achtergrondartikelen

Een beetje aangeschoten… Anne Sofie von Otter zingt Offenbach

“Ach, wat was dat voor een lekker etentje, en wat voor een exclusieve wijn” zingt von Otter in de gedaante van de Peruaanse la Périchole. Zij is duidelijk aangeschoten, en zo voel ik me ook. 70 minuten lang heb ik me kunnen laven aan het mooiste wat Offenbach te bieden heeft, en dat is inderdaad met de beste wijn vergelijkbaar.

De echte naam van Offenbach was Jakob Eberst. Hij werd in 1819 geboren als het zevende kind van Isaac Judah Eberst, een verdienstelijk amateur violist die in zijn kost voorzag met het geven van muziek- en zang lessen. Toen vader Eberst aangesteld werd als de voorzanger in een Keulse synagoge, veranderde hij zijn naam in Offenbach, naar zijn geboorteplaats.

Ook Jakob was met vioollessen begonnen, maar algauw wisselde hij van instrument, om definitief voor de cello te kiezen. In 1833 stuurde zijn vader hem naar Parijs, om hem daar aan het conservatorium te laten studeren. Daar aangekomen, speelde Offenbach – inmiddels geen Jakob meer maar Jacques – enkele jaren cello bij het Opéra-Comique.

Offenbach as cello virtuoso / Alexandre Laemlein, 1850

Offenbach was een echte cello virtuoos die verliefd was op zijn instrument. Hij schreef ettelijke composities voor zijn instrument en was vijf jaar werkzaam als dirigent aan het Théatre Français. In 1855 kwam zijn droom in vervulling: aan de Champs Elysées opende hij zijn eigen theater, Bouffes-Parisiens.

Advertising poster for the Théâtre des Bouffes-Parisiens 1865 season / Nada

Na zijn overlijden werd Offenbach geroemd als de vader van de operette. Rossini noemde hem niet voor niets  “de kleine Mozart van de Champs-Elysees”! In zijn leven componeerde hij meer dan 600 werken maar het gros bleef niet uitgegeven. Enkele van zijn operettes werden her en der opgevoerd, maar tot aan 1999, toen er een monumentale editie met al zijn werken in de oorspronkelijke versie werd uitgebracht, was er geen sprake van revival en het grote publiek kende hem voornamelijk als de schepper van Les Contes d’Hoffman, een opera die hij niet eens afmaakte.

Het was niet de eerste keer dat Minkowski zich met Offenbach bezighoudt. In 2001 dirigeerde hij in Parijs een spectaculaire uitvoering van La Belle Hélène

die concertante ook in Londen en Keulen te horen was, en daarna door Virgin werd opgenomen

Het was ook Minkowski, die op von Otter’s voorstel om samen een cd met franse aria’s op te nemen, voor Offenbach had gekozen.

Les Musiciens du Louvre, het orkest dat in 1982 door Minkowski werd opgericht, speelt zowel op authentieke, als op moderne instrumenten. Voor zijn Offenbach project heeft Minkowski gekozen voor het moderne instrumentarium, maar reduceerde zijn orkest tot 40 musici. Uit de nieuwe kritische editie van Jean-Christophe Keck koos hij de op te nemen scènes, en engageerde nog  zeven andere zangers. Wat als een enkel cd-project was geboren, eindigde in december 2001 in Théatre du Chatelet in Parijs als een wervelende show. En die cd kwam er toch, want het geheel werd in 2002 door DG live opgenomen.

Anne Sofie von Otter is vanaf haar debuut in 1982 nog steeds “hot item”, een stem virtuoos die thuis is in alle vocale gebieden, al beslaat het geven van liedrecitals het belangrijkste deel van haar carrière. Von Otter is een familiemens en wil niet al te lang van huis zijn, iets wat helaas onlosmakelijk verbonden is met de wereld van de opera en de eindeloze repetities die erbij horen. Van Offenbach zong zij ooit Nicklausse in de Hoffman’s Vertellingen

Anne Sofie von Otter en Stéphanie d’Oustrac in ‘Belle nuit, ô nuit d’amour’ uit Les contes d’Hoffm\


En het is te hopen, dat die samenwerking met Minkowski haar interesse in nog meer Offenbach heeft kunnen opwekken en dat er nog meer komt.

Ik in ieder geval ben de eerste om bijvoorbeeld een complete Fantasio * toe te juichen, want de hier gepresenteerde ballade en het duet smaken naar meer, wat een mooie muziek is dit!

Het “samenzweerders sextet” uit Madame l’Archiduc is meer dan kostelijk, en doet voor de beste Rossini niet onder.

Van ‘Symphonie de l’avenir’, een geestige Wagner parodie afkomstig uit  “Le carnaval des revues” moest ik schaterlachen, en die champagne stemming bleef ik tot het eind van de cd houden.

Het publiek was duidelijk enthousiast, net als ik. En ik vraag mij nog steeds af of het teveel is gevraagd om zoiets ook naar Nederland te halen. Het is een retorische vraag

Anne Sofie van Otter, Gilles Ragon, Magali Léger, Laurent Naouri, Jean-Christophe Keck, Jean-Christophe Henry, Christophe Grapperon, Stéphanie d’Oustrac; Les Musiciens du Louvre olv Marc Minkowski
DG 4715012

Seizoen 2024/25 van De Nationale Opera. Wat staat ons te wachten?

Een jaar geleden, toen het seizoen van De Nationale Opera bekend werd gemaakt, schreef ik:

“Het nieuwe seizoen is bekend gemaakt. Ik heb er een paar weken over gedaan om er iets van te vinden, want eigenlijk vond ik er niets van. Een oneliner? Ja, zeker, vandaar dat ik het een en ander ga toelichten. Want: moeten we juichen? Nee. Mogen we teleurgesteld zijn? Ja. Zijn er veel herhalingen en te veel van hetzelfde? Ja. Zijn er dan helemaal geen verrassingen en leuke dingen? Ja, die zijn er, maar heus?”

Helaas kan ik geen betere introductie tot het seizoen 2024/25 bedenken.



RIGOLETTO

We beginnen met de herneming van de – voor mij – afschuwelijke Rigoletto in de regie van Damiano Michieletto. De productie is zeven jaar oud:

https://basiaconfuoco.com/2017/05/10/rigoletto-van-damiano-michieletto-amsterdam-2017/

Alleen: zeven jaar geleden hadden we een werkelijk fantastische cast gehad en van de nieuwe zangers weet ik niet zo veel. Ik ken alleen Roman Burdenko, de vertolker van de hoofdrol. Ook de dirigent, Antonino Fogliani  is voor mij niet echt een bekende naam, wat natuurlijk niets zegt. Wellicht worden er nieuwe sterren ontdekt? Je weet maar nooit!

https://www.operaballet.nl/de-nationale-opera/2024-2025/rigoletto

PETER GRIMES

In oktober worden we getrakteerd op de nieuwe productie (regie: Barbora Foráková) van Peter Grimes van Britten. Daar ben ik blij mee want deze fantastische opera wordt bij ons veel te weinig uitgevoerd! Viotti dirigeert en de namen van zangers klinken veel belovend, dus; wie weet?

https://www.operaballet.nl/de-nationale-opera/2024-2025/peter-grimes

In november volgen twee nieuwe titels: een kinderopera Lennox

https://www.operaballet.nl/de-nationale-opera/2024-2025/lennox

en Le Lacrime di Eros met muziek van o.a. Caccini, Peri en Monteverdi.
Concept, regie, decors en kostuums zijn van Romeo Castelucci en het muzikaal concept muzikale concept is van de dirigent Raphaël Pichon

https://www.operaballet.nl/de-nationale-opera/2024-2025/le-lacrime-di-eros

DIE FLEDERMAUS

en dan is er december. Feesten! Kerst, Nieuwjaar en, uiteraard Sylvesterparty, waar traditioneel Die Fledermaus bij hoort. Na de vele herhalingen van de ooit leuke maar inmiddels zeer verouderde (35 jaar oud en eindeloos herhaald, voor het laatst in 2008) productie van Johannes Schaaf  krijgt de prachtige operette een nieuwe boost.


