Roberto_Devereux

Roberto Devereux: muzikaal en dramatisch sterke vierhoeksverhouding in historische verpakking.

Tekst: Neil van der Linden



Donizetti is verre van mijn favoriete componist, moet ik eerlijkheidshalve vermelden. Reden te meer om de uitvoeringen bij De Nationale Opera op hun muzikale en scènische merites te bekijken. En dan valt de uitvoering alleszins mee. Dat was al eerder het geval bij deel één van de ‘Tudor trilogie’, Anna Bolen, twee jaar geleden, met hetzelfde muzikale, regie- en ontwerpers-team.

Roberto Devereux wijkt af van de twee andere opera’s, alleen al doordat de opera officieel is gecentreerd rond een mannelijke hoofdrol. Maar vooral ook doordat Donizetti de opera niet in een waanzinsscene laat eindigen. Al komt de slotscène met Elizabeth daar in de regie van Jetske Mijnssen wel in de buurt. door haar bijna de hele acte op het toneel te tonen, terwijl buiten de terechtstelling van Devereux plaats vindt, die ze uit liefde had kunnen voorkomen, maar uit wraak laat doorgaan.

Bij Donizetti en librettist Cammarano heeft Elizabeth al die tijd nauwelijks nog enig oog voor staatszaken. In werkelijkheid staat Elizabeth I staat nog altijd te boek als een kundig vorst die strategisch en tactisch Engeland voor vele rampen heeft behoed. Sterker nog, ze heeft Engeland in belangrijke mate op de politieke kaart gezet (dit deels ten koste van de wereldhegemonie van ons, de Nederlanden). Maar ja, opera.

Of er zich historisch iets echt amoureus heeft voorgedaan tussen Elizabeth en de veertig jaar jongere Robert Devereux is maar de vraag, maar hij was wel een gunsteling van haar. En in die tijden waren flinke grote leeftijdsverschillen tussen geliefden en gehuwden minder taboe dan nu. Al ging het meestal om jongere vrouwen en oudere mannen.

In deze enscenering zien we als achterwand van het toneel het sombere achter decor uit Anna Bolena terugkeren. De beklemmende sfeer aan het hof werd toen fraai weergegeven door open- en dicht schuivende wanden die alleen in de scene waarin de vijf mannen werden terechtgesteld even een blik op de buitenwereld toelaten, op een vaal beschenen executieterrein. Nu krijgen we van de executie in de derde acte helemaal niets te zien, we horen alleen een doffe klap; onthoofding of vuurpoloton.

Net als toen zijn de stilering van de interieurs meer in de stijl van de vroege negentiende eeuw, de tijd van de totstandkoming van de opera, net voor de aanvang van het Victorianisme, de tijd waarin Romantische pathos botste met steil moralisme.

De costumering neigt zelfs naar de twintigste eeuw. We zien Elizabeth I dezelfde sobere mantelpakken dragen waarin Elizabeth II zich graag hulde, in het begin iets flamboyanter, aan het eind grauwzwart.

Midden op het toneel staat nu een pompeus vertrek dat enerzijds dienstdoet als slaapkamer getuige het enorme gouden tweepersoonsbed in het midden, en anderzijds als ontvangstsalon. Je zou het interieur als conservatief 20e-eeuws kunnen zien, zoals Buckingham Palace er vast van binnen uitziet maar dat ook wel een beetje aan Manderley uit Hitchcocks Rebecca doet denken. Ingekleurd dan, de pastelkleuren van het interieur en de costumering doen aan de ingekleurde publiciteitsfoto’s en filmposters uit die tijd denken.

Het helpt de opera juist tijdlozer te maken. Want terwijl de personages in Roberto Devereux privéperikelen laten voorgaan boven staatszaken (zoals trouwens in zoveel opera’s, van L’incoronazione di Poppea tot Turandot), blijkt het in de staatkundige werkelijkheid vaak niet heel anders te gaan. Het Engelse koningshuis is daar niet het enige levende bewijs van.

