kamermuziek/solorecitals

Der Luiten Lusthof. Israel Golani: In the Garden of Polyphony.

(Titel vrij naar Jacob van Eycks Der Fluyten Lusthof.)

Tekst: Neil van der Linden

Er zijn een paar perioden uit de geschiedenis van muziek waarvan iedereen weet dat die van cruciaal belang zijn geweest voor de evolutie van de muziek, maar waarvan de muziek zelf in de vergetelheid is geraakt. Bijvoorbeeld de Mannheimer school, met Johann Stamitz en volgelingen. Waar zou Haydn zijn geweest zonder hen, zou er een Haydn zijn geweest?

Verder de tweede helft van de zeventiende eeuw meteen na Monteverdi, de ‘tussenjaren’ van de barok.  En zo ook de periode waarover deze CD gaat, de overgang van Renaissance naar Barok, tweede helft zestiende eeuw. We kennen een paar componisten: Lassus, Victoria, Palestrina, Byrd, Sweelinck, en misschien Caccini en Peri. Maar in werkelijkheid golfde er een stortvloed van nieuwe muziek over Europa. Vanwege de opkomst van de burgerij en de afnemende macht van de adel werd de muziekbeoefening tegelijk breder en kleinschaliger, ze werd ‘gedemocratiseerd’.

De uitvoeringspraktijk verplaatste zich naar kleinschalige concerten, soms door slechts één instrumentalist, en burgers hadden geld en tijd om zich als amateur-muziekbeoefenaar te bekwamen. De luit en de gitaar waren daarbij ideaal vertolkingsmiddelen, want gemakkelijk mee te nemen en veel goedkoper dan klavecimbels, en nodigden toch uit om meerstemmige muziek te spelen, in tegenstelling tot strijk- en blaasinstrumenten. Er ontstond daardoor ook een enorme vraag naar speelbaar materiaal: nieuw geschreven muziek en bewerkingen van bestaande muziek.

Sinds de uitvinding van de boekdrukkunst en nieuwe drukprocédés voor muziek was ook de beschikbaarheid van bladmuziek ‘gedemocratiseerd’. De Parijzenaar Pierre Attaingnant (ca. 1494-1552) ontwikkelde een methode om de notaties in één drukgang te printen en verkreeg daarmee ongeveer het monopolie op muziekdrukken in Frankrijk. Vandaar dat sommige componisten uitweken naar Pierre Phalèse (ca.1510-1573) in Leuven. Op deze CD put de Nederlands-Israëlische luitist en gitarist Israel Golani onder meer uit hun beider baanbrekende uitgaven.

Tussen 1529 en 1578 werden aldus in Parijs, Leuven en later ook Lyon zo’n 44 luitboeken uitgegeven. Ze bevatten bewerkingen van chansons, dansstukken en werken waarin de componist meer academisch zijn gang kon gaan, vaak genaamd fantasieën.

Titel pagina Phalèse ‘Des chansons reduictz en tabulature de lut a deux, trois et quatre parties’, uitgegeven bij Phalèse, Leuven 1547

De chansons zijn bewerkingen van meerstemmige chansons uit de Frans-Vlaamse Renaissance-scholen en zijn vaak melancholisch van toon, met titels als ‘Pleurez mes yeux’ (Albert de Rippe), het openingsstuk van de CD, dat aan het eind in een versie van Guillaume Morlaye terugkeert, en verder ‘Il ne se trouve en amytié’ (Simon Gorlier), ‘De trop penser’ (Jean-Paul Paladin) en ‘Est il douleur cruelle’ (Morlaye). De ‘dansen’ (vermoedelijk net zomin als de dansen in Bachs cellosuiten bedoeld om daadwerkelijk op te dansen) zijn vrolijker van karakter. Net als Sweelincks gelijknamige stukken zijn de fantasieën bedoeld om te experimenteren met theoretisch vernuft.

Al deze muziek was hoogstwaarschijnlijk vooral bedoeld voor concerten binnen kleine kring of zelfs om in je eentje te spelen, stelt een artikel in het prachtig verzorgde tekstboekje. Denk aan de luitspeelsters, altijd zo te zien uit de gegoede burgerij, op schilderijen van Vermeer en Van Mieris, ook al dateren die van een eeuw later.