Barrie Kosky keert terug om zijn liefde voor de operette ook aan Nederlanders te verklaren en Viotti laat ons, hoop ik, swingen. Pardon, walsen.


In de cast ontdek ik tot mijn grote plezier drie Nederlanders: Thomas Oliemans (Dr.Falke), Mark Omvlee (Dr. Blind) en Frederik Bergman (Frank).

De grootste verrassing is echter de bezetting van Orlofsky: hij wordt gezongen door niemand minder dan Marina Viotti, de zus van onze dirigent

https://www.operaballet.nl/de-nationale-opera/2024-2025/die-fledermaus

EEN LIED VOOR DE MAAN

Ook aan de kinderen wordt in december gedacht:  Mathilde Wantenaars Een lied voor de maan komt terug.

https://www.operaballet.nl/de-nationale-opera/2024-2025/een-lied-voor-de-maan

Neil van der Linden bezocht de voorstelling in oktober 2021.
Zijn recensie:

DIE ERSTEN MENSCHEN




In de maan januari wordt Die Ersten Menschen van Rudi Stephan herhaald. Het is een productie van Calixto Bieito die oorspronkelijk gedirigeerd werd door Xavier Roth.
Roth komt niet meer terug en het is nog onbekend wie hem gaat vervangen. Gelukkig kregen we dezelfde, fantastische cast als in juni 2021.

https://www.operaballet.nl/de-nationale-opera/2024-2025/die-ersten-menschen



recensie van Neil van der Linden:

https://basiaconfuoco.com/2021/06/08/mystery-and-eroticism-after-paradise-rudi-stephans-die-ersten-meschen/

IDOMENEO

Zo te zien is Idomeneo opeens hot, very hot. Althans de opera van Mozart. Lange tijd zelden gespeeld,  is de opera nu bezig met zijn grote inhaal manoeuvre. Niet erg, het werk is het meer dan waard. Mits, en hier beginnen mijn twijfels. Niet over de zangers, want met Idomeneo van Daniel Behle en Elettra van Jacquelyn Wagner zitten we snor. Net als met Anna El-Khashem (Ilia) en Cecilia Molinari (Idamante).

Wat kunnen we verwachten? Veel ballet, dat zeker. Zeker als je weet dat de regie in handen ligt van Sidi Larbi Cherkaoui.

https://www.operaballet.nl/de-nationale-opera/2024-2025/idomeneo-re-di-creta

OPERA FORWARD FESTIVAL


Maart is al jaren gereserveerd voor het Opera Forward Festival, met veel (voornamelijk) nieuwe en avantgardistische werken. Het is altijd afwachten, maar spannend is het wel.


Zelf kijk ik uit naar OUM, muziektheatervoorstelling over Oum Kalthoum, zonder meer de grootste en belangrijkste Egyptische zangeres.

Volgens de makers Kenza Kouchoukali en Bushra El-Turk gaat de voorstelling over “het terugvinden van je wortels waarin Oum Kathoum invloedrijke muzikale universum gecombineerd wordt met het boek Visage retrouvé van schrijver en regisseur Wajdi Mouawad”.

Kenza Koutchoukali: “Waar ik naar zoek is radicale empathie”

https://www.operaballet.nl/artikelen/regisseur-kenza-koutchoukali-over-haar-makerschap

Meer over het Festival kunt u lezen op:

https://www.operaballet.nl/nieuw-seizoen-24-25/de-nationale-opera

DIE FRAU OHNE SCHATTEN

In april krijgen we een nieuwe productie van Die Frau ohne Schatten, (FROSCH in de wandelgangen) van Richard Strauss. Voor veel Straussiannen het summum van het summum. Regie is van de hand van Katie Mitchell, Marc Albrecht dirigeert.

https://www.operaballet.nl/de-nationale-opera/2024-2025/die-frau-ohne-schatten

De bezetting is veelbelovend met (o.a.) Aušrinė Stundytė als de Färberin en Sara Jakubiak als de Keiserin.

DIDO AND AENEAS (concertante)

Het is alleen maar concertante, maar er is wel een regisseur: Rosemary Joshua.
Het is een coproductie met Nederlandse Reisopera en Opera Zuid en  het wordt uitgevoerd door leden van De Nationale Operastudio

https://www.operaballet.nl/de-nationale-opera/2024-2025/dido-and-aeneas-concertant

ANANSI

In mei krijgen we Anansi terug, ‘een spetterend totaalkunstwerk’ en ‘wervelend en fantasievol muziektheater’. Althans zo werd de nieuwe dansopera Hoe Anansi the stories of the world bevrijdde bij de wereldpremière in 2021 ontvangen. Het is een “kleurrijke familievoorstelling” over spin Anansi.

Muziek is van Neo Muyanga , choreografie van Shailesh Bahoran. Lochlan Brown dirigeert en Kenza Koutchoukali regisseert. In de cast ontdekken we o.a. Katia Ledoux, Frederik Bergman en Claron McFadden


Recensie van Neil van der Linden:

https://basiaconfuoco.com/2021/11/15/hoe-de-nationala-opera-de-nederland-caraibische-cultuur-in-huis-haalde/

BORIS GODOENOV



Met Boris Godoenov is het altijd afwachten voor welke versie er wordt gekozen. Er zijn er zo veel, waarvan maar liefst twee van Moessorgski zelf. De nieuwe productie in Amsterdam die gespeeld wordt in het kader van Holland Festival wordt geregisseerd door Kirill Serebrennikov en dat belooft hedendaagse machtsspel in een Rusland van Poetin.

https://www.operaballet.nl/de-nationale-opera/2024-2025/boris-godoenov

Het Koninklijk Concertgebouworkest staat onder leiding van Vassily Petrenko en de hoofdrol wordt gezongen door de Poolse bas-bariton Tomasz Konieczny is Godoenov.
De, bijzonder in Amsterdam geliefde Raehann Bryce-Davis keert terug naar DNO als Marina Mnisjek


Mocht iemand zich al willen inlezen:

https://basiaconfuoco.com/2018/09/06/boris-godoenov/

Glyndebourne, Carmen and Tania Kross. Memories

GLYNDEBOURNE

Glyndebourne is closer than you think. You can even – if you do your best – go there, see the show and then fly back home, all in one day. You take the plane to Gatwick (less than an hour), then the train to Lewes (half an hour), and there the shuttle bus is already waiting to take you to the opera (10 minutes).

The bus costs £6 (you can get a taxi for a pound more) and for that money you also get the return trip. You have to make haste, because the bus leaves right after the performance.

