Mathilde_Wantenaar

Werelden van klankkleuren, van Van Veldhuizen en Mahler, en van Wantenaar en Bruckner, in het Concertgebouw

Tekst: Neil van der Linden

Wonderlijk hoeveel klankkleuren je uit een strijkorkest en één harp, plus een reep zilverpapier kunt halen. Soms leek het een voltallig symfonieorkest. Maar dat zal ook wel aan de boventonen van de door Rick van Velhuizen voorgeschreven reine intonatie liggen.

Rick van Veldhuizens ‘Mais le corps taché d’ombres’ (Maar het lichaam bevlekt met schaduwen) is een symfonisch gedicht voor strijkorkest, harp en een reep zilverpapier; dat reepje wordt opgegeven moment door de snaren van de harp geweven. De componist schrijft talloze microtonale verhogingen en verlagingen voor in de – vaak onderling opgesplitste – strijkers, die op een ingenieuze manier tegen elkaar inwerken. Door het gebruik van de met al die manipulaties samenhangende boventonen klonk het soms alsof er een voltallig symfonieorkest met alle soorten speelde.

Mais le corps taché d’ombres met KCO en Luisi

:

Aan slagwerk was ook geen gebrek. De harp wordt hier en daar gebruikt slagwerkachtige geluiden te genereren, bijvoorbeeld bijna grote trom-achtig door op de klankkast te slaan terwijl lage noten worden aangeslagen, snaren te dempen of erlangs te strijken. En dan is er het geluid van snaren gesmoord in het aluminiumfolie. Toch is het resultaat lyrisch, dat wil zeggen lyrisch-dramatisch; het stuk volgt de teneur van Jean Genets dramatische gedicht Le condamné à mort.

Van Veldhuizens stuk schildert ondanks zijn duur van elf minuten een wereld op zichzelf, die in vorm volmaakt is en tegelijkertijd bewijst dat de componist ook toe is aan een stuk met een lange spanningsboog. Dat bleek trouwens ook al bij zijn liedcyclus Unde Imber et Ignes (Waarvandaan regen en vuur, een zinsnede uit Vergilius’ Aeneis), indertijd uitgevoerd door het Nederlands Studenten Orkest onder Manoj Kemps en een geweldige sopraan Katharine Dain. Terwijl die uitvoering niets te wensen overlaat, verdient deze cyclus het om ook op het repertoire te komen van andere orkesten.

Rick van Veldhuizen op Spotify:

Unde imber et ignes (Waarvandaan regen en vuur, een frase uit Vergilius’ Aeneis)
Nederlands Studenten Orkest, Manoj Kemps en een wonderlijk goede Katharine Dain sopraan

‘Mais le corps taché d’ombres’ was van meet af aan bedoeld voor combinatie met Mahlers negende symfonie, een fraaie combinatie in diepgang. Dat zou gebeuren tijdens het grote Mahlerfestival van het Concertgebouw, maar die ging niet door vanwege de bekende ziekte met een C. Doordat ‘Mais le corps taché d’ombres’ kleiner bezet is dan zijn Mahleriaanse evenknie kon het wel QR-code-veilig apart worden opgenomen, onder Fabio Luisi, die oorspronkelijk ook voor Mahlers negende was aangetrokken. Het indrukwekkende resultaat is op Spotify te horen. Nu kreeg het eindelijk de plek waarvoor het werk was bedoeld, met, inderdaad, Mahlers negende, maar met Daniel Harding als dirigent.

Aan het begin van het Matinee-concert met Mathilde Wantenaars nieuwe vioolconcert valt meteen de orkestopstelling op. Eerste violen links, tweede violen rechts, contrabassen links, harpen rechts, en celli, altviolen in het midden, met daarachter alle koperblazers. Die speelden bij het vioolconcert nog niet allemaal mee. Die zouden pas ingezet worden bij het tweede stuk van de Matinee, Bruckners achtste symfonie. Waarschijnlijk was ook Bruckner de reden van deze opstelling, want die lijkt afgeleid van de bij de Wiener Philharmoniker gebruikelijke indeling.

