Werner_van_Mechelen

‘INTOLLERANZA 1960’ van LUIGI NONO bij OPERA BALLET VLAANDEREN

Tekst: Ger Leppers

Enkele dagen voor ons bezoek aan de voorstelling van ‘Intolleranza 1960’ in Gent ontvingen wij een mail van Opera Ballet Vlaanderen met de volgende tekst:

“BELANGRIJKE INFORMATIE

  • Intolleranza is een bijzondere productie waarbij solisten, koor en figuranten samen met het publiek op scene staan. De artiesten gaan in interactie met het publiek. Als je niet actief wilt deelnemen aan de voorstelling kan je ook aan de zijlijn blijven staan.
  • Er zijn verschillende zitmogelijkheden in de vorm van stoelen en kussens.
  • Zorg voor aangepaste kledij, het kan erg warm worden in de zaal.
  • Het dragen van hoge hakken wordt afgeraden. Op sommige plaatsen zijn de vloeren vervangen door roosters. Er kan gevraagd worden om je schoenen uit te doen.
  • Gratis oordopjes te verkrijgen in de inkomhal.”

Ons wachtte dus niet alleen een intellectuele ervaring  –  de serialistische muziek van Nono geldt niet bepaald als de meest toegankelijke, en tijdens een door Robert Wilson geregisseerde voorstelling van ‘Prometeo’ in Brussel die ik ooit bezocht verliet meer dan een derde van het publiek stilletjes de zaal  –  maar we konden, gezien dit mailbericht, ook een bijzondere fysieke belevenis tegemoet zien. Vervelen zouden we ons niet gedurende de anderhalf uur die de opera duurt, dat was duidelijk. Maar de vraag bleef: zou een ‘maatschappijkritisch’ werk van vijfenzestig jaar geleden nog ‘relevant’ (zo luidde destijds de terminologie), of top zijn minst boeiend kunnen zijn in onze tijd?

Nono in zijn huis op Giudecca, voor een reproductie van de Guernica van Picasso. © Eredi Luigi Nono, Archivio Luigi Nono, Venezia

Luigi Nono, die onder het fascisme van Mussolini opgroeide in een liberaal Venetiaans milieu, koesterde van jongs af aan een afkeer van de dictatuur, en zocht in de jaren vijftig – zoals vele brave borsten destijds – zijn heil in het communisme, zijn hoop stellend in de solidaire krachten van “het collectief”. Die hoop is inmiddels vervlogen, weten wij, we leven in een tijd waarin het individualisme hoogtij viert, zo stelde het voortreffelijke programmaboekje – met onder meer uiterst verhelderende bijdragen van de Gentse Nono-deskundige Pauline Driesen.

https://www.operaballet.be/nl/ontdek/intolleranza-1960-in-zeven-stappen

En, wil ik daar op persoonlijke titel graag aan toevoegen, in een tijd van botsende communautarismen. Want “het collectief” is inmiddels een problematisch begrip geworden. Is het werk van Nono daarmee achterhaald, of misschien zelfs oubollig, is de vraag die zich daarmee aan ons opdringt. En is het opnieuw opvoeren van een voor die tijd emblematisch werk als ‘Intolleranza 1960’ niet een hachelijke onderneming, eerder een vorm van, wellicht voor sommigen vertederende, muzikale archeologie dan een tot nadenken stemmende boodschap voor het publiek van nu?

De enscenering die Benedikt von Peter in 2011 maakte voor de Staatsoper Hannover werd destijds bekroond met DER FAUST, een prestigieuze Duitse theaterprijs. Enkele jaren geleden ging de voorstelling met veel succes opnieuw, nu in Bazel. De regisseur koos er terecht voor de voorstelling niet te actualiseren, en de handeling van de opera in de tijd van ontstaan te laten plaatsvinden. Oorlog en onderdrukking van de gewone man zijn immers van alle tijden, en dan maakt het niet uit gene welk decor de gebeurtenissen zich afspelen niet uit, of het nu Troje is, onze tijd of het Europa van de jaren vijftig. Die aanpak was een volledig succes.

De voorstelling begint al wanneer je het operagebouw betreedt: in de ‘inkomhal’ van de Opera Gent staat een dozijn oude radio’s opgesteld, waaruit opnamen klinken van de wereldpremière in La Fenice, het operatheater van Venetië, onder leiding van niemand minder dan Bruno Maderna.

Die première was destijds een, door extreemrechtse kringen geïnstigeerd, schandaal zoals er tegenwoordig niet meer gemaakt worden en deed nauwelijks onder voor dat van de eerste uitvering van ‘Le Sacre du Printemps’ van Stravinsky.

Tijdens de première van Intolleranza 1960 op 13 april 1961 in La Fenice verstoorde de extreemrechtse groepering Ordine Nuovo de voorstelling door onder meer pamfletten tegen het werk vanop de balkons in de zaal te gooien. © rr

Vervolgens werden we de zaal binnengeleid, waar de stoelen met lakens bedekt waren. Staande luisterden we naar het a capella gezongen openingskoor. Vervolgens werden we uitgenodigd om op het toneel plaats te nemen, waar de zangers al aanwezig waren, velen liggend op de grond tussen deels omgevallen stoelen, anderen staande, een enkeling hield zich in evenwicht bovenaan een trap.

Toen iedereen een plaatsje had gevonden op het toneel, werd het brandscherm neergelaten en waren we afgesloten van de zaal. De handeling kon beginnen, het orkest zette in – onzichtbaar, want de muzikanten zaten onder de toneelvloer, en hun spel kwam tot ons door de roosters in de vloer die het onraadzaam maakten om op hoge hakken naar de voorstelling te komen. Vanuit de nok klonk ook zo nu en dan een koor van koperblazers.

Het verhaal van ‘Intolleranza 1960’ is simpel – een schematische, maar tijjdloze aanklacht tegen het onrecht in de wereld. De hoofdpersoon heeft geen naam, hij wordt aangeduid als de Emigrant. Na een gebeurtenis die doet denken aan de mijnramp van 1956 in Marcinelle – die in België nog steeds in het collectieve geheugen staat gegrift, en waarbij 262 mijnwerkers, merendeels Italianen, omkwamen – besluit deze emigrant om, ondanks verzet van zijn vrouw, naar zijn land van herkomst terug te reizen.

Op zijn tocht raakt hij verzeild in een aantal belangrijke crises uit de ontstaanstijd van de opera, zoals de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd en de jaarlijkse overstromingen van de rivier de Po, waarbij telkenmale veel doden vielen. Ook de atoombom op Hirosjima komt nog even langs. De emigrant wordt bij een betoging gearresteerd en door de politie gefolterd, ontsnapt, creëert een opstand, krijgt een minnares, en eindigt in zijn land van herkomst, waar, nadat het publiek is teruggeleid naar de zaal, een overstroming, weergegeven door enorme watermassa’s die zich over de achterwand naar beneden storten, iedereen die op het toneel is achtergebleven verzwelgt. De handeling speelt zich dus grotendeels af tussen het publiek, naast ons wordt regelmatig angstig geschreeuwd, met stoelen gegooid, vertwijfeld over de toneelvloer gekronkeld en gekermd.

