze opzet overigens geheel laten varen en is er een gezongen proloog voor het toneelstuk in de plaats gekomen.

Ariadne auf Naxos gaat over een feestje ten huize van ‘de rijkste man van Wenen’, waarvoor een stukje muziek is besteld om de gasten te vermaken tussen het diner en een afsluitende vuurwerkshow. Dat stukje muziek is een opera seria getiteld Ariadne auf Naxos en de componist in kwestie kan van het uit te keren honorarium wel weer een halfjaar rondkomen. Wat hij onvoldoende beseft, is dat hij samen met de geleverde muzieknoten zijn artistieke vrijheid heeft verkocht. Dat wordt pijnlijk duidelijk als blijkt dat hij het toneel moet delen met een ‘vaudeville troupe’, omdat het anders te saai wordt.

Voor een burger die het tot edelman heeft geschopt, is het van belang dat hij doet zoals zijn ‘collega’s’ doen. Afgezien daarvan zal hij sowieso weinig belangstelling hebben voor serieuze muziek, laat staan een opera met een klassiek thema. Zijn leermeester in adellijke gebruiken, die in De bourgeois als edelman te zien is, zal wel geadviseerd hebben om een variétégezelschap in te huren, opdat zijn meester en diens gasten zich niet al te zeer zullen vervelen.

In de proloog wordt duidelijk dat de Komponist, een onervaren talentvolle jongeman, een nogal treurig stuk heeft afgeleverd. Hij is in alle staten als duidelijk wordt dat er naast zijn opera Ariadne een dansmaskerade zal worden opgevoerd en gaat door het lint als vervolgens ook nog eens blijkt dat beide stukken gelijktijdig zullen plaatsvinden, zonder dat er meer tijd gaat verstrijken want om precies negen uur is er een vuurwerk besteld.

De centrale figuur in de vaudeville troupe is de zeer bewegelijke Zerbinetta die eigenlijk altijd zichzelf speelt. Zij schiet onmiddellijk in haar rol van blonde fee, strooit wat met feromonen en windt de Komponist geheel om haar vinger. Het klassieke beeld van de beauty en de nerd.

De Musiklehrer scheurt de helft van de bladzijden uit de operapartituur nadat de prima donna en de tenor die Ariadne respectievelijk Bacchus zullen vertolken hem hebben ingefluisterd hoe hij te werk moet gaan. Wat de Prima Donna zegt is tekenen voor de wijze waarop Strauss zijn tenoren pleegt te behandelen: ‘Haal die aria’s van Bacchus maar weg, het is toch geen doen om de tenor al die tijd zulke hoge noten te laten zingen.’

Als de opera echt begint neemt ook de strijd tussen de twee prima donna’s een aanvang. Ariadne is natuurlijk de echte, maar Strauss heeft haar een concurrente van formaat gegeven in de persoon van ‘streetsmart’ Zerbinetta. Ariadne die ligt te kwijnen op haar eiland, verlaten door Theseus, zingt de monoloog ‘Ein schönes war: hieß Theseus-Ariadne’ en vervolgens het topstuk ‘Es gibt ein Reich’. Daar kan Zerbinetta natuurlijk niet bij achterblijven. Haar coloratuuraria ‘Großmächtige Prinzessin’ is steevast een absolute showstopper.

Omdat Ariadne auf Naxos gaat over een voorstelling ten huize van een steenrijke man in Wenen is het feitelijk een opera tussen de schuifdeuren en zo brengt regisseur Sofia Jupither het ook, geheel conform het libretto met vrijwel alle daarin vermelde regie aanwijzingen. De rollen van Pruikenmaker en Lakei zijn samengevoegd maar dat heeft geen wezenlijke invloed. Ik realiseerde  het me pas na afloop.

Het toneelbeeld wordt gevormd door een grote hal met links en rechts deuren waarachter de kleedruimtes van de artiesten zich bevinden. Verder het voorgeschreven achterdoek met de afbeelding van ‘iets Grieks’, in dit geval een paar afgebrokkelde zuilen. De obligate rots staat tijdens de proloog nog op zijn kant. Aanvankelijk lopen de artiesten rond in vrijetijdskleding, tijdens de opera zijn ze gestoken in zeer goed op hun rol afgestemde kostuums.