We mogen deze gegoede burgers in elk geval complimenteren met hun goede smaak. Het is allemaal ragfijne subtiele muziek, vernieuwend tot op de millimeter. Maar doordat de muziek relatief kleinschalig is, én technisch veeleisend, én omdat de luit niet een erg luid instrument is om mee te imponeren en de gitaar als gevolg van de opkomst van klavierinstrumenten, is deze muziek toch in de vergetelheid geraakt.

Sommige componisten op de CD zijn nog steeds bekend van hun vocale muziek: Janequin, Crecquillon en Sermisy. Maar namen als Morlaye, Gorlier en Paladin vinden we alleen nog maar op CDs van collega-luitisten.

Golani had al eerder een CD opgenomen met 17e-eeuwse Franse gitaarmuziek. Vier jaar geleden echter stuitte hij op een werk van voornoemde Albert de Rippe, een in Frankrijk populaire vroeg 16e-eeuwse luit-virtuoos van Italiaanse komaf. Het was een arrangement van het anonieme Franse vierstemmige chanson “Un jour le temps”, ook te vinden op deze CD.  

Hij raakte geïntrigeerd door de bijzondere harmonische progressies, ongebruikelijke dissonanten en de eisen die worden gespeeld aan speeltechniek in deze muziek. En door het feit dat de muziek bij de juiste aanpak zo mooi laat horen dat ze van de zangkunst afstamt. Golani bestudeerde dan ook de gezongen originelen van de chansons. In het boekje bij de CD staat een aantal teksten van de oorspronkelijke vocale versies afgedrukt.

Sommige stukken worden nu al onspeelbaar beschouwd vanwege de razend moeilijke vingerzettingen. En toch moeten zelfs goede amateurs dit repertoire indertijd hebben kunnen spelen. Het kan zijn dat de instrumenten toen iets anders waren gebouwd, stelt Golani. Of dat je de snaren op andere manieren moet afdempen dan tegenwoordig gebruikelijk is. Ik kan me bovendien voorstellen dat het is zoals met de Sequenza’s van Berio: die zijn vaak als ‘bijna onspeelbaar’ gecomponeerd, maar sommige uitvoerders van het eerste uur vertellen dat hun studenten nu veelal kunnen spelen waar hun docenten nog moesten smokkelen met noten. Golani haalt een vergelijking aan met de scene waarin Umma Thurmans personage in Quentin Tarentino’s ‘Kill Bill’, na verlamd te zijn geraakt, door wilskracht en concentratie voor het eerst een teen leert te bewegen.

In zijn tekst bij de CD vermeldt Golani nog een parallel tussen deze muziek en recente popcultuur, namelijk tussen de muziek van Guillaume Morlaye en een kenmerk van verschillende songs van zijn jeugdhelden het ‘progressive pop’ duo Eurythmics (Dave Stewart en Annie Lennox), namelijk het veelvuldig gebruik van de myxolodische toonreeks met zijn kenmerkende wisselingen tussen majeur en mineur. Golani schrijft toen al aangetrokken te zijn door de ambivalente die dat genereert, een ambivalentie die we terugvinden in Annie Lennox’ uiterlijk. (Over dat van Morlaye en überhaupt zijn leven weten we helaas niets tot vrijwel niets.)

Graindelavoix met een chanson van Guillaume Morlaye:

Israel Golani met een ‘Gaillarde’ van Morlaye

https://www.voordekunst.nl/projecten/12551-in-the-garden-of-polyphony

www.israelgolani.com

Israel Golani: In the Garden of Polyphony
Solairerecords 1010

Korngold and time

“Die Zeit, die ist ein sonderbar Ding […] sie ist um uns herum, sie ist auch in uns drinnen. (Hugo of Hoffmanstal)

Yes, time is really something special, it goes by whether you want it to or not, and resigning yourself to it is an art in itself. But sometimes time returns, often too late and usually in a dream. Or as a memory.


Think of Erich Wolfgang Korngold, a child prodigy who at the age of 20 was already world-famous and established as a composer. In 1934, he left for Hollywood to compose music for A Midsummer Night’s Dream. The film was a huge success and the management of Warner Bros. offered Korngold a really fantastic contract. Who thought at the time that it would save his life?

Korngold with his wife and children



In early 1938, he received a telegram asking if he could be back in Hollywood in ten days. Korngold considered it an omen: on the very last ship, on 29 January of that year, he left his beloved Vienna. And Europe.


(Original Caption) Erich Wolfgang Korngold, his son and his wife, pictured as they arrived in New York City, aboard the S.S. Normandie.


