Roman_Burdenko

Semyon Kotko uit het Mariinsky op BluRay

Tekst: Peter Franken

Stage design for Prokofiev\’s opera Semyon Kotko, 1970 (tempera on plywood) by Levental, Valery Jakovlevich (b.1938); State Museum and Exhibition Centre ROSIZO, Moscow

Prokofjev componeerde dit werk in de jaren 1938-39 waarna de première plaatsvond op 23 juni 1940.

Links, Grigori Sokolnikov. Rechts, het originele verdrag van Brest-Litovsk in vijf talen: Duits, Hongaars, Bulgaars, Ottomaans Turks (met Arabische letters geschreven) en Russisch.

De handeling speelt zich af in een dorpje ergens in Oost-Oekraïne kort na de Vrede van Brest Litovsk waarbij de nieuw gevormde Russische Communistische Republiek vergaande concessies had gedaan. Zo was overeengekomen dat Russisch Oekraïne een semi onafhankelijke vazalstaat van Duitsland zou worden. Maar ‘op de grond’ waren in de lente en zomer van 1918 de verhoudingen nog lang niet uitgekristalliseerd en met die kennis voor ogen is het mogelijk de warboel aan groeperingen die de handeling van de opera bepalen enigszins te doorgronden.

Bedelende straatmuzikanten in Kiev, op de achtergrond kijken Duitse soldaten toe© IWM (Q 86621)

In het dorp waar de hoofdfiguur Semyon Kotko terugkeert na bijna vier jaar oorlog is de macht in handen van de Communistische Sovjet, feitelijk een dorpsraad met verstrekkende bevoegdheden, althans zo zien ze dat zelf. De Sovjet heeft have en goed van de plaatselijke grootgrondbezitter onder de dorpelingen verdeeld en de teruggekeerde soldaat Kotko wordt bij zijn terugkomst verblijd met de mededeling dat hij vanaf nu de eigenaar is van een flink stuk grond, een paar paarden en een kudde koeien.

De ironie wil dat ten tijde van het schrijven van het boek waarop het libretto is gebaseerd – Katayevs roman ‘I, Son of Working People’ uit 1937 – Kotko zonder meer zou zijn gebrandmerkt als ‘kulak’ en waarschijnlijk al hoog en breed zijn gedeporteerd.

Delegates from the Ukrainian People’s Republic and the Central Powers during a break in the negotiations in Brest-Litovsk, early February 1918

Intussen woedt er een burgeroorlog tussen de Roden en de Witten waarbij laatstgenoemden het regime van Lenin omver willenwerpen en uiteraard Brest Litovsk willen herroepen. Daar tussendoor lopen de Kozakken, van oudsher de Mobiele Eenheid van de Tsaar die in de opera een niet goed te duiden loyaliteit hebben. Aan de zijde van de Duitsers strijden de Haydamaks, een geuzennaam van Oekraïense onafhankelijkheidsstrijders die belang hebben bij de volledige implementatie van Brest Litovsk.

Al deze groeperingen maken op enig moment hun opwachting in Kotko’s dorp. Uiteindelijk behalen de Roden de overwinning maar hoe definitief dat is blijft ongewis. De regie heeft gekozen voor een algehele verzoening tussen de strijdende groepen in de vorm van een ludiek bedoeld ballet waarbij iedereen hetzelfde uniform draagt. Het einde is daarmee volstrekt onzinnig maar het ziet er allemaal wel aardig uit.

Kotko was voor hij vier jaar eerder vertrok officieus verloofd met Sofya, de dochter van Tkachenko die iets hoger op de sociale ladder stond in 1914. Nu de kansen zijn gekeerd en Kotko als landeigenaar iets te bieden heeft kan hij formeel om Sofya’s hand vragen. Het Sovjet bestuur helpt hem een handje door de onwillige Tkachenko onder druk te zetten. Die probeert tijd te rekken in de hoop dat de communisten binnen afzienbare tijd zullen worden verslagen. De op handen zijnde ‘rode bruiloft’ wordt verstoord door de komst van de Duitsers met de Haydamaks in hun kielzog. Een serie verwikkelingen vol moord en doodslag, gelamenteer en een handvol andere oorlogsclichés volgt tot uiteindelijk het volk (?) zegeviert.

Prokofjev zag zich hier voor de taak gesteld een propagandastuk te componeren, net als korte tijd later het geval was met zijn Oorlog en Vrede. Als we dat voor lief nemen dan valt er muzikaal nog wel het een en ander te genieten. Visueel komt de toeschouwer sowieso niets tekort, het toneelbeeld is ronduit spectaculair met veel schitterend uitgevoerd toneelgeweld.

De opname is een verfilming van twee voorstellingen in maart 2014 maar werd pas in 2016 uitgebracht. Valery Gergiev heeft de muzikale leiding.

In de titelrol zien we de tenor Viktor Lutsyuk die een uitstekende vertolking geeft van zijn partij. Het is een zware rol maar hij geeft geen krimp. Ook acterend komt hij vrij goed uit de verf.

Zijn directe tegenstrever is Sofya’s vader die samenspant met de onteigende grootgrondbezitter en iedereen die de vroegere status quo probeert te herstellen. Dit minder prettige personage wordt ten tonele gevoerd door de bas Gennady Bezzubenkov. De man zingt en acteert prima en wordt geholpen door een onprettige grijns waardoor je automatische een afkeer van hem krijgt. Zijn dochter Sofya is in handen van sopraan Tatiana Pavlovskaya, mooie rolinvulling.

