Ricarda_Marbeth

Van Zweden laat storm en getijden gieren in Der Fliegende Holländer

Tekst: Neil van der Linden

Tekst: Neil van der Linden

Het is op voorhand al afgezaagd om het te hebben over Jaap van Zweden als terugkerende Hollander. Gelukkig valt – anders dan er nog een cliché aan te voegen door te schrijven dat hij Der Fliegende Holländer naar een veilige haven dirigeerde – te concluderen dat hij ons bij voorkeur dwars door elke storm en bijna tegen elke klip door de partituur loodste. Zoals past bij dit hyper romantisch werk van de jonge Wagner, geschreven vol jeugdige branie, maar waarin hij later nog geregeld aanpassingen aanbracht met wat hij inmiddels van Tristan und Isolde tot en met De Ring had opgestoken.Want als Van Zweden één ding duidelijk maakte is het dat Der Fliegende Holländer, zeker in deze versie, in orkestrale pracht helemaal niet zo ver af ligt van de Götterdämmerung.

Wagners laatste modificaties stammen dan ook uit 1880, drie jaar voor de dood van de componist. De complete Ringcyclus was al in 1876 in Bayreuth in première gegaan en Wagner vond nog steeds dat Der Fliegende Holländer niet thuishoorde in de Festspiele. Daar werd het werk voor het eerst pas opgevoerd in 1901, dus achttien jaar na de dood van de componist. Overigens, Wagners nog vroegere Rienzi zal in 2026 ook worden uitgevoerd als onderdeel van de Festspiele.

Dit naar Meyerbeers grand opéras gemodelleerde werk was daar volgens de wens van de componist al helemaal nooit toegelaten, ook al identificeerde Hitler zich naar verluidt met de protagonist van deze opera. Katharina Wagner, de huidige festivaldirecteur en achterkleindochter van de componist, zou het machtige gebod van haar overgrootvader willen tarten, ter gelegenheid van het 150-jaar bestaan van de Festspiele. Ze zou het werk misschien buiten het Festspielhaus kunnen laten opvoeren. Dan pleegt ze toch geen heiligschennis.

Nergens in Wagners vroege opera’s wordt zijn onderscheidend gebruik van gemoedelijke, ‘Biedermeier’ en zelfs wat tuttige melodieën en harmonieën voor ‘burgerlijke’ karakters en harmonisch spannend materiaal voor zijn getormenteerde, tragische protagonisten duidelijkere dan in Der Fliegende Holländer.  John Adams heeft niet zonder rede een muziekstuk geschreven genaamd Must the Devil have all the good Tunes? En van Zweden gaat hier lekker mee te keer, alle dominant septiem akkoordreeksen en overig clustermatieraal uitvergrotend, fortissimo als het moet, om dan overigens telkens als het nodig is in te binden om de zangers de ruimte te geven.

Eigenlijk heeft Wagner in een aantal opera’s als de Holländer nog een derde categorie personages toegevoegd; in feite tragische personages, die, anders dan al die getormenteerde protagonisten als de Holländer tot en met Alberich zelf weinig in te brengen hebben in wat hen overkomt, maar die wel worden meegesleurd in de gebeurtenissen. Kurwenal en in feite ook Melot in Tristan und Isolde, Gutrune in de Götterdämmerung, en in Der Fliegende Holländer zitten er ook twee, de Steuermann en Mary. Wat zal er van hen worden, als de protagonisten hun noodlotsperikelen hebben laten uitrazen?

Met name de Steuermann krijgt enkele fraaie én voor de plot cruciale passages toegemeten. Al in zijn eerste optreden bezingt hij in een soort mini-opera de gevaren van de zee, waarvan het besef alleen wordt goedgemaakt door het verlangen naar zijn liefje in zijn thuisstad. Hij staat op wacht op het moment dat het schip van de Hollander aanmeert, ook al is de lieverd in slaap gevallen. In een iets ander spookschip-verhaal, zoals in Nosferatu, was hij al dood geweest. Matthew Swensen geef zijn Steuermann een fraaie tragische dimensie, met een intussen uitermate welluiden klaroenstem. Hij moet nog dan over best flink wat orkestgeluid in de hogere registers  heen zingen en er gebeurt dan nog heel wat in het orkest onder hem. Swensen ging hier fraai mee om, geholpen door Jaap van Zweden die heel gedetailleerd de dynamische overgangen tussen piano en forte aanbracht.