Het georganiseerde pandemonium dat Strauss veel later nog eens zou herhalen in Die schweigsame Frau  zorgde voor hilarische momenten. Voortdurende onrust op het toneel, romantische melodieën, melancholieke klanken van de blazers (met name klarinet en hoorn), een tenor die is opgezadeld met een bijna onmogelijke partij en veel sopranen: het is Strauss ten voeten uit. Er zijn niet enkel drie hoofdrollen voor sopranen die elkaar proberen te overtreffen in schoonheid, maar ook nog eens drie bijrollen die voor verdere vrouwelijke omlijsting zorgen.

Dorottya Láng kon, gestoken in een grijs pak, goed doorgaan voor een knappe jongeman. Zo’n typecast komt goed te pas in de rol van de componist, die feitelijk een onervaren, licht beïnvloedbare nieuwkomer in de muziekwereld is. Haar optreden was vocaal van grote klasse en acterend in alle opzichten overtuigend. De eerste van de drie sopranen voldeed aan alle verwachtingen.

Juliana Zara zingt vooral rollen voor coloratuursopraan en als Zerbinetta liet ze blijken dit vak volledig te beheersen. En in dat geval is de showstopper ‘Großmächtige Prinzessin’ voor de betreffende zangeres bijna een heerlijk speelkwartier. Ik kijk er altijd naar uit en Fraulein Zara had het al snel helemaal gemaakt bij me.

Het viertal komedianten in Zerbinetta’s troupe maakte een goede indruk. Hetzelfde gold voor het optreden van de drie sopranen in een bijrol: Najade, Echo en Dryade.

De titelrol werd vertolkt door niemand minder dan Annemarie Kremer die hiermee kort na haar prachtige Héliane voor de Reisopera opnieuw een droombezetting mogelijk heeft gemaakt. Het gezelschap mag zich gelukkig prijzen met het contracteren van deze diva. Samen met Zara droeg ze de voorstelling met haar prachtige zang en gedoseerde acteren.

Daniel Frank maakte als Bacchus pas tegen het einde zijn opwachting. Zijn aria’s zijn zogenaamd geschrapt dus zingt hij na zijn entrée alleen nog een (lang) duet met Ariadne. Het is dat Strauss zijn tenor natuurlijk toch een volwaardige rol moest gunnen, anders zou hij deze scène wat mij betreft wel wat hebben kunnen inkorten. Komt ook door von Hofmannsthal: die is altijd nogal lang van stof.

Gelet op het niveau van de vier hoofdrollen zou deze cast allerminst misstaan in een groot huis als Deutsche Oper Berlin. En dat is een groot compliment aan de Reisopera.

Met al die voortreffelijke vocale bijdragen op het toneel klinkt die van het orkest Phion bijna als vanzelfsprekende muzikale ondersteuning. Dat doet de rol van de musici in de orkestbak echter geen recht. De partituur schwankt net als de handeling van de ene muzikale stijl naar de andere waarbij de nadrukkelijke inbreng van de piano vaak een signaalwerking vervult. Voor mijn geoefende oren, het was al de 15e Ariadne waar ik kennis mee maakte, klonk het als vanouds en dat is een groot compliment, zeker ook voor dirigent Jac van Steen die het pandemonium uitstekend bij elkaar wist te houden.

Repetitie beelden:


Foto’s: © Marco Borgreve

“Tosca, finalmente mia!”? Alleen nog steeds niet helemaal voor mij

Tekst: Neil van de Linden

Ik ga sommigen misschien tegen het zere been schoppen als ik schrijf dat ik nooit erg veel met Tosca heb gehad.

Als kind zag ik Madame Butterfly op televisie in de versie met Mirella Freni en Karajan, en ik was in tranen. Turandot heeft mij altijd gefascineerd vanwege de mystiek en de Chinoiserie, die eigenlijk Persianerie blijkt te zijn; het dilemma van de ongenaakbare titelheldin wordt steeds inzichtelijker met het vorderen der jaren. Toen de Manon Lescaut onder Sinopoli uitkwam, met Domingo en Freni, en ik net mijn eerste CD-speler had, was de derde acte geregeld mijn referentie voor klankpracht en hartverscheurende emotie. Maar in Tosca kan ik mij niet goed identificeren met een personage en Tosca is mij niet sympathiek genoeg.  

