Er valt veel te genieten van Mariame Cléments conceptueel Don Quichotte uit Bregenz

Tekst: Peter Franken

Een productie van regisseur Mariame Clément voor de Bregzenzer Festspiele van 2019 werd op Blu-ray uitgebracht door Unitel. De comédie héroïque Don Quichotte was de voorlaatste opera van Jules Massenet die tijdens zijn leven première had. Het is zeker niet zijn meest gespeelde werk maar een must voor liefhebbers die verder kijken dan Werther en Manon. Gábor Bretz vertolkt de titelrol.

Clément kwam in 2018 met een Salome voor de Aalto Opera die zwaar leunde op een #metoo concept. Daar was ze in 2019 duidelijk nog niet van los, getuige de belerende mini documentaire waarmee de voorstelling wordt geopend. Het blijkt een reclamefilm van Gilette te zijn met als thema ‘toxic masculinity’ waar een toeschouwer in de zaal zeer negatief op reageert.

Voorspelbaar krijgt deze in het publiek geplaatste acteur weinig bijval, men wacht rustig af tot de voorstelling echt begint. Overigens is de enige scène die Clément ter rechtvaardiging van deze opening kan aanvoeren de vrouwonvriendelijke monoloog van Sancha Panza ‘Comment peut-on penser du bien’ in de tweede akte, die de regie hem laat zingen gezeten op een toiletpot. Dat detail was wat mij betreft wel afdoende geweest.

Track 2 is het feitelijk begin van de eerste akte, geheel vormgegeven als kostuumdrama met allerhande Spaanse clichés en tongue in cheek acting. Don Quichotte wordt door Dulcinea op een queeste gestuurd, hij moet haar gestolen parelketting terughalen bij een bandiet die dit waardevolle object haar ontnomen heeft.

In akte twee zien we Don Quichotte en Sancho Panza in een badkamer. De Don scheert zich en Sancho kraakt het vrouwelijk geslacht af. Plotseling krijgt de Don oog voor een ventilator, hoog in de muur. Hij ziet er een reus in die verslagen moet worden. Heel inventief laat de regie de kijker meebeleven hoe de dolende ridder dit ervaart. De wanden schuiven opzij en er wordt een enorme ventilator zichtbaar die de Don met een toiletborstel te lijf gaat.

Na dit kijkje in de verwarde belevingswereld van Don Quichotte komt zijn verschijnen als Spiderman in de derde akte niet als een verrassing. De superheld die alles en iedereen denkt aan te kunnen. Het decor toont een achterbuurt met graffiti op een muur en de bandieten zijn eigentijdse hoodlums. De aanvoerder zwicht voor Spidermans charisma, zo lijkt het. De queeste heeft zijn doel bereikt.

De vierde akte toont een kantoor met Dulcinea als manager. Alle mannelijke medewerkers  lopen letterlijk achter haar kont aan, maar die loze aandacht verveelt haar. Ook een verjaardagspartijtje met werknemers van andere afdelingen erbij kan haar niet blij maken.

Opkomst Sancho die de komst van zijn heer aankondigt. Beiden zijn uitgemonsterd als grijze muizen, kantoortypes die voor hun collega’s vrijwel onzichtbaar zijn. Je zou bijna denken dat de regie een scène uit Debiteuren Crediteuren heeft willen kopiëren. Don Quichotte maakt een opmerking die meer dan alle voorgaande scènes inzicht geeft in zijn perceptie van de werkelijkheid. Als Dulcinea toch wat verrast is door zijn terugkeer, met ketting, mompelt hij: ‘Elle a douté’.

Zij wijst hem af maar zoekt later toch weer kort enige toenadering. Ze is hem niet waard, wil hem niet teleurstellen. In de liefde volgt ze haar hormonen en niet haar hart, dat kan ze hem niet aandoen.

In de laatste akte neemt Don Quichotte afscheid van het leven, bij een bordpapieren boom voor een decor met een landschap erop. Niets is echt in zijn wereld, alles is slechts zijn fantasie. Maar wel een fantasie die hem groots en meeslepend heeft laten leven.

De veelal als ‘vrouwelijk’ getypeerde muziek van Massenet is hier minder prominent. Hier en daar hoor je vlagen van de grote emoties uit Werther maar die momenten zijn zeker niet bepalend voor het geheel. Typische Massenet momenten ervaar ik vooral in ‘Elle m’aime et va me revenir’ (Don Quichotte) aan het einde van de eerste akte, ‘Lorsque le temps d’amour a fui’ en ‘Oui, je souffre votre tristesse’ (Dulcinea) in akte 4 en ‘O mon maître, ô mon grand!’ (Sancho Panza) in akte 5.

Muzikaal is dit zeker niet Massenets sterkste werk, vind ik. Maar de combinatie van het beroemde verhaal van Cervantes en de versie waarin de naar knoflook stinkende keukenmeid Dulcinea is getransformeerd tot femme fatale, maakt deze opera tot een must voor alle liefhebbers van zijn werk. Die keukenmeid komt overigens uit de koker van Clément die in een interview laat merken het eigenlijk maar niks te vinden dat Massenet geen muziek kon schrijven voor een vrouw uit het gewone volk.

De drie hoofdrollen zijn prima bezet met mezzo sopraan Anna Goryachova als een goed zingende Dulcinea. Haar bereik in de laagte is net aan, maar ze komt er mee weg. Je zou bijna denken dat Massenet een alt in gedachten had voor deze rol. Haar streng ogende uiterlijk als manager maakt invoelbaar dat al die mannelijke collega’s nieuwsgierig zijn naar wat er onder die bepantsering op ontdekking ligt te wachten.

Bariton David Stout excelleert als sidekick Sancho Panza, de schakel tussen de steeds vreemder wordende belevingswereld van zijn meester en die van hemzelf en zijn omgeving. Hij verdedigt hem naar de anderen in zijn overtuigend gebrachte ‘Riez, allez, riez du pauvre idéologue’. Van het publiek krijgt Stout het meeste applaus, terechte waardering.

De bas Gábor Bretz zong in augustus 2019 een aantal malen Jochanaan in Salzburg. Ik vond hem toen tamelijk onopvallend, ook doordat de regie hem nauwelijks liet zien. In Bregenz nam hij in juli van dat jaar deze Don Quichotte voor zijn rekening. Vermoedelijk liepen de repetities wel een beetje door elkaar. In deze productie is hij natuurlijk nadrukkelijk aanwezig, in steeds weer andere uitmonstering, met een opzetstuk dat hem een oud gezicht geeft in de eerste en de laatste akte. Zijn zang is goed verzorgd maar maakt op mij weinig indruk, zeker adequaat maar niet bijzonder.

Opvallend dat alle drie hoofdrollen voor rekening komen van lage stemtypes. Een enkele tenor zingt slechts een kleine bijrol. Daniel Cohen heeft de muzikale leiding, goed spel van de Wiener Symphoniker en een prima verzorgde bijdrage van het Praag Philharmonisch Koor.

Trailer van de productie:

Foto’s: © Karl Forster

For Massenet on his birthday: a small survey of some of his operas

Jules Massenet was the most prolific and, artistically as well as commercially, also the most successful French opera composer between 1870/71 and World War I, the belle Epoque of the Third French Republic. He is best known for his operas, of which he wrote more than thirty. The two most frequently staged are Manon and Werther



MANON

 



Jules Massenet’s Manon has, since its now legendary performance starring Anna Netrebko and Rolando Villazon (Berlin, April 2007), become a real hype. Anyone who had ever seen the performance could sincerely ask, like Verdi’s Ford (‘Falstaff’): ‘e sogno o realta’?



It was a reality that turned out to be a dream after all, as Netrebko found a new love, leaving Villazon with heart and voice problems. It was also not entirely clear until the last day of rehearsals whether he would sing the, scheduled for June 2007, performances of Manon in Barcelona.

He did come, and although he sang below his usual level, he managed to completely convince everyone with his acting and (sometimes a little too) intense commitment. His Manon is brilliantly portrayed by a spectacularly singing and acting, Lulu-like, Natalie Dessay.



Manuel Lanza is a fine Lescaut, but for Samuel Ramey, a singer I greatly admire, Comte des Grieux unfortunately comes too late in his career.

The mise-en-scène and character direction by David McVicar, for me still really one of the best contemporary directors, were more than excellent. The costumes were beautiful to behold and the (traditional) staging was often really surprising, all the more so as McVicar managed to give it a contemporary twist from time to time.

As a bonus, you do get a ‘peek inside’. Through a truly fascinating documentary, you can follow the stars during their rehearsals with McVicar.


WERTHER FOR BARITONE



In 1902, ten years after the premiere, Massenet produced a new version of his Werther, this at the request of Italian baritone Mattia Battistini, who was eager to sing the lead role. Massenet did not change the key, but rewrote the vocal lines of Werther’s music, making the arias, ‘Pourquoi me réveiller’ included, barely recognisable.



The “baritone version” of the opera was and remains an oddity; no original manuscript of the score even exists. In recent times, with its penchant for ever new challenges, there was also an increased interest in alternative versions of well-known operas. The baritones, tired of singing the villains, are rediscovering the repertoire, in which they can release all their lyrical melancholy.

Thomas Hampson has always been an explorer of lesser-known paths and he first performed the role of Werther back in 1989. In 2004, he sang a concert performance of it at the Paris Chatelet, and that performance has been released by Virgin on two DVDs. He does an excellent job, but the manic-depressive is a bit off.