He was doing well in America and was very successful there, but he did not feel at home. His heart and soul remained in Vienna. In 1949 he travelled back to the city of his dreams, but nobody there knew him anymore. Forgotten. In just over ten years, he had become a nobody. Disillusioned, he returned to Hollywood, where he literally died of a broken heart seven years later.



Until the 1980s, he went from being a celebrated composer of countless operas, songs, concertos, symphonies, quartets and whatnot to a reviled ‘film composer’ of kitsch music.

Time… And suddenly people found out – or remembered – what a great composer he had been. Korngold was rediscovered. Today, his violin concerto is one of the most played (and recorded) violin concertos and his operas are on the bill in every opera house in the world. Rightly so, but too late for him.



Time… Just look at his string quartets. Korngold composed his second string quartet in 1933, when nothing was supposedly happening as yet, although you could already hear (and not even very far away) lightning and thunder and there were already some signs on the wall.

Korngold wrote his third string quartet twelve years later. Not only did a lot of time pass between the second and third string quartets, but a lot of things had also happened. Well, a few things…… Fascism, anti-Semitism, Kristallnacht, Anschluss, pogroms, the Second World War and the Shoah.

Time…. The second string quartet still has the schwung of the old Viennese tradition. A bit like a ‘Mozart-kugel’, or a ‘Sachertarte’. Delicious and irresistible. What a difference with the third! Korngold composed it in 1945 and you feel nostalgia and bitterness. And resignation.

Alma String Quartet



We have long known that the Alma Quartet has a great affinity with ‘Entartete composers’. Their recording of the quartets by Schulhoff is simply the best I have ever heard.

\



And now there is Korngold. Just as I expected: fascinating, breathtaking and speaking to your heart and soul. Virtuoso, perfect and emotional. Phenomenal, in other words. That is how I prefer to hear my Korngold.

But there is more to it. Again; time… The Almas recorded the string quartets ‘direct-to-disc’. Live and without edits. No modifications: directly onto the record (CD).


In the announcement: “Because in this old recording technique, there is no digital track between the microphone and the record, there can be no editing. What you get is studio quality, but the sensation of a live performance. To reinforce that feeling, the quartet decided to play two pieces by Erich Wolfgang Korngold in concert attire”.

The first quartet is still to come: I can hardly wait!


Erich Wolfgang Korngold
String Quartet No. 2 in E-flat, op. 26 – No. 3 in D, op. 34
Alma Quartet: Marc Daniël van Biemen, Benjamin Peled, Jeroen Woudstra, Clément Peigné
Challenge Classics CC72869



Live performance on NPO Radio 4 ‘Podium’ at Hilversum Mediapark on November 25th, 2021





Korngold en de tijd

“Die Zeit, die ist ein sonderbar Ding […] sie ist um uns herum, sie ist auch in uns drinnen. (Hugo van Hoffmanstal)

Ja, de tijd is echt iets bijzonders, het gaat voorbij of je het wilt of niet en je je erbij neerleggen is een kunst op zich. Maar soms komt de tijd terug, vaak te laat en meestal als een droom. Of als een herinnering..

Denk aan Erich Wolfgang Korngold, een wonderkind die op zijn twintigste al wereldberoemd en gevestigd als componist was. In 1934 vertrok hij naar Hollywood om muziek te componeren voor A Midsummer Night’s Dream. De film werd het een groot succes en de directie van Warner Bros. bood Korngold een fantastisch contract aan. Wie dacht er toen aan dat het zijn leven zou redden?

Begin 1938 kreeg hij een telegram of hij binnen tien dagen in Hollywood terug kon zijn. Korngold beschouwde het als een omen: met het laatste schip verliet hij op 29 januari dat jaar zijn geliefde Wenen. En Europa. 

Hij had het goed in Amerika en was er zeer succesvol, maar hij voelde zich er niet thuis. Zijn hart en ziel waren in Wenen achtergebleven. In 1949 reisde hij terug naar de stad van zijn dromen, maar niemand kende hem er meer. Vergeten. In iets meer dan tien jaar tijd werd hij een nobody. Gedesillusioneerd keerde hij naar Hollywood terug, waar hij zeven jaar later letterlijk aan een gebroken hart overleed.

Tot en met de jaren tachtig van de vorige eeuw verwoordde hij van een gevierd componist van ettelijke opera’s, liederen, concerto’s, symfonieën, kwartetten, kwintetten en wat niet meer tot een verguisde ‘filmcomponist’ van kitschmuziek.

