Ermonela_Jaho

Prijzenfeest met aandacht voor het niet-standaard-repertoire in de opera.

Tekst: Neil van der Linden

© Neil van der Linden

Naar verluidt was dit de eerste keer dat de Oper! Awards – ondanks hun Engelstalige benaming – voor het eerst buiten Duitsland werden uitgereikt. De prijswinnaars vielen dan ook voor het grootste deel binnen het Duitse taalgebied.

In elk geval was De Nationale Opera die dit jaar tot beste operahuis was verkozen het aan haar stand verplicht om het evenement maar eens te organiseren.

Van de gekozen zangers waren drie man en één vrouw, maar dat kan gebeuren als er maar vier prijzen te verdelen zijn. En de vrouw, de Albanese sopraan Ermonela Jaho, overtroefde iedereen. Ze zong ‘Chi il bel sogno di Doretta’ uit La Rondine van Puccini. Wat een stem, en wat een présence.

De verkozen beste zanger, de Amerikaan Michael Spyres, stelde mij daarentegen teleur. Ok, ik weet niet of de winnende zangers van te voren inplaats van al in de zaal te zitten ergens konden inzingen, anders moest hij vanuit het niets ‘Mein lieber Schwann’ uit Wagners Lohengrin zingen, terwijl de anderen het wat dat betreft gemakkelijker hadden. Maar zijn stem kleurt verschillend in verschillende registers. Hij heeft ook een neiging tot wapperen in forte-passages. En ik was ook niet onder de indruk van zijn dramatische uitstraling.

De als beste nieuwkomer aangemerkte Britse bariton Huw Montague Rendall beviel mij beter. Hij heeft volgens de jury geëxcelleerd als Debussy’s Pelléas en nu zong hij ‘O vin, dissipe la tristesse’ uit Thomas’ Hamlet. Mooi. Het orkest was ook geheel op dreef.

De vierde zanger die in de prijzen viel was de Franse lyrische tenor Cyrille Dubois, in de categorie beste solo-album. Hij zong uit Théodore Dubois’ onbekende opera Xavière ‘Au clair matin’. Misschien maakt hij het zich relatief gemakkelijk door een onbekende aria te zingen, maar je kunt ook zeggen dat er dan op alles wordt gelet.

Wat Nederlands aandeel betreft kan ook worden opgemerkt dat kostuumontwerper Klaus Bruns een prijs kreeg vanwege Alexander Raskatovs ‘Animal Farm’ bij de Nationale Opera, met name vanwege de half-doorzichtige dierenmaskers

Spectaculaire wereldpremière van Animal Farm

De prijs voor de beste opvoering viel Martinú’s The Greek Passion in de Salzburger Festspiele ten deel (die unieke lijdensverhaal-komedie, die best wel eens naast ‘Jesus Christ Superstar’ zou mogen worden opgevoerd).

In de categorie Beste Complete Opera Opname won het onvermoeibare Opera Rara met de CD- (nog steeds CD!) première van Jacques Offenbachs La Princesse de Trébizonde. Dirigent Paul Daniel legde aanstekelijk uit hoe Opera Rara niet alleen toestemde in een zorgvuldige voorbereiding met de cast voordat er nog maar één noot zou worden vastgelegd, maar ook hoe Opera Rara ermee instemde zowel delen uit de oerversie bedoeld voor Baden-Baden als voor de Parijse reprise of eigenlijk hercomponering vast te leggen. Ware liefhebbers aan het werk. Gezien de locatie waar de opera blijkbaar is gesitueerde, het Ottomaanse Rijk aan de Zwarte Zee, ben ik ook qua verhaal extra benieuwd naar dit werk.

Wat de soorten producties die in de prijzen vielen is interessant te vermelden dat er ook een prijs was voor het meest storende in de operawereld, namelijk de angst voor onbekende terreinen bij veel operahuizen. Als label valt natuurlijk ook Opera Rara buiten deze categorie.

