Tomasz_Konieczny

Boris Godunov als parabel van het historische Rusland en het Rusland van nu

Tekst: Neil van der Linden

Al geruime tijd doet een meme de ronde over Orwells 1984 en AnimalFarm, namelijk dat er steeds meer op lijkt dat sommigen die boeken niet als waarschuwing zien maar als handleiding. Bij Mussorgski’s Boris Godunov, zeker in deze enscenering van Kirill Serebrennikov, bekruipt je het gevoel dat die net als Pushkins toneelstuk waarop de opera is gebaseerd, niet alleen een beeld geven van historische gebeurtenissen in Rusland maar dat de intriges die erin worden verbeeld ook het Russische handboek voor nu zijn.


Boris nog aan het begin, rechts midden de politieke activist.

Van Serebrennikov waren in Nederland drie niet van politiek gespeende films te zien. Leto, over jongeren in het toenmalige Leningrad die voorafgaande aan de Glasnost vrijheden verkennen in de popcultuur.  Daarna Petrov’s Flu, over een inmiddels al gedesillusioneerdere iets oudere generatie in de deprimerende omgeving van Jekaterinenburg. Een film bovendien die bovendien vol kritiek zat op de Russische verovering van de Krim in 2014 en op racisme jegens Moslims en Joden in het huidige Rusland.  Drie jaar geleden Tchaikovski’s Wife, dat ik toen besprak voor deze blog.

En in Cannes ging vorige maand zijn nieuwe The Disappearance of Josef Mengele in première, naar de historische roman van Olivier Guez.

Serebrennikov maakte van Boris Godunov een soort ‘documentaire-opera’. Het merendeel van de tijd zien we een opengewerkt drie verdiepingen hoog flatgebouw, opgetrokken in sombere jaren vijftig volksbouwarchitectuur die in Jekaterinenburg maar ook in Amsterdam-Noord zou kunnen staan. Maar de voorwand ontbreekt, en daardoor heeft het gebouw ook wel iets van een gebombardeerd gebouw, in bijvoorbeeld Oekraïne.

In elk vertrek zien we een eigen tranche de vie die geïnspireerd is door de beeldschone fotografie van Dmitry Markov, foto’s die de troost zoeken in de beelden van troosteloosheid die ze tonen, waarvan een deel wordt geprojecteerd op een scherm in het decor.

De fotografie van Dmitry Markov:

https://www.flickr.com/photos/dcimru/with/25119671853

In de verschillende vertrekken zien we beelden die corresponderen met die foto’s, uitgebeeld door leden van het koor en figuranten: gezinnen bij een kerstboom uitbeelden, vrienden die bij elkaar op bezoek gaan, laveloze dronkaards, eenzame bejaarden tot en met prostituees die klanten ontvangen, soldaten die doelloos bij elkaar rondhangen, en ook een politieke activist. In elke vertrek van de flat, behalve in dat van de activist, staan televisies aan, allemaal op hetzelfde kanaal; er is in het land blijkbaar maar één televisiekanaal. Daarop zijn zo te oordelen alleen maar kleurige, maar inhoudsloze spelprogramma’s, levenloze talkshows en fabrieken waar glanzend-witte auto’s worden gefabriceerd, waarvan de bewoners het vervallende flatgebouw vermoedelijk alleen maar kunnen dromen.


De politie komt op bezoek

De politieke activist wordt gespeeld door Odin Lund Biron, die in zijn eerder DNO-productie Der Freischütz de rol speelde van het door Serebrennikov toegevoegde personage The Red One en vervolgens Tchaikovski speelde in Tchaikovsky’s Wife. Hij hangt politieke posters op, die geregeld worden verwijderd door politieagenten terwijl op een ander moment mannen in donkergrijze regenjassen zijn appartement overhoop halen. Tussen de muzikale passages van de opera door debiteert hij teksten die Serebrennikov samenstelde uit ‘laatste woorden’ van aangeklaagden in hedendaags Rusland – activisten, kunstenaars, tieners, teksten over waarheid, geweten, macht die zich moet richten naar het volk.

