Wiebke_Lehmkuhl

Heeft operaregisseur Barrie Kosky ongelijk?

Tekst: Neil van der Linden

Onlangs beweerde operaregisseur Barrie Kosky dat videostreaming van opera de kunstvorm corrumpeert. Dezer dagen streamt het Royal Opera House Kosky’s enscenering van Das Rheingold in een groot aantal bioscopen. Ik kan alleen maar concluderen dat Kosky het bewijs van zijn eigen ongelijk geeft. Zeker als het zo goed gebeurt als in deze Rheingold.

Al decennialang worden opera- en theater-ensceneringen per televisie uitgezonden. Wie heeft geen geweldige herinneringen aan de televisieregistraties van Madame Butterfly met als ik me goed herinner Freni en Karajan, Salome met Teresa Stratas en Böhm in de regie van Götz Friedrich en een Fidelio – was het die in de regie van Walther Felsenstein? (De laatste was voor mij als kind tevens een prettig verwarrende eerste kennismaking met genderbender – zou vertoning op televisie heden ten dage in sommige kringen taboe zijn?)


Later zat ik vastgelijmd aan het beeldscherm bij de sensationele Parijse Lulu met Boulez, Chéreau en Stratas; en ja, even naar de Opéra gaan was er niet bij, en bovendien wist opera- annex filmregisseur Chéreau precies wat hij deed. In diezelfde jaren zond Theatertreff am ZdF wekelijks toneelensceneringen uit, en zo kreeg je As you like it door Stein, Das Kätchen von Heilbronn door Flimm en alle Thomas Bernhards thuis op de buis. En ja, de kijk- en luisterervaring thuis bij de buis zijn niet als in de zaal. En Kosky heeft gelijk als hij stelt dat de gezamenlijke ervaring met uitvoerenden en publiek in de zaal de basis van het theater- en muziek-leven moet blijven.

Maar deze Rheingold op bioscoopscherm-formaat met Dolby-geluidsinstallatie, in een vrijwel uitverkochte zaal, die net als het publiek daar in Covent Garden op 400km afstand in spanning afwacht, voor 27,50 zonder Cinevillepas en 17,50 mét, levert een eigen soort ervaring op. Met de mogelijkheid details te zien die je anders zelfs vanuit de duurste plaatsen in Covent Garden niet zou zien.

Het is juist misschien de noodzaak om bijvoorbeeld closeups te maken die Kosky onnatuurlijk vindt, omdat de componist en de librettist ook niet in closeups dachten. Maar ik zou me kunnen voorstellen dat zeker Wagner de mogelijkheden juist geweldig zou hebben gevonden. Bovendien bieden de camera’s de mogelijkheid om af en toe naar de orkestbak af te dalen, waar we Antonio Pappano en het feilloos spelende ROH-orkest bezig zien. Wat een mooie klank stijgt er op uit het orkest, zeker van de strijkers en het hout, maar met name ook van de telkens weer onberispelijk inzettende hoorns en Wagnertuba’s.

Daarbij zie je niet alleen orkest en dirigent van dichtbij, maar je ziet ook de knalgele T-shirtsdie de orkestleden aan hadden met de tekst ‘#fairpay’. Dat slaat op de 10% loon die de musici in 2020 inleverden om het ROH voor ondergang te helpen behoeden tijdens Corona maar die sindsdien nog steeds niet naar het oude niveau zijn teruggebracht. In een toelichting bij de productie schrijft het ROH dat het nog steeds bezig is met herstel na Corona en vraagt het om donaties. Blijkbaar in reactie op het protest. Gelukkig voor ons had dit alles niet tot een staking geleid in het nog steeds Thatcheristische Groot-Brittannië.

De huidige Britse regering leek ook in beeld te komen, in de persoon van Loge, vertolkt door de jongensachtige Amerikaanse tenor Sean Panikkar, van Indiaas-Srilankese komaf, die wel wat weg heeft van de Britse premier Rishi Sunak. Menig regeringsleider zou nog wat kunnen opsteken van Loges geslepenheid en humor. Panikkar speelt Loges cynisme en opportunisme ten volle uit, maar laat ook de innemende kanten van het personage zien. Dartel en energiek huppelt hij rond door het decor, de restanten van een gigantische dode boom, die achtereenvolgens fungeert onderwaterwereld waar de Rheintöchter rondzwemmen, als boshut waar de goden wonen en als werkplaats in Nibelungenwereld waar Alberich uit het Rijngoud de tarnhelm en de magische ring laat smeden.

Eigenlijk is Kosky’s Rheingold Loges Rheingold. Misschien is dat mede doordat Kosky (zelf joods en queer) het meest sympathiseert met Loge, die immers als halfgod (een hoogbegaafd) altijd een outsider binnen de godenfamilie zal blijven.

NYTimes A ‘Gay Jewish Kangaroo’ Takes on Wagner at Bayreuth:

Het lijkt om een vergelijkbare reden dat Kosky van Alberich, vaak beschouwd als een joodse karikatuur, een exacte alter ego van Wotan maakt. Niet alleen heten de zangers toevallig beiden Christopher, maar ze lijken ook exact op elkaar. Kosky behandelt op interessante manier de nature en nurture thematiek, Loges anders zijn wordt gedetermineerd door nature, maar het verschil tussen Wotan en Alberich door waar je toevallig terechtkomt.

Merk trouwens op hoe Kosky Wotan, met zijn ooglapje, op Fritz Lang laat lijken. Fenomenale Fritz Lang in de clip van Le Mépris; en zie Langs tekst in deze film: It’s the fight of the individual against the circumstances, en It’s the fight against the Gods.