En hoe, zult u vragen, stond het met de muziek? Die was, kan ik u verzekeren, dik in orde. Nono componeerde zijn werk met een soeverein, tijdloos kunnen en met grote liefde voor de menselijke stem, van soli tot wijd-uitwaaierende koorpartijen. Vele passages in ‘Intolleranza 1960’ zijn a capella, of slechts voorzien van een spaarzame, maar zeer expressieve instrumentale begeleiding.

Van het odium van ontoegankelijkheid dat het werk van de Italiaan aankleeft was weinig te bespeuren, en de oordopjes die ik was vergeten in de entreehal op te halen heb ik, zelfs op de weinig talrijke luidste momenten, staande midden in een fortissimo zingend operakoor van beroepszangers, geen moment gemist.

‘Intolleranza 1960’ geldt in kringen van meer behoudende muziekliefhebbers als een summum van de eigentijdse piep-knor-muziek, maar dankzij dirigent Stefan Klingele, die vanuit zijn ondergrondse positie via vier beeldschermen een ijzeren greep op het gecompliceerde gebeuren hield, was elke piep deze avond ook een mooie piep, en iedere knor een aangrijpende knor.

Alle zangers leverden, zowel acterend als zingend, louter topprestaties, maar als ik toch speciale namen moet noemen, en dat hoort nu eenmaal, dan zijn dat die van Peter Tantsis, meeslepend en elke seconde volkomen geloofwaardig in de ook fysiek veeleisende, dragende rol van de Emigrant en Lisa Mostin, als adembenemende Stem uit de hoogte.

De voorstelling stelde buitengewoon hoge eisen aan alle uitvoerenden, die zich ver buiten hun ‘comfortzone’ moesten wagen: zingen en acteren temidden van het publiek, de bezoekers lichamelijk bij de voorstelling betrekken, en ondertussen de veeleisende partijen zingen die de componist voor hen had bedacht.

Het orkest van Opera Ballet Vlaanderen is inmiddels het Belgische orkest dat zich met de grootste souplesse in alle repertoires beweegt, en speelde Nono alsof zijn werk dagelijkse kost is. De koorleden kunnen niet genoeg geprezen worden voor hun inzet en de kwaliteit van hun zingen en acteren. Zelfs het werk van de vijfentwintig figuranten, die het publiek met zachte en discrete, maar onontkoombare hand over het podium dreven, nu eens lieten liggen op dekens en kussens, dan weer deel lieten uitmaken van een opstand, mag niet onvermeld blijven.

Na afloop van de voorstelling waren de bezoekers lange tijd stil, overdonderd door deze bijzondere ervaring en niet minder door het aangrijpende slotkoor, wederom a capella, op een tekst van Bertolt Brecht, om vervolgens, laaiend enthousiast, allen – figuranten, koorleden, solisten en ook het voortreffelijke orkest, dat na afloop op het podium verscheen – te onthalen op een zeer uitbundig en lang aangehouden applaus.

De balans van dit alles opmakend lijdt het voor mij geen twijfel: Luigi Nono was een groot componist, die muziek schreef van een tijdloze, blijvende schoonheid.

Voorstelling:                          ‘Intolleranza 1960’ (première op 14 april 1961)
Componist:                             Luigi Nono (1924-1990)
Muzikale leiding:                   Stefan Klingele
Regie:                                     Benedikt von Peter
Choreografie:                         Carla vom Hoff
Scenografie:                           Katrin Wittig
Kostuumontwerp:                  Geraldine Arnold
Video:                                   Bert Zander
Lichtontwerp:                        Susanne Reinhardt
Sounddesign:                         Tamer Fahri Özgönenc
Koorleiding:                           Jan Schweiger
Dramaturgie:                          Sylvia Roth

Un Emigrante:                                   Peter Tantsis
La sua Compagna:                             Lisa Mostin
Una Donna :                                       Jasmin Jorias
Un Algerino :                                     Tobias Lusser
Un Torturato :                                   Werner Van Mechelen
Una Voce:                                          Chia-Fen Wu

Symfonisch Orkest Opera Ballet Vlaanderen       
Koor Opera Ballet Vlaanderen

Voorstelling bijgewoond op 8 mei 2025 te Gent

Foto’s van de productie: © Opera en Ballet Vlaanderen, Annemie Augustijns

Never mock the sea : De Kinderen der Zee/The Children of the Sea by Lodewijk Mortelmans

The sea is no more to be mocked than fate itself. Both take their toll, regardless of circumstances, entreaties or attempts at bribery.

Young Ivo  is under a curse: as soon as his wife becomes pregnant, he will be devoured by the sea. So it happened to his father, so it happened to his twin brother. Anyone who has ever heard of Oedipus knows that you cannot escape your fate, and if it is written in the stars that your life will end in the waves, you will drown, even if there is no sea nearby. In a manner of speaking, this, since the sea is audibly present in The Children of the Sea.

With the first notes of the overture, it rustles and swells and storms… How visual do you want your music to be? It couldn’t be more explicit, it’s expressionism at its finest.

Lodewijk Mortelmans

The Children of the Sea by Belgian composer Lodewijk Mortelmans (1868-1952) had its premiere – unsuccessfully – in 1920, and the disillusioned composer adapted it into a 90-minute suite, half of which has now been recorded by Phaedra. The late-Romantic idiom is very appealing to me, as is the story in verse by Raf Verhulst. Indeed, I am quite impressed.



The performance is more than sublime. Dirk Vermeulen makes the Württembergische  Philharmonie Reutlingen play as if their lives depend on it, it is breathtaking!

Liesbeth Devos (Stella) is a true discovery for me. Her crystal-clear soprano is extremely pleasant to listen to and her vocal acting admirable.

Peter Gijsbertsen sings a moving Ivo, in this role he is truly inimitable for me. How beautiful and warm his voice has become! Werner van Mechelen (Peter) completes this stellar cast.

Werner van Mechelen sings Ballade van de Zee (Ballad of the See)



˜Ellen” on lyrics by Frederik van Eeden (Gijsbrecht) and ˜Als de Ziele luistert”/ “When the Soul listens” (Devos) complete the ˜Mortelmans segment”, but there are also songs and arias by Peter Aerts and August de Boeck.

Liesbeth Devos sings Als de Ziele luistert/When the Soul listens:



Liesbeth Devos sings Francesca’s Cantilene from August de Boeck’s La Route d’Emeraude:



This CD is a MUST!