Dat de operahuizen van St Gallen en Meiningen buiten die categorie zouden vallen moge duidelijk zijn als we bezien waarvoor ze wel prijzen kregen, namelijk respectievelijk voor Tobias Pickers Lili Elbe, over en met transgender-bariton Lucia Lucas, en ‘Ivan IV’ (De Verschrikkelijke) van Bizet; de première van laatstgenoemde opera vond plaats exact een jaar na de recente tweede Russische inval in Oekraïne.

Drie van de vier winnende zangers waren man, maar bij een totaal van vier kan het gemakkelijk gebeuren dat de verdeling niet fifty-fifty is.

Bovendien corrigeerden in andere categorieën vrouwen de balans. Nathalie Stutzmann als dirigent, De Nationale Opera met Sophie de Lint aan het roer, beste regisseur Lydia Steier, Lifetime Achievement Waltraud Meier.

Mooi was dat Nathalie Stutzmann een prijs kreeg voor beste dirigent vanwege haar directie van Tannhäuser in Bayreuth.  En die had ik deze zomer gezien. Geweldig, inderdaad. Trouwens ook de hele productie was geweldig.

Recensie van Tannhaüser olv Nathalie Stiutzman:

Een Tannhäuser in Bayreuth in de kleuren van de regenboog

Opvallend was hoe mooi het orkest, het Nederlands Philharmonisch Orkest, vanaf het podium klonk. De strijkers en het koper waren bijvoorbeeld subliem in het Lohengrin-fragment, en het orkest paste zich later in het programma net zo gemakkelijk aan de vereiste veel lichtere toets als het de aria uit La Rondine begeleidde.

Dirigent Andrea Battistoni, momenteel ook al zo goed op dreef in La Traviata bij DNO, leidde het geheel subtiel gedifferentieerd. Moet hij misschien niet maar wat vaker terugkomen? Er zijn momenteel diverse vacatures. En nee, we weten niet of hij aan sport doet. En hij is niet blond en niet Fins.

Naast Ermonela Jaho’s optreden was voor mij het hoogtepunt van de avond de Lifetime Achievement-prijs voor Waltraud Meier. Aan het eind werd zij geïnterviewd door jurylid Kai Luehrs-Kaiser. Op deels pijnlijk onnozele vragen, tot en met over haar kat, gaf zij intelligente antwoorden, zonder sterallure-vertoon. Zij werd gepresenteerd als de werkelijke opvolger van Birgit Nilsson, hoewel, zoals ze stelde, ze maar een paar dezelfde rollen hebben gezongen, wel Isolde en Venus, maar bijvoorbeeld niet Brünnhilde.

Ze stelde zelfs dat ze ooit voor Brünnhilde was gecontracteerd, maar op zeker moment besloot met de Sieglinde van toen de rollen om te draaien. Ze beschouwt zichzelf als mezzosopraan. Isolde kan, en Brünnhilde in Die Walküre eventueel nog ook. Maar met Brünnhilde in Siegfried en Götterdämmerung zou ze haar stem kapot hebben gezongen.

Ze had het over haar befaamde Isolde uit de Scala in Milaan met Chéreau als regisseur en Barenboim als dirigent. Chéreau beschouwde zij als een ideale regisseur, hij begrijpt alles van de muziek, alles van de tekst, als wandelende boekenkast, en alles van zangers. Als haar voorbeeld voor de aanpak van een rol roemde ze Renata Scotto: techniek onder de knie krijgen en inleven.

Verder waren er de nodige kwinkslagen, zoals dat ze de award kreeg voor het stoppen met zingen en over de snoepjes waarop ze tijdens het zingen zuigt, met als gevolg dat ze met de podiumtechniek moet afspreken dat de drie snoepjes die ze per akte van Tristan und Isolde op een onzichtbare plek klaar legt moeten blijven liggen.

O ja, haar laatste rol was (de voor Duitstalige mezzo’s befaamde rol van) Klytemnaestra in Strauss’ Elektra. Haar kat, een vondeling, heeft ze Orest genoemd, naar het klassiek-Griekse personage Orestes, dat in de mythologie zijn zuster Elektra komt bijstaan om hun moeder te vermoorden. Dit om te bewijzen dat zij zelf best goed kan opschieten met Orestes.