Boris, de ‘simpele’ man Joerodivy en Sjoesjki

Tot grote verrassing blijkt dit personage in de vierde akte Yuródivïy te zijn; een Russisch woord voor iets tussen een dorpsidioot en een‘Heilige Asceet’, iemand die zich door zijn half door de kerk gesanctioneerde positie kon permitteren vrijuit de waarheid kon zeggen.  Ook weleen Reine Tor zoals Parsifal? Tijdens zijn scènes verschijnt er een paar keer een zwaan op het toneel, gemaakt van witgeverfde stukken autoband. In elk geval: ook als zanger was Lund Biron fantastisch

Maar er waren er meer. Allereerst Boris zelf, ofwel Tomasz Konieczny. Voor het eerst in Nederland, maar mensen als sinds kort wijlen Fred Coeleman bewonderden hem al langer. Hij lijkt wel een beetje of Boris Jeltsin, of in elk geval is hij zo aangekleed. Ik zag trouwens zo’n twintig jaar geleden in het Holland Festival het oorspronkelijke toneelstuk van Pushkin, door een ensemble uit Sint-Petersburg, waarin de acteur die Boris speelde sterk leek op de jonge Putin. Zou dat nu nog kunnen in Rusland?

Mussorgski gaf Boris een paar weergaloze monologen en duetscenes mee. Die met vorst Sjoejsjki aan het eind van de tweede acte pakte fenomenaal uit, met een vocaal overweldigende Ya-Chung Huang als Boris’ opponent. Prachtig was hier ook het contrast tussen Konieczny’s rijzige gestalte en dat van de tengere Ya-Chung Huangs, als een roofdier dat zijn prooi vangt door het uit te putten.

Pimen en de jonge Grigori, de latere nep-Dimitri

Pimen werd gezongen door Vitalij Kowaljo, een machtige bas. Omgeven door stapels stoffige boeken, in een raamloos vertrek op de onderste verdieping van een flatgebouw, typt Pimen zijn kronieken op een oude, misschien Russische, laptop. Daar wordt hij bezocht door de jonge Grigori, Dumitru Mîțu, in de gedaante van een pizzabezorger. Van Pimen hoort Grigorie het verhaal van het vermoedelijk in opdracht van Boris vermoorde zoontje van diens voorganger, Iwan de Verschrikkelijke, die zijn vader had moeten opvolgen, Dimitri.

Marina palmt de nep-Dimitri in

Vervolgens krijgen we in de derde, de Poolse akte, even een andere wereld te zien. Grigori doet zich dan inmiddels voor als Dimitri, en de trotse en ambitieuze edelvrouw Marina ontfermt zich over hem. Dat is een rol van Raehann Bryce-Davis, die bij DNO eerder Ježibaba in Rusalka  en Giorgetta en La zia Principessa in Il trittico zong. Ook nu weer geheel overtuigend in haar rol, en met een prachtige vocale présence, is haar personage degene die de metamorfose van Grigori tot Dimitri katalyseert.

Dat gebeurt in haar boudoir, volgens het libretto in een stad in Zuidoost Polen, maar hier gesitueerd in een soort Witte Huis-Oval Office, compleet met Amerikaanse vlaggen, in een wereld, op Marina’s felrode deux-pièce en Gregory/Dimitri’s pizzabezorgerskleding na, vol mannen en vrouwen in grijze pakken en mantelpakken, die gedisciplineerd van achter een lange tafel de wereld bestieren.

6 Marina en haar staf, en de nep-Dimitri rechts, op de filmset

Iedereen in deze Oval Office weet dat deze Dimitri fake is, maar de ‘Polen’/‘Amerikanen’ grijpen het verhaal aan om toch Rusland binnen te kunnen vallen. Overigens is tijdens verschillende episodes van de Russische angst voor buitenlandse inmenging terecht gebleken. We zien voortdurend cameraploegen rondlopen – misschien Fox TV die helpt de spin van het Witte Huis te verbreiden.