It is not for me. I don’t like to have to hurry, besides, this is my first visit to the famous Festival, so I fly to London the day before and I  return the day after.

© Basia Jaworski


Lewes is a small (16 thousand inhabitants), hilly town in the county of East Sussex, you can take a lovely walk and admire the picturesque cottages and wide views, and I take plenty of time for that too.

© Basia Jaworski



Glyndebourne itself is nothing more than a huge mansion (the opera house), lush gardens and fields of sheep. I stroll around and think about the genesis of what has grown over the years into one of the most prestigious Opera Festivals in the whole world





HISTORY



The Glyndebourne estate belonged to the very wealthy John Christie, who inherited it in 1920 and, together with his wife, the singer Audrey Mildman, turned it into a magnificent opera house. They conceived the idea during their honeymoon, which took them to Salzburg and Bayreuth, among other places.



Initially, only Mozart operas were performed there, but nowadays even Wagner is performed. The theatre was rebuilt and adapted several times, until it, so to speak, almost burst at the seams. In 1992 it was closed and demolished, and on 28 May 1994, exactly 60 years after the very first performance, the public was allowed to admire a completely new opera house: more modern and larger, but still with the great acoustics.

© Basia Jaworski



PERFORMANCES

The performances at Glyndebourne are always very long ones. There are many intermissions, one of which is over an hour and a half long – and people go on picnics. Now imagine all those posh people, ladies in evening gowns and men in dinner jackets, they sit at tables, or quietly whip out a rug in the middle of the grass and feast on the tastiest snacks, full meals and bottles of champagne.


© Basia Jaworski

You order the baskets (with contents) in advance and collect them when the break starts. But you can also bring your own basket, which is a lot cheaper, although I don’t think the audience (who have already spent a lot!) will care much. My eye is caught by a beautifully dressed elderly lady, with one hand on a walker, and the other one holding a glass of pink champagne.

© Basia Jaworski





CARMEN AND TANIA KROSS

Tania Kross (Carmen) and Brendan Jovanovich (Don José) © Glyndebourne festival


I have Tania Kross to thank for getting me there: she invited me to attend her debut as Carmen at Glyndebourne. Well – you don’t say ‘no’ to that, do you?

Tania Kross (as Carmen) and Brandon Jovanovich ( as Don Jose) in Georges Bizet opera “Carmen” directed by David McVicar at Glyndebourne. (Photo by robbie jack/Corbis via Getty Images)



I really liked McVicar’s production. I already knew it; it was broadcast live on TV in 2003 and then released on DVD. I liked it then, but in real life you really get to experience the whole. The stage in Glyndebourne is quite small, so it is a bit crowded, especially in the first and second acts. The third act started with a foggy atmosphere, very cinematic, and very emotional, and in the fourth act you got everything it takes to populate Seville: the toreros, the matadors, the beautifully dressed Spanish Doñas and Dons complete with all the trimmings… it is breathtaking. And Carmen’s death was thriller-like suspense.

Stéphane Denéve and Tania Kross © Basia Jaworski



Stéphane Denéve conducted more than superbly, very French, with a great sense of rhythm, but also with an eye to lyricism. Tania Kross was an excellent Carmen: agile, sexy and provocative. Both the conductor and the director thought she was an ideal Carmen.

David McVicar en Tania Kross © Basia Jaworski

Afterwards, everyone ended up in the pub. The bus had long since left, but I was promised a lift back to London. It was an experience never to be forgotten.



http://www.glyndebourne.com/


Trailer of On Such a Night,  “a charming and captivating piece of Glyndebourne history”:

The whole movie:

https://player.bfi.org.uk/free/film/watch-on-such-a-night-1955-online

More Tania Kross (in Dutch):

Uit de archieven: twee interviews met Tania Kross

KROSSOVER, OPERA REVISITED

Katibu di Shon: de eerste Curaçaose opera

Die Fledermaus en La traviata als een tweeluik

Bieito’s Carmen wordt 25 jaar

Tekst: Peter Franken

In de zomer van 1999 ging tijdens het Peralada Festival nabij Girona de inmiddels befaamde Carmen van Calixto Bieito in première. Het was een coproductie met Opera Zuid, iets dat in latere aankondigingen is weggemoffeld ten gunste van internationaal meer aansprekende operagezelschappen.

De première voor Opera Zuid vond plaats op 6 mei 2000 in Maastricht en zelf zag ik deze Carmen van die volstrekt onbekende regisseur in Rotterdam. Als jong beginnend talent had men hem uitgenodigd om Haydns Il mondo della luna te regisseren, een productie die op 27 februari 1999 première had, eveneens in Maastricht. Het is dus niet overdreven te stellen dat Opera Zuid aan de wieg heeft gestaan van Bieito’s internationale carrière.

Meer info over de Carmen voorstellingen van Opera Zuid

https://operazuid.nl/voorstelling/carmen-2000/

Als we uitgaan van de jaartallen viert Bieito’s Carmen dit jaar zijn zilveren jubileum en in die 25 jaar is de productie in minstens evenzovele landen te zien geweest en in meer dan 70 theaters.

 

Kort geleden was er nog een herneming in het Liceu en van een eerdere reeks in dat theater werd in 2011 een opname op dvd uitgebracht. Dat biedt de gelegenheid dit cultproduct, want dat is het inmiddels wel, nog eens te bekijken. De titelrol werd indertijd vertolkt door Béatrice Uria-Monzon en Roberto Alagna was de man wiens burgerlijk bestaan ze in korte tijd wist te verwoesten. In een toelichting schreef Bieito daarover:

‘Carmen is a personality who loves life and lives it without constraints. She finds joy in discovering her own limits and those of the people around her. All of this comes from within; she has no need to construct a separate personality for it. She cannot even see herself from outside. She is an instinctive human being with her own simplicity and her own complexity. She is simultaneously intuitive, coarse, passionate, melancholy and sensitive.’

Bieito situeert de handeling in de nadagen van het Franco regime, begin jaren ’70. Macho gedrag gevoed door testosteron neemt het op tegen een overvloed aan vrouwelijke feromonen en manipulatie, kortom een cocktail die garant staat voor een tamelijk rauw spektakel waarin geen plaats is voor versluierende teksten. Bieito heeft de dialogen dan ook vrijwel allemaal gecoupeerd. Er wordt slechts gesproken als de voortgang van de handeling dat absoluut noodzakelijk maakt en dat is verrassend genoeg bijna nergens het geval. De wijze waarop Carmen de ongeïnteresseerde Don José benadert is puur lichamelijk, er komen geen woorden aan te pas.

Het toneelbeeld is zeer sober maar dat zal zeker niet alleen een regiekeuze zijn geweest. Een productie voor een kortdurend festival en een klein operagezelschap is gebaat bij eenvoud om de kosten te drukken. Het werkt echter wonderwel en nu ik het na zoveel tijd weer eens heb teruggezien moet ik vaststellen dat we hier Bieito op zijn best zien. Geen toiletpotten op het toneel, geen overmaat aan naakte mannen of halfnaakte vrouwen, een minimum aan toneelgeweld. De enige die het echt voor zijn kiezen krijgt is Zuniga die in elkaar wordt getremd achter de Mercedes die de plaats inneemt van Lillas Pastia’s taveerne. Ach, hij vroeg er ook om, die onwelkome late gast. En het gebeurt uit het zicht van de toeschouwers.