Op de foto’s:
Huw Montague Rendall 
Michael Spyres 
Sophie de Lint
Cyrille Dubois
Ermonela Jaho
Waltraud Meier
Solisten en koor in Libiamo uit La Traviata

Foto’s Michel Schnater

De winnaars in de solisten categorieën zongen tot besluit samen met het orkest en het Operakoor ‘Libiamo’ uit La Traviata.

Leoncavallo’s Zazà: a drama brimming with silent tears

Admittedly. It is a dragon of a story with a high “crying gypsy boy” content. And yet…

In a way, Zazá is reminiscent of Cilea’s Adriana Lecouvreur. The heroine is a celebrated singer who starts a complicated relationship with a man she does not know is married.

Like Adriana, she is faithfully assisted by an older colleague who was once her lover and who still loves her. But unlike Adriana, it doesn’t kill her, at least if you don’t take deadly grief too literally.

Faced with her lover’s daughter (handkerchief at hand?), she makes a proud decision and leaves the crook, but first she confronts her slippery lover with the real facts of his character.
No murder, no suicide, but a drama brimming with silent tears.

Ermonella Jaho (Zazá) has a light soprano voice with silver overtones: beautiful and very belcanto like. Too much, actually, because personally I would have preferred a bit more volume.



Stephaen Gaertner is a fine Cascart: he sings his big hit Zazá , piccola zingara with great empathy and warmth, although he cannot not make me forget his illustrious colleagues.

Renato Zanelli:



Riccardo Massi may not sing beautifully, but he seems to have verismo in his blood and he gives Milio a real face.

The BBC Symphony Orchestra plays beautifully, but for me it is all too neat and too well-be

Mimi Pinson oftewel La bohème van Leoncavallo

Tekst: Peter Franken

Henry Murger Illustration for the fiftieth anniversary of his death in: Le Petit Journal, France, Jan., 29, 1911

Zowel Puccini als Leoncavallo werkten eind jaren 1890 aan een opera gebaseerd op de roman Scènes de la vie de bohème uit 1849 van Henri Murger. Puccini maakte gebruik van een libretto dat was geschreven door Luigi Illica en Giuseppe Giacosa.

Leoncavallo schreef zijn eigen libretto en maakte daarbij heel andere keuzes voor zijn werk in vier aktes. Murger schreef min of meer op zichzelf staande korte verhalen, schetsen van het leven van bohemiens. In Puccini’s versie is daar wat samenhang in gebracht waardoor een doorlopende verhaallijn is ontstaan. Die is bij Leonvacallo duidelijk minder prominent.

De wereldpremière vond plaats op 6 mei 1897 in het Teatro La Fenice in Venetië, een half jaar na Puccini’s première en Leoncavallo’s Bohème is nadien altijd in de schaduw van het werk van zijn concurrent blijven staan, ook nadat de componist de titel ter onderscheid had veranderd in Mimi Pinson.

Opvoeringen zijn zeldzaam en in het reguliere circuit is er geen enkele opname op dvd van beschikbaar. De bekendste opname op cd is die onder Heinz Wallberg uit 1970 met Franco Bonisolli als Marcello, Alan Titus als Schaunard, Bernd Weikl als Rodolfo, Alexandra Milcheva als Musette en Lucia Popp als Mimi.

The Cafe Momus scene from an 1899 production of Leoncavallo’s La Bohème.

Uitbater Gaudenzio van cafe Momus probeert tevergeefs de bohemiens buiten te houden, aangezien ze nooit betalen en altijd de boel op stelten zetten. Marcello heeft een keer een naaktmodel meegebracht om daar te schilderen en Schaunard zingt te luidruchtig. De musicus belooft dat ze het deze keer, kerstavond, rustig zullen houden. Ze hebben geld en er komen chique dames mee.

Costume sketch

Mimi arriveert met Musette in haar kielzog, die heeft haar bankier die avond vrij gegeven. De meisjes zingen bij wijze van introductie over elkaar. Mimi hemelt Musette op die alleen maar voor de liefde leeft in ‘Ed ora, conoscetela’ en Musette bezingt de lieve blonde Mimi in ‘Mimi Pinson, biondinetta’.