In de eerste acte is ze een wispelturige en jaloerse bakvis. Als ze in de tweede acte de schuilplaats van de politieke vluchteling Angelotti verraadt is ze eigenlijk een egoïstische lafaard en dan doen librettist en componist het ook nog voorkomen alsof dat opperste liefde is. Pas in de derde acte recht ze haar rug moreel een beetje.

Het karakter van kunstenaar Cavaradossi blijft intussen wat bleek vergeleken bij Puccini’s andere tenoren, zowel de goede (Des Grieux) als de minder goede (Pinkerton). Scarpia is natuurlijk een prachtige wreedaard en intrigant, maar ook hij is wat eendimensionaal; blijkens het libretto vergelijkt hij zichzelf met Iago uit Shakespeares Othello (en daarmee Verdi’s Otello), maar Iago krijgt karakterologisch tenminste nog een aantal motieven mee. Over Scarpia komen we alleen te weten dat hij de machtigste man van Rome is en dat hij die positie met terreur bestendigt.  

Ook in deze enscenering krijg ik niet meer respect voor Tosca’s karakter. De Zweedse sopraan Malin Byström speelt het allemaal uit, maar dat laat juist ook zien wat er allemaal niet in zit. Haar heen en weer getrippel en haar babydoll-achtige lichtblauwe jurk moeten haar in de eerste acte misschien iets meisjesachtig geven, maar daarmee wordt ze ook een wat verwend kind.

En hoezo ‘Vissi d’Arte’ (Ik heb voor de kunst geleefd) in de tweede acte  als ze op gegeven moment in een vlaag van jaloezie in de eerste acte (jegens de door Cavarodossi geportretteerde zuster van de politieke gevangene Angelotti die uit Scarpia’s kerkers is ontsnapt en bij Cavarodossi is ondergedoken) al Cavarodossi’s schilderijen kapot smijt.

De rode design-avondjurk in de tweede acte (in het verhaal komt ze net van een concert-optreden) moet van haar een blijkbaar iets rijpere verleidster maken, en als Scarpia die jurk uittrekt blijft er een nog verleidelijker roze négligé over. Maar het helpt allemaal niet om het karakter meer diepte te geven.

Zangtechnisch is Malin Byström evenwel helemaal op haar plaats. Alle nuanceringen die muzikaal in de rol zitten worden geëtaleerd. Met prachtig-romige lyrische tonen, over het hele stembereik, zowel in het piano als in het forte.

Dat laatst is iets waarover Joshua Guerrero als Cavaradossi niet beschikt. Forte zingen gaat goed, al wapperde hij wat in het begin. Maar voor zachte passages heeft hij te weinig reservekracht en dat geldt ook voor zijn laag. Daardoor ging bijvoorbeeld de eerste helft van ‘E Lucevan le Stelle’ mis, en dat is toch wel een beetje de teststraat voor een tenor in deze opera.

De held van de avond is Gevorg Hakobyan, Scarpia. Hij heeft de rol al vaak gezongen, met zijn lenige stem én zijn lenige lichaam kan hij er alles mee doen. Op zijn repertoire staan Russische en Italiaanse opera’s, Tchaikovski, maar ook Tonio in Pagliacci en Alfio in Cavalliera Rusticana, en allerlei Verdi-rollen waaronder inderdaad natuurlijk Iago, want dat is hij ten voeten uit.

Zangtechnisch heeft hij alles in huis en zelfs binnen de rol van de door-en-door slechte Scarpia kan hij allerlei nuances uitdrukken. Als van huis uit Armeniër heeft hij misschien het soort Russische oligarch dat hij in zijn rol uitdrukt in zijn directe omgeving gezien. En je ziet eigenlijk waarom zulke mensen in andere omstandigheden met charme de wereld om hun vinger kunnen winden.

We werden van tevoren geïnformeerd dat de uitvoering van traditionele barokke ornamentiek ontdaan zou worden.  En inderdaad speelde het grootste deel van de eerste acte zich af in een matzwarte schaars vaalwit verlichte ruimte, waarbij je met goede wil overigens nog best de binnenruimte van een gigantische basiliek kunt voorstellen. Maar wie dacht het helemaal zonder barokke pracht te zullen moeten stellen, kwam aan het eind van de eerste acte in de ‘Te Deum’-scène onverwacht toch nog  dubbel en dwars aan zijn trekken.

