Wie droomt er niet van om eeuwig jong en mooi te zijn? Het wonderlijke verhaal van Faust, over een wetenschapper die zijn ziel aan de duivel verkoopt, heeft talrijke schrijvers, dichters en componisten geïnspireerd. De versie van Charles Gounod uit 1859 is gewoonweg heerlijk
DVD
Wilt u het werk in beeld zien, dan is de keuze zeer beperkt. Zelf was ik ooit helemaal kapot van de productie van Frank Van Laecke bij Opera Zuid, maar die is niet opgenomen. Jammer.
ROBERTO ALAGNA
David McVicar, één van mijn geliefde regisseurs heeft de opera in het Londense Royal Opera House geënsceneerd. Ik heb het daar gezien, eerst met Roberto Alagna en daarna met Piotr Beczala. En eerlijk is eerlijk: ik was er niet kapot van.
Er werd heel erg goed gezongen, dat wel, maar de regie stelde mij een beetje teleur. De eerste voorstellingen, met in de hoofdrollen Roberto Alagna, Angela Gheorghiu, Bryn Terfel, Sophie Koch en Simon Keenlyside, werden in 2004 voor Warner (5099963161199) opgenomen.
Hieronder Angela Gheorghiu als Marguerite, met een toelichting van haar zelf:
FRANCISCO ARAIZA
En dan hebben we nog de “enfant terrible” van de jaren tachtig, Ken Russell …. Eerlijk beken ik dat ik niet echt ver ben gekomen met het bekijken van deze dvd (DG 0734108). De regie vind ik buitengewoon irritant met allerlei “vondsten” en “symbolen”, waarvan het nut mij totaal ontgaat.
Francisco Araiza behoorde ooit tot mijn favorieten, en in 1983 zong hij nog een pracht van Ferrando in ‘Cosi fan Tutte’ maar in deze Weense productie uit 1985 is zijn stem een fractie van wat het geweest was. ZONDE!
ALFREDO KRAUS
In 1973 werd Faust in Tokyo opgevoerd en live opgenomen (VAI 4417). Renata Scotto, Alfredo Kraus, Nicolai Ghiaurov… wat een bezetting! Om te likkebaarden, toch? Ja en nee.
Kraus is zonder meer ‘elegant’, maar moet Faust elegant zijn? Is hij niet eerder een ordinaire schurk die gewoon het mooie meisje wil schaken? En geld wil hebben? En wil genieten? Of heb ik het niet begrepen?
Er zit ook geen passie in zijn zingen en zijn hoge noten zijn wat ‘geperst’. Maar Scotto is een zeer ontroerende Marguerite en Ghiaurov een meer dan imposante Méphistophélès.
Scène uit de productie:
CD
NICOLAI GEDDA
Op cd is de keuze immens. Wat dacht u van Victoria de los Angeles en Nicolai Gedda? Met Boris Christoff als de duivel himself? Gedirigeerd door André Cluytens (Brilliant Classics 93964)? Daar gaat mijn hart van smelten. Gedda kan je wellicht een beetje met Kraus vergelijken, een beetje dan, want zijn stem is groot en zijn zeggingskracht onuitputtelijk. En dan heb ik het niet over zijn taalgevoel. Geef mij maar Gedda!
Gedda zingt “Salut! Demeure chaste et pure”:
PLÁCIDO DOMINGO
Domingo is niet echt de eerste waar je aan denkt als je het over Faust hebt, maar gelukkig voor de liefhebber bestaat er van hem een goede studio opname. Gelukkig, want in dit geval kan je rustig van één van de beste opnames van het werk spreken (ooit EMI ). Het orkest van de Parijse Opera staat onder leiding van Georges Pretre, één van de beste dirigenten voor het Franse repertoire.
De cast is om je vingers bij af te likken: Mirella Freni is een broze en sensuele Marguerite en Nicolai Ghiaurov een zeer imponerende Méphistophéles.
In de kleine rol van Valentin horen we niemand minder dan Thomas Allen. Zijn ‘Avant de quitter ces lieux” heb ik nooit eerder (of later) mooier gezongen gehoord.
FERRUCIO BUSONI
Een andere, niet te vergeten Faust is Doktor Faustus van Ferruccio Busoni. Hij spendeerde maar liefst twintig jaar om het verhaal tot een opera te smeden, ook nog eens zonder het te voltooien. Het slot werd door zijn leerling, Philip Jarnach, gecomponeerd.
Anders dan bij Goethe (Busoni gebruikte een in die tijd bekend poppenspel voor het door hemzelf vervaardigde libretto) wenst Busoni’s Faust zich geen eeuwige jeugd, maar een volkomen vrijheid, die, zoals hij later ontdekt, niet bestaat. Maar hij heeft zijn ziel nog, en die schenkt hij aan een (zijn?) dood kind, waardoor hij als het ware reïncarneert.