Zo worden al die opera’s iets minder absurd dan ze lijken. (Wat mij betreft legt Shakespeare in Othello de vinger op de zere plek als hij de protagonist vertwijfeld laat rondrazen vanwege de vermeende ontrouw van zijn geliefde Desdemona terwijl politieke plichten hem roepen om in staatszaken orde op zaken te stellen. Maar Shakespeare liet dan tenminste nog zien dat Othello zijn plicht verzaakte.)

Dat midden op het podium geplaatste paleisvertrek in de eerste acte, dat terugkeert in de derde acte, met afgesloten zij- en achterwanden pal vooraan het toneel heeft een dramaturgisch voordeel. Als het koor opkomt, dat de hovelingen en ook het volk uitbeeldt, bevindt zich voornamelijk buiten de paleismuren, een logischer plek dan wanneer het zomaar tijdens de dialogen tussen de hoofdpersonages de paleiszaal in struint.

Misschien wordt de analogie met hedendaagse Britse cultuur net iets te ver doorgevoerd als de Hertog van Nottingham, zijn vriend, maar ook rivaal in de liefde, Devereux een kopje thee, mét melk, aanbiedt, terwijl Devereux wel wat anders aan zijn hoofd heeft, namelijk zijn aanstaande rechtszaak wegens hoogverraad. Hij wijst de thee dan ook af, maar dan met een whisky-glas in de hand. Een beetje Monty Python, maar dat is ook wel geestig.

Donizetti’s tweede en derde acte zijn veel korter en dramatisch veel sterker dan de eerste acte. Ekisabeth, de ijsdame uit de eerste acte krijgt  nu zowaar vlees en bloed. Ook het personage van Roberto Devereux is in de eerste acte niet zo interessant, terwijl de opera in acte II en III uitgroeit tot een emotionele wedstrijd tussen vier tragische karakters. Met de nodige fraaie duetten, trio’s en andere ensemblestukken. Ja, zo wordt Donizetti wél leuk.

I

Devereux in de persoon van Ismail Jordi (Riccardo Percy in Anna Bolena en Leicester in Maria Stuarda) is vergeleken bij wat ik uit de eerdere recensies opmaak gegroeid in de rol. Sowieso is hij een heartthrob.

Maar Jordi straalt ook mooie wanhoop uit (bebloed, vermoedelijk als gevolg van marteling; ik meen met te herinneren dat Percy aan het eind van Anna Bolena ook bebloed rondliep) als zijn personage beseft dat zijn executie onafwendbaar is.

Gaandeweg de tweede en derde acte krijgt hij meer ruimte om zijn stemkwaliteiten tentoon te spreiden; de rol is geschreven in een moeilijk definieerbaar gebied tussen Belliniaanse lyrico en Verdiaanse spinto in, en dat vertolkt hij nogal mooi, terwijl hij in de ensembles met andere personages ook helemaal tot zijn recht komt, in één van zijn laatste scenes fraai boven het koor uit stralend.

In de eerste acte is het de mezzosopraan Angela Brower (Sara di Nottingham) die de show steelt. Zij was in het vorige seizoen een fenomenale Octavian in Der Rosenkavalier. In beide personages is ze even goed thuis. De rol van Sara ligt vocaal gemiddeld flink wat hoger, wat ook aangeeft hoe veelzijdig Brower is.

Haar echtgenoot, de Hertog van Nottingham, is dramaturgisch eigenlijk een rechtlijnig personage, wat minder ruimte laat voor nuances in de vertolking. Maar Nikolai Zemlianskikh’s bas-bariton heeft wel een fraai timbre, wat zijn vruchten afwerpt in de ensemblescènes.