Iris van Wijnen (Mary) en Benjamin Bruns (Erik)

Mary is eigenlijk een Brangäne in de dop, raadgeefster en hoedster van Senta, net als Isolde vastbesloten op weg naar haar noodlot/lotsbestemming. Ik ben al een tijd fan van Iris van Wijnen, die zoals ze zelf in een radio-interview zei met korte maar zangtechnisch niet te onderschatten rollen als Mary gestaag op weg is naar inderdaad bijvoorbeeld Brangäne.

Benjamin Bruns kenden we hier al als Max in de opvoering van Der Freischütz en hij zingt ook Florestan in Fidelio en Tamino in Der Zauberflöte. In zekere zin altijd net zulke goedzakken als Erik, die hij nu zingt. En ook hij krijgt toch een paar van die ‘good’ d.w.z. Wagneriaans-ambivalente ‘tunes’ waarop John Adams doelde, als hij Senta in de tweede akte de droom vertelt waarin Senta’s vader van zee terugkeert met een mysterieuze vreemdeling, namelijk de Holländer. Erik voorziet het hele drama en kan er niets meer aan doen, maar in zijn dromen heeft hij dus wel contact met duistere krachten. Hier kreeg Benjamin Bruns ook een kans om zich dramatisch te profileren.

Senta’s vader, Daland, werd gezongen door de relatief jonge Andreas Bauer Kanabas. Blijkens zijn interessant getitelde album Love and Despair richtte hij zich tot nu toe ook op veelal Verdi’s grote basrollen, maar zijn zoetgevooisde en lenige basstem is ook een aanwinst in de Wagnerwereld. Ook als personage stond zijn Daland als een huis, inclusief zijn kruiperigheid tegenover de Hollander, maar ook zijn mildheid tegenover de Steuermann als die in slaap blijkt te zijn gevallen en zijn vaderlijkheid tegenover Senta.

Andreas Bauer Love and Despair:

Hoewel het een concertante uitvoering was, namen de uitvoerende geregeld de ruimte om hun personages ook theatraal te profileren.  Wat dat betreft leek bariton Brian Mulligan als Holländer niet zoveel te hoeven doen behalve ijzig voor zich uit te staren, maar dat overtuigend doen zodat het ook op het balkon zichtbaar blijft is ook een kunst. Door subtiele wendingen in blik en gebaren kon hij het obsessieve en tegelijkertijd wanhopige van zijn personage laten doorschemeren. Misschien was hij ook een beetje wit geschminkt, of minder naturel donker geschminkt dan de anderen. En als een sociale zombie kijk hij niemand van de mede-passages ooit aan. Zelfs Senta niet. Ook dat duidelijk maken moet je kunnen.

Mulligan was na afloop te gast bij Hans Haffmans in de radio-uitzending en bleek een joviale, warme spreker. Hij is ook een formidabele zanger, die ook de relatief hoge passages in zijn rol fraai ten gehore bracht. Bij de Nationale Opera zong hij eerder Jochanaan in Salome en Golaud in Pelléas et Mélisande. Die rollen komen wel zo’n beetje overeen, zangtechnisch en karakterologisch.

Senta werd gezongen door Ricarda Merbeth, die inviel voor de ziek geworden Miina-Liisa Värelä. Die is wat jonger, maar als ik haar opnamen beluister via haar website zou ook in haar geval een Senta-probleem hebben bestaan. In leeftijd is Senta waarschijnlijk de jongste vrouwelijke Wagner-protagoniste die eigenlijk nog maar nauwelijks uit de puberteit is gekomen. Maar de vertolkster moet binnen de kortste keren Senta’s grote ballade zingen, waarvoor een fikse stemomvang en dito stemvolume nodig zijn.

