MIkhail_Petrenko

Bekroonde Ruslan en Lyudmila uit het Bolshoi betovert

Tekst: Peter Franken

Stage design for ”Ruslan and Lyudmila” ©Bridgeman Images

Ruslan en Lyudmila had première in 1842. Het was de tweede opera van Michail Glinka (1804-1857) na Ivan Susanin uit 1836. Glinka wordt wel gezien als de eerste componist uit Rusland die zich de klassieke muziek uit West Europa eigen maakte en daarop voortbouwde. Zijn opera’s hebben dan ook een geheel ander klankbeeld dan die van Moessorgski, Borodin en Rimski Korsakov die feitelijk de eerste generatie echt Russische componisten vertegenwoordigen.

Het libretto van Ruslan en Lyudmila is gebaseerd op een gedicht van de onvermijdelijke Pushkin die op zijn beurt uitging van vroeg middeleeuwse legendes over de ontvoering van Lyudimila, de dochter van prins Vladimir van het Kievse Rijk. De opera speelt zich af aan het hof van Kiev en op een aantal sprookjesachtige locaties.

Mikhail Petrenko, Albina Shagimuratova ,Vladimir Ognovenko Setozar

De handeling begint met de bruiloft van Lyudmila die uitkijkt naar een leven met haar uitverkorene  edelman Ruslan maar tegelijker tijd wat melancholiek is gestemd nu ze definitief een keuze heeft gemaakt. Het betekent een afscheid van haar vader maar ook van twee vrijers die naar haar hand hebben gedongen. Dat zijn de Varjaar Farlaf en de Khazaar Ratmir, niet toevallig vertegenwoordigers van de beide buurlanden van Kiev Rus.

Ze spreekt hen troostend toe. Dan heft de bard Bayan een lied aan waarin hij het liefdespaar een zware toekomst voorspelt die pas na veel ellende plaats zal maken voor een leven vol geluk. Dat wordt hem niet in dank afgenomen maar hij krijgt onmiddellijk zijn gelijk. Het wordt plotseling donker en er is bliksem te zien. Verwarring alom en als het weer licht en rustig is geworden blijkt Lyudmila te zijn verdwenen.

Haar vader Svetosar raakt in paniek en belooft dat de man die haar zal terugbrengen zijn dochter mag trouwen en de helft van zijn rijk krijgt. Hij kan dat doen omdat het huwelijk met Ruslan nog niet is voltrokken en die trekt erop uit met zijn concurrenten.

Ruslan ontmoet de welwillende tovenaar Finn, zo genoemd omdat hij uit Finland komt. Die vertelt hem zijn levensverhaal waarvan voor de toeschouwer uitsluitend de afloop ter zake doet. Hij heeft een vete met zijn vroegere geliefde Naina die hem in alles tegenstreeft. Hij gelooft in liefde en geluk, zij in het tegendeel.

Finn wil Ruslan helpen in zijn queeste om Lyudmila terug te vinden maar waarschuwt dat Naina hem zal tegenwerken door een van zijn concurrenten te helpen, gewoon om hem dwars te zitten. Zij is de boze heks in het verhaal.

Illustration for Ruslan and Ludmila by DeGrafo

Ruslan komt in een verlaten gebied terecht waar hij overal knekels ziet liggen, overblijfselen van een veldslag lang geleden. Dan verschijnt er een hoofd dat hem probeert weg te blazen. Ruslan weet zich staande te houden en bevraagt het hoofd. Het vertelt een verhaal over een zwaard dat hem, een reus, en zijn dwergbroer Chernomor, een boze tovenaar, zou doden. Door hem te onthoofden en het hoofd naar een verlaten land te toveren en het zwaard onder het hoofd te verbergen heeft Chernomor geprobeerd de vloek van zichzelf af te wenden. Nu Ruslan het zwaard heeft kan hij de vloek in vervulling doen gaan en tevens Lyudmila bevrijden die door Chernomor is ontvoerd.

Inmiddels is Farlaf bij Naina terecht gekomen die hem haar hulp heeft toegezegd om Lyudmila te bevrijden van Chernomor. In een volgende scène zien we Ratmir opduiken in Naina’s betoverde slot, vol verleidelijke dames, die hem van zijn queeste af proberen te brengen. Dan verschijnt daar ook zijn vroegere haremfavoriete Gorislava die zijn interesse zozeer weet te hernieuwen dat hij Lyudmila verder maar laat zitten. Ook Ruslan doet zijn intrede en vergeet bijna waarvoor hij is gekomen totdat Finn binnenkomt en hem weer op het juiste pad brengt, tot ongenoegen van Naina.