His Charlotte is sublimely sung by Susan Graham, who also performed the role in Amsterdam some years ago, where she moved the audience and press to tears. Michel Plasson has all the drama at his fingertips as you can hear.

“Pourquoi me réveiller” by three tenors

Alain Vanzo :

Sergei Lemeshev in Russian:

Jonas Kaufmann:




Piotr Beczala:

THAÏS

 

Who does not know ‘Méditation’, the sentimentally sweet but oh-so-beautiful piece of violin music? Most often it will make you cry.

Méditation in Josef Hassid’s performance:




However, not many people have ever heard, let alone seen, the opera in which this piece acts as a kind of interlude in the second act.

Recordings of the complete work are still scarce, I only know of three myself (with Anna Moffo, Beverly Sills and Renée Fleming), of which the one with Sills, Sherrill Milnes and Nicolai Gedda (Warner 0190295869069) is dearest to me.

Below Beverly Sills and Sherrill Milnes in the final scene of the opera:

DVD from La Fenice



Pier Luigi Pizzi’s production from La Fenice had previously been released on CD and I found it particularly strong musically and mainly vocally. I was therefore particularly curious as to whether the visuals added anything to it on Dynamic’s DVD. To which I can now say a resounding “yes”.



The sets are sparse, yet the stage seems to be completely full of them. Because of the colours (with very predominant red) perhaps, but also because of the dominant place they occupy on stage. For instance, Thaïs’ rose-covered bed, on which she – as if she were the Venus of Urbino or one of the versions of Danaë, also by Titian – lies very voluptuously. This bed is very prominently in the centre of the stage.

In the third act, when the fun life has ended and the penance begins, the roses are nowhere to be seen (a bed of thorns?) and her posture is as chaste as her white robe.



The costumes are a story apart: very opulent, oriental and barely concealing. Eva Mei doesn’t go as far as her colleague Carol Neblett, who went completely out of her clothes in New Orleans in 1973, but her see-through little nothing of a dress, from which her breasts keep escaping almost unnoticed, leaves nothing to the imagination.

Perhaps she was inspired by the very first Thaïs, Sybil Sanderson, whose breasts were also ‘accidentally’ visible during the premiere performance in 1894? Then again, it is all about the greatest (and most beautiful) courtesan in Alexandria!

Eva Mei is very virtuoso and very convincing as Thaïs . So is Michele Pertusi as Athanael. There is a lot of ballet, though. Also where it really shouldn’t be, which is very distracting at times.




Thaïs from Toronto: unearthly beautiful orchestral playing


Recordings of Thaïs are still scarce so any new releases are more than welcome. Especially if the performance is good, and this new recording on Chandos most certainly is. At least: to some extent.

The Toronto orchestra sounds so incredibly beautiful that you cannot help falling in love with it. Sir Andrew Davis truly extracts the impossible from his musicians: I have not heard the score performed so beautifully before. The pianissimi, the way they manage the quiet passages to perfection, the subcutaneous tension. Hats off! Hats off also to the violinist who manages to add new layers to the ‘Meditation’. So beautiful!

Unfortunately, the singers lag a bit behind. Erin Wall is a beautiful soprano with a crystal-clear voice, but a ‘Whore of Babylon’? More like a rather childishly naive girl.

Joshua Hopkins has the right voice for Athanael but he goes the wrong way when it comes to ‘earthly desires’. Andrew Staples is a good Nicias but he too fails to fully convince me.

CENDRILLON

A fairy tale has its own rules. Much is interchangeable, but what must never be compromised is the “happy ending”. So: the ugly duckling becomes a beautiful swan and Cinderella becomes a princess. All evil spirits are punished and we can sleep peacefully.

Sometimes I pray to those I don’t really believe in: give us back our fairy tales, because these days everything has to be totally true to nature and as realistic as possible. Fortunately, my prayers are sometimes heard and so it came to pass that I was able to enjoy an old-fashioned evening; with my cat on my lap and Cinderella on my screen.

Laurent Pelly is undoubtedly one of the best contemporary directors: he puts a modern spin on everything he does, but he stays true to the libretto and the music. In the process, his staging is extraordinarily witty. As is the delightful Cendrillon, recorded at London’s Royal Opera House in 2011.


I no longer need to recommend Joyce DiDonato (Cendrillon) to anyone – she is easily the greatest ‘zwischenfach singer’ of our time. Ewa Podleś is a more than delightful stepmother and Alice Coote the most charming ‘Prince Charmant’. And to this you may add the truly idiomatic conductor (Bertrand de Billy)….
Life really can be beautiful sometimes



Trailer of the productie


HERODIADE



Richard Strauss composed his world hit Salome to a play by Oscar Wilde; and the latter drew his inspiration from a short story by Flaubert, ‘Herodias’. Paul Milliet and Henri Grémont also based their libretto for Massenet’s opera Herodiade on this story. Neither Wilde nor Milliet and Grémont were very faithful to Flaubert. Whereas the French novelist more or less limited himself to the biblical narrative, enriched with his poetic language and descriptions, the playwright and librettists added entirely new aspects and twists to the story.


Hérodiade was first performed in the Royal Theatre of Brussels on 19 December 1881. Anyone expecting animal eroticism, blood and sweat, as with Richard Strauss, will be disappointed. Massenet’s Salome is a truly innocent and devout girl. When her mother left her to marry Hérode, she was given shelter by Jean (John the Baptist), with whom she fell in love. A love that proved to be mutual.



No opera is complete without complications: Hérode has a crush on Salome, Hérodiade becomes jealous of her and Jean is beheaded. Salome sees Hérodiade as the instigator of all evil and wants to kill her. Hérodiade whispers “I am your mother” and Salome commits suicide.

The music already exudes a hint of the perfume of Massenet’s later works, but with all those choruses, exotic Oriental scenes and elaborate ballet scenes, it is nothing less than a real Grand Opera in the best Meyerbeer tradition.

One of the earliest recorded fragments of the opera is, I think, the famous aria of Hérode ‘Vision Fusitive’ by the French baritone Maurice Renaud, made in 1908:



And from the recording Georges Thill made in 1927, we know what an ideal Jean should sound like:




Regine Crespin 1963



If you are in possession of this performance, you need look no further. It doesn’t get any better than this. There is only one problem: this recording does not exist. At least not of the complete opera.

In 1963, EMI recorded the highlights of Hérodiade with the best French singers of the time (and of today, for that matter) and the answer to the “why not complete ????” will probably never be given.

Georges Prêtre conducts the orchestra of the Theater National de Paris as if his life depends upon it and every role is more than excellently cast.

Regine Crespin sings ‘Il est doux, il est bon’:


Regine Crespin’s Salomé is unequalled and so is Rita Gorr’s Hérodiade. Albert Lance (Jean) shows how that role should really be sung in the tradition of Georges Thill, and for Michel Dens as Hérode we really cannot find the right words. Such singers no longer exist.



Hopefully, Warner will one day release the recording on CD.




Montserrat Caballé (Barcelona 1984)



 This recording also may only be obtained via a pirate (or You Tube), but then it is complete and moreover with (admittedly bad) images!


Dunja Vejzovic portrays a deliciously mean Hérodiade and Juan Pons is a somewhat youthful but otherwise fine Hérode. A few years later, he will become one of the best “Hérodes” and you can already hear and see that in this recording.

Montserrat Caballé is a fantastic Salomé, the voice alone makes you believe you are in heaven and José Carreras is very moving as a charismatic Jean.



Below, Carreras sings ‘Ne pouvant réprimer les élans’:



None of the protagonists is really idiomatic, but what a pleasure it is to watch a real Diva (and Divo)! They really don’t make them like that any more

The whole opera on you tube:



Reneée Fleming 1994



In the mid-1990s, Herodiade enjoyed a short-lived revival. The opera was then performed in several opera houses and it was even recorded – officially – three times: once in the studio and twice live.

I must admit that I was a bit concerned about Gergiev as the director, but he really did an excellent job. Under his baton the opera sounds like a real Grand Opéra, grand, fiery and compelling.

Plácido Domingo (Jean) is perhaps a touch too heroic, but his voice sounds youthful and contageous, worthy of a true prophet.

Personally, I find Dolora Zajick (Hérodiade) a bit on the (too) heavy side, but her singing is undeniably excellent and there is nothing wrong with her interpretation.

Juan Pons is an excellent Hérode, but I would have liked Phanuel (Kenneth Cox) to be a bit more idiomatic. Something that also applies to the Salomé of Renée Fleming: she sings beautifully but in this role she can not totally convince me.




Nancy Gustafson 1995



The performance in Vienna was highly praised, and that this praise was justified is proved by the recording made live in the house by ORF.

First of all, there is Agnes Baltsa’s brilliant title role: fierce and dramatic. If you ask me: apart from Rita Gorr probably the best Hérodiade ever.


Placido Domingo sings ‘Ne pouvant réprimer les élans’:



Domingo, in the role of Jean, is even more impressive here than on Sony and also Juan Pons (Hérode) actually convinces me yet more on this recording. His rendition of ‘Vision Fugitive’ is very, very moving. Unfortunately, Nancy Gustafson (Salomé) must acknowledge the superiority of Fleming (Sony), but both pale in comparison to Cheryl Studer (Warner). Not to mention Regine Crespin!

