Iris_van Wijnen

Van Zweden laat storm en getijden gieren in Der Fliegende Holländer

Tekst: Neil van der Linden

Tekst: Neil van der Linden

Het is op voorhand al afgezaagd om het te hebben over Jaap van Zweden als terugkerende Hollander. Gelukkig valt – anders dan er nog een cliché aan te voegen door te schrijven dat hij Der Fliegende Holländer naar een veilige haven dirigeerde – te concluderen dat hij ons bij voorkeur dwars door elke storm en bijna tegen elke klip door de partituur loodste. Zoals past bij dit hyper romantisch werk van de jonge Wagner, geschreven vol jeugdige branie, maar waarin hij later nog geregeld aanpassingen aanbracht met wat hij inmiddels van Tristan und Isolde tot en met De Ring had opgestoken.Want als Van Zweden één ding duidelijk maakte is het dat Der Fliegende Holländer, zeker in deze versie, in orkestrale pracht helemaal niet zo ver af ligt van de Götterdämmerung.

Wagners laatste modificaties stammen dan ook uit 1880, drie jaar voor de dood van de componist. De complete Ringcyclus was al in 1876 in Bayreuth in première gegaan en Wagner vond nog steeds dat Der Fliegende Holländer niet thuishoorde in de Festspiele. Daar werd het werk voor het eerst pas opgevoerd in 1901, dus achttien jaar na de dood van de componist. Overigens, Wagners nog vroegere Rienzi zal in 2026 ook worden uitgevoerd als onderdeel van de Festspiele.

Dit naar Meyerbeers grand opéras gemodelleerde werk was daar volgens de wens van de componist al helemaal nooit toegelaten, ook al identificeerde Hitler zich naar verluidt met de protagonist van deze opera. Katharina Wagner, de huidige festivaldirecteur en achterkleindochter van de componist, zou het machtige gebod van haar overgrootvader willen tarten, ter gelegenheid van het 150-jaar bestaan van de Festspiele. Ze zou het werk misschien buiten het Festspielhaus kunnen laten opvoeren. Dan pleegt ze toch geen heiligschennis.

Nergens in Wagners vroege opera’s wordt zijn onderscheidend gebruik van gemoedelijke, ‘Biedermeier’ en zelfs wat tuttige melodieën en harmonieën voor ‘burgerlijke’ karakters en harmonisch spannend materiaal voor zijn getormenteerde, tragische protagonisten duidelijkere dan in Der Fliegende Holländer.  John Adams heeft niet zonder rede een muziekstuk geschreven genaamd Must the Devil have all the good Tunes? En van Zweden gaat hier lekker mee te keer, alle dominant septiem akkoordreeksen en overig clustermatieraal uitvergrotend, fortissimo als het moet, om dan overigens telkens als het nodig is in te binden om de zangers de ruimte te geven.

Eigenlijk heeft Wagner in een aantal opera’s als de Holländer nog een derde categorie personages toegevoegd; in feite tragische personages, die, anders dan al die getormenteerde protagonisten als de Holländer tot en met Alberich zelf weinig in te brengen hebben in wat hen overkomt, maar die wel worden meegesleurd in de gebeurtenissen. Kurwenal en in feite ook Melot in Tristan und Isolde, Gutrune in de Götterdämmerung, en in Der Fliegende Holländer zitten er ook twee, de Steuermann en Mary. Wat zal er van hen worden, als de protagonisten hun noodlotsperikelen hebben laten uitrazen?

Met name de Steuermann krijgt enkele fraaie én voor de plot cruciale passages toegemeten. Al in zijn eerste optreden bezingt hij in een soort mini-opera de gevaren van de zee, waarvan het besef alleen wordt goedgemaakt door het verlangen naar zijn liefje in zijn thuisstad. Hij staat op wacht op het moment dat het schip van de Hollander aanmeert, ook al is de lieverd in slaap gevallen. In een iets ander spookschip-verhaal, zoals in Nosferatu, was hij al dood geweest. Matthew Swensen geef zijn Steuermann een fraaie tragische dimensie, met een intussen uitermate welluiden klaroenstem. Hij moet nog dan over best flink wat orkestgeluid in de hogere registers  heen zingen en er gebeurt dan nog heel wat in het orkest onder hem. Swensen ging hier fraai mee om, geholpen door Jaap van Zweden die heel gedetailleerd de dynamische overgangen tussen piano en forte aanbracht.

