
Sara Jakubiak (Polina) & John Daszak (Aleksej) © Bernd Uhlig
Voor een doorsnee operaliefhebber is De Speler van Prokofjev niet meer dan een naam. Geen wonder. Met zijn ingewikkelde en deprimerende verhaal, onsympathieke personages, nerveuze ritmes en weinig herkenbare melodieën behoort de opera niet tot het standaardrepertoire en wordt maar mondjesmaat opgevoerd.
Zelf vind ik het jammer: ik vind het libretto uitermate boeiend en de muzikale taal, waarmee de componist de inhoud wist te ondersteunen bevalt mij zeer. De Nationale Opera in Amsterdam kon mij dan ook geen groter plezier doen dan de opera te programmeren en mijn verwachtingen waren hoog gespannen.
The making of:
Ik werd niet teleurgesteld, maar …. misschien toch een beetje? Na de meer dan enthousiaste verhalen die mij na generale hebben bereikt had ik een absoluut volmaakte voorstelling verwacht en dat was het niet.
Allereerst was er de regie. Toen kende ik Andrea Breth alleen van La Traviata in Brussel, die ik voornamelijk langdradig vond. Ook bij de première van De Speler raakte ik niet onmiddellijk geboeid, zeker niet in de eerste helft van de voorstelling. Het was allemaal een beetje voorspelbaar, braafjes, saai.

Sara Jakubiak, John Daszak, Gordon Gietz, Pavlo Hunka © Bernd Uhlig
Breth bleef trouw aan de muziek en het libretto, en dat was een grote plus. De personages en hun handelingen waren herkenbaar en je hoefde je hoofd niet te pijnigen over verborgen concepten. Maar er zat geen vaart in en ik miste de verfijning in de personenregie.
Maar Breth (en haar hele artistieke team – de geweldige decors van Martin Zehetgruber mogen absoluut niet onvermeld blijven) revancheerde zich met een buitengewoon spannende laatste akte. De reusachtige roulettetafels, door een vernuftig gebruik van spiegels nog prominenter aanwezig, bepaalden het beeld en je waande je lotgenoot van de kroelende en door elkaar schreeuwende, aan waanzin bezweken mensenmassa. Sterker nog: opeens was je Aleksej zelf en wilde alleen maar doorgaan. Buitengewoon sterk.

© Bernd Uhlig
De scène in de hotelkamer van Aleksej ontroerde mij. Daar toonde de regisseur hem op zijn zwakst. Op het moment dat hij Polina in de kamer ontwaarde, veranderde hij van een bezeten psychopaat in iemand met zowaar menselijke gevoelens, al was het maar voor even.

John Daszak (Aleksej) en Sara Jakubiak (Polina) © Bernd Uhlig
Ik moet bekennen dat ik grote moeite had met de invulling van de hoofdrol. John Daszak is een kanjer van een zanger en een echt theaterdier. Hij is begenadigd met een volumineuze en wendbare tenor, een indrukwekkend postuur, enorme toneelpersoonlijkheid en een charisma van hier tot Tokyo. Heb je hem ooit gezien, dan vergeet je hem nooit. Maar dat zijn allemaal eigenschappen die hem, volgens mij, juist ongeschikt voor de rol van de schizofrene Aleksej maken. Hij was te sterk, te aanwezig, te zeker van zichzelf. Nergens bespeurde ik de verscheurende twijfel, de angst en onzekerheid. Bovendien was hij zichtbaar te oud (Aleksej is maar 25!) Toch moet ik mijn hoofd buigen voor zijn enorme prestatie.

Sara Jakubiak (Polina) en John Daszak (Aleksej)
Sara Jakubiak was perfect gecast als de wereldvreemde Polina. Van haar kon je totaal geen hoogte krijgen en haar onevenwichtige karakter was bij Jakubiak in goede handen. Niet dat zij onevenwichtig zong. Integendeel, alle noten waren op hun plaats en haar bij vlagen ietwat scherpe sopraan kende ook fluisterende, verleidelijke tonen. Een toonbeeld van wat wij tegenwoordig een borderliner noemen.
Kai Rüütel (Blanche) had duidelijk last van premièrekoorts, maar de jonge mezzo liet zien dat zij heel wat in haar mars heeft.

John Daszak (Aleksej), Kai Rüütel (Blanceh) en Morschi Franz (Tweede croupier) ©Bernd Uhlig
Renate Behle zette een fantastische Baboelenka neer – extravagant, uitdagend, onaangepast en vermetel. Provocerend en zonder remmingen waar nodig, maar ook meelijwekkend. De scène, waarin zij nadat zij zowat haar hele vermogen heeft verspeeld, in de rolstoel wordt gehesen en met gebogen hoofd de belofte doet om een kerk te gaan bouwen, was buitengewoon ontroerend.

John Daszak (Aleksej), Roger Smeets (Potapitsj) en Renate Behle (Baboelenka) ©Bernd Uhlig
Pavlo Hunka was een prima generaal, zijn welluidende basbariton is zeer solide en goed gefocust. Helaas kwam Gordon Gietz niet helemaal uit de verf als de sluwe markies, maar dat lag beslist niet aan zijn mooie, een ietwat (te?) lichte tenor met een zeer aangenaam timbre.
Buitengewoon goed vond ik de invulling van alle kleine rollen, met als uitschieters Roger Smeets als de werkelijk fenomenale Potapitsj en Marcel Beekman als de door en door decadente vorst Nilski.

©Bernd Uhlig
I tak to na chwile znalazlam sie w Amsterdamie 🙂 O.
LikeLike