Bij aanvang staat Carmen in een telefooncel te oreren. Met het nodige misbaar gooit ze de haak erop, haar minnaar heeft zijn congé gekregen, tijd voor een nieuwe. Behalve die cel is er slechts een vlaggenmast op het toneel, met een Spaanse vlag die bij aanvang van de laatste akte nog even gebruikt zal worden als badlaken door een zonnebadende figurante in bikini. Tja, Bieito is een Catalaan en zo’n plaagstootje is nooit weg, leuk voor later.

Een Mercedes is natuurlijk de ultieme zigeunerbak en als zodanig goed gekozen. Je kan er van alles mee, in zitten, op zitten, overheen klimmen, wie heeft dan nog een kroegdecor nodig?

Opvallend is de grove wijze waarop de smokkelaars Carmen proberen te dwingen met hen mee te gaan op hun komende missie. Maar ze geeft geen krimp, is net zo gehard in het leven als die mannen. Dat ze daarnaast ook het ultieme vrouwelijke rolmodel kan vertolken maakt haar tot een ‘compleet pakket’, een vrouw met onbegrensde mogelijkheden.

Uiteindelijk is het haar bijgelovigheid die haar de das omdoet, tegen het lot kan en wil ze nu eenmaal niet vechten. Dat bepaalt ook de afloop: Don José smeekt haar om hem niet te verlaten zodat hij haar niet hoeft te doden. Maar zij heeft allang geaccepteerd dat deze man haar dood zal worden, de kaarten liegen niet. Dus volhardt ze in haar besluit.

In de slotakte laat Bieito een andere Carmen zien, niet langer gepantserd en manipulatief maar eerder begrijpend en ook een beetje bezorgd. Ze draagt een jurk waarin je naar de kerk zou kunnen, de zigeunerin als burgervrouw. Ze houdt vast aan haar besluit: haar liefde voor Don José is voorbij, definitief, valt niets meer aan te veranderen. Maar ze wijst hem niet hard en snerend af zoals je wel vaker ziet maar bijna troostend. Opmerkelijk dat je zonder de gezongen tekst te veranderen een geheel ander beeld van de situatie kunt geven. We kunnen het zien als ‘the first touch of the master’.

Carsens Carmen in Amsterdam, de koorscène

Sommige regisseurs leggen ten onrechte de nadruk op de aanwezigheid van omstanders. Dat leidt tot wangedrochten met figuranten en koorleden op tribunes. De productie van Robert Carsen voor DNO is het ultieme voorbeeld.

Koorscène in Barcelona:

In werkelijkheid is de handeling op de bepalende moment zeer intiem. Bijvoorbeeld als Don José zijn opwachting maakt in akte 2. Carmen stuurt iedereen weg en gaat dan voor hem dansen en zingen. Als hij wil vertrekken vanwege het réveil manipuleert ze hem net zo lang tot hij toch blijft. En om te zorgen dat hij zich niet alsnog kan bedenken kleedt ze hem uit, trekt een rood slipje van onder haar rok vandaan en bestijgt hem. Uiteindelijk gaat alles om ‘faire l’amour’ en in deze houding kan hij niet meer vluchten. En dan komt Zuniga roet in het eten gooien .

Marina Poplavskaya laat een verliefde Michaëla zien die haar gevoelens voor Don José niet onder stoelen of banken steekt. De kus van zijn moeder wordt gewoon haar eigen kus, vol op zijn mond. Met kennis van het verdere verloop van Poplavskaya’s carrière valt niet te ontkennen dat de sleet er toen al een beetje inzat. Haar vertolking is redelijk maar niet meer dan dat, de bijna obligate open doekjes waar Michaëla patent op lijkt te hebben ten spijt.

Ook Erwin Schrott als Escamillo brengt niet wat ik van hem verwacht had. Zijn zang is vlak en hij weet er geen moment het macho karakter van zijn personage mee op te roepen. Misschien een slechte avond? Acterend blijft hij steken in de rol van een toevallige passant al komt dat mede door het couperen van zijn gesproken tekst.

De twee hoofdrollen daarentegen zijn ideaal bezet. Roberto Alagna is een perfecte Don José, geweldig goed bij stem en overtuigend acterend. Het viel me op hoe lenig hij is, Schrott ook overigens. Beide heren spelen hun gevechtsscène terwijl ze zich over de daken en motorkappen van een stel auto’s bewegen.

Béatrice Uria-Monzon is een prachtige Carmen, een rol die ze over de gehele wereld heeft gezongen. Voor Bieito’s versie van het personage is ze de perfecte bezetting. Ze is mooi en oogt jong genoeg om voor een wilde zigeunermeid door te gaan en acterend brengt ze alles dat Bieito heeft beoogd, afgaande op het citaat hierboven. Zingen kan ze ook, als de beste, maar het is vooral het complete Carmen pakket dat haar optreden tot zo’n groot succes maakt.

Behalve die telefooncel en de Mercedes kon ik me niets meer van deze productie herinneren. Nu ik hem terugzie moet ik vaststellen dat het een van de allerbeste Carmens is uit de recente geschiedenis. Aanbevolen om eens terug te kijken, vooral voor ‘Bieito haters’.

Trailer van de productie:

Flikkers en Orpheussen

Tekst: Neil van der Linden

© Damien Forst

Theatraal pamflet gelardeerd met sprookjesverhalen. Zo wordt het boek The Faggots and Their Friends Between Revolutions van Larry Mitchell en Ned Asta uit 1977 omschreven. Geschreven in een tijd waarin LGBTQI+-ers nog maar net weer werden geaccepteerd, na decennia, zo niet eeuwen van marginalisering (en erger). Althans in de Westerse maatschappij. Maar ook in de nadagen van de vrije liefde, communes, anti-autoritaire en anti-kapitalisme bewegingen enzovoort, zaken die een uitvloeisel waren van de jaren zestig. En ook geschreven voordat AIDS en het neoliberalisme alles weer op zijn kop zouden zetten.

Componist Philip Venables en regisseur Ted Huffman waren de makers van de wonderschone opera Denis & Katya bij De Nationale Opera twee jaar geleden en komen het komende seizoen terug bij de opera voor We Are The Lucky Ones over de generatie geboren tussen 1940 en 1950, die eerst de welvaart heeft zien toenemen maar nu een nieuwe crisis ziet ontstaan.

Tijdsbeelden. Denis & Katya ging over twee Russische jongeren die geen andere uitweg zagen dan zich al schietend op de omgeving op te sluiten in een verlaten huis en vervolgens gezamenlijk zelfmoord te plegen. Allemaal liefde in tijden van crisis. De voorstelling viel verder op doordat er niet heel vaak zo goed gebruik is gemaakt van de enorme breedte van het podium van het Muziektheater, en dat met maar twee zangers!

Het scheldwoord Faggot is een geuzennaam geworden. Vergelijk het woord flikkers in het Nederlands. Facebook gaf een ‘community standards’-waarschuwing af toen ik de titel van de opera citeerde. Het aantal keren dat het woord in de productie wordt gebruikt moet in de honderd lopen.

Het is een hard sprookje. Het verhaalt hoe ooit, zoals in bijvoorbeeld Indiase mythologie, maar ook een beetje op zijn Plato-Symposion-achtigs, mannen en vrouwen een fluïdum vormden met allerlei varianten, die niet per se nader behoefden te worden gedetermineerd.