Iris van Wijnen (Mary) en Benjamin Bruns (Erik)

Mary is eigenlijk een Brangäne in de dop, raadgeefster en hoedster van Senta, net als Isolde vastbesloten op weg naar haar noodlot/lotsbestemming. Ik ben al een tijd fan van Iris van Wijnen, die zoals ze zelf in een radio-interview zei met korte maar zangtechnisch niet te onderschatten rollen als Mary gestaag op weg is naar inderdaad bijvoorbeeld Brangäne.

Benjamin Bruns kenden we hier al als Max in de opvoering van Der Freischütz en hij zingt ook Florestan in Fidelio en Tamino in Der Zauberflöte. In zekere zin altijd net zulke goedzakken als Erik, die hij nu zingt. En ook hij krijgt toch een paar van die ‘good’ d.w.z. Wagneriaans-ambivalente ‘tunes’ waarop John Adams doelde, als hij Senta in de tweede akte de droom vertelt waarin Senta’s vader van zee terugkeert met een mysterieuze vreemdeling, namelijk de Holländer. Erik voorziet het hele drama en kan er niets meer aan doen, maar in zijn dromen heeft hij dus wel contact met duistere krachten. Hier kreeg Benjamin Bruns ook een kans om zich dramatisch te profileren.

Senta’s vader, Daland, werd gezongen door de relatief jonge Andreas Bauer Kanabas. Blijkens zijn interessant getitelde album Love and Despair richtte hij zich tot nu toe ook op veelal Verdi’s grote basrollen, maar zijn zoetgevooisde en lenige basstem is ook een aanwinst in de Wagnerwereld. Ook als personage stond zijn Daland als een huis, inclusief zijn kruiperigheid tegenover de Hollander, maar ook zijn mildheid tegenover de Steuermann als die in slaap blijkt te zijn gevallen en zijn vaderlijkheid tegenover Senta.

Andreas Bauer Love and Despair:

Hoewel het een concertante uitvoering was, namen de uitvoerende geregeld de ruimte om hun personages ook theatraal te profileren.  Wat dat betreft leek bariton Brian Mulligan als Holländer niet zoveel te hoeven doen behalve ijzig voor zich uit te staren, maar dat overtuigend doen zodat het ook op het balkon zichtbaar blijft is ook een kunst. Door subtiele wendingen in blik en gebaren kon hij het obsessieve en tegelijkertijd wanhopige van zijn personage laten doorschemeren. Misschien was hij ook een beetje wit geschminkt, of minder naturel donker geschminkt dan de anderen. En als een sociale zombie kijk hij niemand van de mede-passages ooit aan. Zelfs Senta niet. Ook dat duidelijk maken moet je kunnen.

Mulligan was na afloop te gast bij Hans Haffmans in de radio-uitzending en bleek een joviale, warme spreker. Hij is ook een formidabele zanger, die ook de relatief hoge passages in zijn rol fraai ten gehore bracht. Bij de Nationale Opera zong hij eerder Jochanaan in Salome en Golaud in Pelléas et Mélisande. Die rollen komen wel zo’n beetje overeen, zangtechnisch en karakterologisch.

Senta werd gezongen door Ricarda Merbeth, die inviel voor de ziek geworden Miina-Liisa Värelä. Die is wat jonger, maar als ik haar opnamen beluister via haar website zou ook in haar geval een Senta-probleem hebben bestaan. In leeftijd is Senta waarschijnlijk de jongste vrouwelijke Wagner-protagoniste die eigenlijk nog maar nauwelijks uit de puberteit is gekomen. Maar de vertolkster moet binnen de kortste keren Senta’s grote ballade zingen, waarvoor een fikse stemomvang en dito stemvolume nodig zijn.

Wagner-veterane Merbeth stortte zich vol goede moed op de ballade, en na een paar maten met volumeproblemen, kwam ze goed op dreef. Maar ze is dan meer een Walküre, en de stem wappert bovendien wat. Tegenover dit alles stond dat Merbeth precies weet wat de rol inhoudt. Fraai bleef ze met haar ogen gefixeerd op een plek achterin boven in de zaal, alsof daar inderdaad dat portret hangt waarvan Senta al sinds haar kindertijd idolaat is. Theatraal is ze ook soeverein in haar rol. Zonder dat Merbeth daar veel voor hoeft te gebaren is duidelijk dat Senta vindt dat ze van een andere wereld is dan de andere meisjes in het naaiatelier. Van een andere wereld dan Mary en Erik, die ze niet eens aankijkt, dan zelfs van haar vader.  