Maar op sommige moment blijkt de scene ook een filmset te zijn, met een regisseur die tussen de muzikale gedeeltes ‘cut’ roept en greenscreens, groene schermen die gebruikt worden bij een film- en videoproducties, waarmee je later een andere achtergrond en andere personages kunt toevoegen. Dus misschien bevinden we ons op een Russische filmset, waar een nepfilm over Amerikaanse voorbereidingen voor een inval in Rusland wordt geproduceerd.

Zien we hier Serebrennikov misschien ook verwijzen naar zijn andere ik, de filmmaker, en hoe een regisseur in films de werkelijkheid verdieping kan geven maar de werkelijkheid ook kan manipuleren?

Het regisseurspersonage dat op het toneel ‘cut’ roept doet dat ook na het grote liefdesduet van Marina en Dimitri. Alsof men een Love Story-film aan het schieten is. Is het ook een verwijzing naar het feit dat de hele Poolse akte inclusief het liefdesduet tussen Marina en Dimitri pas in tweede instantie door Mussorgski is toegevoegd, omdat hij de opera zonder liefdesduet niet kon slijten? Volgens sommige puristen hoort die episode er dus niet bij.

Gelukkig voeren Serebrennikov en Petrenko deze akte wel uit. Petrenko vindt dat de opera daardoor beter in balans is. En zoals hij ook zegt: dan heb je niet alleen voor een kort optreden in de tweede akte een tenor voor een veeleisende rol ingehuurd. En daar was Mîțu volledig tegen opgewassen.


Slotbeeld, de 'simpele man' c.q. de politieke activist, het volk en Boris in zijn doodskist, op een foto van Dmitry Marko

Ook Boris’ sterfscène was indrukwekkend. Hij verkeert alleen nog in het gezelschap van een paar getrouwen, zijn dochter Ksenia (Inna Demenkova) en zijn zoon Feodor (de Nederlandse countertenor David van Laar). Ik herinner me van de eerdere enscenering door Harry Kupfer bij DNO countertenor Jochen Kowalski in deze rol. Ook daar werd Feodor uitgebeeld als iemand die te lievig of zeg maar te slap leek om zijn vader op te volgen, zoals Boris wenste. Ook David van Laar speelde Feodor als naïef kind.

Van de overige ook uitstekende cast verdient de Nederlandse mezzosopraan Eva Kroon als Herbergierster aparte vermelding. Die was ook al zo goed als Annina in Der Rosenkavalier.

Helaas: orkest en koor, en/of dirigent, leken nog wat aan elkaar te moeten wennen. Met name in de eerste akte liepen ze uit de pas, ook al leek Petrenko duidelijk te dirigeren. Misschien ligt dat ook aan het feit dat als het koor vanuit al die verschillende vertrekken van het flatgebouw zingt, het moeilijk is te coordineren. Maar de leden zien toch de monitors achter in de zaal? Hopelijk trekt het wel bij.

Libretto  Gebaseerd op Poesjkin met wijzigingen door Moessorgski
Muzikale leiding  Vasily Petrenko
Regie, decor en kostuums  Kirill Serebrennikov

Boris Godoenov  Tomasz Konieczny
Feodor  David van Laar 
Ksenia  Inna Demenkova
De voedster  Polly Leech
Vorst Vasili Ivanotvitsj Sjoejski  Ya-Chung Huang
Andrej Sjtsjelkalov  Jasurbek Khaydarov
Pimen  Vitalij Kowaljow
Grigori Otrepjev  Dumitru Mîțu
Marina Mniszek  Raehann Bryce-Davis
Rangoni  Gevorg Hakobyan
Varlaam /Mitjoecha  ShenYang
Missail /Bojaar  Steven van der Linden

Herbergierster  Eva Kroon 
Joerodivy Odin Lund Biron
Nikititsj  Roger Smeets  Koor van De Nationale Opera
Instudering Koor  Edward Ananian-Cooper

Nieuw Amsterdams Kinderkoor (onderdeel van Nieuw Vocaal Amsterdam)
Instudering Pia Pleijsier
Koninklijk Concertgebouworkest

Tevens onderdeel van het Holland Festival 2025.