De Sovjet is aanwezig in de persoon van voorzitter Remeniuk, gespeeld door een vrijwel onherkenbare Evgeni Nikitin die zijn reputatie alle eer aandoet. En verder Tsariov, de onvermijdelijke matroos, vertolkt door bariton Roman Burdenko.

Daarnaast komt er nog een peloton aan bijfiguren en figuranten langs die stuk voor stuk goed werk leveren. Al met al een goede opname van een problematisch werk.

Cd-recensie:

https://basiaconfuoco.com/2022/01/09/semyon-kotko-uit-het-mariinski-theater/

Semyon Kotko in Amsterdam:

Liefde voor dochter van een overbezorgde vader met dodelijke afloop eindigt in een gesticht.

Tekst: Neil van der Linden

Hoe het verder met Rigoletto afloopt na de dood van zijn dochter komen we in Verdi’s opera niet te weten. In deze enscenering bij De Nationale Opera, een herneming uit 2017 lijkt het erop dat hij in een penitentiaire inrichting is terecht gekomen, waar hij alles als in een nachtmerrie herbeleeft. Rigoletto is van begin tot eind op het toneel, ook als hij niet betrokken is bij de handeling. Dat past bij het idee dat hij alles telkens maar weer herbeleeft in zijn eigen verbeelding.

Natuurlijk geldt voor de hele opera dat als Rigoletto had geweten hoe het zou aflopen, namelijk met de dood van zijn dochter, hij alles anders zou hebben gedaan. Dat geldt overigens voor zoveel van ons bij zoveel dingen die ons in het leven is overkomen. Dat is de universele betekenis van Rigoletto.

Het bijzondere van de enscenering is dat Rigoletto getuige lijkt te zijn van elke volgende schakel in het tragische verhaal van hem en zijn dochter. Alsof hij bij elke stap nog zou kunnen ingrijpen en alles zou kunnen terugdraaien. Alleen lijkt hij als een zombie door zijn eigen levensverhaal rond te lopen, bij vol bewustzijn maar zonder ook maar iets te kunnen uitrichten.

Het doet mij ook denken aan wat ik vaak in dromen heb, dat ik iets zie gebeuren maar niet kan ingrijpen. Ik zie nu ook voor me het beeld  uit de film ‘’ van Christopher Nolan waarin een vader na een reis door ruimte en tijd zijn dochter in een andere dimensie terug ziet en haar niet kan bereiken terwijl hij zich ‘naast’ haar bevindt.

Op Gilda, Rigoletto en ook hun huishoudster Giovanna na zijn alle personages in het wit, inclusief de Hertog van Mantua. Sanatoriumpersoneel of medepatiënten. Dragen ze dokterskleding of zijn het dwangbuizen?

We zien Gilda vierdubbel: op het toneel sopraan Aigul Khismatullina als de adolescent, en als jong meisje van zes, zeven, acht, gespeeld door een kind-actrice. Het is de leeftijd waarin haar vader Rigoletto haar lijkt te willen houden; het kind draagt echter een dodenmasker, en blikt vooruit op de tragische afloop. Dit alles wordt verdubbeld in levensgroot over achter- en zijwand geprojecteerde filmbeelden met Aigul Khismatullina en de kind-actrice. Die zien we in een op zichzelf ruime woning met uitzicht naar buiten, maar waarvan de ramen zijn afgesloten door tralies. De kinderjaren waarin Rigoletto zijn dochter wil opsluiten zijn een gevangenis. En we weten: als ouders een kind de ene kant opdwingen, gaat ze vaak juist de andere kant op.

Geprojecteerde kindertekeningen spelen een rol in het decor, eentje bijvoorbeeld waarin het jonge meisje de figuur van de moeder wegkrast met zwart viltstift. Iets dat later terugkomt als een kindertekening over de hele wand van de gevangenis geprojecteerd wordt. Centrale elementen zijn weer die doorgekraste moederfiguur en een kind dat opgesloten zit in een kooi; Gilda’s kindertrauma’s, wil het beeld zeggen. Gilda begint de hele tekening verder te bekrassen, na de moeder eerst zichzelf in de kooi en vervolgens de rest van de hele tekening, zodat via de projectie alle wanden op het toneel bijna volledig zwart worden.

Mooi gevonden. Maar de manier waarop de bijna volwassen Gilda vervolgens ook met tekeningen rondzeult ligt er te dik bovenop en doet dan weer afbreuk aan het idee. Idem dito: de kind-Gilda die met enorme stapel pluche beesten (‘knuffels’) speelt is aandoenlijk, maar de volwassen Gilda die de grote hoeveelheid van die pluche dieren op het toneel neersmijt is van dik hout zaagt men planken. Wat misschien naar de keel had moeten grijpen, verkeert een beetje in het tegendeel

Ook de maskers die het koor aan het begin op heeft met (ik denk) het gezicht van Rigoletto (of is het de Hertog, die Rigoletto uitlacht?) zijn in uitwerking niet meer dan een vondstje en leiden in feite af, mede omdát ik me moet afvragen wiens portret we nou precies zien.  (Waarschijnlijk inderdaad Rigoletto zelf, ook omdat het personage van de graaf Monterone die de vloek (de ‘Maledizione’) uitspreekt over Rigoletto er precies uitziet als Rigoletto, waarmee de regie nogmaals benadrukt hoe Rigoletto het noodlot over zichzelf afroept.)