The romantic world of Lalo: LE ROI D’YS


How many opera lovers know Lalo’s Le Roy d’Ys? I think few have even heard of it, let alone ever had the chance to see the opera. It is totally forgotten.

How unjustified that is, is proven by the performance recorded by Dynamic (33592) in Liège in April 2008. Le Rois d’Ys is a very melodious opera with many choral parts and duets, and the music is romantic and compelling.




The libretto is simple: the daughters of the king of Ys (an ocean-threatened city) love the same man. When he chooses Rozenn, Margared takes revenge. Together with Karnac (enemy of the city and of the king), she opens the floodgates, resulting in a flood. But Margared is consumed by guilt and sacrifices herself by jumping into the swirling waters. The city and its inhabitants are saved.



The staging is simple and realistic. The flood is depicted as a huge rainstorm. Not really threatening, but then again, all of us probably possess a healthy dose of imagination.

The cast is good to very good. Gylaine Girard is a fantastic, poised Rozenn. Her very flexible soprano has a particularly pleasant timbre. This is in rather sharp contrast to the mezzo Giuseppina Piunti (Margared), who is almost screeching at times. But she is so committed to the role that I soon forgive her.

We know Sébastien Guéze (Mylio) – among others – from his fantastic rendition of Romeo at the Saturday Matinee in 2008. He has a pleasant, light tenor with an unmistakable French touch, and his interpretation is really right for the role. Werner van Mechelen is a very good Karnac. Recommended!

Sébastien Guéze in the same production but from Opera St.Etienne :

Le Grand Macabre door La Fura dels Baus is briljant

Tekst: Peter : Peter Franken

György Ligeti schreef Le Grand Macabre in de periode 1974–1977 als opdrachtwerk voor de Koninklijke Opera Stockholm waar het werk in 1978 zijn première beleefde. Het libretto schreef de componist zelf waarbij hij zich baseerde het toneelstuk La Balade du Grand Macabre van Michel de Ghelderode uit 1934. In 1996 werd het werk in een herziene Engelstalige versie heruitgebracht. Deze wordt hieronder besproken.

Het stuk absurdistisch noemen is bijna een eufemisme, de meest ongerijmde scabreuze scènes volgen elkaar op in duizelingwekkende vaart. Centrale personages zijn de dood in de persoon van Nekrotzar die verderf komt zaaien en bij het einde teleurgesteld is dat er nog mensen in leven zijn gebleven. Verder de door hem tot slaaf gemaakte Piet the Pot, het oversekste liefdespaar Amanda en Amando, de sadistische Mescalina en haar echtgenoot de astronoom Astramadors, Prince Go-Go en natuurlijk de chef van de geheime politie Gepopo die gezongen wordt door een coloratuursopraan die tevens de rol van Venus vervult. Dit is een van de lijfstukken van Barbara Hannigan.

Barbara Hannigan in 2011:

In de eerste scène maken we kennis met Piet the Pot die plotseling bezoek krijgt van Nekrotzor die het einde van de wereld aankondigt. Tussendoor is het koppel Amanda en Amando bij voortduring bezig met het enige waarvoor ze lijken te willen leven: seks. Dat is ook het leidmotief van de volgende scène die draait om de SM-relatie van haaibaai Mescalina en haar man de astronoom Astradamors. Als ze zich beklaagt over te weinig weerwerk regelt de net opgedoken Venus (bij een astronoom is alles mogelijk) een nieuwe groot geschapen minnaar. Dat blijkt Nekrotzar te zijn en Mescalina overleeft de daarop volgende geslachtsdaad niet.

Daarna verplaatst de handeling zich naar het paleis van Prins Go-Go die zich op zijn kop laat zitten door twee ministers: de White and Black Minister, die tussendoor ook elkaar het leven zuur maken. De chef van de geheime Dienst Gepopo komt verslag doen van dreigende ontwikkelingen in het land. Vervolgens verzamelen de meeste personages zich en is er een ruig feest in afwachting van de beloofde apocalyps. Die blijft echter uit en men vraagt zich in gemoede af of men nu dood is of nog steeds leeft. Ook Nekrotzar kan aanvankelijk niet geloven dat zijn missie is mislukt. Hij krimpt zienderogen en verdwijnt in het niets. In een gezamenlijk slot, vergelijkbaar met het einde van A rakes progress, zingen de protagonisten dat je vooral moet genieten van het leven zonder te tobben over een naderend einde. Uiteindelijk gaat iedereen een keer dood, dus wat zal het.

La Fura dels Baus staat bekend om producties die stuk voor stuk technische hoogstandjes zijn. Van een voorstelling in het Gran Teatre de Liceu is door ArtHaus een opname op Blu-ray uitgebracht en bij het afspelen daarvan keek in mijn ogen uit. Het is absoluut briljant wat decorontwerper Alfons Flores heeft gecreëerd. En dat het ‘werkt’ komt mede door de prachtige kostuums van Lluc Castels, de videoprojecties van Franc Aleu en de belichting van Peter van Praet. Alex Ollé en Valentina Carrasco hebben zich volledig kunnen concentreren op het regieconcept.

We zien een reusachtig beeld van een naakte vrouw in een wat verwrongen kruiphouding alsof ze zich ergens onmachtig naar toe probeert te slepen. Haar borsten rusten op de toneelvloer en een van de tepels blijkt als deurtje te kunnen fungeren. Amando en Amanda trekken zich via die opening terug omdat ze zich teveel door hun omgeving gestoord voelen.

Op een gegeven moment verandert het beeld in een zeer gedetailleerd skelet, kwestie van projectie en belichting. Of toch niet, het lijkt net zo echt als dat beeld. Daarna draait het om en kijken we naar het achterwerk waarbij niet geheel verrassend, gelet op de teksten die worden gedebiteerd, de bilspleet wordt gebruikt als toneelopening. Maar soms opent zich de gehele bilpartij en is er een compleet interieur te zien.

Foto van de première van het toneelstuk

Hoewel ik inmiddels aardig vertrouwd ben met 20e eeuwse muziek in de opera bevind ik me bij het beluisteren van Le Grand Macabre nog steeds behoorlijk buiten mijn comfort zone. Het is vooral theater, zeer absurdistisch en onderhoudend. Niets ten nadele van alle uitvoerenden met inbegrip van het orkest onder leiding van Michael Boder, maar de muziek neem ik maar op de koop toe.