Aan het begin van de derde acte komen de paleiswanden weer omlaag. Nu zien we hetzelfde vertrek als in de eerst acte, alleen is het bed verdwenen. De liefde tussen wie dan ook is voorbij. De wanden zijn nu eerder gevangenismuren. In de eerste scène is het de huiskamer van Sara waar ze door haar echtgenoot wordt opgesloten. Zo is zij dus niet in staat Devereux’ verzoek om Elizabeth de ring te bezorgen die zij hem had gegeven en die hij haar in nood zou kunnen terugbezorgen ten teken van trouw. Mooie dramaturgische vondst is dat Sara’s echtgenoot haar vastbindt met de sjaal die zij aan Devereux had gegeven en waarmee Devereux is ‘betrapt’.

In de tweede scène zijn de wanden de kerker waarin Devereux zijn lot afwacht. In de derde scène vormen de wanden het zelfgeschapen mausoleum waarin Elizabeth eenzaam achterblijft. Aan het eind legt ze verdwaasd haar kroon af als opvolger. De werkelijke Elizabeth stierf in het harnas, waarschijnlijk omdat ze het niet over haar hart kon verkrijgen om de zoon van Mary Stuart als troonsopvolger aan te wijzen.

Was de lof over het orkest in de eerste recensies niet volledig unaniem, het moet onderhand goed ingespeeld zijn. Donizetti instrumenteert misschien niet erg interessant, maar het Nederlands Kamerorkest hielp gedirigeerd door Enrique Mazzola zeker de temperatuur van het gebeuren steeds verder te laten oplopen.

Gaetano Donizetti: Roberto Devereux \
Libretto  Salvadore Cammarano
Dirigent  Enrique Mazzola
Regie  Jetske Mijnssen
Decor  Ben Baur
Dramaturgie Luc Joosten
Elisabetta Barno Ismatullaeva
Duca di Nottingham Nikolai Zemlianskikh
Sara, duchessa di Nottingham Angela Brower
Roberto Devereux Ismael Jordi
Koor van De Nationale Opera
Instudering Edward Ananian-Cooper
Nederlands Kamerorkest

Foto’s Ben van Duin.

Mijn recensie van Anna Bolena:

Portret van de historische Robert Devereux door Marcus Gheeraerts de Jongere, ca. 1596, National Portrait Gallery Londen

Bubbles. Voor Beverly Sills op haar verjaardag

Beverly Sills, de Amerikaanse ‘coloratuurkoningin’ heeft in Europa nooit de status van haar collega’s Callas en Sutherland gehad. Sterker: veel mensen wisten van haar bestaan niet eens af. De reden daarvoor? Gebrek aan een exclusief contract met een belangrijke firma. En: zij reisde niet. Als moeder van twee zwaar gehandicapte kinderen wilde ze zo veel mogelijk bij haar kinderen zijn.

Beverly Sills (25 mei 1929 – 2 juli 2007), werd geboren in Brooklyn als Belle Miriam Silverman. Haar ouders waren Joodse immigranten uit Odessa en Boekarest. Als kind sprak ze Jiddisch, Russisch, Roemeens, Frans en Engels.

Hoewel ze een enorm repertoire had die van Händel en Mozart tot Puccini, Massenet en Verdi reikte, was ze vooral bekend om haar vertolkingen in coloratuursopraanrollen. Haar stralende hoge D’s en E-flats klonken schijnbaar moeiteloos en vanzelfsprekend.

Het meest werd zij geassocieerd met de opera’s van Donizetti: Lucia di Lammermoor, La fille du régiment en de drie ‘Tudor-koninginnen’. Haar Elisabetta in Roberto Devereux is gewoon de beste ooit.

Maar ook haar Manon en Thaïs (Massenet) zijn onvergetelijk, net als haar Violetta (La Traviata) en alle drie de vrouwenrollen in Les contes d’Hoffmann van Offenbach. Ja, ze zong ze alle drie op een avond.