In het boek maken ‘de mannen’ zich echter los en richten een patriarchale maatschappij in, waarin niet alleen de varianten taboe werden, maar waarin vrouwen ook werden gemarginaliseerd. En ‘mensen van kleur’, enzovoort. Onder het motto van ‘rede en vooruitgang’ kwamen het kapitalisme op. kolonialisme op racisme. De ‘faggots and friends’, ‘flikkers en geestverwanten’, vluchten het bos in en scheppen een eigen wereld, waarin op seksualiteit geen taboe rust en ook racisme niet bestaat.

Op zeker moment valt leger uit de mannenwereld de gemeenschap in het bos aan. Maar er vindt een acceptatie plaats. Dat blijkt echter geen zegen. Ja, het wordt ook voor ‘flikkers en geestverwanten’ mogelijk te trouwen en gezinnen te stichten. ‘Flikkers en geestverwanten’ gaan vervolgens ook conventionele kleren dragen en conventionele beroepen bekleden;  inkapseling heette dat. Maar nu werden ook sommige vrouwen vijanden van de ‘flikkers en geestverwanten’. De makers hebben beslist aan bijvoorbeeld Margaret Thatcher gedacht. 

Dit alles klinkt zwaar. Zoals gezegd, is het boek een mengvorm van pamflet en utopie. Vervolgens ontaardt dit ook in een dystopie, zoals aan het eind van de voorstelling zal blijken. Maar dat alles wordt intussen wervelend gebracht in een vaak hilarische en geregeld ook ontroerende muzikale show.

Min of meer centrale figuur is de fenomenale Christopher ofwel Kit Green, een non-binaire zanger, acteur en ook schrijver, die misschien zelf ook een deel van hun eigen teksten heeft geschreven. Hen stem is fraai David Bowie-achtig, wat fraai past in de cabaret- en grand guignol-achtige opzet van de voorstelling.

Hen wisselt geregeld van kleding, van lange knalrode jurk tot zeer kort glitter-mantelpak. Imposant hoe hen op zeker moment het publiek leidt in een lied met een tamelijk gecompliceerde melodie. En als het publiek het lied onder de knie heeft zingt het hele ensemble op het toneel het nog eens, maar nu fraai geharmoniseerd.

Het ensemble heeft verschillende uitvoerenden ‘van kleur’, waartegen Kit Green met hen bijna gebleekte witte uiterlijk en hen bijna Mona Keijzer-achtige haar telkens fraai afsteekt (volgens hen eigen website heeft hen ‘nice hair’ en is hen ook ‘hair model’).

Maar iedere performer op het toneel is virtuoos. Op het eerste gezicht lijkt het podium bevolkt te worden door een verzameling typetjes. Misschien mogen we denken aan de camp-disco groep The Village People die furore maakte in de tijd dat het boek verscheen, met songs als ‘In the Navy’ en ‘YMCA’, en met als stage-act een verzameling van allerlei homo-types, van leer via militair tot ‘fairy’.

Maar gaandeweg de voorstelling groeit ieder dankzij muziek en tekst uit tot een personage, een individu dat je een beetje leert kennen. Er zijn Yshani Perinpanayagam, eerst verlegen meisje en vervolgens virtuoze klavecinist en muzikaal leider van het ensemble. Collin Shay, ‘relnicht’ die een innemende countertenor wordt. Sally Swanson die er niet per se excentriek uitziet, maar virtuoos accordeon speelt en op zeker moment een prachtig straatzangerlied aanheft. Yandass, een fenomale vertolker van rap en hiphop dans, de jongste van het gezelschap misschien.

Kerry Bursey, fraaie tenor en theorbe speler (op zeker moment zijn er zelfs twee theorbes, als Collin Shay zich bij hem voegt). Jacob Garside op gamba, die meer de bedeesde ‘faggot’ speelt maar wel oog-makeup draagt en later over lustig rondhuppelt met gamba en al. Conor Gricmanis, violist, die een nog onopvallender ‘faggot’ speelt maar blijkbaar wel gezien zijn glimmende voetbalbroek met een sportkleding-fetish, en op zeker moment een Purcell-achtige passage leidt waarin zes van de deelnemers een viool ter hand hebben genomen.

Er is ook nog een prachtig Dowland-achtig lied voor zang en harp door een personage waarvan ik de naam even 1-2-3 niet kan herleiden uit de programma informatie. Er is Eric Lamb met een bescheiden maar belangrijke rol op fluit en basfluit. Er is de bariton Themba Mvula, dan juist weer een beetje de he-man van het gezelschap is en die geregeld én als muzikant als dirigent én als personage als gangmaker optreedt.

En er zijn drie spetterende klassieke zangeressen, Katherine Goforth sopraan, Deepa Johnny, een warme mezzosopraan, en Mariamielle Lamagat,  ook een fenomenale sopraan een als performer een overweldigende powervrouw. De ‘mannenwereld’ leeft van het creëren, kopiëren en het vervolgens in geheime archieven opbergen van steeds meer papier. Mariamielle Lamagat heeft daar een fenomenale aria over waarin de voorste rijen vervolgens ongeveer bedolven raken door papiersnippers.

Opnieuw weet regisseur Ted Huffman het podium te vullen als geen ander, net als in Denys & Katya. Ik zou benieuwd zijn naar zijn enscenering van L’Incoronazione di Poppea in Aix-en-Provence uit 2022, die onder meer in Opernwelt en de New York Times hoge ogen gooide; The Faggots and Their Friends Between Revolutions is trouwens een coproductie met Aix.

De opera eindigt (spoiler alert!) op pessimistische toon. De ‘flikkers en hun vrienden’ zijn blijkbaar gecorrumpeerd door hun verschillende hernieuwde contacten met de andere wereld. Onderlinge solidariteit bestaat niet meer, en staan nu ook elkaar naar het leven. In het slotbeeld sterft fraaie gedragen samenzang in mineur weg terwijl het toneellicht dooft.

The Faggots and Their Friends Between Revolutions van componist Philip Venables en regisseur Ted Huffman naar het gelijknamige boek van Larry Mitchell en Ned Asta.

Muzikale leiding Yshani Perinpanayagam.
Met Kerry Bursey, Jacob Garside, Katherine Goforth, Kit Green, Conor Gricmanis, Deepa Johnny, Mariamielle Lamagat, Eric Lamb, Themba Mvula, Yshani Perinpanayagam, Meriel Price, Collin Shay, Joy Smith, Sally Swanson, Yandass

In opdracht van Factory International, Festival d’Aix-en-Provence, Bregenzer Festspiele, Southbank Centre, NYU Skirball, in participatie met het Holland Festival. Gezien 13 juni Muziekgebouw

Foto’s: © Tristram Kenton

In Denis & Katya komt de actualiteit binnendenderen als een trein.


Eye meets Marmoucha. Nieuwe muziek bij de Georgische stomme film Eliso

Tekst: Neil van der Linden

Wie kent de Circassiërs nog? Ofwel de Tsjerkassiërs, een Kaukasisch volk waarop de Russische machthebbers het vele malen hadden voorzien. Misschien was Rusland bang voor ze vanwege hun militaire suprematie in onherbergzame gebieden, in combinatie met een sterk gevoel voor onafhankelijkheid. En ze waren Moslim.