Foto’s : © Marco Borggreve

Trailer:

Discografie:

Tchaikovsky’s Wife:

Constant Meijer in gesprek met Kirill Serebrennikov.

Met enige weerzin deel ik opnamen van Valery Gergiev maar dit is wel een goede opname van de 1872 versie inclusief een fraai gepassioneerde uitvoering van de Poolse akte. Indertijd werd deze uitgebracht in combinatie met de 1869 versie.

Rattle or van Zweden? Two-nearly a decade-old Rheingold’s under the microscope.

Entry of the Gods into Valhalla

There is no shortage of recordings of the complete Ring – let alone the individual parts- but apparently the need (among consumers or conductors?) is inexhaustible. Because: you haven’t had time to properly listen to one version or a new one is already being presented.



Simon Rattle is no novice when it comes to Wagner. Between 2006 and 2010, he conducted the complete Ring cycle in both Aix-en-Provence and Bayreuth. But ˜everything the conductor Sir Simon Rattle touches turns to gold”, and thus Das Rheingold was put back on the music stands, this time with the Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks. There, Rattle conducted a concert performance of the first Ring part in April 2015, and it has been released on the orchestra’s own label.



Like Rattle, Jaap van Zweden is a master as to conducting Wagner. His interpretations of his operas with the Radio Philharmonic Orchestra were very well received by critics and audiences alike. The Ring was the logical next step. The choice of orchestra – Van Zweden brought the music to his own Hong Kong Philharmonic – was also obvious. Now that his Das Rheingold is out: shall we compare it with Rattle?

Tomasz Konieczny as Alberich © Wiener Staatsoper/Michael Poehn



The performance under Rattle is carried by the two bass-baritones: Michael Volle (Wotan) and Tomasz Konieczny (Alberich). The latter in particular manages to impress me. His voice is so big that I am almost blown away by it, and the way he manages to put a sly deviousness in his voice is more than sublime. Compared to him, Van Sweden’s Peter Sidhom is nothing more than a ˜character”. Exquisite singing, yes, but he lacks finesse.

Bildquelle: picture alliance / Geisler-Fotopress | Thomas Bartilla/Geisler-Fotopres

Michael Volle’s voice, despite a good dose of pleasant lyricism, also has something compelling about it. Truly a supreme being who has to be obeyed. Matthias Goerne cannot match that. Although I really like his voice, he sounds like he is singing oratorio.


The giants with Rattle – Peter Rose (Fasolt) and Eric Halfvarson (Fafner) – are so insanely good that the basses with Van Zweden – the surely not insignificant Kwangchul Youn and Stephen Milling – have trouble competing with them.

I don’t like Annette Dasch (Freia). There is something in her timbre that I do not like, but that is a personal and subjective opinion. I do like Anna Samuil’s voice on the Van Zweden recording more, but neither of these ladies is a my dream Freia.

Photo:Metropolitan Opera / Marty Sohl

The only one much better cast in the van Zweden recording is Loge. Whereas Burkhard Ulrich does not sound very pleasant to me on the Rattle production- a bit shrill, although that may suit the character of Loge – Kim Begley shows that a devious character and good singing, can and do, really go together.

Rattle makes the orchestra play lightly and sparklingly. Moreover, he keeps the momentum going. Van Zweden is much more slow and more ˜long- winded”, so the performance lacks drama. In addition, the recording is far too soft. So even though I also have some reservations about Rattle: I still opt for his version.