We zien op deze opname Chris Merritt als Piet the Pot, Werner van Mechelen als Nekrotzar, Frode Olsen als Astramadors en Francisco Vas als Prince Go-Go in de belangrijkste mannenrollen. De vrouwen worden vertolkt door Ning Liang (Mescalina), Inés Moraleda (Amando), Ana Puche (Amanda) en Barbara Hanningan (Venus). Hannigan is natuurlijk ook van de partij als Gepopo, geweldig leuk om te zien. Tenslotte Francisco Vas en Simon Butteriss als respectievelijk de White en de Black Minister.

De complete productie:

Henry VIII is een intiem spektakel

Tekst: Peter Franken

De Munt brengt dit seizoen Henry VIII van Camille Saint Saëns, een opdrachtwerk voor de Parijse Opéra dat in 1883 zijn première beleefde. Hoewel het veel weg heeft van een grand opéra, toen nog verplicht in dit instituut, kan het ook worden opgevat als een burgerlijk drama – de klassieke driehoek man, echtgenote en minnares – tegen de achtergrond van de secularisering van de maatschappij.

De Derde Republiek was nog jong en de scheiding van kerk en staat spitste zich toe op de herinvoering van het recht op echtscheiding. Die seculiere verworvenheid van de Eerste Republiek was afgeschaft tijdens de Restauratie. In deze benadering zien we een absolute vorst uit de renaissance als kampioen van de strijd tegen de macht van de katholieke kerk en meer in het algemeen tegen het primaat van religie in maatschappelijke kwesties.

Gelet op het karakter van de historische Henry VIII is dit echter een gemankeerde held, waardoor het voor de toeschouwer wat ongemakkelijk wordt voluit partij voor hem te kiezen. Dat wordt versterkt door de grote rol die Catharina van Aragon in het werk is toebedeeld. De eerste vrouw van Henry staat voor de waarden en normen van de oude wereld, de alles overheersende christelijke moraal en de absolute macht van de katholieke kerk over alle gelovigen.

Waar de nieuwe republiek zijn wil probeert op te leggen aan de gehele bevolking probeert een coalitie van monarchisten en katholieken dat te voorkomen. Zonder christelijke moraal als fundament kan de staat volgens hen niet bestaan: welke moraliteit kan de republiek er tegenover zetten, die van het ongebreidelde kapitalisme?

Voor de overtuigde atheïst Saint Saëns was er geen ruimte voor twijfel maar door de keuze voor Henry VIII als protagonist heeft hij het zichzelf onnodig moeilijk gemaakt, het verloop van de opera suggereert dat het werk hem min of meer is ontglipt. Uiteindelijk blijft vooral de morele superioriteit van Catharina hangen, zij het dat het libretto haar daarvoor alle gelegenheid biedt, ook dat is een keuze natuurlijk. Maar laten we niet op de zaken vooruit lopen.

Olivier Py regisseerde eerder in De Munt de opera’s Hamlet en Les Huguenots en wilde Henry VIII graag aan dit rijtje toevoegen bij gelegenheid van de 100e sterfdag van de componist in 2021. Door de Covid pandemie is het twee jaar later geworden.

De decors en kostuums zijn zoals altijd van Pierre-André Weitz en dat betekent overwegend zwart als ‘kleur’. Het decor is groot, bijna massaal, en de delen kunnen op veel verschillende manieren bewegen waardoor steeds andere configuraties worden getoond. De indruk is meer die van het Spaanse hof dan een Engelse omgeving, zo somber.

Om de actualiteit te benadrukken loopt iedereen er bij in kostuums uit de ontstaansperiode van het werk. De enige uitzondering hierop vormt Catharina die formeel gekleed is in zuivere renaissance stijl. Zij vertegenwoordigt de wereld en de moraal van vroeger en draagt dat uit in haar stijl van leven en kleden.

Anna Boleyn brengt Henry VIII het hoofd op hol en door haar als enige in een rode jurk rond te laten lopen wordt als het ware gesuggereerd wat hij in haar ziet. Het libretto voert de vorst op als een dolverliefde man die pas te stuiten is door hem met zijn hoofd tegen een muur aan te laten lopen. Maar als absoluut monarch zorgt men er omwille van de eigen veiligheid wel voor dat dit nooit zal gebeuren.

Henry is getrouwd met de vrouw van zijn oudere broer Arthur, zeven jaar na diens dood. Hij was toen 18 en Arthurs weduwe Catharina 24. Omdat Arthur kort na het huwelijk was gestorven zou dit nooit zijn geconsumeerd. Zodoende verleende de paus dispensatie voor dit ‘zwagerhuwelijk’.

Omdat Catharina geen mannelijke opvolger wist te baren, althans niet eentje die in leven bleef, raakte Henry in grote onzekerheid. Problemen rond de erfopvolging zouden kunnen leiden tot een burgeroorlog en wellicht was deze verbintenis wel verdoemd. Centraal hier komt Leviticus 20;21 te staan: ‘Als de man met de vrouw van zijn broer trouwt, is dat onreinheid. Hij heeft de schaamte van zijn broer ontdekt; zij zullen kinderloos blijven.’

Om die reden verzoekt hij de paus het huwelijk te annuleren, het had nooit toegestaan mogen worden, diens ambtsvoorganger heeft een fout gemaakt. Die kwestie loopt jaren aan temeer daar Catharina bezweert als maagd met Henry te zijn gehuwd. Ze zal dit altijd blijven volhouden, heel eloquent tijdens het tribunaal dat op 15 juni 1529 moet beslissen over de door Henry geëiste annulering. Een deel van haar toespraak is in het libretto terecht gekomen.

In een opera kan men weinig beginnen met een verhaallijn die over langere tijd is uitgesponnen, de zaken comprimeren bevordert de dramatiek van de handeling en houdt de toeschouwer bij de les. Zodoende wordt Anna Boleyn opgevoerd als de degene die Henry drijft tot zijn besluit, ook al moet hij daarvoor de toorn van de katholieke god, sprekend namens de paus, trotseren.

Deze wordt weggezet als koning-paus, eigenlijk gewoon een collega die zich teveel macht aanmatigt. Dat bepaalt ook de behandeling van de pauselijke legaat die ronduit wordt geschoffeerd. Als hij Henry excommuniceert wordt er nauwelijks nog notitie van hem genomen: Engeland heeft zich bevrijd van de papistische overheersing en daar gaat het om. En natuurlijk wordt dat huwelijk nu gewoon geannuleerd en trouwt de vorst met zijn geliefde Anna.

Bij aanvang zien we twee edelen op een hoge balustrade: Norfolk en Gomez, de nieuwe Spaanse ambassadeur. Dit personage is toegevoegd omwille van de romantische intrige. Hij is een oude vlam van Anna en conform de kenmerken van het genre bezit hij dus liefdesbrieven die zij hem ooit heeft geschreven. De man is een wandelende tijdbom en ook nog eens verliefd.

Als Anna hem ontwijkt om niet de schijn te wekken zijn minnares te zijn geweest, is Gomez boos en teleurgesteld. Komt bij dat Anna een brief heeft geschreven waarin ze Catharina vraagt een goed woordje te doen voor haar landgenoot. Ze wil hem graag bij zich aan het hof omdat ze van hem houdt. Zelfs als Gomez niets doet met zijn brieven, dan is er altijd nog die ene. Deze simpele opzet voorkomt dat dieper moet worden ingegaan op de achtergronden van Anna’s uiteindelijke deconfiture. Behalve de reeds genoemde driehoek hebben we nu ook een afgewezen minnaar.

De onbetrouwbaarheid van Henry inzake vriendschappen en loyaliteiten wordt getoond door middel van de veroordeling en executie van Buckingham, tot voor kort een vertrouweling. Als Catharina voor hem komt pleiten wijst haar haar terecht. Hij was altijd al haar vijand, ook al zag ze dat niet. Zij vraagt echter om genade, als christen. Het mag niet baten en de vorstin beseft dat haar tijd aan het hof ten einde loopt. De komst van Anna is hiermee volledig verweven waardoor de koning haar terzijde het hof maakt terwijl er een dodenmars wordt gespeeld die Buckinghams laatste reis begeleidt.

De titelrol werd met kracht en overtuiging vertolkt door de bariton Lionel Lhote. Hij weet zijn verschillende gemoedstoestanden prima over het voetlicht te brengen: bars en genadeloos, hopeloos verliefd, minachtend. Dat laatste geldt vooral de pauselijke legaat die hij te woord staat gezeten op een echt paard dat rondjes loopt over het toneel. Met zijn krachtige stem weet Lhote zijn dominantie vocaal extra kracht bij te zetten. Zijn Henry VIII was absoluut top.

Catharina kwam voor rekening van sopraan Marie-Adeline Henry. Haar personage is geen zielig slachtoffer maar een gewonde leeuwin. Tegen Henry is ze voorkomend en beleefd, ze weet dat dit haar enig mogelijke kans op succes biedt, maar tegenover haar rivale Anna houdt ze zich bepaald niet in. Haar zang was onberispelijk al vloog ze zo nu en dan bijna uit de bocht, vooral als ze erg kwaad was. Opzettelijk of niet: het paste bij haar.

Mezzo Nora Gubisch moest het in deze catfight, ook zo gebracht tijdens het ballet divertimento, tegen de sopraan afleggen. Als ze als enige vrouw op het toneel stond kwam ze beter uit de verf, zonder meer goed gezongen.

Tenor Ed Lyon kwam goed over het voetlicht als de Spaanse edelman die loyaal is aan zijn landgenote Catharina en om harent wille aan het hof blijft nadat hij bij Anna niets heeft weten te bereiken.

Mooie rol verder van Vincent le Texier als de pauselijke legaat, ook goed gespeeld. Norfolk kwam voor rekening van Werner van Mechelen, fraai als altijd. De overige rollen waren adequaat bezet.

Het divertimento aan het einde van de tweede akte werd gespeeld op het plein voor De Munt, begeleid door vooraf opgenomen orkestmuziek. Tijdens de derde akte was er een aanvullend ballet door een groep vrijwel naakte dansers die via een spleet uit een groot doek kwamen gekropen, voorstellend een schilderij van Tintoretto met veel door elkaar krioelende lichamen. Het ballet liet iets dergelijks zien.

Als alles op scherp staat veroorlooft Py zich een anachronisme door een locomotief door de achterwand te laten crashen. Het spel is uit, we zijn in het heden en iedereen loopt in reiskostuum met koffers, ook Anna die haar al spullen al heeft gepakt. Ze smeekt Catharina om genade maar die wil daar niets van weten. Toch kan ze het niet over zich verkrijgen Anna te verraden aan Henry, ook al dringt die daar op sluwe wijze sterk op aan. De gewraakte brief krijgt de vorst niet in handen en Catharina sterft ter plekke.

Olivier Py over de productie:

Het koor van De Munt heeft een niet heel grote rol in het geheel, in overeenstemming met wat hierboven werd gesteld: het is geen echte grand opéra. Goed gezongen, dat wel. Het orkest van De Munt daarentegen vervult bij wijlen de hoofdrol. Het is een prachtige partituur, grotendeels doorgecomponeerde en met veel variatie in de instrumentatie.

Dirigent Alain Altinoglu heeft zich er al jaren geleden in vastgebeten en ziet nu zijn droom verwezenlijkt. Dat de uitvoering zo enorm succesvol was komt in belangrijke mate voor zijn rekening.

Trailer(s) van de productie:


\
https://operavision.eu/performance/henry-viii

Foto’s:  © Baus

Johan Simons brengt een goed doordachte Don Carlos

Tekst Peter Franken

Carlos

Opera Vlaanderen opent het seizoen met een nieuwe productie van Don Carlos. Het is al de derde sinds de heroprichting van het instituut dertig jaar geleden. Gekozen is voor de Franse versie, de Grand Opéra die Verdi schreef voor de Parijse Opéra.

Het genre Grand Opéra heeft als inhoudelijk kenmerk dat de handeling losjes wordt bepaald door historische figuren tegen de achtergrond van grote gebeurtenissen die pogingen van de protagonisten om het leven naar hun hand te zetten bijna op voorhand doen mislukken. Zo ook Don Carlos waarin de titelheld een onmogelijke strijd voert om erkenning en liefde en wordt vermorzeld door een totalitaire christelijk politieke maatschappij.

Carlos Schille

Dat tijdsbeeld is vermoedelijk voor Schiller de aanleiding geweest de Infante tot de held van zijn toneelstuk Don Karlos, Infant von Spanien te maken. Het stuk dateert van 1787 en het strenge oordeel dat erin wordt geveld over de rol van de Kerk en de Inquisitie, in al zijn afstotelijkheid ten tonele gevoerd door de Grootinquisiteur, moet de latere Franse revolutionairen hebben aangesproken. Zozeer dat Schiller in 1792 het ereburgerschap van de Franse Republiek kreeg toegekend. Met enige fantasie kan in het personage Posa, de enige niet historische figuur in het drama, het alter ego van Schiller worden gezien.

https://mariaberini.files.wordpress.com/2018/03/siglo-xvi-5.jpg?w=1140

Een kleine eeuw later pakt Verdi de door Schiller geromantiseerde geschiedenis op en zijn librettisten werken het stuk om tot een klassieke Grand Opéra, in vijf aktes en een groot ballet. Verdi benadrukt dat er niets historisch is aan de inhoud van het werk, maar dat is toch te gemakkelijk. Zeker voor een Nederlander die van jongs af aan vertrouwd is met de figuur van Philips II, de grote boeman uit de Tachtigjarige Oorlog, blijft het moeilijk om in Verdi’s opera in het geheel geen ‘echte geschiedenis’ te willen zien.