Montserrat Caballé zingt ‘Ed ora, conoscetela’:

Uiteraard loopt alles uit de hand als men de aangerukte champagne, kreeft en andere luxe gerechten niet kan betalen uit een gezamenlijk vermogen van 2 francs maar de wat geheimzinnige rijkere heer Barbemuche die kennelijk uit is op enig contact met de ‘bohème’ biedt aan de rekening te betalen. Schaunard wijst dit van de hand maar om Gaudenzio toch aan zijn geld te helpen speelt hij met Barbemuche een partijtje biljart wat bij winst het benodigde bedrag moet opleveren. Barbemuche gaat in dit toneelstukje mee en verliest ‘eervol’. Iedereen tevreden.

Mimi en Rodolfo hebben bij aanvang al een relatie en in tegenstelling tot bij Puccini is zij hier nog normaal gezond. Marcello is gelijk helemaal weg van Musette en probeert haar te versieren. Later blijkt ze omwille van hem haar rijke geliefde te hebben verlaten.

Duet uit de eerste acte ‘Signorina Musette’.
Marcello: Mario Malagnini Musette: Martha Senn

Vanwege die ontrouw zet Musette’s minnaar haar aan de dijk en weigert nog langer haar te onderhouden. Met als gevolg dat Musettes meubilair is geconfisqueerd en direct door de conciërge naar de binnenplaats is gedragen. Maar die avond had ze net al haar vrienden uitgenodigd voor een feestje.

Schaunard, duidelijk het alter ego van Leoncavallo, weet daar wel raad op. Musettes piano staat inmiddels ook op de binnenplaats, zij het inmiddels een beetje ontstemd, en drank kan uit de waterput worden verkregen. Zo wordt het toch een gezellige boel, vooral dankzij de muziek natuurlijk. Een aardig detail is dat ergens een C en D tegelijkertijd worden aangeslagen om de indruk te wekken dat de D daadwerkelijk niet goed klinkt.

De buren, die uit hun slaap gehaald zijn, protesteren tevergeefs en het wordt een heel pandemonium. Barbemuche is ook aanwezig en heeft graaf Paul meegebracht. Die weet onopvallend Mimi over te halen met hem mee gaan, een luxe leven wacht haar, waarom hier blijven in armoede?

Ook Musette, die inmiddels bij Marcello is ingetrokken, houdt de armoe en vooral de honger en kou na een tijdje niet meer uit en wil bij hem weg. Mimi komt juist weer terug omdat ze nog steeds van Rodolfo houdt maar die vertrouwt haar niet meer. Zowel Marcello als Rodolfo reageren hun boosheid en frustratie op de beide meisjes af, ze kunnen maar beter vertrekken en nooit meer terugkomen. Het valt ook niet mee om als randfiguur je staande te houden, het bohemien bestaan berust grotendeels op bravoure, in werkelijkheid is het afzien.

José Cura zingt ‘Musetta! Testa adorata’ (live uit Budapest):

Dezelfde aria door Mario del Monaco:

Aan het eind staat Mimi plotseling bij Rodolfo en Marcello op de stoep. Ze was door graaf Paul verlaten en had geprobeerd haar bestaan als bloemenverkoopster weer op te pakken maar dat was niet gelukt, teveel concurrentie. Door kou en ondervoeding was ze ziek geworden en in het ziekenhuis opgenomen, maar vanwege gebrek aan geld daaruit voortijdig ontslagen.

Original set design sketch for the fourth act

Musette die op deze kerstavond, een jaar na het begin van het verhaal, even langs komt ‘for old times sake’ laat direct al haar juwelen verpanden om een dokter en medicatie voor Mimi te kunnen betalen. Het mag niet baten, Mimi sterft te midden van het groepje bohemiens.

In de orkestratie en regelmatig terugkerende muzikale wendingen herken je al snel Il Pagliacci., zonder dat dit overheersend is, meer het visitekaartje van de componist. Musette heeft hier de belangrijkste rol bij de vrouwen, Mimi horen we vooral in de eerste en de vierde akte. De derde akte draait voornamelijk om het mislukken van de relatie tussen Marcello en Musette, gewoon omdat je van liefde alleen nu eenmaal niet kunt leven. Musettes ariaatje ‘Mimi Pinson, biondinetta’ klinkt als een vrolijk nummer uit een operette.