Wagner-veterane Merbeth stortte zich vol goede moed op de ballade, en na een paar maten met volumeproblemen, kwam ze goed op dreef. Maar ze is dan meer een Walküre, en de stem wappert bovendien wat. Tegenover dit alles stond dat Merbeth precies weet wat de rol inhoudt. Fraai bleef ze met haar ogen gefixeerd op een plek achterin boven in de zaal, alsof daar inderdaad dat portret hangt waarvan Senta al sinds haar kindertijd idolaat is. Theatraal is ze ook soeverein in haar rol. Zonder dat Merbeth daar veel voor hoeft te gebaren is duidelijk dat Senta vindt dat ze van een andere wereld is dan de andere meisjes in het naaiatelier. Van een andere wereld dan Mary en Erik, die ze niet eens aankijkt, dan zelfs van haar vader.  

Het koor heeft ook een groot aandeel in deze opera, de matrozen, de meisjes die in het naaiatelier werken, de bemanning van het spookschip. Het Groot Omroepkoor was voor de gelegenheid aangevuld met Cappella Amsterdam. Of die binnen het geheel een speciale rol hadden heb ik niet kunnen nagaan. Het zou kunnen zijn dat mannen van Cappella Amsterdam de partijen van de bemanning van het spookschip zongen. Ook dit alles werd door dirigent Van Zweden tot een formidabele eenheid gesmeed.

Gezien 7 september 2024 

NTR ZaterdagMatinee
Radio Filharmonisch Orkest
Jaap van Zweden (dirigent) Benjamin Goodson (koordirigent)

  • Holländer Brian Mulligan (bariton)
  • Senta Ricarda Merbeth sopraan
  • Erik Benjamin Bruns (tenor)
  • Daland Andreas Bauer Kanabas (bas)
  • Der Steuermann Dalands Matthew Swensen (tenor)
  • Mary Iris van Wijnen (mezzosopraan)

Fotomateriaal : ©Milagro Elstak, NTR

Radio opname:

https://www.npoklassiek.nl/uitzendingen/ntr-zaterdagmatinee/9bb98d04-1609-4643-9179-4e30a6b417e5/2024-09-07-ntr-zaterdagmatinee

21 jaar oud Anja Silja, toen de metgezellin van Wieland Wagner, in Bayreuth, onder Sawallisch:

Anja Silja, een ideale Senta, bij Otto Klemperer (toen was zij 28):

Ook een mooie Hollander met nog een ideale Senta, Cheryl Studer, onder Giuseppe Sinopoli:



Discografie:

https://basiaconfuoco.com/2018/04/20/der-fliegende-hollander-op-twee-cds-en-twee-dvds/

De onbekende Strauss: Die Ägyptische Helena

Tekst: Peter Franken

Strauss met zijn vrouw Pauline. Er wordt beweerd dat zij het was die hem tot het schrijven van de opera heeft geïnspireerd

Tussen Die Frau ohne Schatten en Arabella componeerde Strauss nog een opera, op een libretto van Hugo von Hofmannsthal. Die Ägyptische Helena ging op 6 juni 1928 in première in Dresden maar kon zich van meet af aan niet in de belangstelling van theaterdirecteuren verheugen en is bij het grote publiek nauwelijks bekend geworden. Het werk werd in 2008 geprogrammeerd door de Deutsche Oper Berlin tijdens de Strausswochen. De toenmalige intendant Kirsten Harms, bekend van haar vele ‘Ausgrabungen’, was daar verantwoordelijk voor.

De opera gaat over een huwelijkscrisis, en wel een zeer ernstige. Nadat de wonderschone Helena zich door Paris uit Sparta heeft laten meevoeren naar Troje, organiseren de Grieken een invasiemacht om haar terug te halen. Dat gaat niet zonder slag of stoot. Maar liefst tien jaar wordt er gevochten onder de muren van deze stad. Vele duizenden mannen vinden de dood voordat Troje eindelijk veroverd wordt. Maar dan? Wat gaat er om in het hoofd van Menelas als hij zijn vrouw terugvindt in een brandend paleis en haar naar buiten draagt? Al die jaren is hij bij haar in de buurt geweest, in een tent net buiten de stad. Intussen was zij Paris’ bedgenote, die haar, zo wil het verhaal, deelde met een flink aantal broers. In de opera wordt Helena de ‘ideale’ schoonzuster genoemd, zo dus.