Spoiler-alert: wie bij een volgende voorstelling verrast wil worden moet de rest van deze alinea overslaan. Aan het eind van de eerste acte maakte de duistere achterwand plaats voor een gigantisch barok doek vol door elkaar wervelende geschilderde personages. Waarvan de hoofden de hoofden van de koorleden bleken te zijn, die naar ik vernam met zijn vijfenvijftigen op een torenhoge stellage achter het doek stonden opgesteld. En het ‘Te Deum’ zongen. Hele publiek keek ademloos toe.

Het interieur van de woning van Scarpia in de tweede acte zou door Philippe Starck kunnen zijn ontworpen. Wel, Starck heeft in elk geval het prachtige tegen een half miljard kostende jacht van Russische miljardair Andrey Melnichenko ontworpen (dat ik drie jaar geleden in de haven van Tarragona zag liggen, dat inderdaad futuristisch is en dat net in Italië is geconfisqueerd). Dus het verband tussen top-design en machtige oligarchen is niet zo vergezocht.

De regisseur noemt als inspiratie Film Noir. Interessant, al gaat Film Noir eerder over berekenende femmes fatales, mannen met een emotionele en/of morele Achilleshiel en koelbloedige inspecteurs die alle misdaden uiteindelijk oplossen, zij het altijd te laat. In zekere zin stort Tosca zowel Cavaradossi als diens politieke kompaan Angelotti in het verderf, maar of zij dan een femme fatale is? En Scarpia en de bende om hem heen zijn in deze enscenering meer een Quentin Tarantino citaat. Verbanden tussen Film Noir en opera zou ik toch eerder bij Korngold, Schreker, Zemlinsky zoeken, temeer omdat veel Film Noir-regisseurs net als Korngold uit Europa waren gevlucht en deels Joods waren.

Als je het heel ver zou willen doortrekken: het programmaboek noemt uitdrukkelijk Billy Wilders Double Idemnity als prototype van Film Noir. Wel, als Tosca een van Billy Wilder zou zijn zouden Tosca’s jaloerse verdenkingen misschien niet de zuster van Angelotti maar Angelotti zelf kunnen gelden. Double Idemnity eindigt met de suggestie van een achterliggende verhouding tussen de twee mannelijke protagonisten. En dat zou bij Billy Wilder ook mede een verklaring zijn waarom Cavaradossi Angelotti wilde beschermen; hij wil Angelotti nota bene in de kleren van zijn zuster laten ontsnappen! Maar dit terzijde.

Dat we in Film Noir geregeld duister verlichte ongure buurten zien komt wel weer mooi terug in de derde acte, waar in plaats van de in het scenario van Puccini vermelde hoogste verdieping van Engelenburcht we ons in een metalen loods bevinden, en Tosca springt uiteindelijk van een stalen stelling af.

De avond voor deze Tosca had ik op Radio IV Beatrice Rana gehoord met het Deens Nationaal Orkest, onder niemand minder dan Lorenzo Viotti. En dat was een geweldige uitvoering. En ja, hij weet echt te overtuigen, los van alle hype, zoals eerder ook al bleek in Zemlinsky’s Der Zwerg, eerder door mij besproken. In net als in Der Zwerg liet hij nu ook weer horen waartoe het Nederlands Philharmonisch Orkest in staat is. Alle kleuren in deze toch al zo kleurrijke partituur werden naar boven gehaald.

Muzikale leiding  Lorenzo Viotti
Regie  Barrie Kosky
Decor  Rufus Didwiszus
Kostuums  Klaus Bruns
Licht  Franck Evin
Floria Tosca  Malin Byström
Mario Cavaradossi  Joshua Guerrero
Scarpia  Gevorg Hakobyan
Cesare Angelotti  Martijn Sanders
Il Sagrestano  Federico De Michelis
Spoletta  Lucas van Lierop
Sciarrone Maksym Nazarenko
Un Carceriere  Alexander de Jong