Net als Rick van Veldhuizen koos ook Mathilde Wantenaar voor een wondere klankwereld, met name in het eerste deel, een Lento. Na een eerste omfloerst majeurakkoord in het orkest opent het stuk met een dalend viernotig motief op de viool, in een Frygisch-mineur-achtige kerktoonsoort. Dat motief zal verschillende keren worden herhaald, een prachtig archaïserend lamento-thema dat de schuchtere majeurstemming van de openingsnoten naar melancholisch-mineur dwingt. Weelderige ingetogen orkestklanken volgen, waaraan de viool telkens een wending geeft naar sobere berusting. Het Lento-deel eindigt met een lange zangerige cadens in de hoogste registers, gedeeltelijk in ijle flageolettonen.

Ook het tweede deel is tamelijk langzaam. Hierin koos de componiste voor een traditioneler tonaal idioom, al contrasteren die wel met momenten van spannende diffusere harmonie, en het deel eindigt ook verstilde met het Frygisch-achtige motief op de viool waarmee het concert opende. Pas het derde deel is snel, met veel dansritmes, en opnieuw halsbrekende partijen voor de soloviool.

Simone Lamsma schijnt tegen de componist te hebben gezegd schrijf alles maar op wat je wil, ik speel het toch wel. En dat gebeurde. Associaties met Sibelius, Szymanovski en De Falla doemen soms op, en in die volgorde weerspiegelen de componisten eigenlijk ook de opbouw van dit vioolconcert.

Van Mathilde Wantenaar staat de fraaie cyclus Sprookjes op Spotify, en het valt nu op dat de opbouw van die cyclus, eerst een heel langzaam deel, dan een tweede wat minder langzaam, en het derde vervolgens sneller en rapsodisch in dit vioolconcert terugkeert.

Mathilde Wantenaar, uit Sprookjes, met Merel Vercammen op viool:

Van Mahler Negen vind ik dat je het moet horen met óf een dirigent van onder de 25, omdat mensen op die leeftijd meestal nog niet cynisch zijn, óf een dirigent van boven de 55, want dan komen de eerste inzichten van de oude dag. Dat wil zeggen: misschien geldt dit alleen voor mannelijke dirigenten. Bij enig zoekwerk valt het me op dat er van Mahler nog maar weinig opnamen onder vrouwen bestaan, alleen van Mahler 1 en 5 zijn er CDs onder Marin Alsop.

Mahler IX met Concertgebouworkest Bernstein:

Daniel Harding (geboren 1975) is nog lang geen 55. En ja, de mooiste uitvoering van Mahler Negen die ik ooit meemaakte was die bij het Concertgebouworkest onder Bernstein, die, wie weet, toen mogelijk al besef had van zijn eigen zware ziekte.

Harding wist desalniettemin een mooie spanningsboog in het werk aan te brengen. De contrasten die hij in het eerste deel, in volume en tempi, waren heftig, maar hebben dramatisch gewerkt. In het tweede deel hoorde je Bartok er bijna aankomen, wat helemaal niet zo gek is want laatstgenoemde werd in 1891 geboren in dezelfde Hongaars-Oostenrijkse dubbelmonarchie waar Mahler leefde. Bartok was op zijn 26e à 27e al ruim aan het componeren toen Mahler zijn Negende voltooide, met andere woorden Mahler een beetje op zijn Bartoks ‘hineininterpretieren’ mag helemaal.

Het afsluitende Adagio schildert natuurlijk een wereld op zichzelf, en Harding haalde ook alles uit de kast om hier de nadruk op te leggen. Gelukkig was een man in een soort golf-kleren (een sponsor-relatie?) inmiddels opgehouden liefst ook tijdens stille passages hardgrondig te hoesten.