Impression of the rehearsal by Rattle:



Trailer of van Zweden’s recording:

Michael Volle, Christian Van Horn, Benjamin Bruns, Burkhard Ulrich, Elisabeth Kulman, Annette Dasch, Janina Baechle, Tomasz Konieczny, Peter Rose, Eric Halfvarson e.a.
Symphonieorchester des Bayerichen Rundfuks olv Simon Rattle
BR Klassik 900133 • 143’


Matthias Goerne, Michelle de Young, Kim Begley, Peter Sidhom, Anna Samuil, Deborah Humble, Kwangchul Youn, Stepen Milling e.a.
Hong Kong Philharmonic Orchestra olv Jaap van Zweden
Naxos 8660374-75 • 153’



Winters en Beczala vormen prachtig koppel in Moniuszko’s Halka

TEKST: PETER FRANKEN

In een coproductie met Teatr Wielki programmeerde het Theater an der Wien de Poolse nationale opera Halka van Stanislaw Moniuszko. De opname die van een voorstelling in december 2019 werd gemaakt is recent op dvd uitgebracht. De regie is van Mariusz Trelinski en behalve Corinne Winters in de titelrol zien we Piotr Beczala als haar would be minnaar en Thomasz Konieczny als de man die Halka in het ongeluk stort. Een veelbelovend affiche en het resultaat is er naar, een schitterende uitvoering van dit relatief onbekende werk.

Portret van Stanisław Moniuszko door Michał Elwiro Andriolli 1865. © Tygodnik Ilustrowany”

Moniuszko (1819-1872) was een Pool uit het voormalige Pools-Litouwse Gemenebest. Zodoende wordt hij niet alleen in het huidige Polen geëerd als nationale componist maar heeft hij ook muzikale roots in Litouwen en Belarus. Moniuszko schreef een groot aantal opera’s en operettes waarvan alleen Halka zich heeft weten te handhaven, zij het vooral in de drie hierboven genoemde landen.

De eerste versie had première in 1848 en was geen succes. Beter verging het de latere uitgebreide versie uit 1858. Veranderingen in het sociale klimaat waardoor er minder opgekeken werd tegen de adel of machtige bevoorrechte personen in het algemeen zullen hier mede debet aan zijn geweest. Hoe het ook zij, Halka werd Moniuszko’s grootste succes op het gebied van muziektheater. Niettemin bleef de componist internationaal onbekend, een doorbraak is er nooit gekomen. Het is dus een aangename verrassing dat dit werk nu in Wenen te beleven viel, dankzij de gedurfde programmering van het Theater an der Wien.

Trailer van de productie:

Halka is een weesmeisje dat door de landheer Janusz is opgemerkt toen hij haar dorp een keer bezocht. Hij voelde zich wat alleen en was direct van haar gecharmeerd. Zij op haar beurt liet onmiddellijk elke remming varen en probeerde zich direct aan hem te hechten, haar langverwachte grote liefde, haar ‘valk’. En natuurlijk werd ze zwanger van Janusz voordat deze weer een deur verder ging. Zij hoopt en verwacht dat haar grote liefde weer terug zal komen maar dorpsgenoot Jontek weet wel beter.

Hij is al jaren verliefd op haar en heeft vermoedelijk het idee dat net nu hij wat vorderingen begon te maken bij Halka ze zich in een opwelling door ‘de grote heer’ had laten verleiden. Door haar mee te nemen naar de stad waar de verloving van Janusz met de dochter van een andere edelman aanstaande is, hoopt hij Halka uit de droom te helpen om zodoende weer een kans bij haar te maken.