Orkest  Nederlands Philharmonisch Orkest

Foto’s: © Marco Borggreve

Le Théâtre illustrée , 1887

Romeo en Julia in Zwitserland

Delius

Frederick Delius wordt tegenwoordig beschouwd als één van de belangrijkste Engelse componisten, maar was hij het wel? Engels, bedoel ik? Hij werd geboren in Engeland, dat wel, maar zijn ouders waren Duitse immigranten. Op zijn tweeëntwintigste nam hij de boot naar Florida, waar hij lessen in muziektheorie volgde en anderhalf jaar later verhuisde hij naar Virginia. Daar heeft hij kennisgemaakt met de muziek van de zwarte Amerikaanse bevolking. In 1886 schreef hij zich in aan het conservatorium in Leipzig, waar hij bevriend raakte met Grieg en Sinding. Beide componisten waren van grote invloed niet alleen op zijn eigen werken maar ook op zijn leven: Delius werd verliefd op Noorwegen en bezocht dat land vaak. Na zijn opleiding trok hij naar Parijs, de stad waar hij het grootste deel van zijn leven woonde. Zie hier de echte kosmopoliet! Hijzelf, in navolging van Nietsche van wie hij idolaat was, beschouwde zich als een ‘goede Europeaan’.

A Village Romeo and Juliet beleefde zijn première in 1907 in de Berlijnse Komische Oper, toen nog onder de titel Romeo und Julia auf dem Dorfe, in het Duits. De opera wordt ten onrechte niet zo vaak uitgevoerd en Nederland moest zelfs tot 15 december 2018 wachten om kennis te kunnen maken met Delius en zijn ontroerende muziek, die noch Engels, noch Duits, noch Frans is. Zelf vind ik de Scandinavische invloeden het sterkst, maar de opera is als de componist zelf: kosmopolitisch en niet in een hokje te plaatsen.

Delius picture

Ernst Würtenberger (1868-1934)“Schweizerland”, vol.5 Nr. 9/10, 1919
Sali und Vrenchem am Fluss

Het libretto (van de hand van Delius zelf en zijn vrouw Jelka) is gebaseerd op de novelle van Gottfried Keller, maar zijn oorsprong ligt in een nieuwsbericht uit de Zürcher Freitagszeitung over de verdachte dood van jonggeliefden die van hun ouders niet mochten trouwen.

Delius jonge paar

Rik de Jong (Sali) en Lotte Cornel (Vreli) © Lodi Lamie

De uitvoering die de ZaterdagMatinee ons presenteerde was van een zeer hoog niveau. Allereerst werd ik zeer getroffen door de invulling van de rollen van de jonge Sali en Vreli door de 13-jarige jongenssopraan Rik de Jong en de amper twee jaar oudere Lotte Cornel. Beide zangers brachten niet alleen hun prachtige stemmen mee, maar gaven blijk van een enorme muzikaliteit en artisticiteit. Ale enigen zongen ze zonder blad (hulde!!!), waarbij zij hun rollen ook nog eens acteerden. BRAVI!

Delius Schwarzer_Geiger_Federzeichnung_Gottfried_Kellers

Der Tod als Geiger mit Stern, Mohn und dem Schriftzug Nachtigall. Federzeichnung auf Kellers Berliner Schreibunterlage

De zwarte vedelaar, een moeilijk te duiden figuur die het – voor mij – een midden houdt tussen een soort Mefisto, een hippie en een op wraak beluste verbitterde man (alle drie de elementen zitten er in) werd fantastisch vertolkt door de bariton David Stout. Hij had de juiste uitstraling voor de rol en wist er alles uit te halen wat er uit te halen was. Zijn donkere bariton klonk zeer verleidelijk maar ook onheilspellend.

De vaders van de jonggeliefden werden prima vertolkt door de bariton Tim Kuypers (Manz) en de bas Callum Thorpe (Marti). Hun ruzie was overtuigend levensecht.

Delius Julia

Een beetje moeite had ik met de hoofdrolvertolkers. Vreli werd gezongen door de sopraan Marina Costa-Jackson. Zij zag er prachtig uit (wat een jurk!) en ze zong uitstekend, maar ik wenste mij wat meer passie. Iets wat ook bij de tenor Matthew Newlin (Sali) miste. Mooie stem, dat wel, maar er ontbrak hem aan charisma.

Daarentegen werden _alle_ kleine rollen werkelijk voortreffelijk ingevuld door jonge Nederlandse zangers: Aylin Sezer, Jeannette van Schaik, Nina van Essen, Raoul Steffani, Leon van Liere, Martijn Sanders, Martin Mkhize en Lucas van Lierop. Wat boffen we toch met zo veel talent! Maar als ik er één iemand moest noemen dan is het Raoul Steffani! Wat een stem! Wat een voordracht! Go, go, Raoul, je wordt het echt!