Op driejarige leeftijd won Sills een ‘Miss Beautiful Baby’ wedstrijd, waarin ze ‘The Wedding of Jack and Jill’ zong. Vanaf haar vierde trad ze professioneel op in het zaterdagochtend radioprogramma ‘Rainbow House’ onder de naam Bubbles Silverman.

Toen ze zeven jaar oud was begon ze  met zanglessen bij Estelle Liebling, die haar enige zanglerares bleef. Een jaar later zong ze in de korte film Uncle Solves It (gefilmd in augustus 1937, uitgebracht in juni 1938 door Educational Pictures), tegen die tijd had ze haar artiestennaam aangenomen, Beverly Sills.



LUCIA DI LAMMERMOOR

Sills’ Lucia (Westminster 4712502),  blijft voor mij één van de beste vertolkingen ooit, zeker als we het over studio-opnames hebben. Haar portrettering verenigt het beste van Callas en Suitherland: de virtuositeit, stemschoonheid en zuivere intonatie van la Stupenda en het grote acteren van la Divina. Niet echt een grote tragédienne (maar dat is Lucia ook niet), meer een passief kindmeisje dat het allemaal over zich heen laat komen. Ook de rest van de cast (Carlo Bergonzi, Piero Cappuccilli, Justino Diaz) is van zeer hoog niveau en Thomas Schippers dirigeert zeer ferm. Maar wat die opname werkelijk bijzonder maakt, is het gebruik van een glasharmonica in de waanzinscène, precies zoals Donizetti het oorspronkelijk had voorgeschreven.

ROBERTO DEVEREUX

Een recensent van de New York Times schreef dat het zonder twijfel het meest opwindende evenement was van het muzikale jaar 1970 en dat geloof ik onmiddellijk. De voorstelling van 24 oktober 1970 werd live opgenomen en daar mogen we ons meer dan gelukkig mee prijzen.

Julius Rudel (ach, waar zijn de tijden van zulke maestro’s gebleven?) dirigeert ferm en met heel erg veel liefde voor het werk. Om te huilen zo mooi.

Domingo’s stem klinkt als een klok en zijn optreden zorgt voor extatische ovaties. En over Elisabetta van Sills kan ik kort zijn: overweldigend! Niemand, maar dan ook niemand heeft de rol ooit beter gezongen dan zij. Zij is Elisabetta. Dat moet je ooit gehoord of gezien hebben Het applaus na haar ‘L’Amor suo mi fé benata’ lijkt eindeloos te duren.



Hieronder Beverly Sills in de laatste scène uit Roberto Devereux:

THAÏS





Hieronder Beverly Sills en Sherrill Milnes in de finale van de opera:

MANON

Sills zong ook in het Duits.

Hieronder zingt zij ‘Ruhe sanft, mein holdes Leben’ uit Mozarts Zaide. Mijns inziens de beste vertolking van die aria ooit:


En zij zong ook liederen

Hieronder ‘Breit über mein Haupt’ van Strauss:


Mis de prachtige hommage aan Beverly Sills, ‘Made in America’ (DG 0734299) niet,  met een keur aan schitterende archiefbeelden, waaronder ook  La Traviata met Ettore Bastianini.


In dit ruim 75 minuten durende portret praat Beverly Sills open en eerlijk over haar leven en carrière. Het portret wordt geïllustreerd met zeldzame opnamen en foto’s uit de Charles Mintzer collectie.

Hieronder Beverly Sills’ afscheidsoptreden, waar zij als toegift het Portugese volkslied ’Tell Me Why’ zingt dat Estelle Liebling, haar enige zanglerares, haar gaf toen ze tien was. Als eerbetoon aan Liebling eindigde Sills elk recital met dit lied.

Gruberova schitterde in Roberto Devereux

Tekst: Peter Franken

Op 18 oktober kwam plotseling het bericht dat Edita Gruberova was overleden. De meeste operaliefhebbers zullen wel een bepaalde herinnering hebben aan deze fantastische belcanto sopraan en ik vorm daarop geen uitzondering.