De tijd… En opeens kwam men erachter – of herinnerde men het zich weer – wat een geweldige componist hij toch was. Korngold werd herontdekt. Zijn vioolconcert behoort tegenwoordig tot de meest gespeelde (en opgenomen) vioolconcerten en zijn opera’s staan in alle operahuizen ter wereld op de rol. Terecht, maar voor hem te laat.

De tijd… Neem alleen maar zijn strijkkwartetten. Zijn tweede strijkkwartet componeerde Korngold in 1933, toen er zogenaamd nog niets aan de hand was, al hoorde je al (niet eens in de verte) onweren en donderen en er waren al tekenen aan de wand.

Zijn derde strijkkwartet schreef Korngold twaalf jaar later. Er is niet alleen veel tijd verlopen tussen het tweede en derde strijkkwartet maar er is ook het een en ander gebeurd. Nou ja, het een en ander…… Fascisme, antisemitisme, Kristallnacht, Anschluss, pogroms, tweede wereldoorlog en de Shoah.

De tijd…. Het tweede strijkkwartet bezit nog de schwung in de oude Weense traditie. Een beetje een ‘Mozart-kugel’, of een ‘Sachertarte’. Heerlijk en onweerstaanbaar. Wat een verschil met het derde! Korngold componeerde het in 1945 en je voelt nostalgie en verbittering. En berusting.

Dat het Alma Quartet grote affiniteit heeft met de ‘Entartete componisten’ dat weten we al lang. Hun opname van de kwartetten van Schulhoff is gewoon de beste wat ik ooit heb gehoord.

En nu dus Korngold. Net zoals ik verwachtte: fascinerend, adembenemend en tot je hart en ziel sprekend. Virtuoos, perfect en emotioneel. Fenomenaal, aldus. Zo hoor ik mijn Korngold het lief

Maar er is meer aan de hand. De tijd… De Alma’s hebben de strijkkwartetten ‘direct-to-disc’ opgenomen. Live en zonder edits. Geen montage: rechtstreeks op de plaat (cd)

https://www.facebook.com/watch/?v=1420722505056608

In de aankondiging: “Omdat in deze oude opnametechniek geen digitaal spoor zit tussen de microfoon en de plaat, kan er niet gemonteerd worden. Wat je krijgt is studiokwaliteit, maar de sensatie van een live-uitvoering. Om dat gevoel kracht bij te zetten, besloot het kwartet twee stukken van Erich Wolfgang Korngold in te spelen in concertkleding “


Live optreden bij NPO Radio 4 ‘Podium’ in november 2021

Het eerste kwartet hebben we nog te goed: kan niet wachten!

Erich Wolfgang Korngold
Strijkkwartet nr. 2 in Es, op. 26 – nr. 3 in D, op. 34
Alma Quartet: Marc Daniël van Biemen, Benjamin Peled, Jeroen Woudstra, Clément Peigné
Challenge Classics CC72869

‘Stolen melodies’ by Dick Kattenburg, as a kind of metaphor for his short life

Dick Kattenburg, painting Theo Kroeze 1916-1988


He was twenty-four. Twenty-four. That was all the Nazis allowed him. Who
knows what he would have been capable of? What operas could we have had
from him? Who knows, maybe he would have surpassed maybe he would have surpassed Wagner, the composer who
was not so keen on Jews? Or he might have gone in a totally different
direction and become a jazz giant?

Kattenburg: self portrait made in 1937


We will never know, because he only lived to be 24 and when the war
broke out he was not even 20 yet. But he had already made a name for himself
as a violinist. But also as a composer, because composing was his true love and something
he did on a daily base. Even while he was in hiding.

Kattenburg by GregorySinger



He had to move often because he was in danger of being betrayed, but he
continued to compose. How he was arrested is not entirely clear. Perhaps
during a raid? What we do know is that on 14 May 1944 he was put on a
transport to Auschwitz. A death certificate, dated 30 September 1944,
states that he died in Central Europe. That is all we have to go on.


At one time he also wanted to become a music teacher, as is shown by an
advertisement in Het Joodsche Weekblad (a publication of the Jewish
Council) of 7 September 1941, in which he offered himself as a teacher
of music theory and violin pedagogy. Only recently, he had successfully
passed the state examination of theory and violin with Willem Pijper,
which enabled him to establish himself as a teacher. He lived in
Naarden with his mother, his younger brother, his sister and her husband.