Mijn boze blikken zijn kant op werden genegeerd. Maar nadat een buurman hem tussen het tweede en derde deel streng had toegesproken hield het op, op tijd voor een zo intensief mogelijk ondergaan van het adagio. En dat was echt maar goed ook, want wat Harding leidde na de onstuimigheid in de eerder delen het orkest ook naar de post-Tristan- Liebestod-dramatiek van het laatste deel, met de verschillende bijna-stiltes. Overigens valt dan op hoe goed het orkest nog steeds is, zoals in de strijkersklank en alle trefzekere blazersinzetten, ook bij het koper als het pianissimo moet spelen.

Na het wegsterven van het laatste hartverscheurend piano-pianissimo bleef het publiek een minuut lang stil voor dat het applaus in gang zette; waaraan enige opzet van de kant van Harding via een theatraal-gebiedend omhoog gehouden dirigeerstokje niet vreemd was – maar toch.

Aan Bruckner wagen meer vrouwen zich. Er zijn bestaan mooie opnamen van ‘Urfassung’-versies van Bruckner III en IV onder Simone Young. Karina Canellakis dirigeerde eerder in de Matinee Bruckner IV.

Bruckner VIII is natuurlijk een beest. De eerste overweldigende-indruk-uitvoering van deze symfonie hoorde ik ooit via de radio, met een oude Eugen Jochem bij het Concertgebouworkest, waarin ook mij nog in de woonkamer aan de grond genageld zie staan bij het luisteren naar de spirituele wereld van het derde deel en ik me nog altijd voor de geest kan halen hoe een paar snerpende klanken in de harpen in de laatste van hun bijna mystiek naar omhoog wijzende arpeggio’s mij als adolescent deden huiveren.

Ook bij Canellakis werden het derde en het vierde deel van de symfonie werelden op zichzelf. De speciale orkestopstelling werkte spectaculair, met al dat koper dat recht uit het midden naar voren kwam. Negen hoornisten, vijf trombonisten, vier trompettisten en een tuba. Ook de Wagnertubas waarvoor vier van de hoornisten hun instrument geregeld verwisselen kwamen zo in klank waarschijnlijk het best tot hun recht. En voor de gelegenheid had het orkest ervoor gekozen om zoals de componist als optie geeft een derde harp in stelling te brengen, als om er zeker van te zijn dat mijn geliefde arpeggio’s overal waar nodig bovenuit konden klinken.

22 september Concertgebouw Avond, Koninklijk Concertgebouworkest onder Daniel Harding.
RickMais le corps taché d’ombres, Maar het lichaam, bevlekt met schaduwen.
Mahler Negende Symfonie.

24 september Concertgebouw Matinee, Radio Philharmonisch Orkest onder Karina Canellakis, Simone Lamsma viool.

Mathilde Wantenaar Vioolconcert.
Bruckner Achtste Symfonie.

De Radio VI-registratie van de Matinee is te vinden op:

https://www.nporadio4.nl/uitzendingen/ntr-zaterdagmatinee/c81bb8d3-6983-4601-b537-af3689590aa9/2022-09-24-ntr-zaterdagmatinee-een-nieuwe-wantenaar-voor-simone-lamsma

Foto’s © Neil van der Linden en Renske VrolijkR/KCO

Meer Mathilde Wantenaar:

Mathilde Wantenaar betoont zich opnieuw een meester, maar de enscenering van Lied voor de Maan blijft daarbij achter.

Dit zijn de bleeke, bleeklichte weken: sterke debuut van Mathilde Wantenaar bij ZaterdagMatinee

Merel Vercammen en Dina Ivanova: sprookjesachtig cd-debuut

In support of Poldowski: Polish violin 2

While I was more than enthusiastic about part one, part two is, believe it or not, even better. Or, to be more precise: more surprising. More exciting. This is partly due to the pieces played by Jennifer Pike, because as well as Szymanowski, she has also immersed herself in works by Poldowski and Grazyna Bacewicz.