Tegen het einde van de vorige eeuw voegde Gruberova de rol van Elisabeth I toe aan haar repertoire, aanvankelijk in concertante uitvoeringen maar in december 2000 vond in Staatsoper Wien de première plaats van een nieuwe productie van Roberto Devereux in de regie van Silviu Purcarete met de stersopraan als Elisabetta. Ik had een kaartje voor een voorstelling in de eerste week van 2001 maar moest de reis annuleren wegens ziekte. Zodoende duurde het tot najaar 2006 voor ik Gruberova alsnog in Wenen kon meemaken, de enige keer dat mij dat vergund is gebleven. Het was een gedenkwaardige avond, mede door mooi weerwerk van Joseph Calleja in de titelrol.

Inmiddels had ook München dit werk geprogrammeerd, een productie van Christof Loy en ook daar was Gruberova natuurlijk van de partij. Van een voorstelling in 2005 is een opname gemaakt die door DG is uitgebracht op dvd zodat deze glansrol uit het latere gedeelte van de carrière van de belcantoster voor het nageslacht bewaard is gebleven.

Gruberova liep toen al tegen de zestig wat haar als vanzelf een mooie typecast maakte voor de Engelse vorstin op leeftijd die in Roberto Devereux centraal staat. Het libretto maakt losjes gebruik van de historische gebeurtenissen rond het einde van de zestiende eeuw, toen Devereux, Earl of Essex, een staatsgreep ondernam nadat hij bij Elisabeth in ongenade was gevallen. Aangezien Essex een van haar jonge favorieten was geweest, ontstond ruimte voor een liefdesgeschiedenis.

De inmiddels al bijna zeventig jaar oude Elisabeth wordt in de opera neergezet als een jaloerse verliefde vrouw die onbeantwoorde liefde verwart met landverraad. Doordat Roberto niet zwicht voor haar emotionele chantage tekent hij zijn eigen doodvonnis.

De historische Elisabeth was naar verluidt een wispelturige vrouw die permanent jongleerde met de mannen om haar heen om zodoende de touwtjes in handen te houden. Ook stond ze bekend om een bijna pathologische jaloezie jegens iedereen die ze als rivale beschouwde. Met die gedachte in het achterhoofd is het gedrag van de vorstin in deze opera beter te duiden.

Loy brengt het werk als kameropera in een moderne setting. Vrouwen in mantelpak, mannen in office suits, exemplaren van tabloid The Sun met paginagroot ‘The seducer returns’. Alleen in de laatste scène verschijnt Elisabeth in een lange zwarte jurk, alsof ze al in rouw is. Hoewel Roberto zeer veel jonger is dan zijzelf, in werkelijkheid scheelden die twee meer dan 30 jaar, gedraagt Elisabeth zich als een vrouw die na jaren haar minnaar weer terug ziet.

Het komt wat ongeloofwaardig over maar wellicht had de Earl of Essex haar ook wel een beetje in de waan gelaten dat de liefde wederzijds was om zodoende in de gunst te blijven. Inmiddels is deze jongeman ziek van het feit dat zijn geliefde Sara in zijn afwezigheid is uitgehuwelijkt aan de hertog van Nottingham, nota bene zijn vriend, maar onwetend van de reeds bestaande liefde tussen Roberto en Sara die in alles de tegenpool van Elisabeth is, een jonge vrouw in de kracht van haar leven.

Gruberova maakt er een adembenemend optreden van waarbij ook de uitstapjes naar de vocale stratosfeer met volledige beheersing worden volbracht. Naar verluidt was dit in die jaren haar lievelingsrol en ze legt er heel haar ziel en zaligheid in.

Wat meewerkt is het realistische karakter van het verhaal, geen waanzinscène, tijdelijk geheugenverlies, spoken en geesten maar gewoon een eenzame verliefde vrouw die in haar leven nooit een gelijkwaardige liefdesrelatie heeft gekend. Tot op het laatst leef je met haar mee, met name in de derde akte als ze haar koninklijke waardigheid heeft afgelegd en zich realiseert dat ze haar geliefde daadwerkelijk de dood in heeft gejaagd.