Johan Simons komt ons in dit opzicht volledig tegemoet door een zeer goed doordachte poging te wagen de frictie tussen feiten en fantasie te verminderen. Hiertoe plaatst hij Carlos nog nadrukkelijker in het centrum dan het libretto aangeeft. We zien de 23-jarige Carlos in zijn stervensuur, opgesloten in een kamer in het paleis, waar hij verbannen uit de wereld mag leven of sterven, feitelijk doet dat er voor zijn vader Philips niet meer toe. De Infante was te gevaarlijk geworden en moest onschadelijk worden gemaakt.

Het cliché wil dat iemand in zijn laatste ogenblikken zijn leven aan zich voorbij ziet trekken. Hier gebeurt iets dergelijks met dien verstande dat we de voorbije gebeurtenissen te zien krijgen zoals ze door Carlos zijn gefantaseerd. Het is onduidelijk wat er mis was met deze jongeman maar hij functioneerde aan het hof op geen enkele wijze, zo wil men. Misschien was hij wel een fysiek gehandicapte borderliner met ADHD die er verder niet uitzag. Bedenk maar wat. Ongeschikt voor het hofleven, niet uit te huwelijken, een potentiële ramp als troonopvolger.

Carlos Elisabeth

Mary Elizabeth Willems (Elisabeth) en Leonardo Capalbo (Carlos)  (c) Opera Ballet Vlaanderen / Annemie Augustijns

Niettemin was er een match voor hem geregeld met de dochter van de Franse koning, Elisabeth van Valois. Dat was iets om naar uit te kijken voor deze 14-jarige puber. Maar dan gaat dit niet door en komt de eveneens 14-jarige Elisabeth naar het Spaanse hof als de nieuwe echtgenote van zijn 32-jarige vader Philips. Goed beschouwd was dit een royaal gebaar van de Spaanse koning naar zijn Franse collega. Voor Carlos is het een streep door de rekening en hij begint te fantaseren hoe het zou zijn geweest als Elisabeth en hij elkaar in Frankrijk hadden ontmoet. Het is te vergelijken met de jongensdroom over een onbereikbare liefde die veroverd kan worden door haar uit een brandend pand te redden.

De voorstelling begint in het klooster van San Yuste met de verschijning van Karel V. We beleven dit in de gefantaseerde herinnering van Carlos, gelegen op een bed. Alles wat volgt vindt plaats in diezelfde ruimte, feitelijk is het een Kammerstück. Na het bezoek van Posa volgt in de tweede scène een flashback naar Fontainebleau, de ontmoeting met Elisabeth en het moment dat de twee jonge tieners ter plekke verliefd werden. Dat dit korte moment van geluk nooit heeft bestaan, is voor Carlos niet aan de orde. Denk aan de ‘brandend pand’ metafoor. Zij hield van hem en is altijd van hem blijven houden, vandaar al die latere verwikkelingen.

In zijn op maat geslepen herinnering offert Carlos zich op en vertrekt om het volk van Vlaanderen te bevrijden van het juk van zijn vader en de Inquisitie. Maar hij, de held van het moment, wordt ook daarin de voet dwars gezet. Philips eist een dubbel offer, zowel Carlos als Elisabeth zullen moeten sterven. Dat is de prijs voor hun liefde. Gesproken als een echte puber, toch? Zo brengt Simons de twee werelden heel dicht bij elkaar en krijgt de toeschouwer iets mee van wat vermoedelijk de ware tragiek van de Infante is geweest.

Carlos Antwerpen

Auto da fe  (c) Opera Ballet Vlaanderen / Annemie Augustijns

The chorus puts the ‘grand’ in the Grand Opéra, las ik ergens. En de decors en het ballet vormen de visuele component. Simons’s productie voldoet zodoende niet aan de formele eisen om bestempeld te kunnen worden als een Grand Opéra. De decors van Hans Op de Beeck zijn grotendeels zeer ingenieuze videoprojecties. Het koor bevindt zich meestentijds achter het projectiedoek en is in de handeling gereduceerd tot statisch element dat de handeling becommentarieert. Het is een keuze die mede wordt bepaald door de situering van alle gebeurtenissen in de ruimte waarin Carlos is opgesloten. Hij regisseert daarin letterlijk alles, sleept bijvoorbeeld een voor een de op de grond liggende Vlaamse smekelingen het toneel op voorafgaand aan de Auto da fe.

Voor een ballet is in dit Kammerstück sowieso geen rol weggelegd. De beelden op het doek zijn gestileerd en doen vagelijk denken aan het werk van Giorgio de Chirico. De kostumering van Greta Goiris is fantasierijk met middeleeuwse accenten gekoppeld aan modieuze jaren ’50 stijlfiguren. Met name bij de aankleding van het koor heeft ze zich helemaal uitgeleefd. Bij de protagonisten gaat het er veel ingetogener aan toe. Zo loopt Elisabeth de hele voorstelling in een turquoise broekpak, op zich heel geschikt voor de scène in Fontainebleau maar weinig koninklijk. Anderzijds kan het natuurlijk duiden op de wijze waarop Carlos haar in zijn fantasie in dat liefdesmoment heeft gefixeerd.

Overigens is er zeer weinig gecoupeerd, de speeltijd van 210 minuten spreekt in dit opzicht duidelijke taal. Wat Simons brengt is een uitstekende lezing van dit grootse werk, een van Verdi’s meest aansprekende opera’s. Muzikaal was het zeer goed verzorgd. Alejo Pérez, de nieuwe chefdirigent van Opera Vlaanderen, had de zaken goed in de hand en liet het orkest tonen wat het waard is. Verder hield hij goed rekening met de zangers, ze hoefden niet tegen het geluid vanuit de bak op te boksen.

Niettemin waren de twee heren Carlos en Posa in de eerste scène onnodig luid, bijna schreeuwerig bezig, alsof het een wedstrijd was. In hun andere duetten hielden ze zich veel meer in. Leonardo Capalbo gaf overigens een uitstekende invulling aan de titelrol. Er werd een heleboel van hem gevergd doordat hij naast veel zingen ook zijn eigen fantasieën moest regisseren. Bariton Kartal Karagedik, eerder in Vlaanderen te gast in de titelrol van Le Duc d’Albe, was een prettig klinkende Posa.

Carlos drie

Leonardo Capalbo (Carlos), Andreas Bauer Kanabas (Philips), Kartal Karagedik (Posa)

Andreas Bauer Kanabas wist mij geheel te overtuigen als Philips II. Met name zijn topstuk, de monoloog ‘Elle ne m’aime pas’, was van grote klasse. Het verbale gevecht met Grootinquisiteur Roberto Scandiuzzi was een hoogtepunt in de voorstelling. Hier kijken we in de beerput van de samenleving ten tijde van de godsdienstterreur, feitelijk het historisch hart van de opera. Werner van Mechelen nam de rol van Karel V voor zijn rekening, goed gezongen.