Now Bacewicz is not really that unknown, at least I hope so. At least not among the _real_ classical music lovers, but I suspect that the average concert and recital programmers, especially in the Netherlands, have never heard of her. Will we ever hear her compositions in the concert halls? Recordings of her works are also scarce. Why would that be? Is the ‘Einaudi-sation’ of the classical music sector a fait accompli?

Symbiosis Irena-Wieniawska-P
Poldowski

Poldowski is still very much unknown, although here and there people are finally waking up. Not long ago Philip Jarousski recorded a song by her, but the most beautiful plea comes from Merel Vercammen and Dina Ivanova who recorded Poldowski’s violin sonata in D two years ago, and how! (Gutman Records CD 191)

Who is Poldowski? Her real name is Irene Régine Wieniawski, yes the daughter of! Irene Régine (1879-1932) was born in Brussels but soon after the death of her father (he died when she was 10 months old) she and her British mother moved to London. She studied in Brussels, lived in Paris and was married to Sir Aubrey Dean Paul, 5th Baronet. She did not want to use her husband’s or her father’s name, she wanted to be judged purely for her music. That is why she adopted the pseudonym Poldowski.

The performance by Jennifer Pike is just as good as Vercammen’s and in fact everyone should get both CDs. Vercammen because of Mathilde Wantenaar and Pike because of Poldowski’s wonderful Tango, which was once recorded by no one less than Jascha Heifetz. And the highly virtuoso performance of Bacewicz’ Kaprys polski for solo violin. And don’t forget the wonderful piano accompaniment by Peter Limonov!

Szymanowski, Poldowski, Bacewicz
Jennifer Pike (viool), Peter Limonov (piano)
CHAN 20189

Mathilde Wantenaar betoont zich opnieuw een meester, maar de enscenering van Lied voor de Maan blijft daarbij achter.

Tekst: Neil van der Linden

Mathilde Wantenaar is onderhand de jeugdheld van de ‘nieuwe nieuwe’ muziek, dat wil zeggen muziek die is teruggekeerd naar de tonaliteit maar verre blijft van het repetitieve van de minimal. Haar orkestwerken zijn neo-impressionistisch, eigenlijk treedt ze in de voetsporen van Rudolf Escher. Misschien mede door de keuze van instrumenten voor het kleine ensemble in deze opera, met naast vier strijkers een klarinet/basklarinettist en gitarist, neigt de klank nu meer naar bijvoorbeeld de Kammersinfonieën van Schreker en Schönberg of bijvoorbeeld Hans Eislers ‘Vierzehn Arten den Reigen zu beschreiben’.

Het verhaal gaat over een eenzame mol die hoopt een zielsverwant te vinden in de maan, die nooit lijkt te lachen, en besluit een lied te schrijven om de maan op te vrolijken. Een sprinkhaan studeert het lied in met zijn orkest, tot ze het helemaal onder de knie hebben, en op een nacht geven ze een concert. Maar waarom kijkt de maan daarna juist heel triest? De oplossing wordt gevonden door in het lied van mollen (woordspeling op de mol) kruisen te maken. De mol lijkt daar niet helemaal gelukkig mee te zijn, maar als het orkest het lied in de nieuwe versie speelt lacht te maan en is ook de mol blij, iedereen blij.

Een lied voor de maan is gebaseerd op een boek van Toon Tellegen, een fabel over de kracht van muziek. Componiste Mathilde Wantenaar bewerkte het verhaal tot een “my first opera voor jonge bezoekers en hun ouders”,  met aansprekende personages en melodieën en tal van verwijzingen naar de muziekgeschiedenis, zoals trio’s en kwartetten die pastiches vormen op Verdi en Puccini, terwijl een virtuoos gezongen Koningin van de Nacht niet ontbrak,  en pop-hits, zoals ‘Tea for Two’.