Middelerwijl is Lyudmila gevangen in het kasteel van Chernomor waar ze aan velerlei verleidingen wordt blootgesteld. Net op tijd verschijnt Ruslan die Chernomor weliswaar weet te doden maar niet kan verhinderen dat hij Lyudmila betovert waardoor ze in diepe slaap geraakt.

Yuri Minenko, Alexandrina Pendatchanska, Albina Shagimuratova, Mikhail Petrenko

Ruslan en Farlaf brengen Lyudmila teriug naar het hof. Ratmir en Gorislava gaan ook mee. Farlaf weet met Lyudmila te ontsnappen en komt als eerste bij Svetosar aan om zijn beloning op te eisen. Hij kan echter de betovering niet verbreken en ook Naina is niet in staat hem te helpen. Uiteindelijk lukt dat Ruslan wel, met behulp van Finn en dan zijn we weer terug aan het begin: het huwelijk van Ruslan en Lyudmila.

Twee elkaar tegenstrevende tovenaars, een diepe slaap, een betoverd slot, een zwaard dat uitkomst moet bieden, een pratend hoofd, een boze dwerg: zo ongeveer het hele standaardmateriaal uit een sprookje komt langs. Je kunt er ook Siegmund, Siegfried, Mime, Fafner, Klingsor en Brünnhilde in herkennen.

Het werk stond in 2011 op het programma van het Bolshoi ter gelegenheid van de heropening van dit theater na een jarenlange renovatie. Dmitri Tcherniakov werd aangetrokken voor de regie en volledige enscenering en de productie draagt overduidelijk zijn stempel. Bij aanvang zien we iedereen in klassieke kostuums, daarna volgen we de verschillende personages op hun tochten en zijn ze eigentijds gekleed.

Naina’s kasteel wordt getoond als een harem waar de verschillende dames zich op een brave manier verleidelijk gedragen. Omdat die scènes nogal lang duren lijkt het soms meer op een kinderfeestje dat een gerichte poging Ruslan en Ratmir van het pad af te brengen.

Chernomors kasteel oogt als een welness centrum waar het personeel achter de schermen seksfeesten houdt. Ook Lyudmila wordt bijna in de actie betrokken door een overmaatse masseur. Eenmaal terug aan het hof trekken de spelers hun kostuum uit de eerste akte weer aan , de hoofdpersonen blijven gekleed zoals ze aankwamen.

Rond dezelfde tijd was Tcherniakov bezig met de productie van Kitesh voor DNO, ook een hybride van klassiek en eigentijds. Svetlana Aksenova zong daarin de hoofdrol, ze zou ook heel goed in deze productie als Lyudmila op haar plaats zijn geweest.

De ouverture is zeer energiek, de verschillende solostukken hebben een veel bedaagder tempo. Tenor Charles Workman zingt verkleed als Bayan het lied dat de sfeer tijdens de bruiloft verpest. Even later is hij als Finn te horen. In een lange nogal eentonige monoloog vertelt hij hoe het zo gekomen is tussen hem en Naina. Workman geeft een fraaie vertolking van een niet zo interessante partij.

Sopraan Albina Shagimuratova heeft als Lyudmila twee grote solostukken, tijdens de bruiloft en in het paleis van Chernomor, beiden overtuigend gebracht.

De kleinere rol van Gorislava wordt op aantrekkelijke wijze vertolkt door sopraan Alexandrina Pendatchanska. Tcherniakov heeft haar gekleed in een zwart truitje en een geruit plooirokje,  de onschuld zelve.

De bas Almas Svilpa als Farlaf heeft zijn moment in de tweede akte. Zijn rondo doet wat denken aan Figaro’s ‘Largo al factotum’, een zeer degelijk optreden. Counter tenor Yoiuri Menenko (Ratmir) zingt een grote aria in de derde en een romance in de vijfde akte, beiden zeer geslaagd. Counter tenors vind ik onnatuurlijk klinken maar Minenko zingt bijna met een normale sopraan stem.

De bas Mikhail Petrenko neemt de rol van Ruslan voor zijn rekening, een wat ongebruikelijk stemtype voor een held op een queeste maar goed in overeenstemming met het karakter van zijn personage. Petrenko weet er in elk geval iets moois van te maken.

Albina Shagimuratova en Mikhail Petrenko:

De kleinere rollen van Svetosar en Naina komen voor rekening van de bas Vladimir Ognovenko en sopraan Elena Zaremba. Het hoofd heeft de stem van bariton Alexandre Polkovnikov.