Ermonela Jaho over ‘Mimi Pinson, biondinetta’:

en hier luistert zij naar  de opname van Rosina Storchio (1911):

In de derde akte klinkt Musette zelfs als een personage dat sterk doet denken aan Franz Léhar. Dat is echter niet bepalend voor de opera als geheel die als zeer degelijk overkomt en beslist minder steunt op effectbejag dan Puccini’s gelijknamige werk. Hoewel de mezzo feitelijk de show steelt is ook de partij van sopraan Mimi heerlijk om naar te luisteren, vooral natuurlijk in de lyrische vertolking door Lucia Popp.

Ik blijf uitkijken naar een live voorstelling of op zijn minst een opname op dvd. Echter met het beluisteren van een cd kom je natuurlijk ook al een heel eind. Gewoon een klassieke productie van Puccini’s Bohème voor de geest halen geeft zonder meer een goede indruk hoe Leoncavallo’s versie er in het theater uit zou kunnen zien.

Opname uit 1963 met Angelo Lo Forese:

En hier de opname uit 1958 onder Mollinari Pradelli met o.a. Bastianini als Rodolfo:

Ermonela Jaho blaast Eyre’s Traviata nieuw leven in

Tekst: Peter Franken

https://images-na.ssl-images-amazon.com/images/I/61XGFpPpwlL._SL1200_.jpg

Opus Arte heeft recent een opname uitgebracht van La Traviata met Ermonela Jaho in de titelrol. Het betreft de productie die Richard Eyre in 1994 maakte voor de Royal Opera. Jaho overtuigt en Domingo als papa Germont maakt het allemaal extra de moeite waard.

Het voordeel van een klassiek kostuumdrama in een relatief eenvoudig decor is natuurlijk dat deze een lange levensduur gegund kan zijn zonder al teveel opslagkosten. Heel wat anders dan geldverslindende producties met high tech decors die hooguit tien voorstellingen overleven. Zelfs een reprise komt er dan vaak niet van omdat men de decors nergens kwijt kon. Nu er over de hele linie bezuinigd zal moeten worden in de nabije toekomst, is die vorm van kapitaalvernietiging zo goed als passé. Een productie als die van Eyre laat zien dat er een uitstekend alternatief bestaat.

Een salon met rood pluche, een ronde zitbank, gasten in avondkleding, Violetta in een witte jurk, eenvoudig en doeltreffend allemaal. Jaho is geknipt voor deze rol, ze oogt als een neurastenisch archetype en hoeft zodoende nauwelijks te acteren. Haar ‘è strano’ brengt ze als een levensechte monologue intérieur om vervolgens met ‘sempre libera’ soepel over te schakelen naar haar publieke personage.

In de tweede akte zitten we in een eenvoudige huiskamer, duidelijk op het platteland. Prachtig is de scène waarin Domingo als papa Germont het pleit zo goed als gewonnen heeft en Violetta op het punt staat te berusten. Zij lijkt te breken en hij pakt een zakdoek om een traan weg te pinken. Beiden doen iets dat ze niet willen, gewoon omdat ‘de buren’ dat van hen eisen. Domingo is prima op dreef tijdens de avond waarop deze opname werd gemaakt, overigens ook live te zien in de bioscoop vorig jaar. Natuurlijk heeft hij ook de juiste leeftijd voor deze rol, wat hem een prima typecast maakt.

In het tweede deel van de akte is Jaho al nauwelijks meer dan een hoopje ellende, de overstap naar haar doodstrijd in akte 3 heb ik zelden kleiner gezien. Een met bloed bevlekt kussen in haar bed laat niets aan de verbeelding over. Jaho zingt als een gewond dier tijdens haar laatste levensuren, echt belcanto is het beslist niet overal, maar het effect is zeer overtuigend. Als je bij het bekijken van je zoveelste Traviata toch weer ontroerd wordt, dan is dat een goed teken. Natuurlijk is Jaho zeer bedreven in dit soort scènes, getuige ook de keren dat ik haar meemaakte als Cio Cio San en Suor Angelica.