Kattenburg never denounced his Jewish background. He arranged a large
number of Hebrew melodies, which appeared in his manuscripts with titles
written in Hebrew and he also used dating according to the Jewish calendar. In
1942, the Star of David even appeared symbolically in his manuscripts.


Not long ago, a CD was released with Kattenburg’s “All that jazz”,
something we owe to a German piano duo, Friederike Haufe and Volker Ahmels.

The ‘Overture for two pianos’ from 1936 is the only work Kattenburg
wrote for two pianos (i.e. not for piano four hands). Tap dance’ also
dates from the same period and for this a tap dancer was actually needed to perform.



Kattenburg even made a very successful drawing of the tap dancer in the
manuscript. On this new album, Tonio Geugelin has been perfectly fitted
to this special role.

You really have to buy this CD. Please do. It is insanely good. And so incredibly
important!
That this CD has a short playing time, a little over 21 minutes is not
important. There is simply nothing more.

Friederike Haufe: “We wondered if it would be possible to market a CD of
such short duration, especially when most people want quantity next to
quality… but Donemus and Medien Kontor, labels we worked with, asked
us to leave it this way. So it has become a kind of metaphor for the
tragedy of his short life …



Stolen Melodies
Works for two pianos and piano four hands by Dick Kattenburg
Piano duo Friederike Haufe and Volker Ahmels (piano) with Tonio Geugelin
(tap dance)

More information:

https://www.klavierduo-haufe-ahmels.de/

This cd can be ordered here. You can also download the booklet here

https://www.medien-kontor-hamburg.de/cds/kattenburg.php

The Hague Stringtrio zet vrouwelijke componisten in the picture. En hoe!

Hoeveel vrouwelijke componisten kent u? Clara Schumann, Fanny Mendelssohn… en dan? We  maken een grote sprong van meer dan honderd jaar en dan komen we Bacewicz, Goebaidoelina en Oestvolskaya tegen. En omdat we de laatste tijd het een hip onderwerp vinden is ook Hanriette Bosmans herontdekt,


The Hague Stringtrio, een ensemble die mij eerder al meer dan prettig verrast had met een pleidooi voor (veelal vergeten) werken van ‘Entartete componisten’, heeft nu een cd opgenomen die vrouwelijk componisten in the picture zet. Hulde! Op hun cd met de titel Celebrating Women! hebben ze niet eerder opgenomen strijktrio’s van vrouwelijke componisten uit de tweede helft van de negentiende en eerste helft van de twintigste eeuw vastgelegd. Alle vier de componisten zijn zo verschillend als het maar kan. Ze komen niet alleen uit vier verschillende landen (en drie werelddelen), ook hun culturele en sociale achtergrond kan niet diverser zijn

Niet eerder opgenomen’ is een eufemisme want eigenlijk zijn geen van alle hier opgenomen componisten (goed) bekend.

Met als enige uitzondering (hoop ik?) Dame Ethel Smyth (1858-1944),  haar naam komen we nog her en der tegen. Maar de resterende drie? Miriam Hyde? Emmy Frensel Wegener? Irene Britton Smith? Wie waren zij?

Bertha Frensel Wegener-Koopman (1874 – 1953) werd geboren in Bloemendaal. Zij studeerde piano en compositie aan het Conservatorium van Amsterdam. Zij trad vaak op, als pianiste dan, tot haar huwelijk met John Frensel Wegener. Maar zij bleef componeren. Liederen voornamelijk, die o.a door Julia Culp en Jo Vincent werden uitgevoerd. Haar Suite voor viool, alt en cello uit 1925 is heerlijk luchtig en vrolijk. Iets wat je blij maakt. Maar vergeet de ernstige ondertoon in Andante niet. Iets wat de compositie toch echt meer cachet geeft.

Australische Miriam Hyde (1913 –2005) was behalve componiste ook pianiste, muziekpedagoge en dichteres. Zij componeerde meer dan 150 werken voor verschillende instrumenten (voornamelijk piano) en orkest, 50 liederen, en trad op als concertpianiste met de grootste dirigenten uit die tijd. Zij heeft ook ettelijke poëziebundels gepubliceerd. Haar strijktrio uit 1932 is zeer melodieus en bij vlagen goed spannend. Hoogvlieger? Niet echt, maar heerlijk om naar te luisteren

En dan komen we bij Irene Britton Smith (1907-1999). Voor mij is zij een echte ontdekking. Deze studente van o.a. Nadia Boulanger was niet alleen componiste, zij was ook onderwijzeres. Britton Smith kwam uit Chicago en had Afro-Amerikaanse, Crow en Cherokee roots.