Carlos Eboli

Raehann Bryce-Davis (Eboli)  (c) Opera Ballet Vlaanderen / Annemie Augustijns  (c) Opera Ballet Vlaanderen / Annemie Augustijns

En dan de beide dames. Eboli werd door de flamboyante mezzo Raehann Bryce-Davis neergezet als een hete bliksem met ‘maniertjes’. Acterend goed geslaagd en uitstekend gezongen. Mary Elizabeth Willems was een heel mooie Elisabeth. Technisch zeer goed verzorgd optreden, mooie klank hoewel hier en daar een tikje schel. Al met al een prima keuze voor deze rol.

Trailer van de productie:

Deze Don Carlos is een absolute aanrader. Weliswaar niet de originele Grand Opéra maar wel een hele grote opera. Er volgen nog 11 voorstellingen in Antwerpen en Gent.

Bezocht op 22 september 2019

DON CARLO(S). Een poging tot discografie

DON CARLOS in Antwerpen 2010

Met de zee valt net zo min te spotten als met het noodlot: De kinderen der Zee van Lodewijk Mortelmans

Mortelmans

Met de zee valt net zo min te spotten als met het noodlot. Beiden eisen hun tol ongeacht de omstandigheden, smeekbeden of omkooppogingen. Op de jonge Ivo rust een vloek: zodra zijn vrouw in verwachting raakt zal hij door de zee verslonden worden. Zo verging het zijn vader, zo is het ook zijn tweelingbroer vergaan.

Maar dat je niet aan je noodlot kunt ontkomen dat weet een ieder die ooit van Oedipus heeft gehoord en als het in de sterren staat dat je leven in de golven eindigt dan verdrink je, ook al is er geen zee in de buurt. Bij wijze van spreken dan want de zee, die is in de De Kinderen der Zee hoorbaar aanwezig.

Bij de eerste noten van de ouverture ruist het en deint het en stormt het… Hoe visueel wil je je noten hebben? Beeldender kan het niet, het is expressionisme ten top.

Mortelmans partituur

Mortelmans man

Lodewijk Mortelmans

Mortelmans affiche

De Kinderen der Zee van de Belgische componist Lodewijk Mortelmans (1868-1952) beleefde zijn première – zonder succes – in 1920 en de ontgoochelde componist bewerkte het tot een 90 minuten durende suite, waarvan nu de helft door Phaedra is opgenomen. Het laatromantische idioom spreekt mij zeer aan, net als het verhaal in verzen van Raf Verhulst. Sterker: ik ben behoorlijk onder de indruk.

Mortelmans achterkant

De uitvoering is meer dan subliem. Dirk Vermeulen laat het Württembergische Philharmonie Reutlingen spelen alsof hun leven er van afhangt, adembenemend!

Liesbeth Devos (Stella) is voor mij een ware ontdekking. Haar kristalzuivere sopraan is buitengewoon aangenaam om naar te luisteren en haar stemacteren bewonderenswaardig.

Peter Gijsbertsen zingt een ontroerende Ivo, in die rol is hij voor mij werkelijk onnavolgbaar. Wat is zijn stem toch mooi en warm geworden! Werner van Mechelen (Petrus) completeert de cast uit duizenden.

‘Ellen’ op de tekst van Frederik van Eeden (Gijsbrecht) en ‘Als de ziele luistert’ (Devos) completeren de ‘Mortelmans-sectie’, maar er zijn nog liederen en aria’s van Peter Aerts en August de Boeck.

Hieronder zingt Liesbeth Devos de Cantilene van Francesca uit La Route d’Emeraude van August de Boeck:

Deze cd is een MUST!


Voor meer informatie over Lodewijk Mortelmans zie: http://www.lodewijkmortelmans.be

LODEWIJK MORTELMANS:
De Kinderen der Zee (fragmenten
Ellen, een Lied van de Smart
PETER AERTS:
In Flanders’ Field
AUGUST DE BOECK:
C’est en toi, bien aimé
Cantilene van Francesca
Recitatief & Aria van Prinses Zonnestraal
Liesbeth Devos (sopraan), Peter Gijsbertsen (tenor), Werner van Mechelen (basbariton)
Württembergische Philharmonie Reutlingen olv Dirk Vermeulen
Phaedra PH 92097 • 77’

De romantische wereld van Lalo: LE ROIS D’YS

Lalo

Hoeveel operaliefhebbers kennen Le Roy d’Ys van Lalo? Volgens mij zijn er weinig mensen die er ooit van hebben gehoord, laat staan dat ze ooit de kans hadden de opera te zien. Totaal vergeten.

Hoe onterecht het is, bewijst de door Dynamic (33592) in april 2008 in Luik opgenomen voorstelling. Le Rois d’Ys is een zeer melodieuze opera met veel koorpartijen en duetten, en de muziek is romantisch en meeslepend.

Het libretto is eenvoudig: de dochters van de koning van Ys (een door de oceaan bedreigde stad) houden van dezelfde man. Wanneer hij voor Rozenn kiest, neemt Margared wraak. Samen met Karnac (vijand van de stad en de koning) opent ze de sluizen, met een overstroming als gevolg. Maar Margared wordt verteerd door schuldgevoelens en offert zich op door in het kolkende water te springen. De stad en haar bewoners zijn gered.

De enscenering is eenvoudig en realistisch. De overstroming wordt uitgebeeld als een enorme regenbui. Niet echt dreigend, maar ja, tenslotte beschikken we allemaal over een gezonde dosis verbeeldingskracht.

De cast is goed tot zeer goed. Gylaine Girard is een fantastische, evenwichtige Rozenn. Haar zeer flexibele sopraan heeft een bijzonder aangenaam timbre. Dit in tegenstelling tot de mezzo Giuseppina Piunti (Margared), die af en toe krijsend overkomt. Maar zij is zo bij haar rol betrokken dat ik het haar gauw vergeef.

Sébastien Guéze (Mylio) kennen we – onder anderen – van zijn fantastische vertolking van Romeo bij de ZaterdagMatinee in 2008. Hij beschikt over een prettige, lichte tenor met een onmiskenbaar Frans tintje, en zijn interpretatie is zeer roldekkend. Werner van Mechelen is een zeer goede Karnac. Aanbevolen!