Als de regie consequenter was geweest, onder meer door spaarzamer te zijn met dit soort symboliek, dan zou deze Rigoletto in uitwerking een soort Uit een Dodenhuis zijn geweest. Sommige van die beelden leiden op zulke momenten ook af van de vaak wonderschone prestaties van de zangers.

De Nationale Opera heeft is een fraaie relatief  jonge cast bijeen gebracht.

Bariton Rigoletto, de Rus Roman Burdenko, heeft vocaal veel fraaie momenten en met zijn jeugdige uiterlijk overtuigt hij als een nog jeugdige vader. Dat hij slechts matig gebocheld is en verder alleen met een stok loopt laat hem afwijken van het klassieke beeld van een zwaar gebochelde, die daarom een maatschappelijke verschoppeling zou zijn. Maar het helpt hem menselijke dichterbij te brengen. Ik zou hem wel wat minder vaak hebben laten rond hinken. Ook hier verkeerde de symboliek wel eens in het tegendeel en leek het eerder op onzekerheid van de acteur. Burdenko’s stem is van een fraai timbre. Hij wappert soms wat, maar herpakt zich ook telkens weer.

De Tataarse sopraan Aigul Khismatullina zou misschien ook een interessante Senta zijn geweest in De Fliegende Holländer, waarvan de uitvoering in de NRT-matinee afgelopen zaterdag het moest doen met een invalster uit de Walküren-klasse. De historische sopraan Marie Lehmann combineerde deze rollen ook. En gelukkig was Aigul Khismatullina hier nu ook als Gilda. De paar overbodige handelingen die ze moest verrichten leidden zoals gezegd wel af, maar wat overbleef was een gevoelige breekbare benadering van de rol met moeiteloos lijkende vocale beheersing.

In het libretto van Piave en Verdi is de rol Hertog van Mantua wat onevenwichtig. Juist in deze enscenering waarin Rigoletto de Hertog ook in diens monologen ‘afluistert’ komt tot uiting dat hij oprecht lijkt te voelen voor Gilda.  Maar zonder veel psychologische plichtplegingen laten Piave en Verdi hem meteen daarop al als in vuur en vlam raken voor Maddalena, de zuster van de huurmoordenaar Sparafucile.  

De Mexicaans-Amerikaanse tenor René Barbera laat zich deze wispelturigheid in het libretto met zichtbaar plezier welgevallen als een karaktereigenschap van de Hertog, die als personage daarom  des te minder sympathie verdient, maar wat de zanger des te innemender maakt. De rol is natuurlijk deels bedoeld als vehikel voor een spinto tenor en ook op dat punt kwijt René Barbera zich geweldig van zijn taak.

Ook kleinere rollen zijn mooi bezet: Sparafucile Alexander Köpeczi, Maddalena Maya Gour, Giovanna Eva Kroon, Il Conte di Monterone Frederik Bergman en Marullo Martin Mkhize; en in de kleinste rollen vier leden van De Nationale Opera Studio Salvador Villanueva als Borsa, Joe Chalmers en Martina Myskohlid als Graaf en Gravin van Ceprano en Daria Brusova als Page, die allemaal toch een volwaardige rol op het toneel krijgen, waarmee de Studio wederom zijn waarde als instituut bewijst.

Het operakoor zal het bij het repeteren best lastig hebben gehad in de vele snelle passages waarin het ergens achter bovenin op het toneel staat terwijl het synchroon moet blijven met het orkest daar vooronder in de bak. Dirigent Antonino Fogliani bracht dit alles nu behoorlijk in het gareel. Weer valt de fraaie sonore klank van het koor op. Het Nederlands Philharmonisch Orkest klonk bij dit alles ook als uit één geheel gegoten.

Trailer:

Giuseppe Verdi: Rigoletto
Libretto:  Francesco Maria Piave

Il Duca di Mantova  René Barbera
Rigoletto  Roman Burdenko
Gilda  Aigul Khismatullina
Sparafucile   Alexander Köpeczi
Maddalena  Maya Gour
Giovanna  Eva Kroon
Il Conte di Monterone  Frederik Bergman
Marullo  Martin Mkhize
Borsa  Salvador Villanueva*
Il Conte di Ceprano  Joe Chalmers*
La Contessadi Ceprano  Martina Myskohlid* 
Paggio della Duchessa  Daria Brusova*
Usciere di corte  Peter Arink

* De Nationale Opera Studio

Nederlands Philharmonisch Orkest olv Antonino Fogliani 
(2, 5, 8, 10, 13, 24 en 29 sep), en Marco Alibrando (18 en 20 sep)
Regie:  Damiano Michieletto
Decor:  Paolo Fantin
Kostuums:  Auguste Cavalca
Video: Roland Horvath
Koor van De Nationale Opera, instudering  Edward Ananian­-Cooper

Gedeeltelijk herziene herneming van een productie uit 2017.

Foto’s Bart Grietens

Gezien 10 september bij de Nationale Opera, Amsterdam

Over productie uit 2017:

Rigoletto in gekkenhuis: Damiano Michieletto weet het beter dan Verdi

Discografie:

Rigoletto: discografie

Rigoletto op locatie:

Rigoletto op locatie in Mantua was één van de grootste operasensaties in 2010

Asmik Grigorian als verbindend element in Il Trittico

Tekst: Peter Franken

Tijdens de Salzburger Festspiele van 2022 ging extra veel aandacht uit naar Christof Loy’s productie van Il Trittico. Dat had in eerste aanleg van doen met Loy’s keuze om de geijkte volgorde van de drie eenakters te wijzingen. Als eerste Gianni Schicchi, vervolgens Il tabarro en als slotstuk Suor Angelica.