Roberto Aronica overtuigt als de eigenzinnige Essex die erop rekent dat Elisabetta hem ook deze keer wel in bescherming zal nemen tegenover het parlement. Dat zijn vroegere geliefde Sara zo onhandig is hem een shawl te geven die door haar echtgenoot kan worden herkend moeten we haar maar niet aanrekenen. Dat hijzelf zo kortzichtig is om haar die levensreddende ring te geven getuigt van weinig inzicht in zijn wankele positie. Als hij beseft dat zijn poging alsnog gratie te krijgen is mislukt gaat hij op meeslepende wijze van hoop over in berusting en trekt daarbij alle registers open. Heel romantisch wordt benadrukt dat hij niet zozeer de dood vreest – die heeft hij al zo vaak in de ogen gezien – maar dat de mogelijkheid om Sara’s reputatie te redden hem ontnomen wordt.

Het tweede koppel komt voor rekening van Jeanne Piland als Sara en Albert Schagidulin als haar echtgenoot de Duke of Nottingham. Elisabetta heeft Sara tegen haar zin aan hem uitgehuwelijkt en ze heeft zich in haar lot geschikt. Maar Roberto’s terugkeer aan het hof haalt alles overhoop met alle gevolgen van dien. Hun enorme ruzie in de derde akte geeft hen de gelegenheid tijdelijk alle aandacht op zich te vestigen. Beiden halen royaal het niveau van de twee hoofdrolspelers, mooi gecast.

Behalve deze paraderol wil ik als Strauss liefhebber natuurlijk Gruberova’s Zerbinetta niet ongenoemd laten. Ik koester de opname uit 1988 van Ariadne auf Naxos  onder Kurt Masur al meer dan 30 jaar, natuurlijk ook vanwege Jessye Norman als Ariadne.  Het is een vertolking van dit vaudeville type waar ik niet snel op uitgeluisterd raak.

RIP Edita.

Plácido Domingo en belcanto

Domingo 21

Domingo en belcanto? Dat was toch meer iets voor zijn collega’s Pavarotti, Carreras en Kraus? En toch: zeker in het begin van zijn carrière was Domingo ook een belcantozanger, al waren zijn hoge noten niet altijd even hoog.

Voor hem was de interpretatie van zowel de muziek als de tekst van wezenlijk belang. Vandaar ook dat hij zelfs in dit repertoire de rollen zocht waarin het door hem vertolkte personage meer in zijn mars had dan alleen maar ‘schoon’ zingen

Lucia di Lammermoor

Domingo Lucia POns

Zijn internationale debuut maakte Domingo op 21-jarige leeftijd, als Edgardo in Lucia di Lammermoor in Dallas. Een bijzondere gebeurtenis, want zijn Lucia werd toen gezongen door de 61-jarige Lily Pons, die met de rol afscheid van de operabühne nam.

 

Domingo Lucia Suth

In 1970 zong hij Edgardo bij de Metropolitan Opera, met niemand minder dan Joan Sutherland als Lucia. Gala (GL 100.571) heeft de hoogtepunten hiervan uitgebracht, gekoppeld aan fragmenten uit La Traviata uit december datzelfde jaar (eveneens met La Stupenda). Het geluid is zeer pover, maar het is zonder meer een bijzonder document.

 

Domingo Lucia Stider

Pas in 1993 nam Domingo de rol in de studio op. Het resultaat is niet helemaal bevredigend. Het ligt niet aan hem. Zijn Edgardo klinkt minder lyrisch dan twintig jaar eerder, maar wat een passie!