Tellegen is een gewaardeerd kinderboekenschrijver. Toch vroeg ik mij af of de kwintessens in de plot zich niet boven de hoofden van het jongste publiek afspeelt. Dat van die mollen en kruisen – en ik neem aan dat dat ook aan Tellegens boek is ontleend – vergt enig begrip en bovendien gaan de ontwikkelingen in de plot juist op het moment dat dit wordt uitgelegd erg snel. Rond deze momenten er bij het jeugdige deel van het publiek flink wat geroezemoes, ook al bevonden zich onder dit premierepubliek vermoedelijk heel wat kinderen van ‘ingevoerde’ ouders. Maar misschien gaat dat straks bij schoolvoorstellingen anders.

Wat ook niet helpt is de aankleding, het decor en de dierenkostuums, inclusief poppen, die beide ogen als ouderwets kindertheater. De wijlen (net overleden) grote theaterideoloog Jan Ritsema stelde ooit dat je kinderen niet ‘kinderlijk’ moet benaderen, zoals het ook niet pedagogisch is om met peuters in peutertaal te praten. We zijn in Nederland al veel verder in jeugd- en poppentheater. Niet boven hun hoofd praten, maar je moet je ook niet ‘neerbuigend’ naar hun vermeende niveau.

Ok, mijn blik werd misschien verpest door de poppentheater-voorstelling Vrouw en Vos van Ulrike Quade, op tekst van Judith Herzberg naar het boek ‘Lady into Fox’ van David Garnett, die ik een paar dagen tevoren had gezien. Niet een jeugdtheatervoorstelling, maar wel jeugdig, mede dankij het directe taalgebruik van Judith Herzberg, maar ook dankzij het prachtige vossenmasker en hi-tech en toch aandoenlijk vos-pop, naast ingenieus, overweldigend mooi, maar simpel gebruik van licht en projecties.

Dus is het jammer dat de regie en het decorontwerp, waarvoor een Franse regisseur en een Duitse scènograaf waren ingeschakeld, achterbleven bij het niveau van het beste jeugdtheater en poppentheater dat we hier hebben. En die vos van Quade zou ook de kleinsten blijvend hebben beziggehouden.

Blijft over de fraaie muziek, al hoeft de ‘Tea for Two’-lolbroekerigheid voor de happy end-scene voor mij niet zo (bij Shostakovich kan ik er ook niet tegen), naast de enthousiaste zang van de jonge cast, met name van mol Vera Fiselier, en het uitstekende instrumentale ensemble, waarbij fluit- en piccolo-iste Mirna Ackers zich ook een ras-comédienne betoonde.

Libretto  Mathilde Wantenaar en Willen Willem Bruls naar het boek van Toon Tellegen
Regie  Béatrice Lachaussée
Decor en kostuums  Nele Ellegiers
Video  Coen Bouman
Licht  Cor van den Brink
Dramaturgie  Willem Bruls

De mol  Vera Fiselier
De veldmuis / de maan  C
De relmuis / de krekel  Eline Welle
De kikker  Jan-Willem Schaafsma
De sprinkhaan / de aardworm  Berend Eijkhout
De spitsmuis  Mirna Ackers 

Foto’s Kim Krijnen

Gezien 20 oktober in de Boekmanzaal van de Stopera.

https://www.operaballet.nl/de-nationale-opera/2021-2022

Dit zijn de bleeke, bleeklichte weken: sterke debuut van Mathilde Wantenaar bij ZaterdagMatinee

Goebaidoelina groot_omroepkoor_1px_chans_van_der_woerd

Het Groot Omroepkoor  in het Concertgebouw © Hans van der Woerd

PJOTR ILJITSJ TSJAIKOVSKI

Anders dan het programma vermeldde is het concert niet met het nieuwe werk van Mathilde Wantenaar maar de delen uit de Negen geestelijke stukken van Tsjaikovski begonnen. Goed. Heel erg goed. Daardoor hoorde men goed hoe prachtig Wantenaar de traditie heeft omarmd om daarna mee aan de haal gaan. Bij wijze van spreken dan.