Het koor heeft ook een groot aandeel in deze opera, de matrozen, de meisjes die in het naaiatelier werken, de bemanning van het spookschip. Het Groot Omroepkoor was voor de gelegenheid aangevuld met Cappella Amsterdam. Of die binnen het geheel een speciale rol hadden heb ik niet kunnen nagaan. Het zou kunnen zijn dat mannen van Cappella Amsterdam de partijen van de bemanning van het spookschip zongen. Ook dit alles werd door dirigent Van Zweden tot een formidabele eenheid gesmeed.

Gezien 7 september 2024 

NTR ZaterdagMatinee
Radio Filharmonisch Orkest
Jaap van Zweden (dirigent) Benjamin Goodson (koordirigent)

  • Holländer Brian Mulligan (bariton)
  • Senta Ricarda Merbeth sopraan
  • Erik Benjamin Bruns (tenor)
  • Daland Andreas Bauer Kanabas (bas)
  • Der Steuermann Dalands Matthew Swensen (tenor)
  • Mary Iris van Wijnen (mezzosopraan)

Fotomateriaal : ©Milagro Elstak, NTR

Radio opname:

https://www.npoklassiek.nl/uitzendingen/ntr-zaterdagmatinee/9bb98d04-1609-4643-9179-4e30a6b417e5/2024-09-07-ntr-zaterdagmatinee

21 jaar oud Anja Silja, toen de metgezellin van Wieland Wagner, in Bayreuth, onder Sawallisch:

Anja Silja, een ideale Senta, bij Otto Klemperer (toen was zij 28):

Ook een mooie Hollander met nog een ideale Senta, Cheryl Studer, onder Giuseppe Sinopoli:



Discografie:

https://basiaconfuoco.com/2018/04/20/der-fliegende-hollander-op-twee-cds-en-twee-dvds/

De Zaak Makropulos goed opgelost

Tekst: Neil van der Linden

Het Radio Filharmonisch Orkest is ongeveer een Janáček-huisorkest geworden. Onder leiding van Karina Canellakis is het helemaal ingevoerd in het klankidioom van de Tsjechische meesterinstrumentalist, die met De zaak Makropulos op hoge leeftijd nog weer eens een staaltje klanktovenarij afleverde, waaraan in het Concertgebouw volledig recht werd gedaan.

De Zaak Makropulos’ is eigenlijk geen goede vertaling van de Tsjechische titel Věc Makropulos, want Věc betekent iets tussen ‘ding’ en ‘kwestie’ in. Ook al speelt het verhaal tijdens een gerechtsprocedure, er is iets met die naam Makropulos aan de hand dat eeuwen terug reikt.

Keizer Rudolf afbeelding Arcimboldo

De opera draait om Emilia Marty alias Elina Makropulos alias nog een heleboel alterego’s van de protagoniste wier namen allemaal met E en M beginnen. Ze blijkt blijkt al ruim driehonderd oud te zijn, gedoemd om steeds in een nieuwe gedaante voort te leven. Als dochter van de lijfarts van Keizer Rudolf II in Praag was ze, nadat de Keizer haar vader had verzocht een levenselixer te fabriceren, proefkonijn geworden.

Het middel bleek te werken, en sindsdien naar verlangt ze ernaar om eindelijk te sterven. Tragisch is natuurlijk bovendien dat niemand aanvankelijk kon bewijzen dat het middel werkte, totdat ze iedereen in haar omgeving zou overleven. Ze probeert in al haar gedaanten liefdesrelaties met mannen aan te gaan, maar ondergaat die gevoelloos en een liefdesnacht met haar wordt als ijskoud ervaren. Intussen geeft de componist haar gloeiend warme muziek mee.

Misschien sprak het verhaal de componist ook aan omdat hij zelf al tegen de zeventig liep maar én zelf nog weer eens verliefd was geraakt, op een jongere vrouw. In elk geval bleek hij creatief geenszins levensmoe. De muziek bruist en klotst dat het een aard heeft, en dat in wat in wezen een rechtbankdrama in dialogen is, met een levensmoede persoon als protagonist.