Cheryl Studer, die toen werkelijk alles moest opnemen wat voor sopraan was gecomponeerd, was geen echte Lucia. Zij was een geweldige Strauss- en Mozart-zangeres en ook haar Wagners en Verdi’s mochten er zijn, maar Lucia was voor haar (en dat bedoel ik letterlijk) te hoog gegrepen.

Begrijp mij goed: de hoge noten had ze wel en ze stonden als een huis, maar dat is exact wat je niet moet hebben met Lucia. De noten moeten niet staan, ze moeten brilleren, sprankelen, desnoods sprinten, en dat kon ze niet.

De echte ‘boosdoener’ is echter de dirigent. Hij jaagt de boel op en staat nooit stil. Toch is de opname zeer de moeite waard, zeker als je iets anders van Domingo wilt horen en geluidskwaliteit op prijs stelt.


Roberto Devereux

Domingo Roberto

Een recensent van de New York Times schreef dat het zonder twijfel het meest opwindende evenement was van het muzikale jaar 1970 en dat geloof ik onmiddellijk. De voorstelling van 24 oktober 1970 werd live opgenomen en daar mogen we ons meer dan gelukkig mee prijzen.

Julius Rudel (ach, waar zijn de tijden van zulke maestro’s gebleven?) dirigeert ferm en met heel erg veel liefde voor het werk. Om te huilen zo mooi.

Domingo’s stem klinkt als een klok en zijn optreden zorgt voor extatische ovaties. En over Beverly Sills (Elisabetta) kan ik kort zijn: overweldigend! Niemand, maar dan ook niemand heeft de rol ooit beter gezongen dan zij. Zij is Elisabetta. Dat moet je ooit gehoord of gezien hebben (er bestaat ook dvd met haar in die rol, jammer genoeg zonder Domingo). Het applaus na haar ‘L’Amor suo mi fé benata’ lijkt eindeloos te duren.

Anna Bolena

Domingo Bolena

Anna Bolena wordt als de eerste belangrijke romantische Italiaanse opera beschouwd en voor Donizetti betekende het zijn grote doorbraak. Ook voor Domingo was Anna Bolena een mijlpaal: met de rol van Percy maakte hij zijn debuut in New York.

Hij was toen (kunt u het geloven?) 25 jaar oud, maar zijn stem was helemaal ‘volgroeid’: vol, stevig, zacht, hard, smekend, vastberaden, met alle nuances ertussenin. Over fenomeen gesproken!

De hoofdrol werd gezongen door Elena Souliotis, toen 23. Een inmiddels bijna vergeten zangeres (haar carrière heeft ook niet zo lang geduurd), maar haar intensiteit kan je alleen met die van Maria Callas vergelijken. Een aardigheidje: La Divina zat toen in de zaal.

Giovanna werd gezongen door Marylin Horne en hun duetten zullen de liefhebber echt kippenvel bezorgen. In de rol van Smeton maakte ook Janet Baker haar Amerikaanse debuut.

De opera is live opgenomen in Carnegie Hall in 1966. Mijn exemplaar is van Legato (LCD-149-3), maar de opname is tegenwoordig ook op andere labels verkrijgbaar.

Norma

Doingo Norma

Pollione is één van de glansrollen van de jonge Domingo. Geen wonder. Een krijgsheer en een minnaar: dat is hij ten voeten uit. In Norma kon hij lekker uitpakken.

Hij nam de rol in 1973 (ooit RCA GD 86502) op en dat vind ik een beetje te vroeg. O ja, zijn stem is kristalhelder en zo mooi dat het bijna pijn doet, maar het ontbreekt hem een beetje aan overwicht.

Niettemin: aanbevolen, niet in de laatste plaats vanwege Montserrat Caballé, die de hoofdrol zingt.



Het een en ander over Verdi en Plácido Domingo

Het een en ander over Otello van Verdi en Domingo. Maar niet alleen…

Plácido Domingo en Wagner

2 x ‘Gemaskerde moord’ op Plácido Domingo alias koning Gustaaf III