Goebaidoelina dirigent

Philipp Ahmann © Danny Wandelt

Voor zijn geestelijke composities voor koor a cappella putte Tsjaikovski uit de Slavische kerkmuziek. Het zijn prachtige werken die een tijdloze schoonheid ademen waarbij je tot rust komt. Even geen haast. Koren op de molen voor het waanzinnig mooi en zeer homogeen zingend Groot Omroepkoor, waarbij de Duitse dirigent Philipp Ahmann zijn naam als de grote koorspecialist bevestigde.

MATHILDE WANTENAAR

Mathilde-Wantenaar Goebaidulina

De jonge Nederlandse componiste Mathilde Wantenaar (1993) heeft al meer opdrachtwerken op haar naam staan. Zo componeerde zij al eerder voor onder andere het Nederlands Blazers Ensemble, Liza Ferschtman en vocaal ensemble Wishful Singing.  Wantenaar studeerde compositie bij Willem Jeths, iets wat goed te horen is. Zij heeft grote affiniteit met de menselijke stem en tegenwoordig studeert zij zang aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Geen wonder dat haar debuut bij de NTR ZaterdagMatinee dan ook een vocaal werk betrof, Dit zijn de bleeke, bleeklichte weken op tekst van Herman Gorter voor Groot Omroepkoor a cappella.

Wantenaar: “Ik zag voor me hoe de dichter in een stille kamer zit aan een tafel naast het raam. De zon gaat schuil achter een eindeloos uitgestrekt wit wolkendek, het is alsof alle kleur uit de wereld is getrokken, hoewel er toch veel licht is. Buiten is er leven, maar in de kamer van de dichter klinkt alles gedempt, is het alsof de tijd stil staat en de lucht is gestold. We zitten onder een stolp, glinsterende stofdeeltjes zweven traag in de lucht en ondertussen trekt de wereld langzaam aan ons voorbij. Het is fijn om er te zijn, maar tegelijkertijd ook beklemmend en eenzaam.”

Laat ik maar meteen zeggen dat de compositie niet alleen adembenemend mooi is, maar het is ook buitengewoon sterk. Wantenaar wist de broeierige sfeer van het gedicht goed in haar noten te vangen waardoor de tekst nog sterker werd, nog meer indruk maakte. Knap, hoor!

SOFIA GOEBAIDOELINA

sofiagubaidulina

Haar Sonnengesang componeerde Sofia Goebaidoelina naar een gedicht van Franciscus van Assisi. Het is een soort is een meditatie op het leven en de dood. Net als Tsjaikovski baseerde ook zij zich op orthodoxe kerkgezangen. Religie, geloof en spiritualiteit zijn dé kenmerken van de composities van de van de kleindochter van de Tartaarse groot moefti die zich in 1970 bekeerde tot het Russisch-Orthodoxe geloof.

De religieuze kenmerken waren niet alleen hoorbaar maar ook visueel aanwezig, zeker toen de cellist Ivan Monighetti zijn strijkstok neerlegde. Hij sloeg op de grote trom en pakte op flexatone, die hij lopend aanstreek, waardoor het leek alsof hij de zaal bewierookte. Aan het eind wist hij niet alleen de mooiste maar ook de meest verontrustende pianissimo uit zijn instrument te toveren. Wat, samen met de bijna meditatieve verstilling voor de bijna fysieke ervaring van de dood zorgde.

Goebaidoleina Monighett en Rstropovitsj

Ivan Monighetti met Mstislav Rostropovitsj

Goebaidoelina componeerde het werk in 1997, voor de zeventigste verjaardag van Mstislav Rostropovitsj. Dat het nu gespeeld werd door zijn laatste leerling, Ivan Monighetti maakte de uitvoering extra aantrekkelijk en nog indrukwekkender.

Maar als ik heel erg eerlijk mag zijn: het beste stuk van die middag hoorden we helemaal aan het begin. En aangezien het maar vijf minuten duurde vraag ik mij af of het niet mogelijk was geweest om de Dit zijn de bleeke, bleeklichte weken te laten bisseren.