Maria Jeritza als Helena

Menelas acht haar verantwoordelijk voor al het leed dat is geschied sinds ze zich heeft laten schaken. Zijn persoonlijke woede en frustratie worden versterkt door nog niet verwerkt oorlogsleed. Op weg naar huis stopt hij Helena in het ruim van zijn schip, terwijl hij zelf permanent aan dek blijft. Uiteindelijk komt hij tot een besluit: hij moet Helena nu vermoorden, niet wachten tot in Sparta om haar daar publiekelijk een offerdood te laten sterven. Halfgodin Aïthra, uiteraard begiftigd met toverkrachten, bewoont een rotseiland waar Menelas’ schip langs vaart op het moment dat deze zijn vrouw te lijf wil gaan met de dolk waarmee hij ook Paris eigenhandig de keel heeft afgesneden.

Elisabeth Rethberg sang the world premiere of Helena
in Dresden

Een helderziende ‘Mossel’ waarschuwt Aïthra, die onmiddellijk een storm doet opsteken waardoor het schip vergaat en Menelas en Helena als schipbreukeling aan land komen. Aïthra manipuleert het stel vervolgens met gebruik van een vergetelheidsdrankje, zodat Menelas in de waan verkeert dat zijn Helena nooit in Troje is geweest. Paris had slechts een fantoom als ‘trophy wife’ meegebracht, terwijl de echte Helena al die tijd in Egypte had liggen slapen, zonder ouder te worden. Dit is slechts ten dele een hersenspinsel van Von Hofmannsthal. Euripides is hem in deze voorgegaan.Elisabeth Rethberg sang the world premiere of Helena
in Dresden

In diens lezing gaat Menelas zijn vrouw ophalen in Egypte, zodra hij op de hoogte gebracht is van de verwisseling. Von Hofmannsthal grijpt dit aan om de waanbeelden in het hoofd van Menelas te concretiseren. Enerzijds is de man ernstig getraumatiseerd door tien jaar oorlog voeren, anderzijds wil hij het niet waar hebben dat zijn vrouw al die tijd gedeeld is door een elftal van Priamus’ zonen.

Von Hofmannsthal plaatst de handeling weliswaar in mythologische tijden, maar geeft in zijn correspondentie met Strauss duidelijk aan dat de enscenering eigentijds moet zijn, geïnspireerd als hij is door het lot van getraumatiseerde soldaten die terugkeerden van de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog. Helena wordt getoond als sterke vrouw die de touwtjes vast in handen heeft, waar ze zich ook bevindt. Deze halfgodin is nooit anders gewend geweest dan dat mannen geheel in de war raakten bij haar aanblik en weet daarmee om te gaan. In sommige opzichten heeft ze in dit werk trekjes die sterk aan Lulu doen denken. En ook wel aan Ayn Rands personage Dominique Francon uit The fountainhead.

Het vele gebruik van vergetelheids- en herinneringsdranken als theatraal werktuig om de handeling te bespoedigen heeft een parallel in het gebruik van psychofarmaca bij de behandeling van geesteszieken. Eigentijdse psychiatrie in een mythologische jasje. Regisseur Marco Arturo Marelli heeft in deze productie de bedoelingen van Von Hofmannsthal goed opgepakt. Menelas wordt getoond in al zijn onbeheerste verwarring. Hij ziet overal spoken en wil voortdurend alles en iedereen te lijf gaan. Helena laat zich de hulp van Aïthra aanleunen, maar neemt uiteindelijk haar eigen besluiten. Muzikaal sluit deze Strauss goed aan bij het slot van Ariadne auf Naxos en delen van Die Frau ohne Schatten. De vocale eisen die aan respectievelijk Aïthra en Helena worden gesteld zijn vergelijkbaar met die van Die Kaiserin en Die Färberin. Menelas heeft een partij die doet denken aan Bacchus, maar dan een opera lang. Samenvattend: om dit werk goed uit te voeren heb je bijna een complete Wagner-bezetting nodig.