Over Irene Briton Smith:

Miriam Hyde, Emmy Frensel-Wegener, Ethel Smyth en Irene Britton-Smith hadden zich geen betere ambassadeurs van hun muziek kunnen wensen dan The Hague String Trio.

Ik hoop zo dat deze CD een navolging krijgt en dat de vrouwelijke componisten steeds vaker uitgevoerd en opgenomen gaan worden. Het zijn veelal echte juweeltjes die de vergetelheid niet verdienen

Zie ook:
After the Darkne
ss

‘Stolen melodies’ van Dick Kattenburg als een soort metafoor voor zijn korte leven

Vierentwintig is hij geworden. Vierentwintig. Meer mocht het niet van de nazi’s. Wie weet, wat hij nog meer in zijn mars had? Welke opera’s hadden we van hem kunnen verwachten? Wie weet was hij nu Wagner voorbijgestreefd, de componist die het niet zo op Joden op had? Maar misschien was hij een totaal andere richting opgegaan en werd hij een jazz gigant?


We zullen het nooit weten, want hij is maar vierentwintig geworden en toen de oorlog uitbrak was hij nog geen twintig. Wel had hij al naam gemaakt als violist. Maar ook als componist, want componeren was iets wat hij altijd deed. Ook tijdens zijn onderduik.

Vaak moest hij vanwege het verraad van adressen wisselen, maar componeren bleef hij. Hoe hij opgepakt is, is niet helemaal duidelijk. Wellicht tijdens een razzia? Wat we wel weten is dat hij op 14 mei 1944 op transport werd gesteld naar Auschwitz. Een op 30 september 1944 gedateerde overlijdensakte vermeldt dat hij in Midden-Europa is gestorven. Daar kunnen we het mee doen.

Ooit wilde hij ook een muziekleraar worden, wat blijkt uit een advertentie in Het Joodsche Weekblad (een uitgave van de Joodsche Raad) van 7 september 1941, waarin hij zich aanbood als leraar muziektheorie en vioolpedagoog. Nog maar kort daarvoor had hij bij Willem Pijper het staatsexamen in de vakken theorie en viool met succes afgelegd, waardoor hij zich ook als leraar kon vestigen, met als standplaats Naarden, waar hij inwoonde bij zijn moeder, zijn jongere broer, zijn zus en haar echtgenoot.

Kattenburg heeft nooit zijn Joodse achtergrond verloochend. Hij heeft een groot aantal Hebreeuwse melodieën gearrangeerd, verschenen in zijn manuscripten in het Hebreeuws gestelde titels en maakte hij gebruik van de datering overeenkomstig de joodse kalender. In 1942 kwam in zijn manuscripten zelfs symbolisch de Davidsster voor

Niet zo lang geleden is er cd uitgekomen met Kattenburgs “all that jazz’, iets wat we te danken hebben aan een Duits piano duo, Friederike Haufe en Volker Ahmels.

De ‘Ouverture voor twee piano’s’ uit 1936 is het enige werk dat Kattenburg schreef voor twee piano’s (dus niet voor piano vierhandig). Hij was toen 17. Uit dezelfde periode stamt ook  ‘Tap dance’ waar ook echt een tapdanser aan te pas moest komen.

Kattenburg maakte zelfs een zeer geslaagde tekening van de tapdanser in het manuscript. Op dit nieuwe album is deze bijzondere rol Tonio Geugelin werkelijk perfect aangemeten.

Mensen: koop de cd. Alsjeblieft. Het is zo waanzinnig goed. En zo ontzettend belangrijk!
Dat deze cd een korte speelduur heeft, iets meer dan 21 minuten is niet van belang. Meer is er gewoon niet.

Friederike Haufe: “We vroegen we ons af of het mogelijk is om cd van zo’n korte duur op de markt te brengen, zeker wanneer de meeste mensen kwantiteit willen naast kwaliteit… maar Donemus en Medien Kontor, labels waar wij mee samenwerkten hebben ons gevraagd om het hierbij te houden. Zo is het een soort metafoor voor de tragedie van zijn korte leven geworden ..  “

Stolen Melodies
Werken voor twee piano’s en pianovierhandig van Dick Kattenburg
Pianoduo Friederike Haufe en Volker Ahmels (piano) m.m.v. Tonio Geugelin (tapdans)

Meer informatie:

d.k. stolen melodies

Deze cd kan o.a. hier besteld worden. Hier kan tevens ook het booklet gedownload worden

https://www.medien-kontor-hamburg.de/cds/kattenburg.php

Piano works by Sergei Bortkiewicz: What a discovery!