De unieke Soviet-film Eliso uit 1928 van de Georgische regisseur Nikoloz Shengelaia gaat over de grootscheepse ‘vrijwillige’ deportaties die het tsaren-regime halverwege de negentiend eeuw uitvoerde om de Circassiërs naar Turkije te sturen. Ze moesten plaats maken voor kozakken, die loyaler waren aan de tsaren.

Op 17 mei 1864 geeft grootvorst Vladimir Nikolaevic, bevelhebber van tsaristische troepen in de Kaukasus, Loris Melikov, commandant in Tsjetsjenië, toestemming om de Circassische boerenbevolking uit hun bergdorpen te verdrijven. In die tijd wordt de Christelijk-Georgische herder Vajia verliefd op een Tsjetsjeens meisje, Eliso, uit een Circassisch bergdorp op de grens met Georgië. Maar hun liefde lijkt te mislukken.

Eliso staat ook op Youtube:

Het is een ‘stomme’ film, zonder geluid dus. Eye organiseerde in het kader van een serie minifestivals genaamd Eye meets Marmoucha een vertoning waarbij het Marmoucha Orchestra muziek bij de film speelde.

Opmerkelijk is hoe on-Hollywoods de film is. Er is de nodige heroïek: het lukt Vajia om de opperbevelhebber van de kozakken te dwingen een brief te laten te tekenen waarin het besluit wordt herroepen, maar hij raakt daarbij gewond en komt te laat terug bij het dorp. Eliso was intussen ’s nachts terug geslopen naar het dorp en stak het in brand, vlak voordat de kozakken de woningen willen betrokken. Dus de kans op terugkeer was sowieso verkeken.

Ook hoe het met de geliefden afloopt is on-Hollywoods. Vajia wil met Eliso en haar volk mee, maar de dorpsoudsten willen geen vreemdelingen in hun gelederen. En Eliso besluit om niet hem te volgen, maar bij haar eigen mensen te blijven. Het is trouwens opmerkelijk hoe vanzelfsprekend het is in de film dat Eliso haar eigen weg gaat.

Opmerkelijk is ook het jaartal van de film: 1928. Stalin kwam in 1924 aan de macht. Een anti-tsaren- en -kozakken-film paste natuurlijk in de lijn van het regime. Maar is de film niet ook verhulde kritiek op Stalin, die met andere volkeren in de Soviet-Unie, waaronder de Tartaren, hetzelfde deed? Dat de kozakken in de film allemaal grote Stalin-snorren hebben zegt misschien het nodige. Ook de dubbele on-happy end strookt niet te stroken met het optimisme dat toen van de reine Soviet-kunst wordt verlangd.

Sergej Eisenstein zou later zeggen dat er maar twee goede verfilmingen waren van Kaukasisch dansen en Shengeleia’s registratie van Kaukasisch dansen in Eliso beter was dan die in zijn eigen film uit hetzelfde jaar in Ten Days that Shook the World. En het is inderdaad een ook technisch fabelachtige scene, net als de vele indrukwekkende beelden van de bergen en rivieren, die meer zijn dan idyllische plaatjes; eigenlijk lijken ze te vragen: Russen (waaronder Stalin?) wat doe je hier?

In de literatuur over de film worden de Circassiërs/Tsjerkassiërs overigens nog wel eens door elkaar gehaald met de Tsjetsjenen, die nog steeds grotendeels in de Kaukasus wonen. Daar heeft Poetin veel recenter huisgehouden, onder meer door hun hoofdstad Grozny plat te bombarderen, waarna hij daar de gruwelijke paladijn Kadyrov heeft neergezet. Die ook de naamsbekendheid geniet vanwege zijn “lieve” zoon die in het bijzijn van zijn vader voor de televisiecamera’s een gearresteerde anti-oorlogsdemonstrant in elkaar schopte.

Maar dat zijn dus niet de Circassiërs. Het grootste deel van de Circassiërs is sinds lang verdreven en woont nu verspreid zeer zichtbaar in Jordanië en Syrië, maar ook in Israël, Egypte en Irak t/m overal in Europa en de VS.

Achtereenvolgens rekruteerden de Ottomanen en de Britten er militaire elitekorpsen uit. Het moderne Amman begon als een Circassische Ottomaanse en later Britse garnizoensstad, en werd gebombardeerd tot hoofdstad van Jordanië toen de Britten als compensatie voor het eerst aan de Hashemitische koningshuis beloofde pan-Arabische rijk twee koninkrijken moesten stichten, Jordanië en Irak, voor de twee belangrijkste Hashemitische prinsen. In Jordanië zijn bestaat de lijfwacht van de koning nog steeds uit Circassiërs.

Het Marmoucha Orchestra bestond voor de gelegenheid uit Maripepa Contreras op hobo, Arin Keshishi op basgitaar, Mohamed Ahaddaf op ud (Oriëntaalse luit), slagwerk Udo Demandt, Adrian Moncada piano, María Cristina González op fluit en Antonio Moreno Glazkov op trompet.

NI

Het ensemble is gespecialiseerd in muziek van de Zuid- en Oost-kant van de Mediterranee, maar maakt uitstapjes die als oriental jazz valt te betitelen.

De filmscore is door Maripepa Contreras gearrangeerd en precies met de beelden gesynchroniseerd, op basis van bestaande en van nieuwe stukken van Mohamed Ahaddaf, Arin Keshishi en Maripepa Contreras zelf.

Het viel op hoe strak het samenspel tussen verschillende combinaties van instrumenten was in de andere stukken, en ook hoe het allemaal aansloot bij de film. Dat leverde ook geestige momenten op bij een scene in de film waarin de koeien van de dorpelingen te zien zijn en in de scenes waarin we de dorpelingen zien dansen.

Er waren, allemaal precies binnen de timing van de film, ook geïmproviseerde passages, onder meer erg fraaie door ud-speler Mohammed Ahaddaf, die steeds meer een eigen meditatieve stijl ontwikkelt, en voor de altviool van Oene van Geel, waarin hij op zeker moment ‘scat’ ofwel (opzettelijk) neuzelig meezong, tot hilariteit van de zaal.

The Night of counting the years staat op YouTube:

Dit was de eerste van de reeks Eye Meets Marmoucha-minifestivals. Gezien 3 en 4 februari Eye Filmmuseum.

Een volgende film uit het Eye archief begeleid door nieuwe muziek is op 8 juni met de film Kif Tebbi, ook uit1928, een in feite pro-Mussolini-film van Mario Camerini, waarin een Arabisch meisje in Libyë het opneemt tegen de Ottomanen, een soort Laura of Arabia dus. Met een inleiding van curator Elif Rongen-Kaynakçi.

Foto’s: © Archief Eye en Neil van der Linden

HET SEIZOEN 2024-2025 VAN OPERA BALLET VLAANDEREN

Tekst: Ger Leppers

Dit jaar moest Opera Ballet Vlaanderen – de grootste culturele instelling van Vlaanderen – de perspresentatie van het nieuwe seizoen annuleren wegens gebrek aan belangstelling. Dat was sneu, en bovendien zeer onverdiend. Want wat je ook van de programmatie van de twee prachtige operagebouwen in Antwerpen en Gent mag vinden, men is er daar de afgelopen jaren in geslaagd een nieuw, jong publiek naar de zalen te trekken. Volgens algemeen directeur Jan Raes is twintig procent van het publiek nu jonger dan dertig jaar en de helft kwam vorig jaar voor het eerst naar een operavoorstelling. 