De opera werd in 2006 in Zürich opgevoerd en gefilmd (Arthaus Musik 101283). Die productie is in alle opzichten fenomenaal. Thomas Hampson speelt zowat de rol van zijn leven. Zijn Faust is, zowel scenisch als muzikaal, van het allerhoogste niveau. In Gregory Kunde (Mépfistophélès) heeft hij echter een geduchte tegenstander – wat hij alleen al aan gezichtsuitdrukkingen in huis heeft, grenst aan het onmogelijke.
Samuel Ramey
En nu wij het over duivels hebben: kunnen wij om Samuel Ramey heen? Hij lijkt van duivelsrollen zijn beroep te hebben gemaakt. Het is een zeer dankbare karakterrol om te verbeelden, zeker voor een zangeracteur van zijn kaliber. Je kunt al je registers opentrekken en zelfs schmieren is toegestaan.
In 2000 nam Ramey voor Naxos een hele cd met allerlei duivelsrollen op, afkomstig uit Mefistofele van Boito, Faust van Gounod, RobertleDiable van Meyerbeer, LadamnationdeFaust van Berlioz en TheRake’s Progress van Stravinsky (Naxos 8555355).
Tekening van van Karl Friedrich Thiele naar het ontwerp van Karl Friedrich Schinkel
Die Zauberflöte is zonder twijfel één van de populairste opera’s ooit. De officiële catalogus telt meer dan tachtig opnamen op cd’s en zo’n vijftien op dvd’s. De kans dat u de opera niet kent is, denk ik, nihil. Er gaat geen jaar voorbij zonder dat de opera ergens bij in u in de buurt wordt uitgevoerd. Ik twijfel er ook niet aan dat u minstens één opname in de kast hebt staan.
“Water en vuurproef”, scèneontwerp van Karl Friedrich Schinkel 1817
CD’s
Cristina Deutekom
Men zegt Koningin van de Nacht, men denkt Cristina Deutekom. Althans ik. De opname die zij in 1969 voor Decca (4145682) maakte staat voor mij als een huis en mag eigenlijk in geen enkele huishouding ontbreken. Oké, haar staccato is soms een beetje vreemd en af en toe mechanisch, maar wat een perfectie! Haar woede is heerlijk ordinair. Dat is niet onaardig bedoeld, want het klopt perfect met het karakter van ‘the Queen’. Al komen wij daar pas later in de opera achter.
Stuart Burrows gold ooit als één van de grootste Mozart tenoren die al op weg waren naar het zwaardere “fach”. Voor mij een schakel tussen Fritz Wunderlich en Piotr Beczala. Ik luister graag naar zijn elegante Tamino, zijn stem mengt ook heel erg mooi met Pilar Lorengar (Pamina).
Over de Papageno van Hermann Prey kan ik heel erg kort zijn: de beste ooit.
De Wiener Philharmoniker staat onder leiding van Georg Solti en dat beteken vaart, drama en af en toe stilstaan. Opera ten voeten uit. Wat de opname nog dat beetje (nou ja, beetje?) extra geeft, is het tekstboek met de tekeningen van Kokoschka.
Fritz Wunderlich
Zoals Hermann Prey de Papageno en Cristina Deutekom de Koningin van Nacht voor mij zijn, zo is Fritz Wunderlich de Tamino. In 1965 heeft hij de rol voor DG (4497492) opgenomen.
HetBerliner Philharmoniker stond onder directie van Karl Böhm, wat natuurlijk wat meer statigheid en behoedzaamheid betekent dan Solti. Maar de klank is echt heel erg mooi. Roberta Peters is een waanzinnig goede Koningin van de nacht en Evelyn Lear een zoetig lyrische Pamina. Tel daarbij de werkelijk fenomenale Franz Crass als Sarastro en Hans Hotter als Sprecher – heerlijk. Toch kent de opname één minpunt: Papageno wordt gezongen door de totaal humorloze Dietrich Fischer-Dieskau. Jammer!
Charles Mackerras
Voor de lezing van Sir Charles Mackerras heb ik altijd een zwak gehad. In deze opname stond hij aan het roer van het Scottish Chamber Orchestra (Telarc CD 80302). Zijn zeer elegante manier van dirigeren, zijn integriteit en totale gebrek aan maniertjes zijn mij zeer lief. Maar ook zijn cast doet mijn hart sneller kloppen van plezier.
Allereerst is er de onvergetelijke Jerry Hadley (Tamino), met zijn zoete tonen en Mozartiaanse lijnen. Daar moet ik even een traantje bij wegpinken, hij is ons te vroeg en te onnozel weggevallen.
Barbara Hendricks zingt een beetje gemaniëreerd, maar haar stem is verleidelijk lyrisch en past bij Pamina. June Anderson heeft alle “Queen waardige” noten en coloraturen paraat en Thomas Allen is voor mij, naast Hermann Prey, de beste Papageno.
