Bejun_Mehta

George Benjamin, Barbara Hannigan and Written on Skin ten years after the premiere

Barbara Hannigan is the muse of many contemporary composers, including George Benjamin. He composed Written on Skin with her voice in mind. It was clear from the beginning she should sing Agnes. In July the 7th 2012 Hannigan sang the world premiere of Written on Skin.

George Benjamin © Matthew Loyd

During the preparations and in between the performances Hannigan kept me informed by an “e-mail diary.”

“George Benjamin and I met three years ago in his house.  I was supposed to show him the possibilities of my instrument. We played a little composer-singer game without words, “composing” together. It gave me the opportunity to show him how my voice moves most comfortably.” 

withe George Benjamin in Aix-en-Provence © Barbara Hannigan website

The first rehearsals took place in London, after which we moved to Aix-en-Provence, where the word premiere would be. The whole “making of” process was quite intense.  My role is very demanding. Looking at the score you might think: finally a composer who does not take advantage of Barbara Hannigan’s high notes, or make her into a stratospheric trapeze artist.  But the music still is extremely demanding.

The vocal lines lie very high and are long, spread out and loud. Rather difficult for the quick moving core of my voice. I had to approach the part very carefully. Particularly from the moment on when the tension in the opera slowly starts to increase, scene by scene, until the final climax, when I sing my big aria.

A few months before I received the score George changed a few notes for me – something he has sworn never to do for anybody! He rewrote several passages in my score by hand, which has helped me enormously.”

“I really think my role is phenomenally good. It feels like a fantastic preamble and the greatest preparation for Lulu, who I will sing in October for the first time. Agnes ends were Lulu begins. A sexually liberated woman with no problems with herself. A gift of a role!

One of the highlights for me was the “Sitzprobe” with the orchestra. It was the first time George heard his entire piece, with orchestra and singers. It was two weeks before opening night and we were all very nervous. But the entire cast stood behind him and his fabulous score. It was a very moving and emotional day.

All my colleagues (not only the singers, but the extras as well) were fantastic and we all got along marvelously. George had composed the music specifically for each one of us. A lot was demanded from us, not only vocally, but dramatically as well, but we all supported each other.”

Katie Mitchell © © 2015 Festival d’Aix-en-Provence

“I think the production is unequalled and I adore Katie Mitchell, the director. It was the first time I worked with her. She pays a lot of attention to details, providing a lot of background information to the artists on stage. The public never notices that, but it had a tremendous influence on our performance. Working with Katie was a sensation, and I hope one day she will direct me in Lulu. “

“I loved the sensual scenes which were combined with violent ones. We had a special “fight director”  who taught us to act as realistically as possible without hurting each other. I believe that was quite unique for an opera production. You also need a lot of trust in your colleagues.

I have to say: Agnes is a dream role, and I thought it was fantastic I got the chance to play her. All the reviews were full of praise, and the public was enthusiastic as well. It really was a dream.”

“I had been in Aix-en-Provence before, in 2008, for the first version of Pascal Dusapin’s Passion. That performance was staged by Giuseppe Frigeni. In 2010 Sasha Waltz directed it. With her production we opened the season of the Théâtre des Champs Elysées.“

In 2008 we performed in the Théâtre du Jeu de Paume – small and very intimate.  Very beautiful too. Because of the dimensions it is rather limited in its possibilities, though. For Written on Skin we were programmed in the biggest theatre of the festival, the Grand Théâtre de Provence. Very unusual for a modern, ‘fresh from the pen’-opera. Opening night, as you know, was a huge success, and all the subsequent performances were sold out.

I love the city. Aix is fabulous and so easy-going. The city encourages you to relax, even while you are hard at work. The festival is truly special. No highbrow business like you see at some other festivals. There is a true mix of different styles and types of performances. Symphonic music as well as chamber music. 

They also have a fabulous young artists program, and I truly appreciate their efforts to get rid of the elitist stamp art has, particularly opera. Art truly can be real, and it can appeal to anyone.

I think Katie Mitchell and her team have tried with Written on skin to not only avoid stock opera gestures, but also to create something that actually did happen and that touches you. Something many of us have experienced personally, certainly women.”

Claus Guth houdt Rodelinda interessant

Tekst: Peter Franken

Rodelinda

 Als enige barokopera brengt DNO dit seizoen Rodelinda, een werk uit Händels middenperiode. Het vertoont alle kenmerken van diens oeuvre: meerdere aria’s voor alle solisten, veel herhalingen en zodoende een enorme lengte. Zonder een pakkende enscenering wordt het al gauw langdradig en op dat punt schiet regisseur Claus Guth de componist te hulp met alle middelen die hem ten dienste staan, waaronder fraaie kostuums en een uitgekiend decor, beiden van de hand van Christian Schmidt.