Het Groot Omroepkoor (instudering: Benjamin Goodson) was zoals altijd onweerstaanbaar goed. Maar het aller- allermooist vond ik het Radio Filharmonisch Orkest dat onder de leiding van Sir Mark Elder voor een werkelijk onvergetelijke middag hebben gezorgd. De orkestrale tussenspelen waarin je als het ware de natuur kan horen: de velden, de bossen, de wind… Alles heb ik in hun spel gehoord. Impressionistisch, een beetje Debussy-achtig, maar o zo Delius-eigen! Denk alleen maar aan de tussen de vijfde en zesde scene geplaatste ‘Walk to the Paradise Garden’, wellicht het bekendste wat Delius heeft gecomponeerd en die zijn eigen leven ging leven.

Maar het was voornamelijk het eind, de bijna ‘Tristan und Isolde’-achtige Liebestod heeft mij tot de tranen toe geroerd. Bedankt ZaterdagMatinee!

Het slotapplaus © Ron Jacobi

Voor wie de opera niet kennen: een tip. In de jaren tachtig heeft de Tsjechische regisseur Petr Weigl de opera verfilmd. Het is een film met playbackende acteurs, alleen Thomas Hampson (de zwarte vedelaar) speelt zijn rol zelf. De film is mooi en de soundtrack, door Decca opgenomen olv Charles Mackerras zonder meer uitstekend.

De uitzending is hier terug te beluisteren:

https://www.nporadio4.nl/gids-gemist/2018-12-15

Jules van Hessen dirigeert ‘Sinfonie der Tausend’ van Gustav Mahler

Mahler zaal Maurits Haenen

Mahler 8 in Amsterdam © Maurits Haenen

De achtste symfonie van Mahler heet onuitvoerbaar te zijn. Je hebt er een immens orkest voor nodig dat ook nog eens versterkt is met extra koperblazers en slagwerk. Tel daar nog een orgel bij, drie gemengde koren, twee jongens (kinder)koren, drie sopranen, twee alten, tenor, bariton en bas! Alles bij elkaar zowat duizend musici (vandaar de bijnaam ‘Symphonie der Tausend’), maar echt zo veel lukt natuurlijk (bijna?) nooit.

Bij de – door veel beroemde dirigenten en componisten bezochte en zeer enthousiast ontvangen – première op 12 september 1910 in München had Mahler niet “meer” dan vierhonderd musici en (koor)zangers bij elkaar verzameld. Aanzienlijk minder dus dan de 500+ die ‘losgelaten werden’ op de bijna 2000 bezoekers van het concert op 30 november 2017.

Mahler julesbraz5

Jules van Hessen © René Knoop

Het concert had een inmiddels zeer vertrouwde en bij velen zeer geliefde formule ‘Maestro Jules onthult’.  Het begon met een superieure toelichting van het werk door de dirigent Jules van Hessen die alle door hem uit(en toe)gelichte voorbeelden liet ‘illustreren’ door de musici en zangers, allemaal uiteraard live. De tot de nok gevulde en tot de allerlaatste plaats uitverkochte zaal juichte het toe. En terecht, want: hoeveel mensen, de zogenaamde ‘kenners’ incluis, kennen hun Mahler 8 echt goed?

De toelichting duurde een half uur en mocht je daar geen zin in hebben dan kwam je gewoon na de pauze binnen: het concert zelf werd niet verstoord.

De eerste deel, het ‘Veni Creator Spiritus’ die een middeleeuws pinksterhymne als uitgangspunt heeft kan mij eerlijk gezegd gestolen worden. Het is verschrikkelijk imposant en imponerend, dat wel, maar echt mooi kan ik het niet vinden.

Het tweede deel is gebaseerd op de slotscène uit Goethe’s ‘Faust’. Het mysterieuze begin hoort fluisterzacht en zeer liefdevol te klinken: Mahler schreef het als een soort liefdesverklaring aan zijn vrouw Alma. Zo klonk het ook. Mooi.

Na het voorzichtige instrumentale begin namen de koren en de solisten het over en zo werd er een verhaal verteld dat zowel van een allesomvattende liefde als van een spirituele verlossing getuigde. Om dan, aan het eind met het monumentale Chorus Mysticus  die ‘Alles Vergängliche’ inzette, waardoor het hele Concertgebouw zowat uit zijn voegen barstte. Want, zeg maar zelf, zoveel muzikaal geweld hoor je echt niet iedere dag.