De opera is misschien moeilijk scenisch uit te voeren. De dialogen gaan razendsnel terwijl als je opera naturalistisch zou opvatten weinig eer valt te behalen aan de nogal saaie locaties zijn. Natuurlijk is de persoon van Emilia Marty eigenlijk magisch-symbolistisch. Je zou kunnen aanhaken bij de stijlmiddelen van de expressionistisch film, à la Robert Wiene (Dr Caligari) en Fritz Lang (Dr Mabuse, Der Müde Tod en Metropolis). Die films dateren allemaal van de jaren twintig van de vorige eeuw.

De componist had het toneelstuk waarop de opera is gebaseerd in 1922 gezien en de opera ging in première in 1926.De protagoniste heeft ook wel iets weg van de vrouwelijke protagonisten in Der Müde Tod en Metropolis. Misschien liet Alban Berg zich vervolgens door Emilia Marty inspireren voor de protagoniste van zijn opera Lulu, ook een min of mee ongrijpbaar personage dat niet zozeer door de tijd als wel dwars door allerlei sociale kringen bewoog en geruïneerde mannen achterliet, half tegen wil en dank.  De last van het eeuwige leven komt in meer opera’s voor. Het zit in Der Fliegende Holländer en Kundry in Parsifal.

In de Matinee werd de rol van Emilia Marty/Elina Makropulos vertolkt door Sally Matthews, die vorig jaar een fantastische vos was in Janáčeks Het Sluwe Vosje. Na ruim 300 jaar is haar karakter volgens het libretto ‘ijskoud’ maar Janáček gaf haar een zangpartij mee die het tegendeel van ‘koud’ is, en Sally Matthews vertolkte deze dubbelheid fantastisch; in uitstraling ongenaakbaar, in stem en gestiek warmbloedig.

Bo Skovhus is natuurlijk een ster. Het siert hem dat hij deelnam in deze uitvoering waarin hij toch ook vooral dienstbaar is aan het ensemblewerk. Maar dat deed hij dan ook geweldig.

De grootste tenorrol is voor Magnus Vigilius als Albert Gregor, een echte Janáček-stem voor de vaak bij hem voorkomende tenorrollen die een half-macho, half-gevoelige jongeman verbeelden. Hij heeft een fraai stem en ziet er, in elk geval voor deze gelegenheid, ook uit zoals bij de rol past, jong, vitaal, maar ook niet als laten we zeggen een Verdiaanse Draufgänger. Hij heeft ook Siegmund, Cavaradossi en Lohengrin, maar dat past ook wel.

Ook de andere rollen waren uitstekend bezet. Ook de kleinere rollen doen in veeleisendheid nauwelijks onder voor de grote.



Zo keerde uit het Sluwe Vosje keerde Iris van Wijnen terug, altijd ook goed voor een sterke theatrale uitbeelding van een karakter, zoals ook heel bleek in Der Rosenkavalier afgelopen seizoen bij De Nationale Opera

Tim Kuypers had eerder in de Matinee gezongen in Janáčeks Kát’a Kabanová en Le Grand Macabre. De eveneens Nederlandse tenor Linard Vrielink mag ook apart worden genoemd, als een sterke Janek, de verloofde van de jonge zangeres Kristina, die nadat Kristina onder invloed van Emilia Marty alleen nog oog heeft voor haar carrière zich van kant maakt.

Vrielink heeft met zijn fraaie wendbare lyrische tenor al een uitgebreide loopbaan opgebouwd in Duitsland en Oostenrijk (Berliner Staatsoper, Bregenzer Festspiele) en komt dit seizoen naar De Nationale Opera als Jaquino in Fidelio.

Er stond nog een Nederlander op het podium, Arnold Bezuyen, als Graaf Hauk-Sendorf, een oude vlam van EM van een halve eeuw geleden. Het is goed hem terug te hebben in Nederland. Afgelopen zomer was hij een geweldige Mime in de Bayreuthse Ring.

Belangrijk was dat alle solisten ook moeiteloos ensembles vormden, wat in deze opera met zijn razendsnelle dialogen, zonder echt grote soli, zo van belang is.