Judging by the photos in the text booklet and the sparse clips on YouTube, we should be glad that the recording appeared on CD and not on DVD.



Finale of the opera:



In any case, the sound is excellent and the Vienna Opera orchestra under the direction of Marcello Viotti plays with great passion.


Cheryl Studer 1995



Orchestrally, this recording is really top-notch. Michel Plasson conducts the orchestra from Toulouse very energetically, with a lot of verve and drive, and he also knows how to allow space for all the subtleties. Exciting and beautiful. That is how I like to hear opera.

José van Dam is an impressive Phanuel and Nadine Denize an excellent Hérodiade., although her intonation is not always pure.

Hérode is not really a role for Thomas Hampson, but he sings it very beautifully. Something that unfortunately cannot be said of Ben Heppner’s Jean. A heroic tenor in that role is nothing but a terrible mistake.

Cheryl Studer, on the other hand, is a Salomé of everyone’s dreams: girlish, innocent and naive. Her voice shines and sways and her final words “Ah! Darned Queen, if it is true that your cursed loins have given birth to me, look! Take back your blood and my life!” leave you shuddering and desperately weeping. Brava.

NTR ZaterdagMatinee presenteert seizoen 2023/24

De ZaterdagMatinee is een begrip, een feest voor iedereen die van muziek houdt. Rots in de branding in de zo uitgeholde muziekleven in Nederland. Voor elk wat wils: opera, oude muziek, hedendaags muziek met een keur aan opdrachten en premières, Bijzondere concerten, de beste zangers en het schitterende RFO die door de beste dirigenten mag geleid worden

Bladerend door de brochure van het nieuwe seizoen wordt ik melancholisch. Het is nog steeds het seizoen van Kees Vlaardingenbroek, maar wat komt er na? Ik houd mijn hart vast en met weemoed denk ik aan al die zaterdagen die ik, jaar in, jaar uit in het Concertgebouw heb doorgebracht.

Ik ga even stilstaan bij de concerten met de werken, componisten en/of uitvoerenden die mij lief zijn of waar ik nieuwsgierig naar ben en zelf heel graag zou willen bijwonen. Ik snap wel dat niet iedereen zal blij zijn met mijn keuze want allemaal hebben we zo onze voorkeuren. Dat begrijp ik. Beschouw het maar als een selectieve en zeer subjectieve keuze van Basia Jaworski.

OPERA

9 september


Il Pirata van Bellini. Heerlijke opera die nog steeds de erkenning niet krijgt di hij verdient. De bezetting is om te likkebaarden: Michael Spyers, Albina Shagimaturova en Franco Vassallo.

3 februari 202

Eindelijk, eindelijk! Le Rois D’ys van Lalo! Waarom we het nooit eerder hier hebben gehoord? Retorische vraag, denk ik
Judith van Wanroij zingt de rol Rozenn

23 maart 2024

De zaak Makropulos van Janacek. Karina Cenellakis dirigeert en als Jaroslav Prus  horen we niemand minder dan Bo Skovhus, Sally Matthews zingt de 300-jarige diva en ook ons eigen Arnold Bezuyen doet weer eens mee. Het werd tijd!

.

HEDENDAAGS

Hier had ik altijd naar uitgekeken. En nog steeds…. Buitengewoon spannend, want ik wil de nieuwe werken van de (niet noodzakelijk) nieuwe componisten ontdekken. Mits… No ja, je doet mij geen plezier met Ten Holte of Stcokhausen. Maar die komen gelukkig de Matinee niet in.

Dit seizen ligt de nadruk op twee componisten:

György Ligeti, omdat hij honderd jaar geleden werd geboren



Atmosphères:

Vioolconcert:

En de Koreaanse Unsuk Chin van wie ik nog nooit een noot heb gehoord en die nu in het zonnetje wordt gezet door de programmeur van de Matinee.

Unsuk Chin © Klaus Rudolph

Unsuk Chin: Graffiti

Met, als aanvulling, of beter gezegd een verrijking: werken van George Benjamin op 16 september

George Benjamin – At first light

Thomas van Dun (jaargang 1995) op op 28 oktober.

Composities van van Dun zijn hier te bekijken en te beluisteren:

https://www.youtube.com/@ThomasvanDun/videos

Hirs, Poppe en Langgaard/Abramsen op 16 december.

En als kers op de taart op 1 juni Chins opera Älice in Wonderland

Waar ik verder naar uit kijk:

21 oktober staat in de teken van Poulenc, met – eindelijk, eindelijk zijn Stabat Mater! Stéphane Denève, de nieuwe vaste gastdirigent van het RFO heeft de leiding

Op 17 februari zingt Chen Reiss liederen van Strauss, begeleid door het RSO olv Lahav Shani, die ook de Zesde Mahler voor zijn rekening neemt

Chen Reiss:

20 april dirigeert Stéphane Denève werken van Rijnvos, Roussel en Ravel

Bacchus et Ariane onder Denève

En, en dat lijkt mij echt heerlijk: op 27 april krijgen we première van Viaggio Italiano van Willem Jeths en Petite Messe Solennelle van Rossini. Met meer dan uitstekende (veelal) Nederlandse  solisten!

Rossini’s ‘Petite messe solennelle’ door het Groot Omroepkoor:

Reisopera brengt Fidelio als semi Singspiel

Tekst Peter Franken

De Reisopera toert momenteel door het land met een in meerdere opzichten nogal ‘kale’ versie van Fidelio. Het is een coproductie met ‘Warschau’ en ‘Kopenhagen’ waar het werk al eerder te zien was. Dat kwam in zoverre goed uit tijdens de vijfde voorstelling in Rotterdam dat voor de zieke Yorck Felix Speer die de rol van hoofdcipier Rocco vertolkt de bas Krystof Borysewicz kon worden ingevlogen die deze rol reeds in Warschau had gezongen. Het werd alles bijeen een redelijk geslaagde avond maar met de nodige kanttekeningen.

Making of in Warschau (Engels gesproken, Poolse ondertitels):

Beethoven (1770-1827) schreef slechts een enkele opera en het is duidelijk dat hij met dit genre minder affiniteit had dan met zijn symfonische werken en kamermuziek. Zijn Fidelio kende een moeilijke ontstaansgeschiedenis en moest ook nog eens opboksen tegen twee eerdere werken gebaseerd op hetzelfde libretto van Jean-Nicolas Bouilly, te weten Léonore van Pierre Gaveaux uit 1798 en Leonora van Ferdinando Paer uit 1804.

Durans, Francois: Bouilly, J. N. – Repro-Foto nach Gemälde von Durans

Het werk bestond als het ware al in een Franse en een Italiaanse versie voordat Beethoven er mee kwam. De Duitse bewerking kwam voor rekening van Joseph Sonnleithner en om verwarring met die twee voorgangers te voorkomen werden de titel en de naam van de hoofdpersoon veranderd in Fidelio. De eerste versie had première in 1805. De definitieve versie stamt uit 1814.

Het verhaal is uitgesproken melodramatisch, past meer in de sfeer van revolutionaire willekeur die kenmerkend was voor de ontstaansperiode van Bouilly’s werk. Beethoven legt er nog eens een deken van loodzware pathos overheen. Goed beschouwd vormt alleen het schitterende kwartet in de eerste akte ‘Es ist mir wunderbar’ daarop een uitzondering. Tegen het einde worden muziek en tekst tenenkrommend zoals in ‘O namenlose Freude’ en ‘O Gott! Welch ein Augenblick’.

In een productie van Dietrich Hilsdorf die ik in 1998 in het Aalto Theater in Essen zag, werd de voorstelling na ‘Des besten Königs Wink und Wille’ onderbroken om het brandscherm naar omhoog te laten komen. Toen het weer naar omlaag ging, stonden de ongekostumeerde solisten en koorleden bij elkaar op het podium om het slot van de opera uit te voeren, concertant als het ware. Hilsdorf had zo zijn eigen grenzen.

Regisseur John Fulijames heeft ervoor gekozen alle gesproken teksten te laten vallen, die leiden maar af en houden de zaak op. Je moet dus als toeschouwer goed bekend zijn met de loop van het verhaal om de samenhang tussen de verschillende scènes te kunnen doorgronden. Die keuze is onnodig rigoureus: ook met een paar korte zinnen kan de spanning erin worden gehouden zonder de tenen van de luisteraar te doen krommen.

Op zich is het een goede vondst om de toenadering tussen Leonore en Florestan na de aftocht van Pizarro in slow motion uit te voeren met begeleiding door de strijkers. Hiervoor wordt het Strijkkwartet op. 132, molto adagio gebruikt Op het onvermijdelijke videoscherm is te zien hoe twee uitgestoken vingers zich naar elkaar toe bewegen en als die elkaar raken vallen de herenigde echtgenoten elkaar in de armen.

Het decor beperkt zich verder tot een paar rekwisieten: een karretje met rollen prikkeldraad en een paar kapstokken met werkkleding. Op zich niet ongewoon: zo komt het accent meer op toneel en zang te liggen. Echter een Singspiel wordt gedragen door dialogen en als die ontbreken moet alles van het spel van de zangers komen. De regie laat het helaas ook op dit punt afweten. De interactie tussen de protagonisten is minimaal en meestentijds staan ze gewoon op een rijtje naast elkaar naar het publiek te zingen.

Gespeeld werd de ouverture Leonore en op het videoscherm is te zien dat Kelly God als Leonore een schaar in het haar zet en transformeert tot Fidelio. Dan neemt de opera een aanvang.

Het duet tussen Marzelline en Jaquino werd leuk vertolkt door sopraan Julietta Aleksanyan en tenor Petter Moen. Aleksanyan kennen we nog van haar tijd bij de National Opera Studio en verschillende kleine rollen bij DNO. Ze kwam qua stemvolume wat ongelijkmatig op gang maar al gauw klonk ze zoals ik van haar verwacht had.

Mooie heldere stem met een flink volume in de hoogte. Ze is de ingénue in de handeling en met haar tengere gestalte en gekleed in een zwart ‘kostschooljurkje’ voldeed ze prima aan deze typecast. Moen hield zich aardig staande maar komt verder in het stuk nauwelijks nog voor. Ook tijdens het volgende kwartet vervult hij slechts een bijrol. Krystof Borysewicz was adequaat als Rocco en tenor Bryan Register kon redelijk overtuigen in zijn grote aria ‘Gott, welch Dunkel hier’.

Voor de rol van bad guy Don Pizarro kon men beschikken over Bastiaan Everink, een luxebezetting. Bij gebrek aan regie moest hij zijn kwaadaardigheid volledig over het voetlicht brengen met zijn zang en dat resulteerde in aanhoudend gebruik van een stentorstem. Iets meer variatie in dynamiek was welkom geweest. Everink heeft zijn gestalte mee en kan sowieso goed intimiderend overkomen, ook als hij zwijgt.

Frederik Bergman oogde als een joviale Don Fernando, mooi gezongen aardig geacteerd. Als deze minister verschijnt loopt het toneel vol en is er de nodige verwarring. Dan pas laat Filijames wat meer zien op het gebied van personenregie.

Kelly God gaf een goede vertolking van de titelrol maar maakte zo nu en dan een over geëmotioneerde indruk, vooral in haar zang. Bij het ‘abscheuliger, wo eilst du hin’ ging ze bijna door het lint wat op zich de dramatiek ten goede kwam. Jammer dat ze een toontje te laag eindigde, ongebruikelijk voor een Isolde. Alles bijeen een goede vertolking van deze lastige rol. Opvallend dat ze aan het einde Marzelline even in haar armen nam om haar te troosten.

Het koor Consensus Vocalis klonk mooi en verzorgd tijdens het luchten van de gevangenen, met vrouwen deze keer, met korte soli van Bram van Uum en Remmert Velthuis. Ook in het slot liet waarin gevangenen werden herenigd met hun geliefden liet het koor zich niet onbetuigd.

De begeleiding door het orkest Phion was van een hoog niveau. Ook de zo belangrijke inbreng van de hoorns kwam goed uit de verf. Compliment voor dirigent Otto Tausk.

Mini Docu Fidelio deel 1

en deel 2

Fotomateriaal: © Marco Borggreve

Amsterdam brengt een wisselvallige Donizetti die meer erkenning verdient

Tekst: Lennaert van Anken

DNO onder de leiding van Sophie de Lint krijgt eindelijk een beetje vorm. Haar eerste officiële zelf geprogrammeerde jaar viel helaas helemaal in duigen door de Corona pandemie, maar nu het eerste volledig gespeelde seizoen onder haar bewind langzaam tot een einde komt, krijgen we eindelijk een beeld van de koers die ze wil varen. En deels moet ik zeggen dat die koers mij bevalt. Een Donizetti opera gevolgd door de Rusalka van Dvorak op een rij is iets dat mij wel kan verblijden.

Sophie de Lint had direct na haar benoeming het plan opgevat om de zogeheten Tudor-cyclus van Donizetti op de planken te brengen. Een perfecte keuze, want de belcanto periode is het meest verwaarloosde deel van het opera repertoire bij DNO. Na een indrukwekkende Anna Bolena klonk afgelopen zaterdag de première van Maria Stuarda, de tweede opera van de drie. Het is jammer dat de opera’s van Donizetti relatief zo weinig aandacht krijgen, want zijn werken verdienen wat mij betreft een zelfde populariteit als de beroemdste Italiaanse operacomponist, Giuseppe Verdi. Bij het horen van Donizetti’s meesterwerken hoor je namelijk in alles dat Verdi voornamelijk in zijn schoenen is gaan staan.

left to right: Unknown artist, Mary, Queen of Scots, c. 1560–92, oil on oak panel, National Portrait Gallery, London | Marcus Gheeraerts the Younger, Queen Elizabeth I (“The Ditchley Portrait”), c. 1592, oil on canvas, National Portrait Gallery, London.

Maria Stuarda handelt over de rivaliteit tussen Elisabetta – dochter van Anna Boleyn en Hendrik VIII – de Koningin van Engeland en Maria Stuarda, de Koningin van Schotland, eveneens een nazaat van de Koning Hendrik VII (vader van Hendrik VIII). Als katholiek was Maria Stuarda een gevaar voor de protestantse Elisabetta, omdat het land nog steeds verdeeld was tussen de twee geloven.

Maria Stuarda leefde voor 19 jaar in een enigszins luxueus gevangenschap onder het bewind van Elisabetta. Uiteindelijk zwichtte Elisabeth voor de druk die voortkwam uit vermeende complotten en tekende het doodvonnis van haar achternicht. De opera van Donizetti culmineert naar de executie van Maria Stuarda, maar voert tevens de graaf Leicester op, waarmee de rivaliteit ook op het vlak van de liefde wordt toegevoegd als dramatisch effect.

De opera komt langzaam op gang doordat in het eerste bedrijf van ca. 35 minuten het nog moet stellen zonder de titelrol. Maar vanaf het moment dat Maria Stuarda ten tonele komt, wint de opera aan kracht. Het slot van de tweede akte bevat de beruchte zin “figlia umpura di Bolena… vil Bastarda!” (onreine dochter van Boleyn … vuile bastaard!). Maria Stuarda laat duidelijk weten dat zij Elisabetta onwaardig vindt als bekleder van de troon van Engeland.

Deze korte impressionante passage leidde er toe dat het werk verbannen werd nadat de generale repetitie in 1834 bijgewoond was door onder andere leden van de Koninklijke familie van Napels. De slotakte staat voorts volledig in het teken van de naderende executie. Door de dramatische voortstuwende muziek en door het schandaal is de opera echter niet geflopt. In 1835 werd de opera reeds in de Scala op de planken gebracht met Maria Malibran in de hoofdrol.

De Nationale Opera brengt een productie in coproductie met onder andere het San Carlo van Napels, leuk detail om te bedenken dat daar de opera oorspronkelijk was ontstaan. Het de bedoeling dat DNO de Tudor-cyclus bracht met één artistiek team, aangevoerd door een wereldster in de drie hoofdrollen (resp. Anna Bolena, Maria Stuarda en volgend jaar Elisabetta in Roberto Devereux). Hiervoor had DNO de Letse sopraan Marina Rebeka weten te strikken. Zij zong vorig jaar een indrukwekkende Anna Bolena (met wat technische gebreken), maar een half jaar geleden verspreidde de sopraan het nieuws rond dat zij niet meer zou participeren aan de Maria Stuarda.

Helaas is nooit opgehelderd wat nu precies de reden was van haar terugtrekken, maar DNO moest op zoek naar een nieuwe Stuarda (alsmede een nieuwe Elisabetta voor volgend jaar). Met het aantrekken van Kristina Mkhitaryan zal DNO opgelucht geademd hebben, want deze Russische zangeres (die in december 2022 nog Liù vertolkte in Puccini’s Turandot) bleek geen ongelukkige keuze, vanuit het perspectief van crisis management.

Mkhitaryan moest wat op gang komen in haar eerste scène, maar zodra de dramatiek overheerste ten opzichte van de belcanto techniek, die niet kan ontberen bij een Donizetti-opera, trok de zangeres met succes alle registers open. De slotscène was daardoor toch zeer geslaagd.

Haar vocale rivale, de eveneens Russische Aigul Akhmetshina, in de rol van Elisabetta vond ik vergelijkbaar. Niet alleen wat betreft haar techniek en dramatisch kunnen, maar verrassend genoeg leek zij gewoon dezelfde stem te hebben, als waren ze twee zussen die de opera brachten. Voor beide dames gold dat de dramatiek het won van de techniek.

Ismael Jordi, die velen nogal wat ouwelijk vinden klinken, zong wat mij betreft wat we van hem mogen verwachten. Ik ben nooit zo’n fan van hem geweest (hij klonk voor mij altijd al wat ouwelijk), maar in beginsel zingt hij met een prima techniek zijn rol. Hij moet het wat dramatiek betreft afleggen ten opzichte van de dames.

De kleinere rollen waren wat kleurloos bezet met Alexei Kulagin als Talbot (pleitbezorger voor Maria Stuarda) en Simon Mechlinski als Cecil (intrigant en vertrouweling van Elisabetta). Anna Kennedy, de vertrouwelinge van Maria Stuarda, werd accuraat gezongen door Silvia Sequira.

Het artistieke team voor de Tudor cyclus bestaat verder uit Enrique Mazzola, die in deze opera van Donizetti wederom goed in zijn element was. Hij leidde het Nederlands Kamerorkest met verve. Hij benadrukte meer de link naar Verdi dan dat hij stijlvast zich oriënteerde op de belcanto traditie. De hoogtepunten van zijn directie lagen dan ook in de dramatische passages. Tevens bleek hij een goede begeleider: Mazzola ademt met zijn zangers, iets wat tegenwoordig meer uitzondering is dan regelmaat, helaas. Het inleidende koor op de finale liet hij eveneens horen dat het koor veel te weinig te doen had in deze opera. Prachtig moment.

Tot slot nog wat woorden voor de regie van Jetske Mijnssen. Het is aan de kleurloze kant, letterlijk en figuurlijk. De decors lijken op die van de Bolena van vorig jaar, net als de kostuums: allemaal in zwart- en grijstinten. Weinig inspirerend. Kennelijk vindt Mijnssen het interessant om te laten zien dat de Engelse en Schotse Koninginnen ook onderkleden droeg onder de mooie jurken, want ze moesten zich vaak omkleden of ontkleden.

Voor mij leidt het af en het levert ook rare beelden op. Wat ik eveneens onbegrijpelijk vond, was dat Mijnssen had besloten om Elisabetta ten tonele te laten komen in de slotscène vlak voor de executie van Maria Stuarda, om haar soort van de ondersteunen in deze moeilijke tijd.

Jetske Mijnssen over Maria Stuarda

Een verkeerde beslissing. Uiteraard heeft Elisabetta na het ondertekenen van het doodvonnis van Stuarda zich niet meer vertoond aan haar. Dat zou te confronterend geweest zijn. Ach, het zijn details. In totaal zit de enscenering niet in de weg om te genieten van de muziek en de opera in het bijzonder. Laten we vooral de hoop uitspreken dat De Lint het gejuich na afloop ziet als teken dat ze met het programmeren van Belcanto opera’s de juiste keuze heeft gemaakt.

Trailer van de productie:

Fotomateriaal: © De Nationale Opera Ben van Duin

Gezien 6 mei 2023

Vervolgde Nederlandse componisten in de Tweede Wereldoorlog

Mijn referentiekader

Shoa, Holocaust, de hel… Razzia’s, dorgangs kampen, “model” kampen, concentratie kampen,  vernietiging lagers…. Nergens in Europa werden – procentueel – zo veel Joden weggevoerd en vermoord als vanuit Nederland. Hoe dat kwam laat ik aan de historici en onderzoekers over. Ik wil nu even stilstaan bij degenen die het muziekleven – en meer – alleen in Nederland (maar ook buiten de grenzen) konden bepalen, veranderen, verrijken en die vernietigd werden als waren ze het ongedierte en daarna gewoon ”vergeten”. En van wie we nog steeds (te) weinig horen. Ook van degenen die de hel hebben overleefd.

Hoe en met wie zal ik beginnen? Met de jongste? De meest bekende? De vrouwelijke? Dilemma. Ook, omdat ik nog steeds niet alle namen paraat heb, en niet alles heb gehoord. Dan maar door elkaar, ook omdat ze zo van elkaar verschilden en zo de Nederlandse muziek (en de kunst)wereld bepaalden.



Dick Kattenburg

Vierentwintig is hij geworden. Vierentwintig. Meer mocht het niet van de nazi’s. Wie weet, wat hij nog meer in zijn mars had? Welke opera’s hadden we van hem kunnen verwachten? Wie weet was hij nu Wagner voorbijgestreefd, de componist die het niet zo op Joden op had? Maar misschien was hij een totaal andere richting opgegaan en werd hij een jazz gigant?
We zullen het nooit weten, want hij is maar vierentwintig geworden en toen de oorlog uitbrak was hij nog geen twintig. Wel had hij al naam gemaakt als violist. Maar ook als componist, want componeren was iets wat hij altijd deed. Ook tijdens zijn onderduik.

Ooit wilde hij ook een muziekleraar worden, wat blijkt uit een advertentie in Het Joodsche Weekblad (een uitgave van de Joodsche Raad) van 7 september 1941, waarin hij zich aanbood als leraar muziektheorie en vioolpedagoog. Nog maar kort daarvoor had hij bij Willem Pijper het staatsexamen in de vakken theorie en viool met succes afgelegd, waardoor hij zich ook als leraar kon vestigen, met als standplaats Naarden, waar hij inwoonde bij zijn moeder, zijn jongere broer, zijn zus en haar echtgenoot.

Kattenburg heeft nooit zijn Joodse achtergrond verloochend. Hij heeft een groot aantal Hebreeuwse melodieën gearrangeerd, verschenen in zijn manuscripten in het Hebreeuws gestelde titels en maakte hij gebruik van de datering overeenkomstig de joodse kalender. In 1942 kwam in zijn manuscripten zelfs symbolisch de Davidsster voor

Niet zo lang geleden is er cd uitgekomen met Kattenburgs “all that jazz’, iets wat we te danken hebben aan een Duits piano duo, Friederike Haufe en Volker Ahmels.

De ‘Ouverture voor twee piano’s’ uit 1936 is het enige werk dat Kattenburg schreef voor tweepiano’s . Hij was toen 17. Uit dezelfde periode stamt ook  ‘Tap dance’ waar ook echt een tapdanser aan te pas moest komen.

Kattenburg maakt zelfs een zeer geslaagde tekening van de tapdanser in het manuscript. Deze rol is Tonio Geugelin werkelijk perfect aangemeten.

Van zijn Trio à cordes beleefde zijn wereldpremière op de waanzinnig goede cd van Het Haags Strijktrio. Het werk duurt maar vijf minuten maar wat een vijf minuten!

Maar ook de uitvoering door het Black Oak Ensemble is gewoon subliem.


Kattenburgs jazzy ‘Novolette’ is als koren op de molen in de handen van Marcel Worms. Worms speelt alsof zijn leven er van afhangt. Vol overtuiging en een echt pianistiek elan.

De altvioolsonate van Dick Kattenburg bestaat uit maar één deel, allegro moderato. De reden is simpel: vóór Kattenburg het werk kon voltooien werd hij tijdens een razzia in een bioscoop opgepakt en op 5 mei 1944 naar Westerbork gestuurd. Op 14 mei 1944 werd hij op transport naar Auschwitz gesteld. Een op 30 september 1944 gedateerde overlijdensakte vermeldt dat hij in Midden-Europa is gestorven. Daar werd hij tussen 22 mei en 30 september vermoord


Max Vredenburg

Max Vredenburg (1904 -1976) is tegenwoordig voornamelijk bekend als medeoprichter van het Nationale Jeugd Orkest. In de jaren twintig vertrok hij naar Parijs waar hij met o.a. Paul Dukas en Albert Roussel studeerde, componisten die hem zeer hebben beïnvloed.

 In 1941 vluchtte hij naar Batavia en in 1942 belandde hij in de Jappenkamp. Hij heeft de oorlog overleefd maar een groot deel van zijn familie werd vermoord in Sobibor en Auschwitz. Het Lamento componeerde hij in 1953 ter nagedachtenis van zijn zus Elsa.

Marcel Worms houdt zich een beetje schuil, zijn IJslandse collega alle eer gunnend om te brilleren. Maar ga maar goed luisteren en ervaar hoe ontzettend meevoelend zijn bijdrage is. Zoiets heet ‘partners in crime’, denk ik. Beter kan ik het niet omschrijven.


Leo Kok

© Leo Smit Stichting

Kok verloor zijn beide ouders toen hij nog maar een kind was en werd grootgebracht door zijn oma. Hij speelde piano, componeerde en … voetbalde, alle drie als een prof.

Hij zat in het verzet en overleefde de hel van Buchenwald. Na de oorlog vestigde hij zich in Ascona, waar hij een klein antiquariaat dreef.

Wat kan ik u nog meer vertellen? Dat zijn stijl eigenlijk geen stijl is, want hij was van alle markten thuis?  Dat de prachtige “Mémoires” uit 1935 onder de handen van Marcel Worms je aan een aquarel of een penseeltekening doen denken en dat de ‘Trois Danses Exotiques’ het bloed in je aderen sneller doen stromen?

Marcel Worms speelt  ‘Vite, Trés Rythmée ‘

Irene Maessen is een zeer overtuigende pleitbezorgster van zijn liederen, al had ik persoonlijk wat meer expressie willen horen. Ursula Koch (viool) mist een beetje dat “smachtende”, maar is zeer ontroerend in de twee werkjes uit het “Enfence -cyclus”

‘Twee Nederlandse Gedichten’  door Irene Maessen en Marcel Worms

Alleen al het prachtige boekwerk met veel foto’s, muziekfragmenten, facsimile’s van de partituren, affiches en de begeleidende tekst in vier talen verdient meer dan lof.

Johnny & Jones

Artiestenfoto Johnny and Jones. Foto: PR © Achterhoek Nieuws b.v

In het echt heetten zij Nol van Wesel en Max Kannewasser. Max had een gitaar en Nol een goede stem en allebei hielden zij van jazz. Vóór ze ontdekt werden  – tijdens een personeelsfeestje in 1934 – werkten ze voor de Bijenkorf. Twee jaar later traden zij voor het eerst professioneel op en gaven ze definitief hun banen op. Nol (Johnny) was toen 18 en Max (Jones) 20 jaar oud.

Johnny & Jones waren de eerste echte Nederlandse tieneridolen, ze werden dan ook door hun achterban op handen gedragen. Zij traden in de beste clubs op, ook in het buitenland.

Johnny and Jones in de Dierentuin Antwerpen, fotograaf onbekend, 1932

Hun laatste optreden dateert van 24 augustus 1941. Op 9 oktober 1943 werden ze naar Westerbork gedeporteerd, waar zij bleven optreden. In augustus 1944, tijdens een kort uitstapje naar Amsterdam hebben ze een zestal nummers – allen geschreven in kamp Westerbork – voor de plaat opgenomen. Toen werd hen een onderduikadres aangeboden, maar zij weigerden. In het kamp waren hun families achtergebleven bovendien waren zij immers Johnny &Jones?! 

Van Wesel en Kannewasser tijdens sloopwerkzaamheden in Kamp Westerbrk, tekening van Leo Kok uit 1944

In 2001 werd hun grootste hit ‘Meneer Dinges weet niet wat swing is’ samen met nog een paar van hun populairste nummers op cd gezet (Two kids and a guitar Panachord DH 2051)

en enkele maanden later kwam een tweede cd uit met nooit eerder uitgebrachte materiaal, waaronder ook liedjes, die zij op een huwelijksfeest in maart 1942 zongen alsook de verloren gewaande opnamen van die bewuste dag in 1944 (Maak het donker in het donker NJA 0101)

Daar zit ook de Westerbork Serenade bij, een loflied op het kamp. Werden zij ertoe gedwongen? Niemand zal het ooit weten.

Pál (Paul)  Hermann

De exacte datum en de plaats van zijn dood zullen voor altijd onbekend blijven. Het laatste wat we van Paul Hermann (1902 – 1944) hebben vernomen is dat hij opgepakt werd tijdens een grote straatrazzia in Toulouse in april 1944 en via het doorgangskamp Drancy overgebracht werd naar Auschwitz en verder naar Litouwen. Sindsdien werd er niets meer van hem vernomen.

Hermann werd geboren in Boedapest, waar hij aan de Franz Liszt Academie studeerde bij o.a. Béla Bartók, Zoltán Kodály en Léo Weiner. Tijdens een optreden in Nederland maakte hij kennis met de Nederlandse Ada Weevers met wie hij trouwde en met wie hij tot 1933 in Berlijn woonde.

Hermann met vrouw en kind

Toen Hitler aan de macht kwam, vestigde het gezin zich in Oudorp in Nederland (leuk weetje: Hermann sprak en schreef voortreffelijk Nederlands). Na de tragische dood van zijn vrouw verhuisde Hermann eerst naar Brussel en later naar Parijs.

Hermann was voornamelijk beroemd als cellist (hij werd de ‘Hongaarse Casals’ genoemd), zo speelde hij de wereldpremière van solocellosonate van Kodaly en eind jaren dertig trad hij vaak op in het Concertgebouw in Amsterdam; maar hij was ook een begenadigd componist. Na de oorlog raakte hij – net als zovele van zijn lotgenoten – in de vergetelheid.

Zijn Grand Duo uit 1930, oorspronkelijk gecomponeerd voor en uitgevoerd met Zoltan Szekely, krijgt nu een uitstekende vertolking van Burkhard Maiss en Bogdan Jianu. Wat een ongekend prachtig werk het toch is!

De Strijktrio en de Pianotrio stammen uit het begin jaren twintig, toen Hermann nog aan het Liszt-Academie studeerde. Dat er in beide, zeer prettig in het oor klinkende werken een prominente rol aan de cello is toebedeeld is nogal wiedes.

De droevige liederen die Hermann in impressionistische stijl na de dood van zijn vrouw componeerde worden zeer ontroerend gezongen door Irene Maessen.

Rosy Wertheim

Rosy Wertheim, in 1912 geschilderd door Jan Veth. Collectie Joods Historisch Museum, Amsterdam

Rosy Wertheim (1888 -1949) was één van de eerste vrouwelijke componisten in Nederland die ook nog internationaal naam maakte. In 1929 verhuisde zij naar Parijs, in haar appartement hield zij een kunstenaarssalon, waar o.a. Milhaud, Messiaen, Jolivet en Honegger elkaar ontmoetten. Haar muziek – voornamelijk haar strijkkwartet – werd toen regelmatig en met veel succes uitgevoerd

In 1935 vertrok ze naar Wenen waar zij contrapunt studeerde bij Karl Weigl. In 1936 reisde ze naar New York om lezingen te geven en uitvoeringen van haar werken te regelen.

Naar Nederland keerde zij in 1937. Haar pianoconcert werd in 1940 werd in Den Haag uitgevoerd door Residentie Orkest olv Willem van Otterloo.

In september dook zij onder. Zij heeft de oorlog overleefd maar werd ernstig ziek en overleed vier jaar later. Haar totale oeuvre omvat ruim negentig werken, meest liederen en kamermuziek. (bron: © Eleonore Pameijer)

Zeer interessante documentaire over Rosy Wertheim:

Nico Richter

Nico Richter met zijn vrouw Hetty

Nico Richter (2 december 1915 – 16 augustus 1945) was zowel arts als de componist.
Al op jonge leeftijd kreeg hij vioolles. Hij studeerde geneeskunde in Amsterdam maar onderbrak zijn studie om bij Hermann Scherchen directie te gaan studeren. In 1935 verwierf hij de Prix Henri Leboeuf  prijs met zijn Concertino voor klarinet, hoorn, trompet, piano en twee violen.

Registratieformulier van Nico Richter als gevangene in nazi-concentratiekamp Dachau

In 1941 studeerde hij  af als arts. Hij raakte betrokken bij het verzet en in 1942 werd hij opgepakt en werd naar Dachau gestuurd. In 1945 keerde hij terug, hij was toen al doodziek. Na zijn thuiskomst schreef hij nog twee delen van een Serenade voor fluit, viool en cello. Hij stierf in augustus 1945, voordat hij de overige delen had voltooid.

Leo Smit

Leo Smit (Amsterdam 14 mei 1900 – Sobibor 30 april 1943) studeerde piano en compositie bij o.a. Sem Dresden.

Eind 1936 verhuisde hij naar Brussel. In 1937 keerde hij terug naar Amsterdam, waar hij op 12 februari 1943 zijn laatste werk voltooide, de sonate voor fluit en piano.

Op 27 april 1943 werd hij op transport gesteld naar Sobibor waar hij op 30 april werd vermoord.

Daarna werd het stil, er was geen belangstelling, hij werd niet uitgevoerd. Vergeten. Voor de tweede keer vermoord. Dankzij de Leo Smit Stichting werd hij weer een beetje teruggebracht naar het landschap van het Nederlandse muziekleven, maar terug is hij niet.

Divertimento for piano 4 hands 1. Allegro ma non troppo – 2. Lento – 3. Allegro con fuoco performed by: Jorian van Nee & Jurn Tjoa:

Lucas & Arthur Jussen:

Of? In 2020 hebben de Jussen broers zich over Smits werken ontfermd  en regelmatig uitgevoerd. Zij maakten ook een documentaire over de componist, dus er is wel hoop. Hoop ik

https://www.nporadio4.nl/klassiek/75-jaar-bevrijding/78e6c145-2028-44ac-8626-571b58387605/broers-jussen-vragen-aandacht-voor-muziek-van-vervolgde-componist-leo-smit-75-jaar-bevrijding

Voor eeuwig. De laatste brief van Vilma Grunwald op weg naar haar dood in Auschwitz, onderdeel van een muziekcyclus van Marion von Tilzer als eerbetoon.

Tekst: Neil van der Linden

© Sky News

Into Eternity is een aangrijpend eerbetoon aan de Tsjechische Vilma Grunwald, gebaseerd op de onthutsende afscheidsbrief die zij schreef aan haar echtgenoot, op 11 juli 1944, voordat ze samen met haar oudste zoon in Auschwitz in de vrachtwagen zou klimmen op weg naar de gaskamers. De brief gaf zij aan een welwillende Duitse bewaker.

Haar andere zoon, die samen met zijn vader, die arts was, in een ander deel van het kamp gelegerd was en die samen met zijn vader het kamp zou overleven, schreef later hoe sommige oudere bewakers weinig ophadden met het nazisme en Hitler. Vilma had juist gegokt, de bewaker was van die categorie en wist de brief via via naar haar echtgenoot, zijn vader, door te geven, ook al was het kamp immens.. De zoon heeft de brief later aan het Amerikaanse Holocaust Museum gegeven.

Componiste en pianist Marion von Tilzer heeft een cyclus met eigen composities samengesteld en op CD uitgebracht. Het concert in de Posthoornkerk van afgelopen 29 april was ook de presentatie van de CD.

De CD op Spotify:

De titel Into Eternity refereert aan de laatste woorden uit te brief: ‘De beruchte vrachtwagens zijn hier al en we wachten tot het zal beginnen. Ik ben volledig kalm. Jij, mijn enige en mijn liefste, geef jezelf niet de schuld voor wat er gebeurd is, het was ons lot. We deden wat we konden. Blijf gezond en denk aan mijn devies dat de tijd zal helen – misschien niet alles, maar op z’n minst een deel. Zorg goed voor ons kleine gouden jongetje en verwen hem niet te veel met al je liefde. Blijf allebei gezond, lieverds. Ik zal alleen maar aan jou en Misa denken. Heb een gelukkig leven, we moeten nu de vrachtwagens in. Tot in de eeuwigheid, jouw Vilma.’

De cyclus bestaat uit vier instrumentale delen in wisselende bezettingen, verder twee stukken waarin Maya Fridman ook zingt en twee door Bella Adamova gezongen delen, waaronder een zetting van de tekst van de brief. Het lied op de brief is meteen al het tweede deel.

Hier een link naar een studio-opname van het hele lied op tekst van de brief: 

Mezzosopraan Bella Adamova zingt het adembenemend, ingetogen, maar daardoor juist extra dramatisch, inclusief een huiveringwekkend wegstervend pianissimo op de woorden van de ondertekening van de brief, ‘Va Vilma’, ‘Jouw Vilma’. Celliste Maya Fridman speelt er prachtig kleine grillige motiefjes op de cello doorheen.

In een inleiding bij het concert zei journaliste Sandra Rottenberg dat muziek kan helpen de noodzakelijke herinnering aan wat steeds langer geleden gebeurd is levend te houden. Muziek kan die herinnering sublimeren, zoals in dit lied, waarvan je de tekst zonder de muziek misschien nauwelijks over het voetlicht zou kunnen brengen zonder overweldigd te raken door emoties.

In de lijn van de boodschap van de brief brengen andere delen hier en daar wat lichtheid, zoals het begin van het openingsdeel Triptych: Out of the Dark. Maar al snel gaat die lichtheid over in duisternis. Misschien horen we de beruchte vrachtwagens al aan komen rijden.

De laatste twee stukken van de CD werden tijdens het concert in omgekeerde volgorde gespeeld. Nu werd het op de CD laatste stuk, het titelstuk Into Eternity, als één na laatste gespeeld. De titel is ontleend aan de slotwoorden van de brief.

Op aanvankelijke lyrische motieven in de hoge registers van de piano zet op zeker moment een dwingend ritme in op oriëntaalse trom, dat het midden houdt tussen mystieke trance en een marsritme. Maar na een aardsere passage in de middelste octaven van piano komen de motieven in de hoge noten en het marsritme terug.

Het stuk eindigt met het etherische geluid van met strijkstok bespeelde belletjes. Het concert eindigt met het voorlaatste stuk van de CD, A girl findsa bright spot in a dark world, dat zowaar bijna dansbaar is, de gemoedsgesteldheid verklankend die briefschrijfster Vilma Grunwald in de laatste uren van haar leven probeerde te cultiveren.

In al zijn verfijndheid is Into Eternity natuurlijk relatief kleinschalig, maar het probeert één van de talloze miljoenen die omkwamen een naam te geven, en daarmee een beetje ook de anderen, die niet in staat waren een brief te schrijven, of wier brief nooit zijn aangekomen, of die niemand meer hadden om een brief aan te schrijven.

Trailer:

Twee eigen clips:

The letter of Vilma Grunwald

The day the light came

Hier is nog meer informatie over Vilma Grunwald en haar nog levende zoon Frank Grunwald: 

https://news.sky.com/story/my-mums-letter-written-moments-before-her-auschwitz-death-11365312

Gezien 29 april 2023, 20.15h in de Posthoornkerk. 

Bella Adamova, alt, Maya Fridman, cello, zang, het Belinfante Kwartet, Michael Hesselink klarinet,  Jacobus Thiele, percussie, Marion von Tilzer, composities, piano.

Un giorno di regno

Tekst: Peter Franken

Na het succes van zijn eersteling Oberto ontving Verdi een opdracht van de Scala voor een komische opera. Hij kreeg een bestaand libretto aangeleverd over een edelman die zich tijdelijk moet voordoen als Koning Stanislas van Polen zodat de echte Stanislas veilig naar zijn land kan terugreizen om daar tot koning te worden gekozen door de Diet. We hebben dus feitelijk te maken met een simulant en een pretendent. De simulant gaat geheel op in zijn rol en begint over zijn gastheer, de baron van Kelbar ergens in Bretagne, en diens entourage te regeren alsof zijn macht reëel is en zijn beloften enige waarde hebben.

Een extra complicerende factor is de markiezin van Poggio, de (vroegere?) verloofde van de zogenaamde Stanislas die nog immer op hem verliefd is en maar niet kan begrijpen dat de man van haar keuze voorgeeft haar niet te kennen.

Op zich is dit genoeg materiaal voor een amusante opera, er zijn minstens zo armzalige libretto’s bekend die het succes van het voltooide werk niet in de weg hebben gestaan. Denk bijvoorbeeld aan Rossini’s Le comte Ory en Donizetti’s Don Pasquale. Wel oubollig natuurlijk, zelfs in 1840 toch al wel een beetje uit de tijd. 3

Muzikaal doet de componist hier een grote stap terug. Waar ik in zijn Oberto een echte Verdi meen te horen, zij het met Rossiniaanse invloeden en wellicht ook wel een beetje Donizetti, zijn de rollen hier volledig omgedraaid. Un giorno di regno klinkt als een opera van Rossini waarin we moeten wachten tot de markiezin diep in de tweede akte met haar aria ‘Ma voi tacete’ iets laat horen dat met enige goede wil aan Verdi doet denken.

De muziek is nogal eenvoudig, veel unisono zang van de protagonisten, zelfs regelmatig met een compleet koor van bedienend personeel erbij. Het koppeltje Giulietta en Eduardo zorgt voor extra verwikkelingen, er moet immers te allen tijde een dubbele bruiloft worden gevierd aan het einde van zo’n stuk, en valt muzikaal volledig in de Rossini-Donizetti groef. Die twee zorgen voor de hoge noten in het geheel.

Als onderdeel van het project alle Verdi’s op het toneel te brengen en in 2013 op dvd uit te geven ter gelegenheid van Verdi’s 200e geboortejaar bracht Teatro Regio di Parma dit zelden gespeelde werk in een productie van Pier Luigi Pizzi.

De aandacht gaat hier vooral uit naar de prima donna Anna Catarina Antonacci die het toneel in bezit neemt zodra ze verschijnt. Haar zang is uitstekend maar wat ze extra inbrengt is een onverwacht talent voor

Guido Loconsolo geeft een aardige vertolking van ‘Stanislas’ en krijgt goed tegenspel van Andrea Porta als de baron van Kelbar. Alessandra Marianelli is een prima zingende doortastende Giulietta die door roeien en ruiten gaat om met Eduardo te kunnen trouwen in plaats van met diens gefortuneerde oom. Neef en oom komen voor rekening van respectievelijk Ivan Magri en Paolo Bordogna.

Guido Loconsolo:

Pizzi heeft het gehele project op zich genomen: regie, decors en kostuums, waardoor een consistent geheel is ontstaan. Zijn naam staat bijna garant voor stijlvolle ensceneringen en hij doet die reputatie eer aan. Koor en orkest zijn van Teatro Regio di Parma en Donato Renzetti heeft de muzikale leiding.

De première op 5 september 1840 in de Scala was een flop. Het werk werd direct van het tableau gehaald. In dat opzicht komt het begin van Verdi’s carrière als operacomponist aardig overeen met dat van zijn tijdgenoot Wagner. Diens eersteling Die Feen is al herkenbaar als een echte Wagner. Maar Das Liebesverbot is, in de woorden van Nike Wagner die ik daarnaar vroeg tijdens het Wagnercongres in Amsterdam, een ‘perfecte Lortzing’. En ook die opera kwam niet verder dan de première.

De complete opera staat ook op YouTube:

De Operastudio Nord Rhein Westfalen brengt op 9, 11 en 18 juni een geënsceneerde voorstelling van dit zelden gespeelde werk.

Zie ook:

Un Giorno di Regno – 2022.23 · Musiktheater im Revier (musiktheater-im-revier.de)

Gay Guerilla weekends, Julius Eastman in Amsterdam Noord.

Tekst: Neil van der Linden

“What I am trying to achieve is to be what I am to the fullest – black to the fullest, a musician to the fullest, and a homosexual to the fullest. It is important that I learn how to be, by that I mean accept everything about me.’ Dat is een lijfspreuk van Julius Eastman, een Afro-Amerikaanse componist wiens carrière hoopvol begon en die uiteindelijk in 1990 op 49-jarige leeftijd in New York als dakloze overleed.

Het was een uitvoering met naar verluidt homo-erotische afbeeldingen van John Cages aleatorische (dus naar eigen inzicht invulbare) Songbooks door het door Eastman opgerichte S.E.M. Ensemble, gedirigeerd door Morton Feldman, dat hem in conflict bracht met de avantgarde-wereld rond Cage (die zelf overigens ook homoseksueel was).

Eastman had zich een tijd lang begeven onder niet de minsten van de nieuwe muziek, waaronder Peter Maxwell Davies en Lukas Foss, die hem een tijd lang protegeerde. Hij bleef actief en kwam ook naar Europa – er zijn opnamen van hem uit Zürich. Maar het lijkt erop dat Eastman zich uiteindelijk niet thuis voelde in deze incrowdwereld en ook bijkomend netwerk-werk verfoeide, en/of zich niet als zwart en queer geaccepteerd voelde. Hij raakte verslaafd aan drugs, werd dakloos en stierf in armoede.

Gaandeweg werden biografische details moeilijk te vinden, en er raakte ook muziek verloren, zoals de partituur van Masculine, het zusterstuk van Femenine, dat onderdeel was van dit festival.

De stichting 24classics beoogt klassiek muziek voor nieuwe publieksgroepen interessant te maken en bestaande publieksgroepen voor klassieke muziek een bredere context van muziek te tonen. Deze eerste editie van hun tweejaarlijks uit te voeren festival is geprogrammeerd rond twee stukken van Eastman, Gay Guerilla uit 1980 voor een wisselend aantal piano’s en Femenine uit 1974 voor kamerensemble.

Op Spotify staat één – uitstekende – uitvoering van Gay Guerilla.

Femenine wordt echt zo gespeld, als woordspeling, waaruit moge blijken dat Eastman naast al zijn gepassioneerdheid ook gevoel voor humor had. Dat zien we aan de titels die Eastman aan de onderdelen van het stuk gaf, zoals Hold and Return, Create New Pattern, Can Melt, Eb (Es, de toonsoort waarin de baritonsax doorgaans is gestemd, maar misschien ook een referentie aan het openingsakkoord van Wagners Rheingold?) en de titel van het laatste deel Pianist Will Interrupt Must Return. Ondanks die relativering zei Eastman ook ‘The end sounds like the angels opening up heaven… Should we say euphoria?

Kenmerkend is Eastmans gebruik van ingenieus verschuivende harmonie en contrapunt, In Femenine wordt eerst minstens twintig minuten gevarieerd op een motiefje van één toonsafstand (Es en F) totdat opeens bariton sax en piano orgelend een fantastische harmonische wending tot stand brengen die de hele sfeer van het stuk radicaal veranderen.

Femenine staat twee keer op Spotify:

Deze opname zonder vermelding van de uitvoerenden klinkt beter:

In beide uitvoeringen hoor je ook een freejazz-kant van Eastman.

In de loods waarin het Re:ply festival plaats vond kwam dit alles ook akoestisch prachtig naar voren. Maar ook op de radio kan het werken. Het was door een eerdere uitvoering van stuk door hetzelfde Doelenensemble dat nu optrad, die ik hoorde in het radioprogramma Vrije Geluiden, dat ik Eastman op het spoor kwam.

Dit is de radio-opname door het Doelenensemble in Vrije Geluiden:

https://www.nporadio4.nl/uitzendingen/vrije-geluiden/8081abde-4844-4ddd-97c0-fd676185caa1/2022-11-13-vrije-geluiden-julius-eastman-2

In de Vrije Geluiden-uitzending zit ook een deel uit Gay Guerilla . Helena Basilova en Vivianne Cheng moeten hun uitvoering op CD uitbrengen, mét de aanvullende elektronica van Danny van der Lugt.

Ook de dans in Femenine is mooi opgebouwd. Tijdens de eerste delen zitten de drie dansers van de Lloyds Company verspreid op de grond, tijdens de middendelen van bij elkaar zo ongeveer een half uur hebben ze één voor één een solo, dan dansen ze met twee en daarna met drie, waarna ze weer in solos uiteenvallen, om tijdens de laatste twintig minuten bij elkaar naast de musici te eindigen. Ook hier een fugatische opbouw die ook de muziek van Eastman kenmerkt, die ook sterk geïnspireerd was door Bach.

Eigen iPad opname van een stuk uit het middendeel met de dansers:

Het slot:

Euforie aan het eind, en trouwens ook gedurende het hele stuk, geldt ook voor de drie verschillende magistrale uitvoeringen van Gay Guerilla door pianisten Helena Basilova en Vivianne Cheng. In twee ervan zijn ze te horen op tape, als onderdeel van een lichtsculptuur van Boris Acket gecombineerd met elektronisch geluidsdecor van Danny van der Lugt.

Op Spotify staat één – uitstekende – uitvoering van Gay Guerilla.

Die lichtsculptuur is in vereenvoudigde vorm samen met een deel van het geluidsdecor ook aanwezig in de live uitvoering van het stuk door Basilova en Cheng, waarbij het geluidsdecor onder meer bestaat uit prachtige lage en soms bijna subsonische

elektronische orgeltonen.

De laatste 14 minuten van met eigen iPad gemaakte opname met de volledige lichtsculptuur:

og weer een andere versie van de lichtsculptuur en de tape worden gebruik in de versie Live Ritual met een sterk fysieke choreografie van Christian Guerematchi met performer Papilicious, die een deels homoerotische, maar ook tot prachtige kruisiging- en Pieta-achtige bondage-act opvoeren, die het publiek een minuut lang stil van ontroering achterlaat op de laatste ijle tonen van het stuk, in de hoogste octaven van de piano.

Helaas bleek wel hoe sektarisch het Nederlandse publiek kan zijn. Ok, het vindt plaats in een wat afgelegen loods in Amsterdam-Noord. Maar Amsterdam Noord is het Mekka van parties op fringe plekken. Sommige beeldende kunst-VIPs hadden de weg naar de door Natasja Kensmil verzorgde aan Eastman gewijde tentoonstelling gevonden, maar waren alweer naar huis bij de Gay Guerilla-uitvoeringen, hoe multidisciplinaire die ook zijn.

Ook uit de muziekwereld zag je te weinig mensen in vergelijking met de belangwekkendheid van de componist en de uitzonderlijkheid van de uitvoeringen. Dat gold ook voor het aan de relatie Eastman-Bach gewijd concert door pianoduo Lestari Scholtes en Gwylim Janssens. En is de context van Christian Guerematchi’s choreografie te interdisciplinair voor de danswereld.

Of schrok het queer element af, ook al is de opzet van het festival om ook op dat punt recht te doen aan de miskende componist Eastman, en wisten de makers al deze elementen tegelijk prachtig te sublimeren in een alomvattende muzikale en visuele ervaring? Zoals Eastman misschien niet beter had durven dromen?

De verschillende uitvoeringen van Gay Guerilla worden herhaald op 6 en 13 mei.

Gezien 28 en 30 april, Loods Vasumweg 119, Amsterdam Tuindorp-Oostzaan.

Foto’s © Fluer Mulder en Neil van der Linden

Der Köning Kandaules oftewel de les in hoe je het geluk niet met iedereen moet delen

In 1938 vluchtte Zemlinsky naar New York. In zijn koffertje bevond zich de onvoltooide opera Der könig Kandaules. Eenmaal in New York, hoopte hij op de uitvoering in de Metropolitan Opera.

André Gide

Het op het toneelstuk van André Gide gebaseerde libretto ging over een seksschandaal dat een heel koningshuis aan het wankelen heeft gebracht en het einde van een hele dynastie btekende. Volgens de Griekse historicus Herodotus gebeurde dit in Lydië in de 7e eeuw v.Chr., toen koning Kandaules rondbazuinde dat zijn vrouw zo mooi was en wilde zijn geluk en de schoonheid van zijn vrouw met iedereen delen.

Door de koning aangemoedigd en door een onzichtbaar makende ring geholpen, brengt Gyges, zijn geliefde lijwacht een nacht door met de koningin. Als zij achter de ware toedracht komt, spoort zij Gyges aan om de koning te vermoorden waarna hijzelf tot koning wordt gekroond.



Herodotus: : “Er zijn voor jou nu twee wegen aanwezig, Gyges, ik geef jou de keuze welk van beide je wil inslaan. Want ofwel moet je Kandaules doden en krijg je mij en het koningschap van Lydië, ofwel moet je dadelijk zelf sterven zonder meer, opdat je voortaan niet meer zou zien wat je niet mag zien door Kandaules in alles te gehoorzamen. Maar het is werkelijk nodig dat ofwel degene die dat bedacht heeft omkomt (gedood wordt) ofwel jij die mij naakt bekeken hebt en gedaan hebt wat niet gebruikelijk is.” (Wiki)

Het libretto bleek te gewaagd voor het Amerikaanse publiek en toen Zemlinsky in 1942 stierf, was zijn opera nog steeds onvoltooid.

Antony Beaumont

Het was pas de Engelse musicoloog én Zemlinsky-biograaf Antony Beaumont die het partituur voltooide. In oktober 1996 werd de opera in Hamburg uitgevoerd, met enorm veel succes. De uitvoering werd live opgenomen en op het label Capriccio (600712) uitgebracht.

De uitvoering onder leiding van Gerd Albrecht is zonder meer uitstekend en de hoofdrollen zijn met James O’Neal (Kandaules), Monte Pederson (Gyges) en Nina Warren (Nyssia) zeer adequaat bezet. In de kleine rol van Nicomedes horen we een jonge debutant, Mariusz Kwiecień.


In 2002 heeft Salzburg de opera op het programma gezet en de fenomenaal bezette, live opgenomen uitvoering werd in een zeer verzorgde uitgave op 2 cd’s uitgebracht (Naïve 3070). De rol van Kandaules werd vol overgave gezongen door Robert Brubacker en Wolfgang Schöne was een uitstekende Gyges. De Zweedse Nina Stemme, die toen nog in het lyrische ‘fach’ zat, zong een mooie Nyssia. Het Deutsche Symphonie Orcherst onder leiding van Kent Nagano klinkt zeer spannend.

Deel 1:

Deel 2:

Onze onvolprezen ZaterdagMatinee heeft de opera in november 2007 concertante uitgevoerd, helaas bestaat er geen opname van. Jammer, want de dirigent Bernhard Kontarsky dirigeerde met veel overgave en Stuart Skelton en Jeanne-Michèle Charbonnet waren onvergetelijk als de koningspaar.


Gyges (of was het Zemlinsky zelf?):  „Der, der ein Glück hält, soll sich gut verstecken! Und besser noch, sein Glück vor Andern“.