Met een werkelijk grandioze uitvoering van wat ‘onuitvoerbaar’ heet te zijn heeft Jules van Hessen een dikke vinger naar alle sceptici en betweters opgestoken.

Mahler 8 philips-symfonie-orkest-rob-beltjens-2

Jules van Hessen en ‘zijn’ Philips Symphony Orchest © Rob Beltjens

Naar een ieder die beweert dat Mahler 8 uitsluitend voorbestemd is voor de allerbeste orkesten ter wereld, bij voorbeeld. Van Hessen wist het door hem geleide Philips Symfonie Orkest dat voor een groot deel uit (zeer gevorderden, dat wel, maar toch….) amateurs bestaat een echt onvervalste Mahler-sound te ontlokken. Iets wat je heel goed kon horen in de zachte passages en in de duidelijk ‘onderstreepte’ en daardoor zeer herkenbare Mahler-deuntjes.

Dikke vinger ook naar alle castingdirectors die nooit eens naar het talent kijken dat ons land rijk is en al die geweldige Nederlandse zangers meestal links laat liggen. Alle – en daarmee bedoel ik ook alle – solisten bleken niet alleen tegen hun zware taak opgewassen, maar lieten ook een grote affiniteit met het Mahlers-idioom te hebben.

Mahler dames Nicole

slotapplaus: van links naar rechts Maartje Rammeloo, Carina Vinke, Leonie van Rheden, Lisette Bolle en Laetitia Gerards © Nicole van Eijck

Het kan aan de plaats waar ik zat liggen dat ik mij sterk gefocust had op de prachtige alt Carina Vinke. Bij haar had ik het gevoel dat zij haar Mahler niet alleen de goede noten en mooie klanken, maar ook heel veel liefde gunde. Wat het ook was: ik hing aan haar lippen.

Maar ook haar mezzo – collega, Leonie van Rheden kon mij meer dan bekoren. Haar buitengewoon fraaie, zeer warme en ronde geluid klonk als balsem in mijn oren.

Maartje Rammeloo’s stem is heel erg groot waardoor haar hoge sopraan zeer dominant klonk, wat bij Magna Peccatrix eigenlijk vanzelfsprekend is.

Mahler Maartje Lisette

Maartje Rammeloo en Lisette Bolle

Als Una poenitentium (en daarna Gretchen) wist Lisette Bolle mijn hart te stelen. Wat een fraaie stem toch! Met haar korte optreden op het balkon klonk Laetitia Gerards als een echte Mater Gloriosa die even voorbij ‘zweefde’.

Frank van Aken is een echte heldentenor en met zijn lange staat van dienst was het niet meer dan logisch dat de rol van Doctor Marianus hem zowat op de huid is geschreven.

Jaco Huipen behoort al jaren tot mijn geliefde bassen en ook met zijn optreden als Pater Profundus wist hij mij zeer te overtuigen en Martijn Sanders zong een fraaie Pater Ecstaticus.

Na afloop van het concert stond ons allemaal nog een verrassing te wachten. De dirigent viert dit jaar zijn dertigjarig jubileum als chef-dirigent van het Philips Symfonie Orkest en zijn verdiensten zijn groots. Daarvoor, maar ook voor alles wat hij het muziekminnende publiek heeft geschonken werd hij donderdag benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.

Mahler ondescheiding

© Rob Beltjens

Locoburgemeester Simone Kukenheim overhandigde hem het speldje met de woorden: “Door de unieke combinatie van zijn muzikale gave, zijn presentatiekunde en cultureel ondernemerschap is Jules van Hessen een dirigent die een groot publiek weet te bereiken en inspireren” .

Daar konden we het niet anders dan helemaal mee eens zijn.

Teaser:

Gustav Mahler
Achtste symfonie in Es (Symphonie der Tausend)
Maartje Rammeloo, Lisette Bolle, Laetitia Gerards (sopraan); Leonie van Rheden (mezzosopraan);  Carina Vinke (alt);  Frank van Aken (tenor);  Martijn Sanders,  Jaco Huijpen (bas)
Philips’ Philharmonisch Koor, Nederlands Concertkoor, Toonkunstkoor Utrecht, Vocaal Talent Nederland;  Philips Symfonie Orkest olv Jules van Hessen

Gehoord donderdag 30 november 2017 in de Grote Zaal van het Concertgebouw