Hieronder Ermonela Jaho zingt ‘Addio, del passato’:

Charles Castronovo biedt uitstekend weerwerk als Alfredo. De ontwikkeling van zijn personage is lang niet zo nadrukkelijk als van Violetta maar hij weet dat goed te compenseren met naturel acteerwerk en uitstekend verzorgde zang. Niet geheel toevallig was hij in 2019 winnaar van de Opera Award ‘Singer of the year’. Ik keek er naar uit hem in september bij DNO op het toneel te zien als Faust in Mefistofele maar dat gaat helaas niet door. Misschien ooit nog eens in een later seizoen.

Hieronder: Plácido Domingo en Charles Castronovo in ‘Di Provenza il mar, il suol’

Van de reeks uit 1994 is indertijd een dvd verschenen, naar verluidt op aandringen van Georg Solti die zijn nieuwe ontdekking Angela Gheorghiu onder de aandacht van een groot publiek wilde brengen. Nu dus Ermonela Jaho, de nieuwe ster van ROH. De naam van de dirigent is ditmaal iets minder aansprekend maar Antonello Manacorda levert met zijn orkest uitstekend werk af. (Opus Arte OA1292D)

Les Contes d’Hoffmann in Amsterdam

lescontesdhoff-m2464_baus

John Osborn als Hoffmann © BAUS

De bij het publiek zeer geliefde Les Contes d’Hoffmann van Offenbach kent honderden versies en duizenden uitvoeringspraktijken. Bij wijze van spreken dan. Daar is het laatste woord nog steeds niet over gezegd en ik betwijfel of het ooit zo ver komt. Erg is het niet, als de volgorde van de actes maar niet wordt omgegooid en als er maar voldoende (bij de velen zeer dierbare) muziek intact blijft.

De voorstelling die we gisteren in het Muziektheater voorgeschoteld kregen was prima, al miste ik het sextet (niet van Offenbach, maar toch) een beetje wel. Daarentegen hoorde ik een paar flarden muziek die onbekend in mijn oren klonken, dus daar hoort u mij niet over klagen. Wel over de regie, want er was weer eens een ‘concept’. Niet eens zo verschrikkelijk vergezocht maar soms een beetje raar en vaak onlogisch.

_1mb2489_baus

© BAUS

Om te beginnend was er een reusachtige poppenkast. Dat ding nam de hele immense bühne van het muziektheater in beslag, maar echt volgen kon je alleen de actie die zich middenvoor afspeelde: in de afschuwelijk saaie, grijze huiskamer van Hoffmann.

De hele eerste acte was geregisseerd tegen de muziek. Daarin was Tobias Kratzer werkelijk zeer goed in geslaagd. Het lukte hem waarachtig niet alleen om de noten van Offenbach te negeren maar ook om het ritme dat uit de orkestbak kwam teniet te doen. Wat ik hoorde klopte voor geen meter met wat ik zag. Het werkte contraproductief, storend en verwarrend.

lescontesdhoff-b1939_baus

John Osborn (Hoffmann) en Antonia (Ermonela Jaho) © BAUS

De tweede acte was dodelijk saai. Het hielp niet dat Carlo Rizzi het orkest kleiner dan noodzakelijk heeft gehouden waardoor zelfs het orkestbak niet voor de nodige afwisseling kon zorgen. En wat een ramp voor mensen die minder goede plaatsen hadden dan ik! Van vrienden die boven zaten heb ik vernomen dat ze alleen de (afzichtelijke) kamer van Hoffmann konden zien en daar gebeurde dus echt helemaal niets.

lescontesdhoff-b2102_baus

© BAUS

De derde acte was behoorlijk verward en verwarrend. Nu is de Giulietta-acte ook geen voorbeeld van samenhang, maar zo rommelig hoeft het toch ook weer niet te zijn? Toch? Zeemeerminnen (wel in laguneblauw, dat weer wel) in Venetië? Werkelijk? Gokautomaten? Aan heroïne verslaafde (en aan een verkeerd toegediende shot gestorven) Schlemiel?

lescontesdhoff-b2069_baus

© BAUS

Er werd lustig gespoten en gesnoven en er werd ook een stickie rondgestuurd. Alsof het ‘naar onze tijd halen’ ergens in de jaren zeventig is blijven plakken.

lescontesdhoff-m2230_baus

Irene Roberts (Muze) en John Osborn (Hoffmann) © BAUS

Zelfs als je het ‘concept’ probeerde te volgen (muze is de trouwe echtgenote en de enige ware liefde van Hoffmann) dan nog steeds was de samenhang ver te  zoeken.