Rodelinda Guth

Claus Guth © Opera online

Het verhaal begint met de broedermoord van Bertarido op Gundeberto om zodoende koning der Longobarden te worden. Hij wordt echter verdreven door een van zijn vazallen, Grimoaldo, die daarbij hulp kreeg van Bertarido’s zuster Eduige. Bertarido heeft zijn toevlucht genomen tot het rijk der Hunnen en van daar komt een bericht dat hij is overleden.

rodelinda-dena-s_2020_119

©  Monika Rittershaus/DNO

Grimoaldo maakt vervolgens Bertarido’s weduwe Rodelinda het hof maar zij wijst hem af. Pas nadat de intrigant Garibaldo zogenaamd namens zijn meester dreigt haar zoon Flavio te zullen ombrengen stemt Rodelinda toe. Ze ontpopt zich echter als een horror bruid door van haar aanstaande te eisen dat hij eigenhandig haar zoontje wurgt als voorwaarde voor een huwelijk. Op die wijze verliest hij zijn eer en toont hij zich aan de wereld als een nietsontziende tiran.

Rodelinda speelt hoog spel maar ze gokt erop dat Grimoaldo teerhartiger is dan hij zich doet voorkomen. Het is echter moeilijk voorstelbaar dat Flavio dit doorziet. Inmiddels is de doodgewaande Bertarido terug van weggeweest en beginnen de verwikkelingen pas goed. Uiteindelijk valt er maar een enkele dode, de laaghartige Garibaldo. Verder is het eind goed, al goed. Behalve voor Flavio want die zit de rest van zijn leven bij de psychiater.

rodelinda-dena-s_2020_043

©  Monika Rittershaus/DNO

Guth heeft de rol van de jonge Flavio enorm opgewaardeerd. Gespeeld door de ‘vertically challenged’ acteur Fabián Augusto Gómez is hij vrijwel permanent op het toneel aanwezig met stil spel, fysiek reagerend op de gebeurtenissen, zich uitend in de vorm van tekeningen die her en der worden geprojecteerd. Bij de psychiater zal hij wel poppen aangereikt krijgen om scènes na te spelen, slechts een wonder krijgt dat kind nog aan het praten. Net als de gehele opera wordt Flavio’s optreden van verloop van tijd nogal herhalend, maar hij brengt wel leven in de brouwerij.

Rodelinda psych

©  Monika Rittershaus/DNO

Gespeeld werd in een opengewerkte villa op een draaitoneel. De slaapkamer van Rodelinda bleek bij voortduring een belangrijke bestemming en ensemblescènes speelden zich veelal af in de eetkamer. Bij wijlen deed dit denken aan het disfunctionerende gezelschap uit Luis Buñuel’s Le charme discret de la bourgeoisie. Het meest pakkende moment kwam toen Rodelinda haar absurde eis op tafel legde en haar aanstaande toevoegde: ‘als jij mijn man bent en ik jouw vrouw, dan trouw ik met de wraak en jij met de dood’. Tegelijkertijd zorgde haar aria voor enig comic relief door de wijze waarop ze haar tegenstanders te lijf ging met delen van een eigenhandig in stukken gescheurde kreeft.

Rodelinda - De Nationale Opera © Monika Rittershaus_2020_002

©  Monika Rittershaus/DNO

Tot mijn grote opluchting bleek Händel de rol van Grimoaldo te hebben geschreven voor tenor. Ook de slechterik Garibaldo is een echte man, een volwaardige rol voor bas met meerdere aria’s. Zodoende waren er slechts twee countertenoren in de cast, Bertarido en zijn helper Unulfo. De Zwitserse tenor Bernard Richter zette zowel in zijn spel als zang een goed verzorgde Grimoaldo neer. Van meet af aan weet hij door zijn gedrag twijfels te wekken of hij wel erg geschikt is voor een leven als tiran, en hij eindigt dan ook met een verzuchting dat hij maar liever een herder was geweest. Uiteraard is dat ook weer een lange aria.

De Italiaanse bas Luca Tittoto gaf fraai gestalte aan de gewetenloze Garibaldo, mooi gezongen en met verholen humor geacteerd. De Amerikaanse counter Lawrence Zazzo nam Unolfo voor zijn rekening en wist deze bijfiguur redelijk onder de aandacht te brengen.