Dear people: this CD is simply magnificent!  Secretly I find myself thinking that it might be one of the most beautiful piano recitals of recent times. Not that Sergei Bortkiewicz is an acknowledged genius, but since when is genius a prerequisite for appreciation and – more importantly – for pure enjoyment?

I knew the composer mainly for his vocal works and I think I once heard one of his piano works, without it making any special impression on me. Which is the reason why I put the CD in my player without much enthusiasm. And lo and behold; there I was on my couch, enjoying it shamelessly and with bated breath!

Pavel Gintov plays ‘Chaos’ from Bortkiewicz’s Esquisses de Crimée:



Bortkiewicz was born in 1877 in Kharkov, a Ukrainian city known for its many uprisings, amongst others that of the Cossack leader Khmielnicki. Since 1667, the city, together with the eastern part of Ukraine, belonged to the Russian Empire and when the Bolsheviks took over Kharkov, Bortkiewicz’s family was completely robbed of everything they owned.

Together with his wife, the composer fled, first to the Crimea and from there, along with one hundred and fifty other thousand Russian refugees, to Constantinople. On the way his mother sadly succumbed to typhus.

Helped by friends, the Bortkiewiczs continued on their way to Sofia and Belgrade, eventually reaching Vienna. In 1925, they acquired the Austrian nationality. After the Second World War, the composer was appointed head of the teaching programme at the Vienna Conservatory.

In 1952, Bortkiewicz briefly became popular but he was soon simply forgotten. His very accessible piano pieces are strongly inspired by Chopin, Liszt and early Scriabin, but Schumann is never far away either. The Esquisses de Crimée op. 8 were composed by Bortkiewicz in 1908 as an ode to the stunning landscapes of the Crimean peninsula where he was living at the time.

The Ukrainian pianist Pavel Gintov plays very beautifully, his touch is supple and his interpretation fiery.

Sergei Bortkiewicz
Esquisses de Crimée op. 8 – Minuit op. 5 – Lyrica Nova op. 59 – Lamentation and Consolation op. 17 nr. 3 & 4 – Étude in gis, op. 15 No. 6 – in E, op. 15 No. 10 – in C-sharp, op. 29 No. 3 – in E flat, op. 29 no. 6 – Prélude in B flat, op. 40 No. 2 – in F-sharp, op. 40 No. 4 – in E, op. 40 no. 7 – Consolation in E-flat, op. 17 No. 8
Pavel Gintov (piano)
Piano Classics PCL0120 – 65′

Piano trios from Armenia: really superb!

armenian piano trios

What do we know about Armenian classical music? How many Armenian composers does the average music lover know? Few, I’m afraid. Except for Aram Khachatourian and his Gayaneh. But this composer also owes his relative fame to the ‘sabre dance’ and the opening tune of the once so popular TV series The Onedin Line.

Armenian Mnsurian
Tigran Mansurian

And that is sad. All the more so when you consider that the Armenian culture, with its own alphabet and also its own musical notation, is one of the oldest in Europe. Fortunately, more attention has been paid to it recently, which is mainly thanks to (from origin) Armenian musicians. For example, the viola player Kim Kashkashian recorded a CD with the music of Komitas and Tigran Mansurian back in 2003.

Below: Kim Kashkashian, Jan Garbarek and Ivan Avaizovsky play Mansurian’s Lachrymae:



The latter can also be found on the CD with Armenian piano trios, recorded by Et’Cetera in 2004, with, apart from Mansurian’s ‘Five Bagatelles’, compositions by Arno Babadjanian, Gayaneh Tchebodarian and Krikor Hakhinian.

Below, the piano trio by Arno Babadjanian:



All pieces on this CD were composed between 1945 and 1985 and are all very rhythmic and extremely pleasant to listen to. Personally I have some difficulty with Hakhinian’s trio, perhaps because of its ‘baroque’ character, but I soon came to terms with that.

Levon Chillingirian, a violinist born in Cyprus to Armenian parents, is known as the leader of the Chillingirian Quartet. Here he is assisted by Viviane Spanoghe (cello) and André De Groote (piano).