Sébastien Guéze zingt in dezelfde productie maar dan uit Opera St.Etienne :

Édouard Lalo
La Roi d’Ys
Giuseppina Piunti, Guylaine Girard, Eric Martin-Bonnet, Sébastien Guéze, Werner van Mechelen e.a.
Orchestra and chorus of the Opéra Royal de Wallonie olv Patrick Davin
Regie: Jean-Louis Pichon

José van Dam neemt afscheid van De Munt met Don Quichotte van Massenet

Don Q

©Johan Jacobs/De Munt La Monnaie

Het moet een ultieme nachtmerrie zijn voor de baas van een operahuis: je hebt een belangrijke première, het orkest en de zangers staan in de startblokken en het publiek, inclusief een koninklijke gast (hier in de gedaante van de Belgische kroonprinses Mathilde) zit al in de zaal. En dan laat de techniek het afweten.

Het overkwam Peter de Caluwe, algemeen directeur van De Munt in Brussel, vlak voor de première van Don Quichotte van Massenet. ,,Vanmiddag werkte alles nog perfect”, verontschuldigde De Caluwe zich tegenover zijn gasten. ,,Maar nu laat de computer ons in de steek.”

Vervelend. Maar in de operabusiness, net als in het echte leven, kan altijd van alles misgaan. En live is live, wat eigenlijk ook zijn charme heeft. Ingeblikte perfectie betekent niet automatisch het ultieme genot. Het publiek is een en al begrip en in afwachting van wat er komen gaat, verplaatst het zich massaal richting foyer en drankjes.

Een uur later kan het feest dan eindelijk beginnen. En het werd een feest.

qu

José van Dam ©Michel Cooreman Events Photography

De voorstelling was in meerdere opzichten een echte verjaardag. Het was precies 100 jaar geleden dat Don Quichotte voor het eerst werd uitgevoerd in Brussel en met de rol van de dolende ridder nam José van Dam (dat jaar 70), één van de grootste Belgische zangers ooit, op een magistrale manier afscheid van De Munt, het operahuis waar hij 30 jaar aan was verbonden en waar hij zeer verschillende rollen heeft gezongen. De nieuwe productie werd dan ook speciaal voor hem gemaakt.

In zijn toelichting zei regisseur Laurent Pelly dat een voorstelling een droom is, waarin we binnenstappen. ,,De dromer, dat kan de toeschouwer zijn, of de auteur of het personage.”

Don Q

© Johan Jacobs/De Munt La Monnaie

Bij de aanvang van het stuk zit ‘de dromer’ in zijn stoel. Hij lijkt sprekend op Massenet zoals we hem van de foto uit die tijd kennen. Hiermee wordt meteen de link gelegd tussen de componist zelf (Massenet was toen hij de opera componeerde tot over zijn oren verliefd op Lucy Arbell, een 27-jarige mezzo die de rol van Dulcinée zong) en zijn held.

Hij is een dromer en een dichter. Hij is de toeschouwer, maar hij gaat ook een actieve deelnemer worden van de actie. Sterker nog: hij gaat de actie sturen, waardoor dingen gebeuren die anders nooit zouden zijn gebeurd. Hij is (ook in zijn aankleding) half ridder/half dichter. Half hier en half daar. Waar het ook moge zijn. Hallucinerend.

Het decor (Barbara de Limburg) bestaat voornamelijk uit stapels papier. Het zijn de ettelijke liefdesbrieven die Don Quichotte aan zijn geliefde schreef. Papierbergen die zich onder het balkon van de schone Dulcinea opstapelen. Siërra’s van liefdesbrieven waarop de echte en gedroomde gevechten plaatsvinden.

Don Q

© Johan Jacobs/De Munt La Monnaie

De muziek is zeer onderhoudend en onmiskenbaar Spaans. Of wat wij als Spaans ervaren, met heel erg veel fandango en ‘olé’. Doorgecomponeerd, maar met aria’s. Verbazingwekkend energiek, maar ook waanzinnig lyrisch. Niet echt dagelijkse kost.

Het vereist dan ook een dirigent van formaat die met al die schakeringen weet om te gaan. Dat allemaal is Marc Minkowski op het lijf geschreven. Hij heeft meer lyriek in zijn linkerpink dan menig dirigent in zijn hele lichaam.

Het geluid dat hij het orkest wist te ontlokken was niet minder dan grandioos. Hij schuwde de sentimentaliteit niet en waar nodig zorgde hij voor de humoristische noot. Zo mooi, zo spannend, zo uitdagend heb ik de muziek nog nooit eerder gehoord. Het moet gezegd: hij heeft mijn hart gestolen.

Ook de cellist (het programmaboekje vermeldt helaas zijn naam niet) die voor de ontroerende solo in de Entr’acte tussen het vierde en vijfde bedrijf heeft gezorgd, verdient een eervolle vermelding.

Don Q

© Johan Jacobs/De Munt/La Monnaie

Werner van Mechelen (Sancho Panza) was voor mij de held van de avond. In zijn grote aria in de vierde akte (‘Riez, alle, riez de pauvre idéologue’) toonde hij zich niet alleen een stemkunstenaar van een superieure kwaliteit, maar ook een acteur waar je U tegen zegt. Bravo!

Don Q

© Johan Jacobs/De Munt La Monnaie

Silvia Tro Santafé (La Belle Dulcinéé) heeft mij lichtelijk teleurgesteld. Ze deed het beslist niet slecht, maar ik vond haar stem niet kruidig, niet sexy genoeg (luister maar eens hoe Teresa Berganza die rol vertolkte!). Voor mij was haar uitstraling ook niet erotisch genoeg. In de prachtige jurken, ontworpen door Pelly zelf, zag zij er beeldig uit, maar alleen daarmee breng je de harten van het hele dorp niet op hol.

Don Q

© Johan Jacobs/De Munt La Monnaie

José van Dam is Don Quichotte en Don Quichotte is José van Dam. Ik ken geen zanger die meer uit de rol wist uit te halen (Schaliapin daargelaten, maar voor hem werd de opera gecomponeerd). De keren dat hij de rol heeft gezongen zijn niet te tellen, gelukkig heeft hij het ook opgenomen.

Zijn stem is niet zo fris meer, het kan ook niet anders, maar hij heeft nog steeds de kracht. En zijn portrettering is werkelijk formidabel. Men leeft met de arme man en zijn wanen mee. Zijn sterfscène bezorgde mij kippenvel en tranen liepen mij over de wangen.

Bezocht op 4 mei 2010

DVD (Naïeve DR 2147)

quichotte-dvd

Tot mijn grote vreugde heeft de feestelijke productie een welverdiende uitgave op dvd gekregen. Koop de dvd en laat u verleiden door het werk, door de zangers, de prachtige en intelligente regie van Laurent Pelly en niet in laatste instantie door het orkest en de dirigent Marc Minkowski.

José van Dam, Silvia Tro Santafé, Werner van Mechelen, e.a.
Orchestre et Choers de la Monnaie olv Marc Minkowski
Regie: Laurent Pelly.