Op gehoorsafstand van het verlovingsfeest zingt Halka een treurig lied waarin steeds terugkeert dat ze door haar ‘valk’ is verlaten. Janusz’ verloofde Zofia spoort hem aan een kijkje te nemen. Hij had al gehoord wie daar zong en toont zich met haar lot begaan. Zij treedt hem tegemoet als Medea die Iason terug wil winnen voordat hij een nieuw huwelijk sluit, vol overgave met inzet van alle middelen, meer een bestorming dan verleiding. Het heeft bijna succes maar Janusz weet tijd te winnen door haar te vragen bij de rivier op hem te wachten. Hij zal daarheen komen en dan zullen ze er samen vandoor gaan. Uiteraard gebeurt dit niet, maar nu is de aanstaande bruidegom van het probleem verlost, lastig natuurlijk, zo’n skelet in je kast.

Als later ook Jontek zich ermee komt bemoeien tapt de grote heer uit een ander vaatje, ze moeten snel maken dat ze wegkomen. Toch blijft Halka tegen beter weten in hopen op een ommekeer. Maar als het huwelijksfeest wordt gevierd probeert ze dit te verstoren en bij de geplande ceremonie in het dorp doet ze zelfs een poging Zofia’s bruidsjurk te stelen. De bevolking heeft lucht gekregen van Halka’s ongeluk waarvoor de landheer verantwoordelijk is en neemt een dreigende houding aan. Van een gezellig feestje is geen sprake meer.

Door alle emoties krijgt Halka vervolgens een miskraam en daardoor slaat ze door in de andere richting: ze wil zich op Janusz wreken, de kerk in brand steken om hem te doden. Maar uiteindelijk zakt dat weer weg, ze begraaft het dood geboren kind en verdrinkt zich in de rivier.

Trelinski heeft de handeling verplaatst van midden 19e eeuw naar de jaren 1970, duidelijk herkenbaar aan de kleding van de vrouwelijke bruiloftsgasten: plateauzolen, witte laarzen, korte jurken en wilde haren, denk aan de musical Mama Mia. De bevoorrechte personen staan hier voor partijbonzen in communistisch Polen en het feest vindt plaats in een hotel. Dat was in die tijd de ontmoetingsplaats voor mensen met geld waar het gewone volk geen toegang had. Zofia’s vader geeft zijn aanstaande schoonzoon als welkomstgeschenk in zijn clan een duur horloge.

Een draaitoneel bied zicht op de hotellobby, een feestzaal, de keuken en het steegje erachter en nog andere locaties, kwestie van draaien en tussentijds kleine wijzigingen aanbrengen. We zien Halka als dienstertje in het hotel waar ze met Janusz contact zoekt, maar toch ook weer niet, en buiten terwijl ze als een hoopje ellende haar klaaglied zingt. Als ze met Janusz samen is staat er een groot bed in de ruimte, de suggestie dat hij gewoon als gast een kamermeisje heeft verleid. Zij slaagt er nu bijna in de rollen om te draaien. Als hij later niet komt opdagen zingt ze in diezelfde ruimte een klaaglied over de valk en de witte duif waarvan nu de vleugels zijn gebroken. Janusz is er bij maar slechts in haar gedachten. De indruk wordt gewekt dat hij ook wel een innerlijke strijd voert, uit schuldgevoel maar ook omdat hij wel degelijk van haar onder de indruk was na die ontmoeting en verleiding.

Tomasz Konieczny heeft als Janusz een mooie aria aan het begin waarin hij zingt over die korte verliefdheid. Verder is hij vooral de bad guy die zijn huwelijk in gevaar gebracht ziet worden en daarom snel van Halka af probeert te komen.

Jontek wordt overtuigend vertolkt door Piotr Beczala, de immer op Halka verliefde man die haar niet op andere gedachten kan brengen. Hij heeft twee schitterende aria’s die hem verdiend een open doekje opleveren.

De sopraan Corinne Winters hoorde ik voor het eerst als Rachel in La Juive, een voorstelling in Gent. Ze maakte grote indruk bij die gelegenheid en dankzij haar naam op het affiche kwam ik er toe deze dvd aan te schaffen. Ze haalt hier royaal het niveau van haar Rachel, een zeer goed optreden. Halka zingt een monologue intérieur en verder vooral dialogen met haar twee mannen. Het gaat haar allemaal uitstekend af en is heerlijk om naar te luisteren. Door haar acteren weet ze met gemak de toeschouwer voor zich in te nemen, de zang is op dit punt bijna een bonus.