Dit kan ik uit eigen waarneming bevestigen. Al zo’n goede vijfendertig jaar ben ik abonnementhouder in Antwerpen, en nooit heb ik in het theater daar zoveel jongere mensen gezien die enthousiast foto’s namen van de zaal en zelfjes maakten in de gangen en bij de buffetten.

Vooral het regiewerk van de bekende Vlaamse theaterman Tom Goossens en van het Antwerpse theatercollectief FC Bergmans trok een zeer enthousiast en duidelijk ander publiek dan gewoonlijk, en dat is iets om erg blij mee te zijn.

De verwaarlozing van de opera door de journalistiek lijkt dus eerder te wijten aan een blinde vlek bij de persorganen, die ook in Vlaanderen – enkele gunstige uitzonderingen daargelaten – kennelijk het zo rijke en complexe operagenre ofwel te oudbakken ofwel te ingewikkeld vinden (of allebei natuurlijk), dan aan gebrek aan belangstelling van de zijde van de toeschouwers. Jaarlijks worden in Europa 120.000 voostellingen gespeeld van zo’n 3.500 producties, voor een publiek van meer dan tien miljoen bezoekers. Hieronder zullen we, gewoontegetrouw, vooral de geprogrammeerde opera’s kort bespreken.

Het nieuwe seizoen, waarin geen reprises van oudere producties figureren, heeft als motto gekregen: ‘Hop hop’. Het zijn, zoals misschien niet iedereen zich onmiddellijk zal herinneren, de laatste woorden van de opera ‘Wozzeck’, waarmee dit nieuwe seizoen zal worden afgesloten. Ze komen uit de mond van het buitenechtelijke zoontje van Wozzeck en Marie, wanneer hij te horen heeft gekregen dat zijn beide ouders dood zijn, en hij zijn stokpaardje ter hand neemt om verder te spelen. “Je zou die slotscène kunnen interpreteren als een teken dat die wrede wereld blijft verderdraaien en het kind hetzelfde lot te wachten staat als zijn ouders. (…) Of je kan Hop hop lezen als een vertolking van het idee dat de wereld ooit anders kan zijn,” meent Jan Raes, die er een oproep in ziet om je aan de kant van de meest kwetsbaren te scharen: “Dankzij zijn fantasie weet het kind van de catastrofe och overeind te blijven.”

MADAMA BUTTERFLY

En kwetsbaar is Cio Cio San in Madama Butterfly, de openingsproductie, al is ze tegelijkertijd natuurlijk ook heel sterk. De prachtige regie van Robert Carsen wordt na vele jaren trouwe dienst vervangen door een enscenering van het Argentijnse duo Mariano Pensotti en Mariana Tirantte;. De hoofdrollen worden verdeeld tussen Elena Guseva en Ana Naqe als CIo Cio Sa enerzijds, en Ovidiu Purcel en Lukasz Zaleski in de rol van Pinkerton. Suzuki wordt gezongen door Lotte Verstaen, Vincenzo Nen zingt Sharpless en Dezil Delaere Goro. Dirigente is Daniela Candillari. De enscenering is gebaseerd op een eerdere productie in Straatsburg.

IPHIGÉNIE EN TAURIDE

Vervolgens staat Glucks Iphigénie en Tauride op de speellijst, gedirigeerd door Benjami Bayl en geregisseerd door Rafael R. Villalobos. De productie ging vorig jaar in première in Montpellier. Michèle Losier, Kartal Karagedic en Reinoud van Mechelen nemen de voornaamste rollen voor hun rekening.

BARZAKH

Uitsluitend in Gent gaat in november de wereldpremière van Barzakh van componist Osama Abdulrasol. Wat mogen we verwachten? “Voorspellen is moeilijk, vooral wanneer het om de toekomst gaat,” zei Oscar WIlde al.  We zullen dus zien!

SALOME

De feestdagen wordt op bloederige wijze luister bijgezet met een nieuwe Salomé. Muziekdirecteur Alejo Pérez dirigeert, Ersan Mondtag regisseert. Als Salomé heeft u de keus uit Sally Matthews en Alison Cook, voor Herodes is het kiezen tussen Thomas Blondelle en Florian Stern, voor Jochanaän  staan Kostas Smorginas en Michael Kupfer-Radecki in de startblokken en de rol van Herodes wordt in alle voorstellingen gezongen door Angela Denoke.

NORMA

Eind januari zijn er concertante Norma’s met Anna Princeva, Josy Santos, Kyungho Kim, Ante Jerkunica, Marta Babic en Hugo Kampschreur. Alejo Pérez staat op de bok.

DER FREISCHÜTZ

Uit Bazel wordt vervolgens Der Freischütz geïmporteerd. Karl-Heinz Brandt, Raimund Nolte, Louise Kemény, Rosemary Hardy, Thomas Jesatko, Ilker Arcayürek en Manuel Winckhler zingen, Stephan Zilias dirigeert en niemand minder dan Christoph Marthaler zorgt voor een regie die, zo wordt ons beloofd, de humoristische kanten van de opera sterker dan gebruikelijk zal benadrukken, want “Der Freischûtz heeft een hoog tralala-gehalte.” Wat een ‘tralala-gehalte’ is kunt u in februari ontdekken in Gent en in maart in Antwerpen..

INTOLLERANZA

Naar Luigi Nono’s Intolleranza 1960 zie ik uit. Ik bewaar uitstekende herinneringen aan een eerdere uitvoering van dit werk, in De Munt.  Stefan Klingele dirigeert, Bendikt von Peter regisseert en gezongen wordt er door Peter Tsantsis, Lisa Mostin, Jasmin Etezadzaden, Tobias Lusser en Werner Van Mechelen. Het publiek zit deels op het podium, de musici deels in de zaal, lees ik in het jaarprogramma, waardoor een collectieve ervaring ontstaat.

WOZZECK

En als afsluiting is er Wozzeck, dat absolute meesterwerk. De regie is in handen van de alom  door menigeen (maar niet altijd door mij!) hoog aangeslagen Johan Simons. Onder leiding van Alejo Pérez zingen Robin Adams, Magdalena Anna Hofmann, James Kryshak, Martin Winkler, Sam Sakker.

BALLET

Naast dit alles is er nog een uitgebreid balletprogramma (met onder meer in maart en april een nieuwe Romeo en Julia), uitvoeringen van L’Enfant et les Sortilèges door studenten van de International Opera Academy en leden van het Jong Ensemble Opera Ballet Vlaanderen, en een concertante Peer Gynt in juni. De oorspronkelijke toneeltekst is bewerkt door Tom Goossens, en wat zou het toch mooi zijn, bedacht ik, als ooit eens het echte toneelstuk van Ibsen – toch geen kleine jongen als het om de vervaardiging van goede toneelteksten gaat – werd opgevoerd in combinatie met de muziek van Grieg.

Hoe dan ook, hier zullen we het mee moeten doen!