Bij de herneming in 2016 werd de titelrol op bewonderenswaardige wijze ingevuld door Ricarda Merbeth. Laura Aikin, bekend van haar Lulu-vertolkingen, nam Aïthra voor haar rekening, een rol die haar werkelijk past als een handschoen. Beide vrouwen waren in ‘Hochform’. Alleen daarom al kon de avond niet stuk.

Wagner-tenor Stefan Vinke, in 2015 Siegfried in Bayreuth, zong Menelas. Hij zal nog weleens teruggedacht hebben aan die Siegfried: dat was hard werken, maar deze Menelas is pas echt zwaar. Niettemin bleef hij tot op het einde goed bij stem en in staat om de bijna tegen de stem geschreven partij beheerst en bij vlagen zelfs lyrisch te laten klinken. Een fenomenale prestatie. De rol van de helderziende Mossel werd heel aardig neergezet door Ronnita Miller. Haar inbreng kwam over als een komische variant van Ulrica in Un ballo in maschera. Het orkest van Deutsche Oper Berlin stond onder leiding van Andrew Litton. Hij hield het geheel goed onder controle, wat absoluut noodzakelijk is om de solisten niet te laten verdrinken in het orkestrale geweld dat Strauss zo graag ontketent.

Trailer van de productie:

Foto’s uit Berlijn: © Marcus Lieberen

Tristan und Isolde door Pierre Audi: weinig emoties maar wat een zangers!

tristan0033-1

Copyright (c) Ruth Walz

En toen was iedereen dood. Dat kon Wagner’s bedoeling niet zijn, want door iedereen te laten killen werd het heengaan van je hoofdpersonen gemarginaliseerd. #Zijtoo, zoiets. Het is dat Isolde’s dood meer meta- dan daadwerkelijk fysisch was, dat haar sterven – waar iedereen zo naar uitkeek – toch de verlossing bracht waar iedereen zo naar snakte.

De entourage van het desolate, troosteloze landschap in de derde acte deed mij het meest aan zwart/wit beelden uit de eerste Wereld Oorlog denken. Zo deprimerend dat het daadwerkelijk om zelfmoord schreeuwde.

Die verstikkende uitzichtloosheid werd nog versterkt door het ongekend mooi spelende Nederlands Philharmonisch Orkest: de fluisterende klanken waarmee de acte begon waren van een onaardse schoonheid. Het geluid dat Marc Albrecht de musici wist te ontlokken klonk niet alleen als de aankondiging van de zuiverende dood, maar maakte ook de eerste voorboden van de eeuwigheid voelbaar.

De regie was typisch Pierre Audi. Mooi en zeer esthetisch verantwoord, maar ook zo verschrikkelijk saai! Nu gebeurt er in die opera betrekkelijk weinig, maar zoals het er nu uitzag verschilde het in (bijna) niets van een concertante uitvoering. O ja, men bewoog wel, maar het leek sterk op een masterclass in ‘hoe te bewegen om de ander zo weinig mogelijk aan te raken’.

tristan0089-1

©  Ruth Walz

De afstand tussen Tristan en Isolde groeide averechts aan hun passie en na het nuttigen van de liefdesdrank namen ze hun posities aan beide uiteinden van de bühne. Verder beperkte de personen regie zich tot de standaard cliché gebaren: men greep naar zijn hoofd, zocht steun bij de muur, men liet zich vallen of ze gingen gewoon op de grond liggen.

Er werd voornamelijk met het gezicht naar het publiek toe gezongen wat een enorme plus was: iedereen was goed te verstaan. Gelukkig maar, want er werd mij toch mooi gezongen!