Nu ik een opname van de voorstelling op de recent uitgekomen Bluray heb gezien kan ik me daarin goed vinden. Na een kluchtig begin volgt een uitgesproken veristische opera met melancholie, opgekropte emoties, wraakgevoelens en doodslag. Het vormt de opmaat tot het slotdeel: de gang naar de hel. Een emotionele hel weliswaar maar niettemin de hel.

De kabbelende dialogen tussen de zusters kunnen niet verhullen dat het hier een groep vrouwen betreft die tot levenslange opsluiting zijn veroordeeld waarbij ze ook nog eens maar drie dagen per jaar een paar zonnestralen kunnen zien, mits het niet bewolkt is natuurlijk. En ze hebben weinig anders om handen dan bidden en elkaar in de gaten houden.

Natuurlijk zitten er verdoolde zielen bij die menen daar vrijwillig te zijn, gewoon het ontkennen van maatschappelijke druk. Angelica zit er in elk geval voor straf, uit het leven verbannen en dat krijgen we tegen het einde als een orkaan over ons heen.

Daarmee wordt duidelijk wat Loy heeft beoogd met de gekozen volgorde. De voorstelling is geheel en al opgezet als stervehikel voor Salzburgs publiekslieveling Asmik Grigorian en Loy laat haar rustig naar haar emotionele hoogtepunt toewerken. Sowieso zou ze na Suor Angelica geen noot meer hebben kunnen zingen en nu is dat niet meer aan de orde en kan Grigorian in elke opera de show stelen.

Trailer:

GIANNI SHICCHI

In Gianni Schicchi is dat uiteraard maar ten dele het geval, Lauretta’s ‘O mio babbino caro’ is dan wel een van Puccini’s bekendste aria’s maar uiteindelijk draait het toch gewoon om Schicchi.

De Georgische bariton Misha Kiria speelt zijn personage zoals de familie Donati hem ziet: een onbeschaafde lomperik van buiten de stad. Hij laat zich door zijn dochter lijmen om over zijn afkeer van die hebberige snobs heen te stappen maar weet hen tegelijkertijd een enorme loer te draaien. Eind goed al goed.

Loy brengt het stuk zonder veel franje, gewoon rechttoe rechtaan met vooral wat kleine visuele grapjes maar zonder ongerijmdheden. Het is aardig om naar te kijken en vormt een geslaagde opening van het drieluik. Grigorian zingt haar aria toepasselijk als een jong meisje en Alexey Neklyudov doet zijn best iets moois over Florence te zingen. Zijn Rinuccio had beter gekund, de zang is maar net aan. Verder is het vooral goed verzorgde ensemblezang.




IL TABARRO

In Il tabarro toont het toneel de kajuit van een binnenvaartschip, gelegen aan een kade ergens in de stad. Er wordt van alles uitgeladen waaronder een paar meubelstukken waardoor er op de kade een kleine huiskamer lijkt te zijn ontstaan. Trappen leiden naar het straatniveau maar alles en iedereen komt beneden zijn of haar opwachting maken.

De nabijheid van het stadsleven verscherpt de emotionele crisis waarin Giorgetta zich bevindt. Zij sterft een langzame dood in de benauwde kajuit tussen een bed en een fornuis, alleen met een veel oudere echtgenoot en de herinnering aan haar jonggestorven kind. In het duet met Luigi, waarin ze terugkijkt op haar jeugdjaren in de wijk Belleville, komt dit duidelijk naar voren.

Asmik Grigorian zingt “È ben altro il mio sogno”:

Asmik Grigorian is uitstekend op dreef als de gefrustreerde Giorgetta, die haar man Michele niet echt iets verwijt, maar gewoon wil toegeven aan het verlangen naar een gepassioneerde liefdesrelatie, en wel met iemand van haar leeftijd en beslist ook niet op een schip. Haar duet met Luigi, vertolkt door een van haar favoriete tegenspelers Joshua Guerrero, komt nogal afstandelijk over. Ze houden veel afstand, maar dat zal vooral uit angst zijn dat Michele hen zo samen ziet.

Roman Burdenko is aandoenlijk als Michele, de man is diep ongelukkig en uit frustratie doodt hij Luigi. Hij had hem ook gewoon een pak rammel kunnen geven en wegsturen maar dat was niet genoeg. Zelfs in een relatief moderne setting werkt dit verismo cliché vrij overtuigend. Elk van de die protagonisten heeft een solo maar verder is het een doorgecomponeerd werk dat zwaar leunt op dialogen. Goed gebracht, en dat is hier het geval, is het erg spannend.

SUOR ANGELICA

Net als in de voorgaande delen gebruikt Loy ook in Suor Angelica de volledige breedte van het toneel. Met al die rondlopende nonnen is dat toch redelijk gevuld, ondanks het vrijwel ontbreken van decorstukken. Behalve een achterwand met een deur is er weinig te zien. Een paar stoelen en een tafeltje waar Angelica aan zit. Verder een minimaal hoekje met kruiden. Het is allemaal erg naturalistisch en pas op het einde merk je dat de regie de handeling zich laat afspelen in het heden. Dat heb je met die tijdloze habijten.

Trillend van de zenuwen staat Angelica hier haar tante te woord. Als deze slechts spreekt over de noodzaak haar erfdeel op te geven ten gunste van haar jongere zus en met geen woord rept over Angelica’s zoontje, gaat deze door het lint.

Grigorian maakt hier een bloedstollende scène van, waarin ze tante dreigt met de afkeuring door Maria, immers ook een moeder. Als tante dan eindelijk toegeeft dat Angelica’s zoontje al twee jaar dood is slaakt haar nicht een paar kreten als van een gewond dier en vliegt ze haar woedend aan. Vervolgens draait ze zich om, krabbelt haar handtekening en gooit de hele papierwinkel met opbergmap en al in de richting van La Zia Principessa. Die veegt snel de zaak bij elkaar en maakt dat ze wegkomt.

Karita Mattila en Asmik Grigorian vormden eerder dat seizoen al een vergelijkbaar koppel in Jenufa, de productie in de Royal Opera met Mattila als Kostelnicka en Grigorian in de titelrol. Daar hielden beiden zich nog redelijk in maar hier laat de regie beide personages volledig vrij in het tonen van hun wederzijdse afkeer en woede.

Tante Zia had haar nicht het liefst dood aan getroffen. Boetedoening is niet genoeg, het gaat haar om wraak, ook zij voelt zich slachtoffer van de geschonden familie eer. Maar ze verbergt dat achter een masker van godvruchtigheid waarachter een helleveeg schuilgaat.

Angelica realiseert zich dat ook en beseft dat ze in dat klooster niets meer te zoeken heeft, in het leven ook niet trouwens. Ze ontdoet zich van haar habijt, trekt een eenvoudig zwart jurkje aan en steekt een sigaret op. Maar ze loopt niet naar buiten op haar pumps. In plaats daarvan vergiftigt ze zichzelf met haar eigen kruiden.

Plotseling beseft ze nu verdoemd te zijn en roept de Heilige Maagd aan, immers ook een moeder. Ten teken dat ze niet in de hel is beland laat Loy een jongetje het toneel op lopen: haar overleden zoontje. Dan moet ze wel in de hemel zijn is de conclusie.

De melodielijn van Angelica’s aria ‘Senza mamma’ is al vroeg in het stuk waarneembaar. De aria zelf is het emotionele hoogtepunt in dit stuk. Grigorian begint aarzelend alsof ze bang is dat haar stem elk moment kan breken. Vervolgens laat ze haar volume heel geleidelijk aanzwellen tot een hartverscheurende climax. Ze is een ervaren Butterfly maar hier brengt ze het tonen van intens gevoelde emotie op een nog hoger niveau. Ik kreeg er tranen van in mijn ogen.

Senza Mamma:

Het complete einde van de oper:



Het Staatsopernchor heeft een bescheiden rol in het geheel. Uit de bak klinkt de orkestrale begeleiding door de Wiener Philharmoniker. Franz Welser-Möst heeft de muzikale leiding.

Foto’s: © Monika Rittershaus

Verismo at the Amstel: we missed Sicily but we had voices!

pagliacci-dena-us5mb_5794

Brandon Jovanovich (Canio) (© The National Opera / photo BAUS

Let’s clear up a misunderstanding: Cavalleria Rusticana by Mascagni and Pagliacci by Leoncavallo have almost always and almost everywhere been billed as a diptych but they are certainly not that. It was just a convenient solution: two short operas that matched each other in terms of musical language and emotions could easily be programmed on one evening. The fact that the composers were more or less the same age and that their operas were created at the same time was also a bonus. But to say that they belong together and that they should always stay together? No.

Also the order: first Cavalleria and then Pagliacci is not really fixed. That too, after more than a hundred years just became tradition. A tradition that no longer has been strictly followed for years. So there is nothing revolutionary about changing the order. Personally, I’ve seen several performances that started with the ‘Prologo.’ Something that seems quite logical to me.

Robert Carsen is one of the greatest opera directors in the world. His theatre-in-theatre vision is still valuable, after all he became famous for it, but with this staging he went back, as it were, to his early years in Antwerp. Everything that worked as an eye-opener at the time now looks quite old-fashioned and second hand. How many times before have we seen rows of empty chairs? Sigh.

pagliacci-dena-usdsc_5720

© De Nationale Opera / photo BAUS

And yet… He is and remains perfect at Personenregie. His mise en scène, although sometimes I don’t care for it it, is certainly of the highest level. Above all, his staging of Pagliacci is nothing less than phenomenal. The fact that the stage is almost bare doesn’t matter, because that magnifies the emotions of the characters, also because Carsen allows the singers to play out the ‘veristic’ aspects which really works very well. So good, in fact, that at the intermission I left the auditorium with a tearful face.

Compared to the first half, Cavalleria Rusticana was a cold shower. Here, all emotions were degraded to below zero, as people were only rehearsing for the performance of – how do you guess? – Cavalleria Rusticana. Interesting, though, but haven’t we seen that a thousand times before? Think of Carsens Don Giovanni for La Scala. Or his Hoffmann for Paris. So second-hand.

The story itself was mutilated so terribly that at a certain moment I lost my mind and thought that Santuzza’s aria was cut in half. It wasn’t, but it reflects the confusion. I’m not going to complain about it anymore, but forget about Sicily, forget about Easter Sunday. ‘A te la mala Pascua’, for me the key to the opera, was translated as ‘I wish you a miserable day.’  It felt just as strange as Puccini would be played by a small baroque ensemble with Emma Kirkby as Tosca. Every period has its own rules and verismo is about raw reality.