I can heartily recommend this CD! The pieces played are not only interesting, they are also exceptionally beautiful and the performances are more than excellent.

Below, ‘Moderato’ from the Five Bagatelles by Mansurian:

About Paul Hermann, the ‘Hungarian Casals’

Hermann cd

The exact date and place of his death still remain unknown. The last that was heard of Paul (Pál) Hermann (1902-1944) was that he got arrested during a big street razzia in Toulouse in April 1944 and was deported from the Drancy transit camp to Auschwitz, and from there on to Lithuania.  After that, no trace of Hermann was ever found.

Hermann en Székely
Paul Hermann and Zoltán Székely

The Jewish Hermann was born in Budapest, where he studied at the Franz Liszt Academy with, amongst others, Béla Bartók, Zoltán Kodály and Léo Weiner. His close friendships with violinist Zoltán Székely and pianist Géza Frid originated during these years.

Hermann vrouw
Hermann wth his wife and daugher

After a concert in the Netherlands Hermann met the Dutch Ada Weevers whom he married, and with whom he lived in Berlin until 1933. After Hitler’s rise to power, the family moved to Ouddorp in the Netherlands (interesting fact: Hermann spoke and wrote excellent Dutch). After the tragic death of Hermann’s wife he first moved to Brussels, then to Paris.

Hermann cello

Although Hermann was most widely known as a cellist he was a talented composer as well. He made his international breakthrough with Kodály’s Sonata for solo cello. Dutch newspapers would call him the ‘Hungarian Casals’ when he regularly performed at the Concertgebouw in the late 1930’s.

After the war, as so many of his fellow victims,  he was forgotten.

Portraits of composers who were persecuted and forbidden during World War II:

Thanks to the Leo Smit Foundation it is now possible to listen to his music again, for which I would like to say a big thank you!

His Grand Duo from 1930, originally composed for and performed by Zoltan Szekely, now gets an outstanding performance by Burkhard Maiss and Bogdan Jianu, What an unbelievably beautiful work this is!

The sad songs Hermann composed in an impressionistic style after his wife’s death are sung very movingly by Irene Maessen.

The String Trio and the Piano Trio date from the early 1920’s when Hermann still was a student at the Liszt-Academy. It comes as no surprise that both works, which fall easy on the ears, have a prominent role for the cello.

This String trio is also to be found on the cd Silenced Voices, beautifully played by Black Oak Ensemble (Cedile Records CDR 90000 189).

Hermann’s very rhythmic Toccata for piano for piano can be heard on the cd with piano works by Jewish composers, excellently played by Warcel Worms

English translation Remko Jas

All photos:  © courtesy Leo Smit Foundation

Chamber works by Paul Ben-Haim

ben-haim

Slowly, much too slowly and actually much too late, but the music world is waking up.
One gap after another is finally being filled and the (consciously or unconsciously) ‘forgotten’ composers are at long last coming to our CD players.

Paul Ben-Haim's Evocation: what a discovery | Basia con fuoco
Paul Ben-Haim

Who among you has ever heard of Paul Ben-Haim? If not, why not?
The composer was born as Paul Frankenburger in Munich in 1897 and died in Tel Aviv almost 90 years later. And he left behind a really spectacular oeuvre.

Many vocal works, orchestral pieces, chamber music…. What not, actually?
Most of his works are influenced and inspired by Jewish, Israeli and Arab melodies, so you may call his music “nationalistic”. Nothing wrong with that word.

Just take the opening of his 1941 clarinet quintet! The dancing clarinet part reminds one of swinging klezmer, but in a Brahmsian way.

The ARC Ensemble perform the opening movement of Paul Ben-Haim’s Clarinet Quintet at the Enav Center, Tel Aviv:

This is even more pronounced in his “Two Landscapes” for viola and piano, in which he sings the praises of his new homeland’s beauty.

Steven Dann and Dianne Werner prepare to record The Landscapes for viola and piano:



The “Improvisation and Dance”, dedicated to Zino Francescati, betrays influences from Yemeni folklore and only his oldest work on the CD, the Piano Quartet from 1920, does not yet have its own “face”.

The (very infectious playing!) members of the Canadian ARC Ensemble all work at the Glenn Gould Conservatory in daily life. A CD to cherish.

Paul Ben-Haim
Clarinet Quintet, Two Lanscapes, Canzonetta, Improvisation and Dance,
Piano Quartet
ARC Ensemble
Chandos CHAN 10769