Claudio Abbado
Geloof het of niet, maar in 2006 nam Claudio Abbado (toen al over de 70) zijn eerste Toverfluit ooit op (DG4775789). Het resultaat is niet helemaal bevredigend, maar ik wil het toch noemen, vanwege het heerlijk en slank spelende Mahler Chamber Orchestra, maar ook vanwege de toen nog betrekkelijk jonge en beginnende zangers.
Niet allemaal hebben ze het gemaakt, maar René Pape (Sarastro) hoef ik niet meer bij u te introduceren en ook Dorothea Röschmann (Pamina) behoeft geen aanbeveling. Christoph Strehl is een zonder meer overtuigende Tamino en Hanno Müller-Brachman een zeer speelse Papageno.
Dorothea Röschmann als Pamina:
DVD’s:
Nicolai Gedda
Gedda kon eigenlijk alles zingen en dan ook nog in vele talen. Zijn muzikaliteit was werkelijk spreekwoordelijk en dat kun je goed op deze opname horen.
Edith Mathis & Nicolai Gedda in „Mein, o welch ein Glück!’
Horst Stein dirigeert de Hamburger Philharmoniker en zijn tempi zijn fors, maar met precies 156 minuten speeltijd weet je zeker dat het een en ander is gesneuveld. Het geluid is dof en de aankleding echt “jaren zestig” (de opname is gemaakt in Hamburg, in 1971).
Toch vind ik het één van de belangrijkste Toverfluiten ooit, zeker vanwege de zangers! Zal ik ze noemen? Behalve Gedda: Hans Sotin, de jonge Franz Grundhebber (Monostatos!), Edith Mathis, Kurt Moll, Fischer-Dieskau (als spreker veel beter op zijn plaats), Kurt Moll als Gehärnischte, de zeer ondergewaardeerde William Workman als Papageno en ….. last but not least! JA! Onze “eigen” Deutekom in haar parade rol:
De regie is van de hand Peter Ustinov. Een monument (Arthaus Musik 101265)
Piotr Beczala
Een overenthousiast, stormachtig applaus voor het productieteam van een opera: hoe vaak maak je dat nog mee? Het overkwam Benno Besson (regie) en Jean-Marc Stehlé (decors en kostuums) in januari 2001 na hun Zauberflöte in het Parijse Palais Garnier.
Terecht. De door hun gecreëerde voorstelling laat zich als een ouderwetse sprookjesfilm (denk aan Wizzard of Oz) bekijken en ademt de toverachtige sfeer van weleer, toen alles nog goed kwam en waarbij je je tegoed deed aan een simpel, geschilderd decor (en daar genoeg aan had). Het decor en de fantasievolle kostuums zijn overweldigend en feeëriek, met felgekleurde tropische bossen, ‘wilde dieren’ en een ‘echte’ sprookjesprins – gestoken in het wit en met een heus gouden kroontje op zijn hoofd.
Het Orchestre de l’Opéra national de Paris onder de liefdevolle leiding van Iván Fischer speelt heel erg mooi, al zijn de tempi soms een beetje aan de (te) langzame kant.
Piotr Beczala is voor mij de mooiste lyrische tenor sinds Wunderlich en Gedda. Zijn Tamino is niet alleen perfect gezongen maar ook fantastisch geacteerd. Hij is inmiddels een wereldster, maar was toen nog maar een geheimtip.
Dorothea Röschmann schittert als een gloedvolle Pamina, en Detlef Roth is een prima Papageno. Ook de rest van de cast is zonder meer goed: Désirée Rancatore is een zeer overtuigende Koningin van de Nacht en Matti Salminen een voorteffelijke Sarastro (Arthaus Musik107233)
Beczala en Röschmann in ‘Tamino mein, o welch ein Glück!’:
Georg Solti
Nog even kort over Georg Solti: in 2012 vierde hij zijn honderdste verjaardag en naar aanleiding daarvan heeft Decca veel van zijn nooit eerder uitgebrachte en veelal totaal onbekende opnamen uitgebracht. Op de dubbel-cd Solti. The legacy 1937-1997 hoort u hem als de klokkenspelbespeler in Die Zauberflöte. De opname werd gemaakt in 1937 in Salzburg, Papageno wordt gezongen door Willi Domgraf-Fassbander en de Wiener Philharmoniker staan onder leiding van Toscanini (Decca 4784884).
Hieronder Domgraf-Fassbaender als Papageno (met de klokkenspel van Solti):
In 1991 heeft Solti het instrument opnieuw ter hand genomen, alweer in Salzburg, maar nu stond hij ook op de bok. De opera is twee jaar geleden op dvd uitgebracht (Decca 0743603). De regie was in handen van Johannes Schaaf en onder de solisten vinden we de piepjonge René Pape (Sarastro) en de zeer droevig aan zijn einde gekomen Deon van der Walt (Tamino)
De opera is inmiddels ook op youtube te vinden. Hieronder deel 1: