kamermuziek/solorecitals

JOSEPH ACHRON. Muziek om verliefd op te worden

Achron in Petersburg

Joseph Achron in St. Petersburg.  © Courtesy of the Departement of Music, Jewish National & University Library, Jerusalem, Achron Collection

Arnold Schoenberg was er van overtuigd dat Joseph Achron de meest onderschatte onder de hedendaagse componisten was. Schönberg roemde zijn originaliteit, hij was er dan ook zeker van dat Achrons muziek een absolute eeuwigheidswaarde had. Toch is Joseph Achron niet echt beroemd geworden.

Achron Hebrew melody

De doorgewinterde vioolliefhebber kent ongetwijfeld  zijn ‘Hebrew Melody’,  een zeer geliefde toegift uit het repertoire van menig violist, te beginnen met Heifetz.

Het werk is geïnspireerd op een thema die Achron ooit in een synagoge in Warschau hoorde toen hij nog maar een kleine jongen was. Hij schreef het in 1911, het was één van zijn eerste composities en tevens zijn ‘kleur – bekennen’: Achron werd lid van de Vereniging voor de Joodse Muziek.

 

Achroon kind

Joseph Achron als kind in Warschau

Maar laten wij bij het begin beginnen.  Joseph Achron werd geboren in 1886 in het Russisch Imperium en stierf zevenenvijftig jaar later in Los Angeles. Zijn moeder was een verdienstelijke zangeres en zijn vader voorzanger die ook viool speelde. Van hem kreeg Joseph zijn eerste vioollessen maar spoedig werd zijn vader vervangen door echte leraren. Op zijn achtste trad hij voor het eerst op en op zijn achttiende had hij al enkele composities op zij naam staan.

Zijn loopbaan als componist begon echter pas in de jaren twintig van de twintigste eeuw. In St. Petersburg sloot Achron zich aan bij de componisten die verenigd waren in de ‘Nieuwe Joodse School’. Een paar jaar later verhuisde hij naar Berlijn waar hij kennis maakte met de werken van de Franse impressionisten. Én met de Tweede Weense School.

In 1924 maakte hij reis van enkele maanden naar Palestina waar hij niet alleen optrad maar ook alle volksmuziek verzamelde die hij tegenkwam. De aantekeningen die hij toen maakte werden later in zijn composities gebruikt: zo zijn in zijn vioolconcert op. 30 enkele Jemenitische thema’s te bespeuren.

In 1925 vestigde hij zich in New York, waar hij kennis maakte met het Yiddisch Theater en waar hij  toneelmuziek voor verschillende producties componeerde. Onder ander voor Stempenyu, toneelstuk van Sholem Alejchem over een Joodse violist.

Stempenyu-Suite, hier gespeeld door Karen Bentley Pollick en Jascha Nemtsov:

In de jaren dertig verhuisde hij naar Hollywood waar hij in 1943 overleed.

Achron metKlemperer

Joseph Achron with Otto Klemperer (right). Klemperer conducted the premiers of Achron’s second and third violin concertos with the Los Angeles Philharmonic. © Courtesy of the Departement of Music, Jewish National & University Library, Jerusalem, Achron Collection

De muziek van Achron wacht nog steeds op haar revival al zijn er al ettelijke pogingen gedaan om haar aan de vergetelheid te onttrekken. Zo zijn er eind jaren negentig van de vorige eeuw twee cd’s uitgebracht met zijn compositie voor viool en piano. Hoe verschillend ook de interpretaties, beide zijn de moeite waard, al was het alleen maar vanwege de buitengewone kans om zijn composities te leren kennen. En waarderen.

 

Achron Miriam Kramer ASV

Op het label ASV horen wij Miriam Kramer, een jonge Engelse violiste, ooit uitgeroepen tot de ‘United Kingdom’s Performer of the Year’.  Haar cd begint met een ietwat aarzelende vertolking van de ‘Première Suite en Style Ancien’ uit 1906 (het betreft de wereldpremière), maar bij de vioolsonate op.29 wordt haar toon vaster en in ‘Children’s Suite’ kunnen wij al ongestoord genieten. Haar pianist, de Nederlander Simon Over, begeleidt haar uitstekend, en dat ik niet helemaal enthousiast kan worden ligt niet zozeer aan haar, als aan Hagai Shaham, de solist op de tweede cd (Joseph Achron: Music for Violin & Piano; Miriam Kramer, Simon Over; ASV CD QS 6235)

Achron Shaham Biddulph

Hagai Shaham (geen familie van Gil) is een Israëliër en stamt uit de school van de befaamde pedagoge, Ilona Feher. Zijn toon is warm en donker, hij speelt met bravoure en souplesse en – waar nodig – met een gezonde dosis schmalz. Het is schaamteloos genieten geblazen, van het begin tot het eind. Als je hier niet verliefd op wordt dan weet ik het niet..

De (vaste) begeleider van Shaham heet Arnon Erez en komt eveneens uit Israël. Het tekstboekje is tweetalig: Engels en Jiddisch (Stempenyu. The violin music of Joseph Achron; Hagai Shaham, Arnon Erez; Biddulph LAW 021)

Achron Shaham Hyperion

Vijftien jaar na hun Biddulph-opname hebben Hagai Shaham en Arnon Erez zich nog een keer over de muziek van Achron ontfermd. In 2012 hebben ze voor Hyperion Complete Suites voor viool en piano opgenomen, waaronder ook het Stempeny-Suite en uiteraard de Hebrew Melody  (Hyperion CDA67841)

 

 

Marie Elisabeth Hecker heeft genoeg te vertellen in het celloconcert van Elgar

Elgar cello

Degene die verantwoordelijk is voor de hoesfoto zou eigenlijk voor de rechtbank gesleept moeten worden. Niet alleen vanwege het ‘plagiaat’ (de celliste Marie-Elisabeth Hecker is gestileerd naar de beroemde foto van Jacqueline du Pré), maar ook – of misschien voornamelijk – vanwege de schade die hij daarmee de celliste berokkent. Want of ze het wil of niet ze wordt onmiddellijk aan de vergelijkings-tafel naast haar grote voorgangsters gelegd en probeer daar uit te ontsnappen! Tegen iconen valt niet te vechten en dat, terwijl Hecker genoeg heeft te vertellen!

Of ze minder, beter of net zo goed speelt dan du Pré laat ik in het midden, het doet er niet toe, het is gewoon anders. De klank van haar cello is wellicht scherper en minder warm dan die van du Pré maar haar puntige vertolking is niet alleen pittig maar ook zakelijk en daar is iets voor te zeggen.

In het zeer zelden gespeelde (waarom eigenlijk?) pianokwintet is Hecker zeer in haar element.  Het in de zomer van 1918 in Sussex gecomponeerde werk is zeer dramatisch en in zijn grootsheid klinkt het zeer orkestraal.  Hierin kan de celliste, bijgestaan door en viertal voortreffelijke musici werkelijk uitblinken. Maar de echte hoofdrol wordt hier toebedeeld aan de fenomenaal spelende pianist Martin Helmchen.


EDWARD ELGAR
Cello concerto, Piano Quintet
Marie-Elisabeth Hecker (cello); Carolin Widmann, David McCarroll (viool); Pauline Sachse (altviool); Martin Helmchen (piano)
Antwerps Symphony Orchstra olv Edo de Waart
Alpha 283

 

Gershwin en Gerstein

Gershwin Gerstein

Het is zo ontzettend virtuoos wat Kirill Gerstein doet! Het swingt met de hoogste snelheid de snelkookpan uit en dat is niet altijd even fijn. Gerstein neemt zulke duizelingwekkende tempi aan dat je de muziek achter de noten niet meer kunt herkennen. En dat is echt jammer want zodra hij een beetje gas terugneemt hoor je wat voor waanzinnig goede pianist hij is.

Kirill Gerstein in ‘I Got Rhythm’ (Earl Wild)

Het beste hoor je het in de pianosolostukken want ook het Concerto in F moet onder de waanzinnige tempi behoorlijk lijden. Had de dirigent niets te vertellen? Of was iedereen er te trots op dat ze met die snelheid zonder brokken bij het goede eind konden komen? Maar Rhapsody in Blue wordt hier gespeeld in de originele versie voor een jazzband uit 1924, altijd een pre.

De vocale bijdrage van Storm Large in Summertime kan mij niet echt bekoren, maar misschien heb ik te veel naar Ella Fitzgerald geluisterd? Hierin toont Gerstein zich een begenadigde improvisator, al moet ik zeggen dat het voor mij iets te gepolijst is.

Alle werken op deze cd zijn – op ‘Blame it on my youth’ en ‘Summertime’ na – live in Powell Hall in St. Louis in 2017 opgenomen. Goed idee trouwens om ‘Embrecable you’ als een echte uitsmijter aan het eind te programmeren.


GEORGE GERSHWIN
Rhapsody in Blue & Concerto in F
EARL WILD, OSCAR LEVANT
Gershwin transcripties
Kirill Gerstein (piano), St.Louis Symphony Orchestra olv David Robertson
Myrios Classics MYRO22– 73’

Weergaloze Debussy door het Duo Bilitis.

 

Duo Bilitis

Honderd jaar geleden, op 25 maart 1918 overleed Claude Debussy, één van de grootste en de meest vooruitstrevende Franse componisten van zijn tijd. Het Debussy-jaar wordt uitgebreid en uitbundig gevierd met veel (her)uitgaven van al zijn werken. Ook het Duo Bilitis – niet voor niets vernoemd naar Debussy’s Chansons de Bilitis is van de partij.

De twee harpisten waarvan er één ook nog prachtig zingt hebben een buitengewoon aantrekkelijk programma samengesteld en opgenomen met originele arrangementen van de werken van de Franse meester, waarvan er maar één, Danse Sacree et Danse Profane origineel voor harp (met een orkest) was bedoeld.

In de ‘Ballade’ (oorspronkelijke titel ‘Ballade Slave’) voor pianosolo uit 1890 manifesteert zich Debussy’s fascinatie voor de Russische muziek. Koren op de molen van de (van oorsprong Russische) Ekaterina Levental. Of het daaraan ligt weet ik natuurlijk niet, maar de bewerking voor twee harpen klinkt alles behalve raar, vanzelfsprekend eigenlijk. Ook de bewerking van de Six épigraphes antiques kan mij zeer bekoren.

 

 

De samenspel van beide harpisten is de perfectie nabij, waarbij hun instrumenten de esoterische harpklank met een meer ‘down to earth’ warme mezzostem van Levental verenigen. Het is waarachtig een cd om te koesteren!


Claude Debussy
Rêveries de Bilitis
Music for Two harps and Voice
Danse Sacree et Danse Profane
Proses Lyriques
Ballade for two harps
Trois Chansons de Bilitis
Six Epigraphes Antiques
Duo Bilitis: Eva Tebbe (harp), Ekaterina Levental (Mezzosoprano/harp)
Brilliant Classics 95657

Zie ook: THE SILVER AGE

MAHLER 4 FOR ENSEMBLE

Mahler 4 Camerata RCO

Het gebeurt niet zo vaak meer dat ik prettig verrast word door een nieuwe Mahler-opname maar nu heeft Gutman Records mij waarachtig zo blij als een kind gemaakt. Het Camerata RCO heeft zich over Mahler 4 ontfermd, waarbij zij uitgegaan zijn van de kamermuziekversie van die symfonie die de Schönberg-leerling Erwin Stein in 1921 heeft gemaakt.

Natuurlijk is een kamerensemble niet met een volle symfonieorkest te vergelijken en natuurlijk is hun geluid – vanzelfsprekend – kleiner en transparanter, maar de puurheid en de transparantie zijn in dit geval zo mooi en zo verfrissend dat ik de symfonie nu even niet anders wil horen!

Nu is Camerata RCO zelf eigenlijk een soort ‘kamermuziekversie’, van het Koninklijk Concertgebouworkest welteverstaan en alle leden horen ook in het orkest zelf te spelen (of te hebben gespeeld), u kunt dus stellen dat ze hun Mahlers echt under the skin hebben.

Wat ik nu zo onvoorstelbaar leuk vind is dat ik al die instrumenten afzonderlijk goed kan horen. Iets wat niet onmiddellijk een pre is als het om een (groot) orkestklank gaat, maar in de pocketversie is het onweerstaanbaar. Zo kan ik enorm genieten van het schitterende pianospel van Nicolas van Poucke en de stralende warmte van de strijkers bezorgt mij een gevoel van een zeer aangename geborgenheid.

Tel daarbij het bijna klezmer-achtig geluid van de blazers (de klarinetten!), de ondersteunende ritme van de paukenisten en het verrassingseffect van de accordeon … Smullen!

Judith van Wanroij heeft een perfect timbre voor de ‘Himmlichen Freuden’ en de dirigent Lucas Macías Navarro heeft er hoorbaar zelf plezier in. Ook de opname is uitstekend en de tekst in het boekje (ook in het Nederlands!) hilarisch.


GUSTAV MAHLER
Mahler 4 for Ensemble
Judith van Wanroij (sopraan)
Camerata RCO olv Lucas Macías Navarro
Gutman Records CD 173

Meer Mahler 4:
Daniele Gatti dirigeert HAYDN en MAHLER
MAHLER 4 Jansons

Een beetje (meer) over Walter Braunfels

Braunfels Concert Overture

Braunfels’ muziek is twee keer gestorven. De eerste keer toen zijn composities door de Nazi’s ‘entartet’(gedegenereerd) werden verklaard. En de tweede keer toen de naoorlogse muziekpausen alles wat tonaal was en naar romantiek riekte als ‘bedorven’ hebben bestempeld. Hun esthetiek (of eigenlijk het gebrek er aan) is al lang in de stoffige archieven opgeborgen maar de muziek van Braunfels (én Zemlinsky, én Korngold, én Schreker) wordt nog steeds te weinig uitgevoerd.

Superblij ben ik dus met de Braunfels-cyclus van de Duitse label Capriccio: inmiddels zijn we bij deel vier beland. Het is niet zo dat we nu de verloren gewaande meesterwerken gaan ontdekken, maar: moet dat? Ook de middelmaat – mits goed en geloofwaardig uitgevoerd verdient een plaats op de podia.

In de ‘Zwei Hölderlin-Gesänge’ hoor je Braunfels op zijn best. Hij had iets met de menselijke stem, niet voor niets zijn zijn opera’s en liederen zo fascinerend! De liederen worden goed gezongen door Paul-Armin Edelmann, toch betrap ik mij op de gedachte dat er misschien wat meer uit te halen valt. Edelmann beschikt over een mooie, warme bariton met een zeer aangenaam timbre, maar zijn interpretatie mist iets wezenlijks.

Hij wordt ook niet echt geholpen door het orkest, van de dirigent straalt weinig inspiratie af. Daar gaat ook de Schottische Fantasie voor altviool onder gebukt. Barbara Buntrock speelt prima, dat wel, maar ook zij lijkt weinig bezield.

 


Carnival Ouvertüre op.22, Zwei Hölderlin-Gesänge op.27, Schottische Phantasie op.47, Präludium und Fuge op.36
Barbara Butrock (altviool), Paul-Armin Edelmann (bariton)
Deutsche Staatsphilharmonie Rheinland-Phalz olv Gregor Bühl
Capriccio C5308

STRIJKKWARTETTEN

Braunfels Auryn

Nadat hij ‘entartet’ werd verklaard leefde Braunfels in totale afzondering in de omgeving  van de Bodensee. Zijn beide strijkkwartetten zijn daar ontstaan.

Het medium kamermuziek was voor hem totaal nieuw. In de brieven uit die tijd toonde hij zich bijzonder gelukkig met het voor hem nieuw ontdekte idioom: ”Er is niets leukers, dan het werken aan een strijkkwartet” schreef  hij.

Voor zijn eerste kwartet gebruikte hij Verkündigung als zijn voornaamste inspiratiebron en in alle vier de delen citeert hij er rijkelijk uit.

Het  tweede strijkkwartet is iets lichtvoetiger. De eerste twee delen zijn behoorlijk vrolijk en dansant, het vierde met zijn Oosteuropees-Joodse thema’s doet mij sterk aan Sjostakovitsj denken. Niet echt vernieuwend, maar buitengewoon leuk en inspirerend.

 


Walter Braunfels
String Quartets no 1 & 2
Auryn Quartet
CPO 999406-2

Meer Braunfels:
WALTER BRAUNFELS. Liederen, deel 1
VERKÜNDIGUNG
TUSSEN TWEE WERELDEN

 

Claude Debussy: Stephen Hough of Seong-Jin Cho?

Debussy

Claude Debussy

Claude Debussy die als impressionist pur sang de muziekgeschiedenis is ingegaan was niet alleen één van de allergrootste maar ook de meest vooruitstrevende en geavanceerde Franse componisten van zijn tijd. Hij overleed honderd jaar geleden, op 25 maart 1918: zie hier de reden voor veel (her)uitgaven van al zijn werken. Volkomen terecht trouwens, want wat mij betreft hebben we nooit genoeg Debussy.

Bij DG en Hyperion zijn onlangs twee nieuwe opnamen met zijn (vrijwel dezelfde) pianowerken verschenen, gespeeld door resp. Seong-Jin Cho en Stephen Hough. Het schreeuwt om een vergelijking, zeker ook omdat de opvattingen van beide meesterpianisten behoorlijk van elkaar verschillen.

 

Deze slideshow vereist JavaScript.

Nu is het niet zo dat ik vind dat je Debussy soft moet spelen, maar bij Stephen Hough is de nuchterheid – voor mij – te overheersend en zijn aanslag te hard. De irritatie begint al bij ‘Hommage à Rameau’(Images I): Hough slaat de akkoorden zo hard aan dat ik zowat van mijn stoel val. Iets wat hij ook in deel drie, de ‘Mouvement’ herhaalt. Wat een mokerslag!

Trailer van de opname van Stephen Hough:

 

Geef mij maar Seong-Jin Cho! Zonder in een softe pseudo impressionistische gezever te vervallen raast hij als een zachte wervelwind over de toetsen zonder ze schijnbaar aan te raken. Over beweging gesproken! In ‘Cloches à travers les feuilles’ (Images II) bindt Hough in, maar in vergelijking met Cho klinkt hij mat en ongeïnspireerd.

In Children’s Corner zijn beide pianisten aan elkaar gewaagd en in ‘Golliwog’s cake –walk’ gaat mijn voorkeur naar Hough die van de stuk een lang verhaal in miniatuurvorm weet te maken. Uitzonderlijk. Jammer genoeg keert hij in L’isle joyeuse naar zijn nuchtere, prozaïsche en harde spel terug. Daarin overtuigt Cho mij alweer beter, onder zijn handen klinkt de stuk zo ontzettend sprankelend!

Mijn geliefde Suite Bergamasque ontbreekt helaas op de recital van Hough, daarvoor in de plaats speelt hij de Estampes. Daar is uiteraard niets mis mee, integendeel, maar voor mij is de overbekende maar o zo mooie ‘Clair de Lune’ een soort ijkpunt als het om de pianowerken van Debussy gaat. Juist vanwege zijn overbekendheid is het stuk voor mij een soort lakmoesproef om de oprechtheid van de pianist te testen. Schmiert hij? Of gaat hij juist de andere kant op en weigert er iets van een gevoel in te stoppen? Hierin had ik graag beide pianisten met elkaar willen vergelijken maar dat gaat dus niet.

Gelukkig stelt Cho mij hier niet teleur en kiest voor genoeg sentiment zonder in valsheid te vervallen. Mooi! En wat de Estampes betreft: Hough speelt ze onwaarschijnlijk mooi. Maar hoe zou Cho ze hebben aangepakt?

Link naar Seong-Jin Cho:


Estampes, Images I, Images II, Children’s Corner, La plus que lente, L’isle joyeuse
Stephen Hough
CDA 68139

Images I, Images II, Children’s Corner, Suite Bergamasque, L’isle joyeuse
Seong-Jin Cho
DG 4798308

Seong-Jin Cho speelt Chopin

Forbidden Music in World War II: Paul Hermann

For English translation scroll down

Hermann cd

De exacte datum en de plaats van zijn dood zullen voor altijd onbekend blijven. Het laatste wat we van Paul Hermann (1902 – 1944) hebben vernomen is dat hij opgepakt werd tijdens een grote straatrazzia in Toulouse in april 1944 en via het doorgangskamp Drancy overgebracht werd naar Auschwitz en verder naar Litouwen. Sindsdien werd er niets meer van hem vernomen.

Hermann en Székely

Paul Hermann en Zoltán Székely

De Joodse Hermann werd geboren in Boedapest, waar hij aan de Franz Liszt Academie studeerde bij o.a. Adolf Schiffer (cello), Zoltán Kodály (compositie) en Léo Weiner (kamermuziek). Sinds die tijd dateert ook zijn innige vriendschap met violist Zoltán Székely en pianist Géza Frid.

Hermann cello

Tijdens een optreden in Nederland maakte hij kennis met de Nederlandse Ada Weevers met wie hij trouwde en met wie hij tot 1933 in Berlijn woonde. Toen Hitler aan de macht kwam, vestigde het gezin zich in Oudorp in Nederland (leuk weetje: Hermann sprak en schreef voortreffelijk Nederlands). Na de tragische dood van zijn vrouw verhuisde Hermann eerst naar Brussel en later naar Parijs.

Hermann vrouw

Hermann met vrouw en dochter

Hermann was voornamelijk beroemd als cellist (hij werd de ‘Hongaarse Casals’ genoemd), zo speelde hij de wereldpremière van solocellosonate van Kodály en eind jaren dertig trad hij vaak op in het Concertgebouw in Amsterdam; maar hij was ook een begenadigd componist. Na de oorlog raakte hij – net als zovele van zijn lotgenoten – in de vergetelheid.

Portretten van componisten die vervolgd en verboden zijn in Nederland tijdens Wereldoorlog 2:

Het is dankzij de Leo Smit Stichting dat wij nu kennis kunnen maken met zijn muziek, waarvoor DANK! Zijn Grand Duo uit 1930, oorspronkelijk gecomponeerd voor en uitgevoerd met Zoltan Szekely, krijgt nu een uitstekende vertolking van Burkhard Maiss en Bogdan Jianu. Wat een ongekend prachtig werk is het toch!

De Strijktrio en de Pianotrio stammen uit het begin jaren twintig, toen Hermann nog aan het Liszt-Academie studeerde. Dat er in beide, zeer prettig in het oor klinkende werken een prominente rol aan de cello is toebedeeld is nogal wiedes.

De droevige liederen die Hermann in impressionistische stijl na de dood van zijn vrouw componeerde worden zeer ontroerend gezongen door Irene Maessen.

 

ENGLISH TRANSLATION

Hermann lowres.medium

The exact date and place of his death still remain unknown. The last that was heard of Paul (Pál) Hermann (1902-1944) was that he got arrested during a big street razzia in Toulouse in April 1944 and was deported from the Drancy transit camp to Auschwitz, and from there on to Lithuania.  After that, no trace of Hermann was ever found.

The Jewish Hermann was born in Budapest, where he studied at the Franz Liszt Academy with, amongst others, Adolf Schiffer (cello), Zoltán Kodály (composition) and Leó Weiner (chamber music). His close friendships with violinist Zoltán Székely and pianist Géza Frid originated during these years.

Hermann Szekely Trio

After a concert in the Netherlands Hermann met the Dutch Ada Weevers whom he married, and with whom he lived in Berlin until 1933. After Hitler’s rise to power, the family moved to Ouddorp in the Netherlands (interesting fact: Hermann spoke and wrote excellent Dutch). After the tragic death of Hermann’s wife he first moved to Brussels, then to Paris.

Hermann klein

Although Hermann was most widely known as a cellist he was a talented composer as well. He made his international breakthrough with Kodály’s Sonata for solo cello. Dutch newspapers would call him the “Hungarian Casals” when he regularly performed at the Concertgebouw in the late 1930’s.

After the war, as so many of his fellow victims,  he was forgotten.

Portraits of persecuted composers in Netherlands during World War II:

Thanks to the Leo Smit Foundation it is now possible to listen to his music again, for which I would like to say a big thank you!

His Grand Duo from 1930, originally composed for and performed by Zoltan Szekely, now gets an outstanding performance by Burkhard Maiss and Bogdan Jianu, What an unbelievably beautiful work this is!

Hermann Thibaud trio

Burkhard Maiß, Bogdan Jianu and Andrei Banciu © 2018 The Jacques Thibaud Trio

The String Trio and the Piano Trio date from the early 1920’s when Hermann still was a student at the Liszt-Academy. It comes as no surprise that both works, which fall easy on the ears, have a prominent role for the cello.

The sad songs Hermann composed in an impressionistic style after his wife’s death are sung very movingly by Irene Maessen.