Pagl Lorenzo

Lorenzo Viotti © Ron Jacobi

With this ‘diptych’ Lorenzo Viotti, our new chief conductor, made his debut with the National Opera almost two years earlier than scheduled. It was more than exciting: for us, for the orchestra but most of all for Viotti himself. I have to say that the acquaintance made me quite happy. Not that everything went so fantastically and flawlessly, that wasn’t possible either.  Imagine standing in his shoes!

I think Viotti has more affinity with Pagliacci than with Cavalleria and that was audible. His Pagliacci was extremely exciting. He did not shy away from big outbreaks but also took the time for moments of reflection. All these emotions were audible in the orchestra pit, which reinforced the sensation.

For ‘Cavalleria’ the music was on a low heat and the famous Intermezzo was played so faintly that nobody applauded, despite the small break, meant for the applause that did not come. But perhaps it also had to do with the concept of Carsen? Hard to say.

Anyway, enough complaining, because the most important thing in the opera is the singing, which was simply terrific! What we got was no less than the ‘sternstunde’ you’ve been experiencing so rarely these days. And to think that the most protagonists made their debut in their roles!

First and foremost: kudos to the chorus of the National Opera. They carried the opera on their shoulders (sometimes literally). They played, they acted, they walked in and out of the auditorium, and in Pagliacci they even became the spectators: as it should be. And ‘in between’ they sang, and how! I really do take my hat off to that.

PAGLIACCI

pagliacci-dena-us5mb_5783

Brandon Jovanovich (Canio) (© De Nationale Opera / photo BAUS)

Brandon Jovanovich made his double debut: it was his first Canio and it was the first time he sang with the DNO. Why did we have to wait so long to hear this great American tenor in real life? His portrayal of the clown who does not want to be a clown was of the highest level. And, let me tell you: I cried at his ‘ Vesti la giubba. ‘ I really cried. And that’s what the opera is about, isn’t it? Thanks Brandon!

pagliacci-dena-usdsc_5909

© De Nationale Opera / photo BAUS

His Nedda was sung by a now major star on the opera firmament: Ailyn Pérez. What can I say? That her fame is not undeserved and that it has not come out of the blue? Her quicksilver coloraturas were a delight to the ear and her performance worthy of a movie star.

pagliacci-dena-us_23m6365

© De Nationale Opera / photo BAUS

Mattia Olivieri was a beautiful, sensual Silvio. With his creamy baritone he managed to convey his feelings for Nedda. Although I personally think it was more lust than anything else (don’t tell! #metoo listens in!).

pagliacci-dena-us_csl4380

(© De Nationale Opera / photo BAUS)(© De Nationale Opera / photo BAUS)

I was very pleased to be introduced to the young tenor Marco Ciaponi (Beppe). His role was small, but I heard great potential!

And then we arrive at Tonio/Taddeo/prologo: Roman Burdenko. I am not often lost for words, but this time I was really speechless after the performance of this baritone. It was even more impressive because after intermission he continued as Alfio, in:

CAVALLERIA RUSTICANA

cavalleriarust-us5mb_6005

Roman Burdenko (© De Nationale Opera / photo BAUS)

And if you list all the roles he sang in one evening without a break, you can’t help but bow your head in admiration.

cavalleriarust-us5mb_5976

Brian Jagde (Turiddu) and Anita Rachvelishvili (Santuzza) (© De Nationale Opera / photo BAUS

I had heard Brian Jagde (his name is pronounced the German way) twice before. Once live, in Verdi’s Requiem. The second time was on the DVD recording of Das Wunder der Heliane by Korngold, where he performed about the best Stranger in history. I was more than anxiously awaiting his debut as Turiddu. Not in vain. Jagde was the Turiddu of many girl’s dreams: attractive, seductive, macho, but with a small heart. Wonderful.

cavalleriarust-us_dsc5551

Rihab Chaieb (Lola) and Brian Jagde (Turiddu) © De Nationale Opera / photo BAUS

Rihab Chaieb was a Lola as we remember from old Italian films. Her dress, her hairstyle, her presence resembled none other than Gina Lollobrigida. Very sensual and provocative, as it should be. We’ll hear more of her.

cavalleriarust-us_csl4547

(© De Nationale Opera / photo BAUS

Elena Zilio (mama Lucia) sang incredibly well, but her character didn’t really come into its own. Actually she was totally left to her own devices by Carsen and that’s a pity.

But the real star of the evening was the Georgian mezzo-soprano Anita Rachvelishvili. My God, how wonderful she was! I would have liked to hear her in a different, more realistic staging of the opera. One, where she can let go of all her emotions – and she has them all ready – without the armour of ‘the rehearsal’.

All in all: don’t miss it. Even if it is only because of the singers!