Komende editie van de Salzburger Festspiele zal Winters de titelrol vertolken in Katia Kabanova. Ook dat moet een kolfje naar haar hand zijn.

Het ORF Radio-Symphonieorchester Wien staat onder leiding van Lukasz Borowicz.

De hele opera os op YouTube te vinden:

Alle scenefoto’s uit het Theater an der Wien © Monika Rittershaus

Immo Karaman regisseert Britten in Düsseldorf. Deel 1: Peter Grimes

petergrimesdusseldorf

Roberto Saccà als Peter Grimes in Düsseldorf. Foto: Hans Jörg Michel

Het seizoen 2009/2010 van de Deutsche Oper am Rhein werd zeer sterk geopend met een fantastische Peter Grimes. Zelden zie je nog een productie waarin alles klopt, tot in de kleinste details: de regie, het bühnebeeld, de decors en de kostuums. Met een orkest die je aan je stoel nagelt. En met zangers, die je kippenvel bezorgen met hun vermogen om mensen van vlees en bloed neer te zetten, met wie je medelijden moet hebben. Of aan wie je een zeer sterke afkeer hebt.  Dat doen zij met hun stemmen, maar ook met hun lichaam, bewegingen of met het  stilstaan. Bravo.

De jonge Duitse regisseur van Turkse afkomst, Immo Karaman, heeft een voorstelling gecreëerd die geheel naar de wens van de componist is. Peter Grimes is niet de bruut zoals hij meestal wordt verbeeld, maar het slachtoffer van een bekrompen en corrupte maatschapij. Hij is een einzelgänger, een outlaw, een niet geïntegreerde en geaccepteerde ‘vreemdeling’.

Al gedraagt hij zich er niet naar, toch heeft ook hij zijn dromen van een vredig, veilig en voornamelijk warm huis, ver van de meute. Om dat te realiseren zet hij alle regels opzij en vertikt het om zich te conformeren. Iets wat hij ook helemaal niet kan. En als het hem allemaal te veel wordt dan gaat hij meppen: hij weet immers niet hoe  hij anders zijn  gevoelens kan uiten.

Vanaf het begin is het je duidelijk dat hij geen enkele kans heeft om te overleven. En de enige ziel die hem bijstaat, de enige die hem wil helpen – Ellen Orford – maakt het allemaal nog ingewikkelder.

Alleen Balstrode, misschien omdat hij toch deel uitmaakt van de dorpsgemeenschap en Grimes niet per definitie afwijst, kan een uitweg voor zijn lijdensweg vinden: met een lek bootje de zee op.

Zowel het libretto van Montagu Slater als de muziek van Britten zijn zeer filmisch. Ook dat heeft Immo Karaman goed begrepen en liet ons beelden zien die ook in de bioscoopzaal niet zouden misstaan. Niet, dat ze zo realistisch waren – Karaman liet meer dan genoeg aan je verbeelding over – maar hij stuurde je zeer vernuftig in de richting waar hij je wil hebben.

(meer…)

DAS RHEINGOLD. Rattle? Van Zweden?

Aan de opnamen van de complete Ring – laat staan afzonderlijke delen – geen gebrek, maar blijkbaar is de behoefte (bij de consument of de dirigent?) onuitputtelijk. Want: je hebt de ene nog niet goed beluisterd of er dient zich alweer een nieuwe aan.

rheingold-rattle

Simon Rattle is geen beginneling wat Wagner betreft. Tussen 2006 en 2010 dirigeerde hij de complete Ring-cyclus in zowel Aix-en-Provence als Bayreuth. Maar “everything the conductor Sir Simon Rattle touches turns to gold”, en dus werd Das Rheingold weer op de lessenaars gezet, deze keer bij het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks. Daar dirigeerde Rattle in april 2015 een concertante uitvoering van het eerste Ring-deel en die is op het eigen label van het orkest uitgebracht.