English translation Remko Jas

All photos:  © courtesy Leo Smit Foundation

More about Hermann:
http://www.forbiddenmusicregained.org/search/composer/id/100027


FORBIDDEN MUSIC IN WORLD WAR II
PAUL HERMANN
Grand Duo for violin and Cello, String Trio, Piano Trio, Cello Concerto, Songs, Quatre Épigrammes, Allegro for Piano, Tocata for Piano, Suite for Piano
Burkhard Maiss (violin); Hannah Strijdbos viola), Bogdan Jianu, Clive Greensmith (cello); Andrei Banciu, Beth Nam (piano); Irene Maessen (soprano)
Et’cetera KTC 1590 (2 cd’s)

Duo Walning speelt Richard Strauss

Strauss duo Walning

Toegegeven: cellosonate van Richard Strauss behoort niet tot zijn sterkste composities. Zelf vind ik het een zeurderig stuk verdriet dat eindeloos doorgaat zonder dat er daadwerkelijk iets gebeurt. Maar geef de partituur aan een cellist die weet hoe hij zijn instrument kan laten zingen, zet een pianist naast hem die in de melodische lijnen hem harmonieus weet te ondersteunen en je herkent het stuk niet meer.

Sébastien Walnier en Alexander Gurning die samen het Duo Walning vormen zijn zonder meer heel erg bekwaam en hun spel is zeer solide, maar zingen gaat ze niet zo best af. Jammer.

Als een soort ‘toegiften’ hebben de heren de bekendste en de meest geliefde Strauss-liedjes onder handen genomen en misschien was dat niet zo’n goed idee. Het is best mooi wat ze doen, echt, maar ik word er niet door ontroerd.

In ‘Morgen’ worden ze een handje geholpen door de violist Lorenzo Gatto, waardoor het lied tot een zeer sentimenteel aandoende pianotrio verwordt. Ik kan het maar niet mooi vinden.


Afijn: voor de cellosonate kunt u veel beter de opname van Anne Gastinel met Pierre-Loraint Aimard kiezen. Daar gebeurt tenminste wat.


En wat de liederen betreft: laat ze gewoon zingen!

RICHARD STRAUSS
Sonate op.6, Romanze TrV 118, Morgen, Befreit, Wiegenlied
Duo Walning: Sébastien Walnier (cello) en Alexander Gurning (piano), Lorenzo Gatto (viool)
Cypres CYP1676 • 49‘

 

Teleurstellende Chopin door Louis Lortie

Chopin Lortie

Louis Lortie behoort tot de kleine schare meesterpianisten die ik het meest bewonder. Zijn spel is voornamelijk elegant en zijn techniek vanzelfsprekend. Hij moet het niet hebben van een louter uiterlijke vertoon waardoor zijn kunnen zowat grenzeloos lijkt. Helaas: met de vijfde deel van zijn Chopin-cyclus laat hij horen dat er ook grenzen zijn aan zijn grenzeloosheid.

Eerlijk gezegd verbaast het mij zeer: juist Lortie lijkt de pianist bij uitstek om de schijnbaar eenvoudige taal van Chopin goed te kunnen vertolken. De meeste pianisten vertillen zich er aan door te veel rubato, te veel pedaal te gebruiken en dat doet Lortie nu ook.

Mazurka is een zwierige dans. Je moet je voeten wel stevig op de grond zetten, maar de rest van je lichaam hoort sierlijk in beweging te blijven. Hier gaat Lortie de mist in: het staat te stevig vast, het mist de lichtheid, het beweegt niet.

Ook de Polonaises gaan er aan ten onder: in op.26 no. 2 slaat Lortie zo wild om zich heen dat het niet leuk meer is. Waarom? Zou hij hiermee willen bewijzen dat Chopin geen muziek is voor ‘mietjes”? Dat er meer in zit dat een slappe salongepingel?

Met dat laatste heeft hij ongetwijfeld gelijk, maar ik denk dat je Chopin het grootste eer bewijst om hem te spelen come scritto: zoals het staat. Eenvoudig, zonder schmuck. Zoals Rubinstein het deed.


FRYDERYK CHOPIN
Mazurkas, Polonaises, Allegro de concert
Louis Lortie
Chandos 10943 • 71′

Meer Louis Lortie:
Louis Lortie speelt FAURÉ