Trailer of the production:

Final applause (© Ron Jacobi)

Ruggero Leoncavallo: Pagliacci
Pietro Mascagni: Cavalleria rusticana
Brandon Jovanovich, Ailyn Pérez, Roman Burdenko, Mattia Olivieri, Anita Rachvelishvili, Brian Jagde, Elena Zilio, Rihab Chaieb
Netherlands Philharmonic Orchestra and Choir of the National Opera (rehearsal Ching-Lien Wu) conducted by Lorenzo Viotti.
Directed by Robert Carsen

Seen on 5 September 2019

In Dutch:
Verisme aan de Amstel mist Sicilië, maar de zangers maken alles meer dan goed

About Cavalleria Rusticana:
Is verismo dead? Part 1: Cavalleria Rusticana

Translated with http://www.DeepL.com/Translator

Verisme aan de Amstel mist Sicilië, maar de zangers maken alles meer dan goed

pagliacci-dena-us5mb_5794

Brandon Jovanovich (Canio) (© De Nationale Opera / foto BAUS

Even een misverstand uit de wereld helpen: Cavalleria Rusticana van Mascagni en Pagliacci van Leoncavallo worden dan al meer dan honderd jaar bijna altijd en bijna overal als een bij elkaar horende tweeluik gespeeld maar een tweeluik zijn ze allerminst. Het kwam gewoon goed uit: twee korte opera’s die qua muzikale taal en emoties niet voor elkaar deden konden makkelijk op één avond worden geprogrammeerd. Dat de componisten zowat elkaars leeftijdsgenoten waren en dat hun opera’s in min of meer in dezelfde tijd zijn ontstaan was gewoon meegenomen. Maar om te zeggen dat ze bij elkaar horen en dat ze altijd bij elkaar moeten blijven? Nee.

Maar ook de volgorde: eerst Cavalleria en dan Pagliacci staat niet echt vast. Ook dat is er zo stilletjes aan in geslopen en na die meer dan honderd jaar gewoon traditie geworden. Een traditie die al jaren eigenlijk niet meer strikt wordt gevolgd. Er is dus niets revolutionairs aan om de volgorde om te gooien. Zelf heb ik al een paar voorstellingen gezien die met de ‘Prologo’ beginnen. Wat mij eigenlijk best logisch lijkt.

Robert Carsen behoort tot de grootste operaregisseurs ter wereld. Zijn theater-in-het-theater visie mag er nog wezen, daar is hij tenslotte beroemd om geworden, maar met deze enscenering ging hij als het ware terug naar af, naar zijn beginjaren in Antwerpen. Alles wat toen als eye-opener werkte doet nu behoorlijk ouderwets en tweedehands aan. Hoe vaak hebben we al niet de rijen lege stoelen mogen aanschouwen? Zucht.

pagliacci-dena-usdsc_5720

© De Nationale Opera / foto BAUS

Maar, maar …. Hij is en blijft een fantastische personenregisseur. En zijn mise-en-scène, al vind ik er soms niets aan is zeer zeker van het hoogste niveau. En het allerbelangrijkste: zijn enscenering van Pagliacci is niet minder dan fenomenaal. Dat de bühne vrijwel kaal is doet er niet toe want daardoor worden de emoties van de personages uitvergroot, ook omdat Carsen ze toestaat om op zijn ‘veristisch’ uit te pakken en dat werkt. Zo goed zelfs dat ik de pauze met betraand gezicht ben in gegaan .

Des te groter werd de ‘koude douche’ die hij als Cavalleria Rusticana heeft gepresenteerd. Hier werden alle emoties tot onder nul gedegradeerd, men was immers alleen maar met de repetities voor de voorstelling van – hoe raad je het al? – Cavalleria Rusticana bezig. Interessant, dat wel, maar: hebben we het al niet duizend keer gezien? Denk aan Carsens Don Giovanni in La Scala. Of zijn Hoffmann in Parijs. Tweedehandsje dus.

 Het verhaal zelf werd daardoor zo verschrikkelijk verminkt dat ik op bepaald moment de kluts kwijtraakte en dacht dat Santuzza’s aria in tweeën werd geknipt. Dat was niet zo, maar dat geeft de verwarring weer. Ik ga er verder niet meer over zeuren, maar: vergeet Sicilië, vergeet de Paaszondag. ‘A te la mala Pascua’, voor mij dé spil waar de opera om draait werd vertaald met ‘ik wens je een ellendige dag’. Het voelde net zo vreemd aan als Puccini gespeeld zou worden door een klein barokensemble met Emma Kirkby als Tosca. Elke periode heeft zijn regels en bij het verisme gaat het om de rauwe realiteit.

Pagl Lorenzo

Lorenzo Viotti © Ron Jacobi

Met de ‘tweeluik’ maakte Lorenzo Viotti, onze nieuwe chefdirigent zijn bijna twee jaar vervroegde debuut bij De Nationale Opera. Het was meer dan spannend: voor ons, voor het orkest maar het meest voor Viotti zelf. Ik moet eerlijk zeggen dat de kennismaking mij behoorlijk blij maakte. Niet, dat alles zo fantastisch en vlekkeloos is gegaan, dat kon ook niet. Ga maar in zijn schoenen staan!

Ik denk dat Viotti meer affiniteit heeft met Pagliaccio dan met Cavalleria en dat was hoorbaar. Zijn Paljas was buitengewoon spannend waarbij hij geen heftige uithalen schuwde en ook de tijd nam voor momenten van bezinning. Al die emoties waren in de orkestbak hoorbaar, wat de ontroering nog versterkte

Bij ‘Cavalleria’ stond de muziek op een zwak pitje en de beroemde Intermezzo werd zo flauw gespeeld dat er zelfs geen opendoekje volgde, ondanks de kleine pauze, bedoeld voor het applaus dat dus niet kwam. Maar wellicht had het ook met het concept van Carsen te maken? Moeilijk te zeggen.

Maar goed, genoeg geklaagd, want dat, wat bij de opera het belangrijkste is, de zang, dat was gewoon formidabel! Wat we kregen was niet minder dan het “sternstunde’ wat je de laatste tijd echt zelden meemaakt. En dan te bedenken dat de protagonisten hun debuut in hun rollen maakten!