Het is een blijk van het succes van de door de vorige artistiek Matinee-directeur Kees Vlaardingerbroek ingezette Janáček-cyclus dat de zaal vrijwel vol zat, bijna zo vol als vorige week bij de ‘authentieke’ Walküre. En dat voor een opera met een behoorlijk complex libretto en flink wat personages, zonder populaire ‘hits’ en zonder herkenbare grote solopassages.

Radio Filharmonisch Orkest
Groot Omroepmannenkoor
Karina Canellakis dirigent
Emilia Marty: Sally Matthews sopraan
Jaroslav Prus: Bo Skovhus bariton
Dr. Kolenatý: Seth Carico bas-bariton
Albert Gregor: Magnus Vigilius tenor
Vitek: Paul Curievici tenor
Hauk-Sendorf: Arnold Bezuyen tenor
Janek: Linard Vrielink tenor
Kristina: Natalia Skrycka sopraan
Komorná: Maria Warenberg mezzosopraan
Strojnik: Tim Kuypers bariton
Poklízecka: Iris van Wijnen mezzosopraan

Gezien 23 maart NTR Matinee in het Concertgebouw Amsterdam

De NTR-opname van de opera is beluisteren op :

https://www.nporadio4.nl/uitzendingen/ntr-zaterdagmatinee/bb0664f8-aca3-432a-8e27-1736378d22bb/2024-03-23-ntr-zaterdagmatinee-karina-canellakis-covert-de-zaak-makropulos

Foto’s: Lodi Lamie en Neil van der Linden

Het eeuwige leven oftewel Věc Makropulos van Janáček

Internationaal Vocalisten Concours ‘s-Hertogenbosch 2014

IVC-winnaars

Winnaars van het 50ste IVC © Vincent Nabbe

En opeens was het voorbij. Na zeer lange dagen (en halve nachten) van luisteren, nadenken, debatteren, overleggen, meningen vormen en ze herzien, sloot het vijftigste Internationaal Vocalisten Concours op zondag 13 september 2014 af met de Grande Finale. Een impressie.

De negen finalisten in de categorie opera/oratorium mochten zich eindelijk in ‘vol ornaat’ presenteren aan het publiek en de jury. Geen piano meer, maar een volledig orkest, dat onder leiding van het jurylid Kenneth Montgomery werkelijk wonderen verrichtte om al de verschillende stukken op tijd in te studeren en ze dan op zo’n hoog niveau uit te voeren. Chapeau!

Een speciale vermelding verdient de klarinettist van de philharmonie zuidnederland, die zich in twee aria’s van Mozart, beide uit La clemenza di Tito, een waardige partner toonde van Deirdre Angenent (‘Ecco il punto..’) en Catriona Morison (‘Parto, parto..’)

De Chinese Yibao Chen (met 24 jaar één van de twee jongste deelnemers) stelde mij na haar sterke optreden in de halve finale behoorlijk teleur. Vivaldi’s ‘Juditha triumphans’ was voor haar nog duidelijk te hoog gegrepen. Haar keuze voor ‘Meine Lippen, sie küssen so heiss’ (Giudita van Lehár) was buitengewoon sympathiek (eindelijk een operette op het menu!), jammer alleen dat zij zo vreselijk schmierde. Toch ging ze niet met lege handen naar huis: samen met Iris van Wijnen mocht ze de Prijs van de Provincie Noord-Brabant delen.

Deirdre Angenent nam een sterk revanche op haar – voor mij – teleurstellende optreden in de halve finale. Toen werd “Morrò, ma prima in grazia” (Ballo in Maschera) bijna bedolven onder het geweld van de stem en te veel forte en fortissimo, nu wist zij zo veel verschillende kleuren en nuancen te voorschijn te toveren dat zij zowel met haar Mozart als met “Es gibt ein Reich” (Ariadne auf Naxos) veel indruk op mij maakte.

En mocht er een prijs worden gegeven voor de mooiste/indrukwekkendste “verschijning” dan heeft zij die ruimschoots verdiend. In tijden van de visualisatie van de kunstvorm ‘opera” beslist niet onbelangrijk. Ik kon mij ook niet aan de indruk onttrekken dat zij al het stadium “Opera competitie” voorbij is.