Gelukkig gaat de opera niet over regisseurs en hun concepten maar – voornamelijk – over de zangers en daar zat het goed snor.

John Osborn heeft het juiste timbre en de juiste noten voor de hoofdrol. Zijn stem is soepel en elegant, wat hem buitengewoon geschikt maakt voor de rollen uit het Frans repertoire die het belcanto met heroïek combineren. Zoals Arnold in Wilhelm Tell van Rossini of Jean in ‘Le Prophéte’ van Meyerbeer.

Met Hoffmann voegde Osborn een nieuwe, zeer veeleisende rol aan zijn repertoire toe en ik neem het de regisseur dan ook kwalijk dat hij de tenor vaak in zeer stemonvriendelijke positie liet zingen. Want, hoe groot je stem ook is en hoe goed je ook projecteert, er gaat veel verloren als je je hoofd in een matras moet stoppen. Of een liefdesduet tegen een muur te moeten zingen, met je rug naar het publiek toe.

lescontesdhoff-b1978_baus

© BAUS

Daar had Erwin Schrott (Lindorf/Coppélius/Le docteur Miracle/Le capitaine Dapertitto) weinig last van. Zijn stem is enorm en volumineus: imposant. Het is alleen jammer dat zijn invulling van de rollen weinig idiomatisch was, weinig Frans, al moet ik toegeven dat zijn optreden indrukwekkend was.

DSC05631

Irene Roberts bij het slotapplaus © Lieneke Effern

La Muse werd zeer mooi gezongen door de Amerikaanse mezzo Irene Roberts. Met haar onopvallende verschijning paste zij in het concept van trouwe en grijze echtgenote, maar haar zingen was alles behalve grijs. Roberts’ stem is warm en gevoelig, rijk aan nuancen en zeer kleurrijk. Zij verdiende dan ook een beter concept …

Van de drie grote liefdes van Hoffmann beviel Antonia (Ermonella Jaho) mij het meest. Haar stem is niet heel erg groot maar buitengewoon gevoelig en sensueel. Zij bezit ook iets wat je niet kunt aanleren: een enorm charisma en persoonlijkheid. Bij vlagen moest ik aan Ileana Cotrubas denken… Een ding is zeker: Jaho heeft mijn hart gestolen!

lescontesdhoff-m2296_baus

Nina Minasyan © BAUS

Nina Minaysan was een zeer goede Olympia, haar coloraturen waren bijna perfect (de première koorts heb ik er ingecalculeerd) en haar acteren zeer indrukwekkend. Haar angst voor wat haar bij haar eerste ‘optreden’ wachtte (nee, het ging niet om het zingen) was invoelbaar.

Iets meer moeite had ik met Christine Rice (Giulietta), maar dat kan aan haar bespottelijke uitdossing liggen. In het concept van Kratzer was zij ook een beetje een zeemeermin maar dan één zonder staart. Er is wel een remedie tegen: ogen dicht!

DSC05623

Sunnyboy Dladla tijdens het slotapplaus © Lieneke Effern

Zeer indrukwekkend vond ik het optreden van Sunnyboy Dladla (André/Cochenille/Frantz/Pitinacchio), van deze tenore di grazia gaan we zeer zeker meer horen!

DSC05620

François Lis ©  Lieneke Effern

François Lis zette een fantastische Schlemiel neer, zijn prachtige bas deed mij bijna dat heroïne-gedoe vergeten.

Eva Kroon klonk prachtig als La Voix de la tombe en Rodolphe Briand en Paul Gay waren uitstekend in hun rollen van resp. Spalanzani en Maïtre Luther/Crespel.