Naast Loge geeft Kosky ook Erda (de oermoeder van de aarde) een centrale rol, in de vorm van een oude vrouw die in alle scenes aanwezig is. Een groot deel van de tijd naakt, verschrompeld, gebogen, in de huiselijke scenes met de godenfamilie gekleed als serveerster optreedt, en in de scenes in Alberichs Nibelungenheim vastgeketend aan een buizenstelsel dat aan haar borsten als melk het goud onttrekt.

Prachtig melancholiek zijn de scenes waarin haar frêle naakte gestalte en haar lange grijze haren, door niemand een blik waardig gekeurd, contrasteren met het hitsige jonge grut dat het over niets anders dan seksuele en materiële lusten heeft; Freia met Fafner en Fasolt, Wotan die door Fricka en Loge wordt aangesproken op zijn seksuele escapades, en de mannetjesputters Froh en Donner die zich eveneens willen laten gelden. Tijdens de scene waarin Erda haar profetieën zingt horen we vanuit het duister de warme altstem van Wiebke Lehmkuhl.

De twee andere vrouwenrollen waren ook prachtig bezet. Marina Prudenskaya is Fricka, krachtig van stem en in uiterlijk met haar paardrij-tenu en zijden sjaaltje een toonbeeld van een kak-dame. Dit zou karikaturaal kunnen worden, maar Kosky laat liefdevol zien dat ook Fricka als het ware een mens van vlees en bloed is er gloren geregeld liefdevollen blikken tussen haar en Wotan.

Ook de reuzen waren mooi bezet, met de Koreaan Insung Sim al Fasolt en de Afro-Amerikaan Soloman Howard als Fafner, die natuurlijk als mafiosi binnen komen zetten, maar ze komen wel terecht halen wat hun is beloofd door Wotan. Namelijk Freia Kiandra Howarth, die ook mag mooi gillen als ze door de twee wordt meegenomen. Want niemand had haar wat gevraagd.

The Royal Opera: Das Rheingold trailer:

Wotan Christopher Maltman
Alberich Christopher Purves
Loge Sean Panikkar
Fricka Marina Prudenskaya
Freia Kiandra Howarth
Stem van Erda Wiebke Lehmkuhl
Fasolt Insung Sim
Fafner Soloman Howard
Orchestra of the Royal Opera House onder leiding van Antonio Pappano
Regie Barrie Kosky
Toneelbeeld Rufus Didwiszus

Gezien 20 september in de Filmhallen Amsterdam, herhaling maandag 25 september.

Fotomateriaal: © Monicka Rittershaus/Royal Opera House

In conversation with Antonio Pappano and Barrie Kosky:

Loge, Alberich en Wotan in actie in de ontfutsel-de-tarnhelm-truc-scene, live uit de bioscoop. We mogen ons gelukkig prijzen dat Sean Pannikkar hier dit seizoen de titelrol in Oedipus Rex komt zingen:

JEPHTA in Amsterdam

jephta2

Richard Croft (Jephta). Foto: Monika Ritterhaus

De, zowel muzikaal als visueel prachtige nieuwe productie van Händels Jephta heeft een paar zwakke punten.

Om het gruwelijke aspect van het verhaal (vader offert zijn dochter op) te onderstrepen en te versterken heeft de regisseur Claus Guth een geprepareerde piano bedacht. Welnu: het geluid dat het onding produceert klinkt inderdaad onheilspellend en dreigend. Het zou in een horrorfilm niet misstaan, maar de toch al ongemeen spannende Jephta is geen horrorfilm. Het is een oratorium en als Händel het zo had gewild dan had hij het zelf in de partituur gezet.

Nu weet ik natuurlijk wel dat er in zijn tijd geen geprepareerde piano’s bestonden, maar hij had genoeg instrumenten tot zijn beschikking om de “griezeleffecten” in zijn partituur te stoppen. Je grijpt niet in, in een andermans muziek. Basta.

Ook het (voor mij ook nog eens té realistisch vormgegeven) slechte einde staat noch in het libretto noch in de muziek. Bij het “halleluja” zingende koor ga je niet zo gauw denken aan een gedwongen opname in een gekkenhuis.

De letterlijke uitbeelding van de tekst ‘It must be so’ (wél in het libretto) vormt een prima decor. Helaas wordt de zin, net als de uitzonderlijke letters ervan te vaak gebruikt. Daar raak je er op een bepaald moment op uitgekeken met als gevolg een lichtelijke irritatie.

Richard Croft (Jephtha)

Foto: Monika Rittershaus

Ik vraag mij ook af of Guth niet geobsedeerd is door open wonden. Net als zijn Don Giovanni loopt ook Hamor met een bloedende wond op de plek van zijn hart. Wellicht was het symbolisch bedoeld, maar dan was het niet echt subtiel.

Bejun Mehta (Hamor)

Bejun Mehta (Hamor). Foto: Martin Walz

Maar voor de rest niets dan lof. De voorstelling is vanaf het begin tot het eind ongemeen spannend. Ook de vormgeving is buitengewoon fraai en de beelden prachtig om naar te kijken.

Ik ben niet zo’n liefhebber van “geïllustreerde “ ouvertures, maar zoals het nu gebeurde vond ik het mooi. Guth heeft het verleden alleen maar lichtelijk aangestipt: zo ben je up to date zonder dat je gestoord wordt door een overmaat aan beelden.

(meer…)