Bijzonder onder de indruk was ik van de Poolse sopraan Marcelina Beucher. Al in de halve finale roerde ze mij tot tranen toe met de zowat volmaakt gezongen ‘Teneste la promessa’ (La Traviata). Wel jammer dat ze zowel toen als in de finale koos voor ‘In Trutina’ (Carmina Burana), een werk dat mij betreft niet in concoursen thuishoort. Maar na de met veel expressie gezongen ‘Ha! Dzieciatko nam umiera’ uit Halka van Moniuszko werd ik even stil. Dat zij, als enige, niet in de prijzen viel, is voor mij dan ook onbegrijpelijk.

Marcelina Beucher in ‘Ha! Dzieciątko nam umiera…’ uit Halka van Moniuszko:

Bij de Canadese tenor Andrew Haji ging mijn operahart sneller kloppen. Zijn ‘Una furtiva lagrima’ (L’elisir d’amore) bezorgde mij vochtige ogen: hier stond een echte tenor zoals ze alleen maar vroeger gebouwd werden, bij wijze van spreken dan. Zijn prachtig gevoerde stem met een makkelijke hoogte is buitengewoon fraai en zijn voordracht meer dan voorbeeldig. Met zijn stem alleen wist hij alles te vertellen wat een componist wilde zeggen, bijvoorbeeld in zijn meer dan indrukwekkende uitvoering van ‘Tarquinius’ Ride’ (The Rape of Lucretia) in de halve finale of in het zalvende ‘Ye people’ uit de Elijah van Mendelssohn. Bij hem moest ik denken aan een uitspraak van Aprile Millo: “The opera is all about voices and music.” Een terechte winnaar.

Andrew Haji in ‘Ye people’ uit de Elijah van Mendelssohn:

De oratoriumprijs werd zeer terecht aan de Engelse mezzo Catriona Morison toegekend. Haar stem is mooi rond en warm en zowel haar laagte als haar hoogte wist ze zeer soepel te hanteren. Maar ze was ook de enige die – op één aria van Mozart na, een schitterend uitgevoerd ‘Parto, parto..’ – alleen maar oratorium zong.

Catriona Morison zingt ‘Where Shall I Fly’ uit Hercules van Händel:

De Nederlandse mezzo Francine Vis kreeg de prijs voor het, nu in de orkestversie uitgevoerde, plichtwerk ‘Quale coniugium’ van Willem Jeths.

Of het terecht is laat ik in het midden, maar haar interpretatie was de mijne niet. Veel concurrentie had zij echter niet: de enige andere genomineerde was de Kroatische bariton Krešimir Stražanec.

Hoe anders klonk het lied uitgevoerd door de Amerikaanse countertenor Eric Jurenas (onbegrijpelijk eigenlijk dat hij niet voor de Lied-Duo finalen werd uitgekozen!). En ik moest denken aan de manier hoe de Nederlandse bariton Michael Wilmering het lied met de piano zong en wiens vertolking mij zeer heeft gegrepen: zodra ik mijn ogen dichtdeed zag ik het schilderij van Jeroen Bosch voor mij. Hopelijk krijgt hij ooit de kans om de werkelijk prachtige compositie ook met een orkest te vertolken.

IVC Iris van Wijnen

Kiri te Kanawa en Iris van Wijnen

Niet met alle beslissingen van de jury ben ik het dus eens: zo had ik de jonge (24!) Nederlandse sopraan Iris van Wijnen graag in de finale gehoord. Al tijdens de halve finalen vond ik haar optreden echt bijzonder, maar tijdens de masterclass met Dame Kiri liet zij horen wat een fantastische Mimi in haar schuilt!

Zelf had ik ook nooit de operaprijs aan de Amerikaanse tenor Matthew Newlin toegekend, al vond een deel van het publiek hem werkelijk enig en zeer aansprekend. Voor mij was zijn hoogte te geknepen en zong hij met een soort ‘knödel’ in zijn stem. Maar dat is natuurlijk persoonlijk.

Al met al: het was een fantastische afsluiting van een fantastisch concours. Ook de organisatie was tot in de puntjes verzorgd, er was voldoende informatie beschikbaar en iedereen – en niet alleen de deelnemers – werd zowat in de watten gelegd door de directrice, Annett Andriessen, waarvoor hulde

 

Meer over IVC:
IVC: RUSSISCHE SUMMERSCHOOL september 2015

Het Internationaal Vocalisten Concours 2018: veel goede kandidaten, spannende halve finale en een teleurstellende finale

Over de Belcanto Zomerschool van 2011