 

Rheingold van Zweden

Net als Rattle heeft Jaap van Zweden Wagner in zijn vingers. Zijn interpretaties van diens opera’s bij het Radio Filharmonisch Orkest werden door zowel critici als het publiek zeer enthousiast ontvangen. De Ring was een logische vervolgstap. Ook de keuze van het orkest – Van Zweden bracht de muziek naar zijn eigen Hong Kong Philharmonic – lag voor de hand. Nu is zijn Das Rheingold inmiddels uit: een kleine vergelijking met Rattle dan maar?

Rheingold konieczny alberich

Tomasz Konieczny als Alberich  © Wiener Staatsoper/Michael Poehn

De uitvoering onder Rattle wordt gedragen door de twee bas-baritons: Michael Volle (Wotan) en Tomasz Konieczny (Alberich). Vooral de laatste weet mij bijzonder te imponeren. Zijn stem is zo groot dat ik er bijna door omvergeblazen word en de manier waarop hij de slinkse sluwheid in zijn stem weet te leggen, is meer dan subliem. Met hem vergeleken is Peter Sidhom bij Van Zweden niet meer dan een ‘karakter’. Voortreffelijk gezongen, dat wel, maar het ontbreekt hem aan finesse.

Michael Volles stem heeft, ondanks een flinke portie aangename lyriek, ook iets dwingends. Echt een oppergod naar wie geluisterd moet worden. Daar kan Matthias Goerne zich niet aan meten. Hoewel ik zijn stem op zichzelf heel erg mooi vind, klinkt hij alsof hij net uit een oratorium uitvoering is weggelopen.

De reuzen bij Rattle – Peter Rose (Fasolt) en Eric Halfvarson (Fafner) – zijn zo waanzinnig goed dat de bassen bij Van Zweden – de toch echt niet kleine jongens Kwangchul Youn en Stephen Milling – het tegen hen moeten afleggen.

Ik houd niet van Annette Dasch (Freia). Er is iets in haar timbre wat ik niet mooi vind, maar dat is persoonlijk en subjectief, en ligt dus aan mij. Anna Samuil bij Van Zweden vind ik qua klank mooier, maar geen van beiden is een Freia van mijn dromen.

Alleen Loge is bij Van Zweden veel beter bezet. Waar Burkhard Ulrich op de Rattle-opname niet echt aangenaam in mijn oren klinkt – een beetje schel, al past dat wellicht bij het karakter van Loge – daar laat Kim Begley horen dat een slinks karakter en goed zingen toch echt wel samen kunnen gaan.

Rattle laat het orkest licht en sprankelend spelen. Bovendien houdt hij de vaart erin. Van Zweden is veel langzamer en ‘breedsprakiger’, waardoor de uitvoering drama mist. De opname is daarbij veel te zacht. Dus al heb ik bij Rattle ook enkele bedenkingen: ik kies toch voor zijn versie.

Impressie van de repetitie door Rattle:

Trailer van de opname van van Zweden:

Richard Wagner
Das Rheingold

Michael Volle, Christian Van Horn, Benjamin Bruns, Burkhard Ulrich, Elisabeth Kulman, Annette Dasch, Janina Baechle, Tomasz Konieczny, Peter Rose, Eric Halfvarson e.a.
Symphonieorchester des Bayerichen Rundfuks olv Simon Rattle
BR Klassik 900133 • 143’

Matthias Goerne, Michelle de Young, Kim Begley, Peter Sidhom, Anna Samuil, Deborah Humble, Kwangchul Youn, Stepen Milling e.a.
Hong Kong Philharmonic Orchestra olv Jaap van Zweden
Naxos 8660374-75 • 153’