Koor en dansers leveren een zeer geslaagde bijdrage aan de uitvoering. Het orkest van het Bolshoi staat onder leiding van Vladimir Jurowski die Glinka’s muziek in al zijn glorie uit de orkestbak laat komen.

Trailer :

Productiefoto’s: © Damir Yusupov/Bolshoi Theatre.

Authentieke Ruslan en Ludmila uit het Bolshoi

De voorstelling van ‘De legende van de onzichtbare stad Kitesj en het meisje Fevronja’ werd gedragen door Svetlana Aksenova. Ook op DVD

In alle opzichten mooie Roméo et Juliette in Salzburg

Tekst: Peter Franken

In 2008 stond Gounods grote romantische opera op het programma van de Salzburger Festspiele. Rolando Villazón zou bij die gelegenheid in Salzburg herenigd worden met Anna Netrebko waarmee hij in 2005 zoveel succes had geboekt in La traviata. Het mocht niet zo zijn, Netrebko moest afzeggen wegens zwangerschap. Geen nood, opkomst Nino Maichadze, een tot dan toe minder bekende sopraan die hier haar spreekwoordelijk invalmoment beleefde.

Photo © Ralph Orlowski/Getty Images)

De nog pas 25 jarige Georgische oogt en acteert als een tiener en zingt alsof ze al jaren actief is op de grote podia. De chemie tussen de twee lovers is aanstekelijk en op hun zang valt niets aan te merken: a perfect pair in alle opzichten. Met Villazon zou het al vrij snel bergafwaarts gaan vanwege chronische stemproblemen.

Maichadze is tot op heden een veelgevraagde sopraan met zo nu en dan een opmerkelijke repertoire keuze. Zo zong ze in 2024 bij Oper Frankfurt tweemaal Desdemona: zowel in de versie van Rossini als van Verdi.

Photo © Ralph Orlowski/Getty Images)

Regisseur Bartlett Sher en kostuumontwerper Catherine Zuber hadden zich naar eigen zeggen laten inspireren door Fellini’s film Casanova en een van de figuranten is dan ook uitgedost als deze archetypische rokkenjager. Om die reden is het verhaal verplaatst van de zestiende naar de achttiende eeuw.

Trailer van Felini’s Casanova:



Het moet gezegd, van die kostuums is zeer veel werk gemaakt en alle spelers zien er prachtig uit, al loopt Juliette om onduidelijke redenen na afloop van de eerste akte verder in een nachtjurk. Overigens moet mij van het hart dat de Fellini-citaten ons wel erg vaak om de oren vliegen, zijn verzameld werk wordt een must voor elke recensent.

Het toneel van de Felsenreitschule is ondiep wat de scènes met koor en figuranten tot een drukke onoverzichtelijke boel maakt. Sowieso was het beter geweest deze grote vijf-akter in het Großes Festspielhaus te programmeren. Nu moet alles in de breedte worden uitgespeeld wat soms tamelijk geforceerd overkomt, zeker in de schermscènes. In 2016 zou de productie worden overgenomen door de Metropolitan Opera en voor die gelegenheid werd door Michael Yeargan een nieuw decor ontworpen waarin de enscenering meer tot zijn recht kwam.

Roméo et Juliette is zo ongeveer het ultieme liefdesverhaal en behoeft geen enkele actualisering om het schrijnend karakter van deze geschiedenis bij de huidige toeschouwer ‘binnen te laten komen’. Geheel in overeenstemming daarmee volgt Bartlett keurig het libretto, afgezien dan van die ‘Casanova-aanpassing’.

Ik moest gaandeweg de voorstelling denken aan de uitspraak over opera van componist en intendant Rolf Liebermann in het liber amicorum voor Hans de Roo: ‘Het is de edelsteen in het bloeiende bloembed van de cultuur, een noodzakelijke luxe die het de mensen gemakkelijker maakt het hoofd te bieden aan de agressies van de maatschappij, een toverschip naar de oevers van de verbeelding. Een noodzakelijke luxe.’ Toepasselijker kan het haast niet dezer dagen.

Wat opvalt is de kwaliteit van de gespeelde gevechten. Als hiervoor gespecialiseerd personeel was ingezet had het er nauwelijks geloofwaardiger uit hebben kunnen zien. Mooi ook om vast te stellen dat er gewoon doorgezongen wordt tijdens het vechten. Elkaar beledigen is immers net zo belangrijk als elkaar verwonden, doden komt niet op de eerste plaats, dat is meer een bedrijfsongeval.

De rollen zijn over de gehele linie goed tot zeer goed bezet. Behalve de twee titelfiguren treedt Mikhail Petrenko op als Frère Laurent, oogt beetje jong maar compenseert dit met een perfecte voordracht die geen tegenspraak duldt.

Falk Struckmann is een opvallende keuze voor Le Comte Capulet maar het gaat hem goed af. Hij zingt in welluidend Frans en weet zijn stempel op de scènes te drukken waarin hij opkomt. Zijn flinke vibrato neem ik maar op de koop toe.

Russel Braun krijgt als Mercutio zelfs een open doekje voor zijn verhaal over reine Mab, niet eenvoudig om dit moeizame nummer tot leven te brengen.

Cora Burggraaf krijgt eveneens een warm onthaal na haar ‘Que fais tu, blanche trourterelle?’ Juan Francisco Gatell maakt van zijn Tybalt een ongelofelijke eikel, mooie typering, prima spel.

Yannick Nézet-Séguin heeft de muzikale leiding. Hij staat voor het Mozarteum Orchester Salzburg en het Konzertverein Wiener Staatsopernchor. Zij completeren het muzikale succes van de voorstelling.  

Laatste scène:


Bonus: dood van Juliette in verschillende talen



Ik ben Nino Machaidze!

Romeo en Julia volgens Gounod, Bellini en Zandonai

Jevgeni Onegin door de ogen van Stefan Herheim

onegindvd

Jevgeni Onjegin is een ware ‘antiheld’. Sterker: hij is een nogal saaie en verveelde kwast. Door nalatenschap is hij een rijk man geworden en heeft toegang tot de high society, maar alles verveelt hem en eigenlijk weet hij zelf niet wat hij wil. Hij kleedt zich volgens de laatste mode, de vraag is alleen of hij het doet omdat hij van mooie kleren houdt, of omdat het nu eenmaal zo hoort.

Want hoe de dingen horen dat weet hij wel. Hij maakt ook amper een ontwikkeling door in de loop van de opera. Hij doodt zijn beste vriend en zelfs dat laat hem onberoerd. Pas aan het eind wordt hij ‘wakker’ en er komt iets van een gevoel bij hem binnen. Niet echt iemand aan wie je een opera kan ophangen, vandaar ook dat voor veel mensen de echte hoofdpersoon niet Onjegin maar Tatyana is.

Wellicht. Maar één ding weet ik zeker: de opera gaat niet over de geschiedenis van Rusland. Net zo min trouwens als de roman in verzen van Poesjkin, waar het libretto, geschreven door de componist zelf, zeer losjes op is gebaseerd.

Er zijn veel prachtige voorstellingen van de opera gemaakt: denk aan Carsen, Tsjernjakov of Deborah Warren, om maar een paar te noemen. Daar hoort Herheims visie volgens mij niet bij. Bij de première vijf jaar geleden was het DNO-publiek buitengewoon enthousiast en de meeste recensenten spraken er met lof over.

Zelf vond het een misselijkmakend samenraapsel van van alles: bruine beren, astronauten, geestelijken, KGB, circus, Syberië, tsaren en de nieuwe rijken (lees: de Russische maffia). Maar het allerergste wat Herheim deed was het om zeep helpen van één van de ontroerendste tenoraria’s uit de operageschiedenis. Terwijl de arme Lenski (prima Andrej Dunaev) afscheid neemt van zijn liefde en zijn leven, wordt het beeld verstoord door de weggevoerde gevangenen.

Om één van mijn Engelse collega’s te citeren: “If a director wants an opera of Pushkin’s Onegin he should write a new libretto and commission appropriate new music. Otherwise, he deserves a visit from Tchaikovsky’s vengeful ghost….”

Bo Skovhus, ooit één van mijn lievelingszangers, voor wiens Onjegin ik ooit naar Parijs ben afgereisd, was de rol inmiddels ontgroeid. Maar het is nog steeds heel erg fijn om naar hem te kijken en te luisteren.

Krassimira Stoyanova daarentegen vind ik nog steeds één van de ontroerendste Tatyana’s uit de geschiedenis en Mikhail Petrenko zet een zeer imponerende Gremin neer, al oogt hij te jong voor zijn rol.

Het KCO onder Mariss Jansons klinkt werkelijk fantastisch: Jansons dirigeert volovergave, met brede gebaren, maar ook zeer lyrisch.

Trailer van de productie:

 

Pjotr Iljitsj Tsjaikovski
Jevgeni Onjegin
Bo Skovhus, Krassimira Stoyanova, Andrej Dunaev,
Mikhail Petrenko e.a.
Royal Concertgebouw Orchestra Amsterdam olv Mariss Jansons
regie: Stefan Herheim
Opus Arte OA 1067 D