 Magda Olivero in just two roles

Manon Lesacut





There is no doubt about it: Magda Olivero was the very best Manon Lescaut of the second half of the twentieth century. In 1970, when she was 60 (!) years old, she sang the role in Verona with the not yet 30-year-old Domingo at her side. Quite bizarre when you consider that Olivero made her professional debut eight years before Domingo was born. And yet her portrayal of the young heroine was utterly convincing. Most of her colleagues could not (and cannot) match her performance!


The role of Des Grieux was a role that could have been written for Domingo. As Renato, he was able to combine all his charm, his sehnsucht and his boyishness (something he has managed to retain to an advanced age) with a cannon-like voice. My copy was released on Foyer (2-CF 2033), but nowadays there are more releases in better sound quality and the recording can also be found on You Tube.



Two years later, Olivero sang the role in Caracas. The performance of 2 June 1972 was recorded by Legato Classics (LCD-113-2). The sound quality is reasonably good, but what makes the recording really desirable is Des Grieux by the then 60-year-old Richard Tucker. So yearning, so in love, so beautiful…. Sigh. Yes, folks: once upon a time, opera was made by voices, not by beautiful bodies!


Duet from the fourt act:

https://www.youtube.com/embed/0FeUci_wC2I?si=XnkEoKVigNG0ILxl



Fedora



How many opera lovers know Umberto Giordano and his operas? Many know Andrea Chénier (for me one of the best and most beautiful operas ever), but that’s it. Unless you are a fan of verism, in which case there is a good chance that you have heard of Fedora. And if you do go to opera houses in countries other than the Netherlands, you may even have seen the opera. Otherwise, you are left with nothing but the CD and DVD recordings.

Admittedly, Fedora does not reach the level of Andrea Chénier, which is mainly due to the libretto. The first act has a hard time getting started and the third is a bit drab. But the music! It is so incredibly beautiful!

The play on which Arturo Colautti’s libretto is based comes from the pen of Victorien Sardou and, just like Tosca, it was written for the greatest tragédienne of the time, Sarah Bernardt. The opera therefore offers an amazing opportunity for the best singing actresses. Magda Olivero, for instance, is without doubt one of the greatest performers of the role.

Below Magda Olivero, Doro Antonioli and Aldo Protti in the third act of Fedora, recorded in the Concertgebouw in Amsterdam 1967:


And with Mario del Monaco

Menotti’s Consul: an opera that lost none of its actuality

For most Dutch opera lovers is Menotti no more than a vaguely familiar name. His operas have never been very popular here and performances can be counted on one hand. Why? I don’t know. O yes, there are performances here and there, mostly made by students. But at the DNO? Matinee?

A pity, really, because not only is his music exceptionally beautiful (think of a combination of Mascagni and Britten), but the subjects he deals with in his (self-written) libretti are socially engaged and they address current topics.

Menotti met his longtime partner Samuel Barber

A newspaper article of February 12, 1947 on the suicide of a Polish emigrant whose visa for the USA had been rejected, was seen by Menotti, who sadly remembered the fate of his Jewish friends in Austria and Germany.

He took this sorry tale and used it as a basis for his first full-length opera. The subject has – unfortunately – lost none of its actuality and The Consul is and remains an opera that cuts right through your soul.



In 1960, it was produced for television, and that registration has been released on DVD by VAI (4266 ). In black and white, without subtitles (don’t be alarmed, there is very clear singing) and extremely dramatically portrayed by Jean Dalrymple.



Patricia Neway sings ‘To This We’ve Come’:

The Consul was Cornell MacNeill’s first opera recording:

Recording from Spoletto 1999 with Susan Bullock

Bonus:
Virginia Zeani

Eileen Farrell:

La Muette de Portici, an opera known for its alleged role in the revolution

How many operas can claim to have shot the world order hell by sparking a revolution and thereby creating an entirely new country?

The honour falls to La Muette de Portici, an opera almost forgotten today by an almost equally forgotten French composer Daniel-François-Esprit Auber (1782 – 1971).

The situation ignited during a performance at Brussels’ La Monnaie in 1830, a performance in honour of the birthday of King William I. The moment suprème came during an aria, in which one of the protagonists sang the text: “Holy patriotism, give us back our courage and pride. My life I owe to my country, it will owe its freedom to me.” The audience left the hall, took to the streets and voilà: the Kingdom of Belgium was born.

That La Muette is different from all other operas also has to do with the protagonist. The latter may be present but has no note to sing – poor fisherman’s girl Fenella is mute.

Anna Pavlova as Finella

She is seduced by the young Neapolitan count Alphonse, who then exchanges her for a better match: a Spanish princess Elvire. Fenella is imprisoned, escapes and – using only sign language – manages to attract Elvire’s attention and pity, turning her brother Masaniello into the destroying angel.

This also becomes the signal to spark an uprising against the hated rulers; after which everything that can go wrong does. Masaniello is poisoned, the revolt fails and Fenella finds self-death in the lava flow from Vesuvius. I can’t make it more logical for you, but that doesn’t matter, because the opera itself is more than delightful and provides you with more than two hours of pure listening pleasure.

La Muette is considered the first true ‘grand opéra’. That may also be why it was so rarely staged, given our long-standing condescending view of the phenomenon of ‘grand opéra’.

But the tide is turning. A few years ago, La Monnaie dared to include the opera in its repertoire. Unfortunately, their courage did not go so far as to include performances in Brussels.

Peter de Caluwe, the director of La Monnaie, said with that, “That was done deliberately. Staging the opera in Brussels now would not only be an artistic act, but also a political statement; it would be interpreted as a plea for Belgian unity at a politically precarious moment.”

In 2011, a German opera house, the progressive Anhaltisches Theater in Dessau, where the young Dutch conductor Antony Hermus, then Generalmusikdirektor, also staged the opera. The performances were recorded live by CPO. It was about time!

I knew of only one recording of the opera, with Alfredo Kraus, June Anderson, John Aler and Jean-Philipe Lafont conducted by Thomas Fulton (EMI not available anymore)). No one can match Alfredo Kraus’ elegant phrasing, but I still prefer Diego Torres’ more heroic sound. As Masaniello, he manages to convince much better. With him, you can practically hear the hormones coursing through his veins.

In his madness scene (yes, why not? Men are allowed to go mad too!), he sounds a lot like John Osborn.His high notes are not only spectacular but he also sings them at the top of his voice. Occasionally he sounds a little tired, but that doesn’t matter, especially in the context of the whole thing.

In “Mieux vaut mourir que rester misérable!”, from which the incendiary text thus comes, he is joined by Wiard Withold as Pietro. I also find him more interesting than Jean-Philipe Lafont on the Fulton (EMI) recording. It has now been recorded by CPO. It was about time

The young Dutch singer is at his best in the fifth act. His barcarolle “Voyez du haut de ces rivages” is particularly impressive. His lyrical baritone, meanwhile, has darkened a little without compromising on suppleness and lyricism, which goes without a hitch.

Angelina Ruzzafante is a wonderful Elvire. Her voice is light, supple and agile, her pitch beautiful and pure, and her vocal acting is perfect.Sometimes she reminds me of Cristina Deutekom, but without her oh-so-typical “staccato” (no offence!). It is about time the we get to hear the Dutch soprano on our stages too!

Oscar de la Torre (Alphonse) starts out weak – his tenor sounds a bit pinched – but in the fourth act he more than recovers. He is still young and – from the looks of it – inexperienced, but he will get there!

The chorus is formidable and I find Hermus’ tempi definitely better than Fulton’s.