Stephen Gould (Tristan), Ricarda Merbeth (Isolde)

Ricarda Merbeth (Isolde) en Stephen Gould (Tristan)  © Ruth Walz

Ik denk dat Stephen Gould tegenwoordig tot één van de weinige tenoren behoort die Tristan tot en met de laatste noot goed kan zingen, zonder echte problemen. Goed, je kon merken dat zijn stem een beetje vermoeid raakte, maar bij een dodelijk verwonde en stervende held is het niet echt problematisch. Zeker ook omdat hij verder heer en meester was zowel van zijn stem als van de bühne.

Ricarda Merbeth (Isolde) stelde mij lichtelijk teleur. Althans: in de eerste twee acten. Haar woede in de eerste acte vond ik niet verwoestend genoeg waardoor het plotselinge omslaan van gevoelens – van ziedende furie in een allesverzengende liefde – het grote verrassingselement verloor.

Stephen Gould (Tristan), Ricarda Merbeth (Isolde)

Ricarda Merbeth (Isolde) en Stephen Gould (Tristan)  © Ruth Walz

Ik denk echter dat de premièrekoorts haar parten heeft gespeeld en ik verwacht dan ook dat zij ooit tot een Isolde uitgroeit waar men rekening mee gaat houden. Dat het zo is liet zij in haar ‘Liebestod’ horen. Geholpen door Audi’s mystieke mise-en-scène en de betoverend mooie belichting van Jean Kalman zwierf zij ergens tussen leven en dood; niet meer hier maar nog niet daar, losgekoppeld uit alle werkelijkheid. Zo ook klonk haar stem: buitenaards maar verre van engelachtig. Zeer ontroerend.

De jonge en zeer aantrekkelijke koning Marke van Günther Groissböck was voor mij de absolute ster van de avond. Zijn zeer charmante bas klonk gekwetst en boos waar nodig, maar verder was hij voornamelijk vaderlijk mild, wat bij de rol uitstekend past. Een stem om verliefd op te worden, wat mij de zucht ‘was ik maar een Isolde’ ontlokte ….

Ricarda Merbeth (Isolde), Michelle Breedt (Brangäne)

Ricarda Merbeth (Isolde) en Michelle Breedt (Brangäne) © Ruth Walz

Michelle Breeedt zong een zeer warme Brangäne. Haar stem liet een ware rijkdom aan gevoelens horen: liefde, vriendschap, angst, verdriet en spijt … alles wat van Brangäne de meest humane van alle Wagner-personages maakt. Haar optreden in de tweede acte was huiveringwekkend mooi en het is best spijtig dat ze in de derde acte door Kurwenal (zeer goed zingende en acterende Iain Paterson) gedood moest worden. Des te meer eigenlijk omdat ze min of meer dezelfde rol vervulden, die van een trouwe vriend, dienaar en beschermer.

Stephen Gould (Tristan), Ian Paterson (Kurwenal)

Stphen Gould (Tristan) en Iain Paterson (Kurwenal( © DNO Ruth Walz

Andrew Rees zong een goede Melot, maar waarom moest hij een kreupele, miserabele dwerg zijn met zijn rechter arm in mitella? Nergens voor nodig en behoorlijk lachwekkend.

In de kleine rol van de herder liet Morschi Franz weer eens horen wat een schitterende zanger hij toch is. Beste DNO: wordt het echt geen tijd om hem grotere rollen toe te kennen?

Roger Smeets (stuurman) en Martin Piskorski (de jonge zeeman) completeerden het voortreffelijke zangers-ensemble.

Over het Nederlands Philharmonisch Orkest onder de meer dan inspirerende leiding van hun chef-dirigent Marc Albrecht kan ik kort zijn. Subliem.

Trailer van de productie:

Richard Wagner
Tristan und Isolde
Stephen Gould, Ricarda Merbeth, Michelle Breedt, Günther Groissböck, Iain Paterson, Andrew Rees, Morschi Franz, Roger Smeets, Martin Piskorski
Koor van de Nationale Opera (instudering: Chin-Lien Wu), Nederlands Philharmonisch Orkest olv Marc Albrecht
Regie: Pierre Audi

Bezocht op 18 januari 2018 in het Muziektheater in Amsterdam

TRISTAN UND ISOLDE. Discografie