Pjotr Iljitsj Tsjaikovski Delen uit Negen geestelijke koorwerken
Mathilde Wantenaar Dit zijn de bleeke, bleeklichte weken
Sofia Goebaidoelina Sonnengesang

Groot Omroepkoor olv Philipp Ahmann
Ivan Monighetti, cello
Slagwerkers uit het Radio Filharmonisch Orkest

Gehoord op 23 maart 2019 in het Concertgebouw in Amsterdam

Het concert kan teruggeluisterd worden op de site van Radio 4

Merel Vercammen en Dina Ivanova: sprookjesachtig cd-debuut

 

Merel Vercammen en Dina Ivanova: sprookjesachtig cd-debuut

Symbiosis cover

Hier word ik heel blij van. Een fantastische jonge violiste die niet zit te wachten tot een platenmaatschappij zich aandient en het heft in eigen handen neemt. Wat, behalve het (grote, geef ik toe) gemis aan reclame en ondersteuning eigenlijk alleen maar voordelen oplevert. Althans voor ons, luisteraars, want nu worden we niet getrakteerd op de zoveelste Bach of Mozart. Ook niet op Wieniawski (al horen we van hem de laatste tijd niet zo veel meer) maar wel op zijn dochter, Irene Régine (1879-1932).

Symbiosis Irena-Wieniawska-P

Poldowski (Irene Régine Wieniawska)

De weinig bekende dochter van de grote Pools-Joodse virtuoos Henryk Wieniawski werd geboren in Brussel maar al gauw na zijn dood (hij stierf toen Irene tien maanden oud was) verhuisde zij met haar Britse moeder naar Londen. Zij studeerde in Brussel, woonde in Parijs en was getrouwd met Sir Aubrey Dean Paul, 5th Baronet. Zij wilde noch de naam van haar echtgenoot noch van haar vader willen gebruiken, zij wilde louter op haar muziek worden beoordeeld. Vandaar dat ze het pseudoniem Poldowski heeft aangenomen.

Ik kende een paar vaan haar liederen (chansons, eigenlijk), maar de Vioolsonate betekende voor mij de eerste kennismaking met de componiste in een wat ‘klassieker’ genre. En mensen, mensen, wat is het mooi! Waarom wordt het nooit gespeeld?

Symbiosis Mathilde Wantenaar

Mathilde Wantenaar © Karen van Gilst

De naam van Mathilde Wantenaar is helemaal nieuw voor mij. De in 1993 geboren componiste schrijft in een zeer romantische stijl, wat niet alleen zeer prettig is voor mijn oren maar mij ook een beetje doet verzuchten: hèhè, eindelijk weer eens iets waar ik voor het slapen gaan naar kan luisteren. De drie Sprookjes voor viool en piano doen hun titel eer aan. Ook de uitvoering is betoverend.

Merel Vercammens stokvoering is zacht en liefdevol en haar toon zoet. Toverachtig, eigenlijk. En zo passend bij die prachtige werkjes! Als ook bij de net zo toverachtige Vioolsonate van César Franck, het enige bekende werk op het recital. In de toelichting schreef Vercammen dat zij al sinds haar vijftiende verliefd is op die sonate en dat is te horen. Ik kan mij niet herinneren wanneer ik het werk zo mooi uitgevoerd heb gehoord, niet sinds mijn geliefde opname van het duo Mintz/Bronfman. Daarin (en niet alleen daar in!) wordt ze fenomenaal bijgestaan door Dina Ivanova, één van de prijswinnaars op het laatste Liszt-Concours. Over symbiose gesproken!

De opname klinkt helder en de toelichting – van de hand van Merel Vercammen zelf – is zeer lezenswaardig. En nu: naar de winkels en kopen! Dat moet van mij!

Trailer van de album:

Symbiosis
Poldowski: Vioolsonate in d
Mathilde Wantenaar: Sprookjes voor viool en piano
César Franck: Vioolsonate in A
Merel Vercammen (viool), Dina Ivanova (piano)
Gutman Records CD 191