Mark Omvlee, Frederik Bergman en Alexander de Jong waren heel erg goed als de ‘beste vriendjes’ van Hoffmann (wat miste ik in de scènes in de proloog en de epiloog het voltallige koor en de drukte van een kroeg in de kelder van een operahuis zoals door Offenbach en zijn librettisten voorgeschreven!) en Peter Arink was zeer goed in zijn rolletje van Le capitaine des Sbires.

Het koor van de Nationale Opera klonk excellent – kan het anders? – maar toch minder goed dan gewoonlijk. Verborgen achter/onder/tussen (waar weet ik eigenlijk niet) de bühne raakten ze hun volume (én verstaanbaarheid) een beetje kwijt.

 

DSC05672

© Lieneke Effern

Het was de eerste keer dat Carlo Rizzi Les Contes d’Hoffmann dirigeerde en dat was te merken. In een interview met Place de l’Opera vertelde hij dat hij de opera als een “heel delicaat werk” beschouwde en zo klonk het onder zijn handen ook. Té delicaat, als je mij vraagt, zelf vind ik dat het er steviger aan toe kan gaan. Maar dat is eigenlijk niet eens een verwijt want mooi was het wel. Wat een prachtig orkest is het Rotterdams Philharmonisch eigenlijk!

Trailer van de productie:

Jacques Offenbach
Les Contes d’Hoffmann
Nina Minasyan, Ermonela Jaho, Christine Rice, Irene Roberts, Eva Kroon, John Osborn, Erwin Schrott. Rodolphe Briand, Paul Gay. François Lis. Sunnyboy Dladla, Mark Omvlee, Frederik Bergman, Alexander de Jong, Peter Arink
Koor van De Nationale Opera (instudering: Ching-Lien Wu), Rotterdams Philharmonisch Orkes olv Carlo Rizzi
Regie: Tobias Kratzer

Bezocht op 3 juni 2018 in het Muziektheater in Amsterdam

Meer Ofenbach:
LES CONTES D’HOFFMANN van Offenbach door de ogen van Carsen, Py en Pelly
FANTASIO
Offenbachs Fantasio door Opera Zuid doet het niet onder de Eurovisie Song Festival

Zazà van Leoncavallo: een met stille tranen overgoten drama

Zaza

Toegegeven. Het is een draak van een verhaal met een hoog huilendezigeunerjongen- gehalte. En toch…

In de verte doet Zazà aan Adriana Lecouvreur van Cilea denken. De heldin is een gevierde zangeres die een gecompliceerde verhouding begint met een man van wie ze niet weet dat hij getrouwd is. Net als Adriana wordt zij bijgestaan door een oudere collega die ooit haar minnaar is geweest en die nog steeds van haar houdt. Maar anders dan Adriana gaat zij er niet dood aan, als je het dodelijke verdriet niet letterlijk neemt tenminste.

Geconfronteerd met de dochter van haar minnaar (zakdoekje bij de hand?) neemt zij een fier besluit en verlaat de oplichter. Geen moord, geen zelfmoord, maar een met stille tranen overgoten drama.

 Ermonella Jaho (Zazà) beschikt over een lichte sopraanstem met zilveren boventonen: mooi en zeer belcantesk. Té, eigenlijk, want zelf had ik liever wat meer volume willen horen.

Jaho repeteert  “Mama usciva di casa”:

Stephaen Gaertner is een prima Cascart: zijn grote hit Zazà, piccola zingara zingt hij met veel inleving en warmte, al doet hij mij zijn illustere voorgangers niet vergeten.

Riccardo Massi zingt misschien niet echt mooi, maar hij lijkt het verismo in zijn bloed te hebben en geeft Milio een echte smoel.

Het BBC Symphony Orchestra speelt mooi, maar voor mij te netjes en te braaf. Wat ik mis is een alles verzengende passie.


Ruggiero Leoncavallo
Zazà
Ermonela Jaho, Stephen Gaertner, Riccardo Massi, Patricia Bardon e.a.
BBC Singers; BBC Symphony Orchestra olv Maurizio Benini
Opera Rara ORC55