Allereest: kudo’s aan het koor van de Nationale Opera. Zij hebben de opera op hun schouders (soms letterlijk) gedragen. Zij speelden, zij acteerden, zij liepen de zaal in en uit, en bij de Pagliacci werden ze zelfs de toeschouwers: zoals het hoort. En ‘tussendoor’ zongen zij, en hoe! Daar neem ik werkelijk mijn petje voor af.

PAGLIACCI

pagliacci-dena-us5mb_5783

Brandon Jovanovich (Canio) (© De Nationale Opera / foto BAUS)

Brandon Jovanovich makte zijn dubbele debuut: het was zijn eerste Canio en het was de eerste keer dat hij bij DNO mocht zingen. Waarom moesten we zo lang wachten om die geweldige Amerikaanse tenor in het echt te mogen horen? Zijn portrettering van de paljas die geen paljas wil zijn was van het hoogste niveau. En, zal ik u wat verklappen? Ik moest om zijn ‘Vesti la giubba’ huilen. Echt huilen. En daar gaat de opera toch over? Bedankt Brandon!

pagliacci-dena-usdsc_5909

© De Nationale Opera / foto BAUS

Zijn Nedda werd gezongen door een inmiddels grote ster aan het operafirmament: Ailyn Pérez. Wat zal ik zeggen? Dat haar roem niet onverdiend is en niet uit de hemel is komen vallen? Haar kwikzilveren coloraturen waren een streling voor het oor en haar optreden filmster waardig

pagliacci-dena-us_23m6365

© De Nationale Opera / foto BAUS

Mattia Olivieri was een mooie, sensuele Silvio. Met zijn smeuïge bariton wist hij zij gevoelns voor Nedda over te brengen. Ale denk ik zelf dat het meer lust dan iets anders was (niet doorvertellen! #metoo luistert mee!)

pagliacci-dena-us_csl4380

(© De Nationale Opera / foto BAUS)(© De Nationale Opera / foto BAUS)

Buitengewoon prettig vond ik de kennismaking met de jonge tenor Marco Ciaponi  (Beppe). Zijn rol was dan klein, maar ik hoorde een groot potentieel!

En dan komen we bij Tonio/Taddeo/prologo: Roman Burdenko. Niet vaak raak ik uit mij vocabulaire, maar nu was ik echt sprakeloos door de prestaties van de bariton. Ook, omdat hij na de pauze gewoon doorging als Alfio, in:

CAVALLERIA RUSTICANA

cavalleriarust-us5mb_6005

Roman Burdenko (© De Nationale Opera / foto BAUS)

En als je al die rollen die hij in één avond zowat zonder pauze zong opsomt, dan kun je niet anders dan je hoofd buigen in de bewondering.

cavalleriarust-us5mb_5976

Brian Jagde (Turiddu) en Anita Rachvelishvili (Santuzza) (© De Nationale Opera / foto BAUS

Brian Jagde (zijn naam spreek je op zijn Duits uit!) heb ik daarvoor twee keer gehoord. Een keer live, in het Requiem van Verdi. De tweede keer was op de dvd opname van Das Wunder der Heliane van Korngold, waar hij zowat de allerbeste Vreemdeling uit de geschiedenis heeft vertolkt. Zijn debuut als Turiddu zat ik dus meer dan gespannen af te wachten. Niet te vergeefs. Jagde was de Turiddu van veel meisjesdromen: aantrekkelijk, aanlokkelijk, macho, maar met een klein hartje. Schitterend.

cavalleriarust-us_dsc5551

Rihab Chaieb (Lola) en Brian Jagde (Turiddu)  © De Nationale Opera / foto BAUS

Rihab Chaieb was een Lola zoals we ze nog kennen uit de oude Italiaanse films. Haar jurk, haar kapsel, haar presence leek op niemand anders dan Gina Lollobrigida. Zeer sensueel en uitdagend, zoals het hoort. Daar zullen we nog meer van horen.

cavalleriarust-us_csl4547

(© De Nationale Opera / foto BAUS

Elena Zilio (mama Lucia) zong waanzinnig goed, maar haar personage kwam niet goed uit de verf. Eigenlijk werd zij door Carsen totaal aan haar lot overgelaten en dat is jammer.

Maar de echte ster van de avond was de Georgische mezzosopraan Anita Rachvelishvili (Santuzza), mijn God, wat was zij geweldig! Ik had haar graag in een andere, meer realistische enscenering van de opera willen horen. Een, waar zij al haar emoties – en die heeft zij allemaal paraat – los kan laten gaan, zonder het harnas van ‘de repetitie’.

Al met al: mis het niet. Al is het alleen vanwege de zangers!

Trailer van de productie:

Slotapplaus © Ron Jacobi:

Ruggero Leoncavallo: Pagliacci
Pietro Mascagni: Cavalleria rusticana
Brandon Jovanovich, Ailyn Pérez, Roman Burdenko, Mattia Olivieri, Anita Rachvelishvili, Brian Jagde, Elena Zilio, Rihab Chaieb
Nederlands Philharmonisch Orkest en Koor van De Nationale Opera (instudering Ching-Lien Wu) olv Lorenzo Viotti.
Regie: Robert Carsen

Bezocht op 5 september 2019

Mini discografie van Pagliacci van Leoncavallo: snikken? Niet snikken?

Is verismo dead? Part 1: Cavalleria Rusticana