De grote ster was natuurlijk Bejun Mehta als Bertarido. Zijn personage is een schwankend type waar je als toeschouwer maar weinig sympathie voor kan opbrengen. Dat maakt het voor zijn vertolker extra lastig maar Mehta wist die hindernis prima te overwinnen. Ik ben niet gek op dit stemtype maar als alle countertenoren zouden zingen als Bejun Mehta ligt er in de toekomst wellicht een herwaardering in het verschiet.

rodelinda-dena-s_2020_050

©  Monika Rittershaus/DNO

De rol van Rodelinda’s schoonzus Eduige werd uitstekend vertolkt door de Servische mezzo Katarina Bradić. Aanvankelijk klonk ze wat dunnetjes maar dat werd allengs beter. Acterend was ze zeer overtuigend, duidelijk de bitch van dienst.

Rodelinda Flavio

©  Monika Rittershaus/DNO

Daar kon Rodelinda niet gemakkelijk tegenop zoals in het ‘zwarte zwaan tegen witte zwaan duet’ duidelijk werd. Maar allengs wist de arme weduwe zich op te werken tot bovenliggende partij. De Britse sopraan Lucy Crowe bleek een uitstekende keuze voor de titelheldin. Bij aanvang meende ik een heel lichte rasp in haar stem te bespeuren, denk aan Hildegard Behrens maar dan veel minder, die echter spoedig verdween. Kennelijk een stem om eerst even mee vertrouwd te raken.

rodelinda-dena-s_2020_074

©  Monika Rittershaus/DNO

In dit werk beperkt het orkest zich hoofdzakelijk tot bijna onopvallend begeleiden, pas tegen het einde mogen de blazers zich eens even uitleven, en in die situatie is een pitband als Concerto Köln natuurlijk een uitgesproken luxe bezetting. De algehele muzikale leiding was in handen van Riccardo Minasi.

Al met al een goede voorstelling van een werk waar wel een uurtje in geknipt had mogen worden. Na afloop mocht ik die constatering zelfs van verklaarde Händel adepten vernemen. De lengte is voor mij als ervaren Wagneriaan geen probleem, wel het gemis aan variatie. Maar uiteraard is dat een persoonlijke voorkeur.

Trailer van de productie:

JEPHTA in Amsterdam

jephta2

Richard Croft (Jephta). Foto: Monika Ritterhaus

De, zowel muzikaal als visueel prachtige nieuwe productie van Händels Jephta heeft een paar zwakke punten.

Om het gruwelijke aspect van het verhaal (vader offert zijn dochter op) te onderstrepen en te versterken heeft de regisseur Claus Guth een geprepareerde piano bedacht. Welnu: het geluid dat het onding produceert klinkt inderdaad onheilspellend en dreigend. Het zou in een horrorfilm niet misstaan, maar de toch al ongemeen spannende Jephta is geen horrorfilm. Het is een oratorium en als Händel het zo had gewild dan had hij het zelf in de partituur gezet.

Nu weet ik natuurlijk wel dat er in zijn tijd geen geprepareerde piano’s bestonden, maar hij had genoeg instrumenten tot zijn beschikking om de “griezeleffecten” in zijn partituur te stoppen. Je grijpt niet in, in een andermans muziek. Basta.

Ook het (voor mij ook nog eens té realistisch vormgegeven) slechte einde staat noch in het libretto noch in de muziek. Bij het “halleluja” zingende koor ga je niet zo gauw denken aan een gedwongen opname in een gekkenhuis.

De letterlijke uitbeelding van de tekst ‘It must be so’ (wél in het libretto) vormt een prima decor. Helaas wordt de zin, net als de uitzonderlijke letters ervan te vaak gebruikt. Daar raak je er op een bepaald moment op uitgekeken met als gevolg een lichtelijke irritatie.

Richard Croft (Jephtha)

Foto: Monika Rittershaus

Ik vraag mij ook af of Guth niet geobsedeerd is door open wonden. Net als zijn Don Giovanni loopt ook Hamor met een bloedende wond op de plek van zijn hart. Wellicht was het symbolisch bedoeld, maar dan was het niet echt subtiel.

Bejun Mehta (Hamor)

Bejun Mehta (Hamor). Foto: Martin Walz

Maar voor de rest niets dan lof. De voorstelling is vanaf het begin tot het eind ongemeen spannend. Ook de vormgeving is buitengewoon fraai en de beelden prachtig om naar te kijken.

Ik ben niet zo’n liefhebber van “geïllustreerde “ ouvertures, maar zoals het nu gebeurde vond ik het mooi. Guth heeft het verleden alleen maar lichtelijk aangestipt: zo ben je up to date zonder dat je gestoord wordt door een overmaat aan beelden.

(meer…)